SCIENTISME VERHEERLIJKT DE WETENSCHAP TEN ONRECHTE
Sciëntisme komt van het Latijnse woord scientia wat (grondige) kennis betekent. Sciëntisme is een oversized aan scientia. Het is een stroming, isme, waarbij alles verklaard dient te worden door de wetenschap, scientia.
Je zou kunnen zeggen dat wetenschap alles is volgens deze stroming maar de vraag is of alles wetenschappelijk verklaard kan worden. De meeste wetenschappers menen dat hooguit veel verklaard kan worden door de wetenschap maar nooit alles. Nu niet en nooit niet.
Omdat alles verklaard zou kunnen worden door dé wetenschap, krijgt deze stroming een negatieve connotatie. Er is sprake van een pejoratief gebruik van het woord sciëntisme. Pejoratief is afkomstig van het Latijns woord peior (malus, slecht, peior, slechter pessimus, het slechtst) wat slechter ofwel tamelijk slecht betekent.
Sciëntisme kan daarom de wetenschap, scientia, in een kwaad daglicht stellen. Dat is jammer want er zijn veel kundige en integere wetenschappers. En er zijn mooie ontdekkingen gedaan op medisch en natuurkundig gebied (etc.) door hen die helpend zijn en voor aanzienlijke vooruitgang hebben gezorgd...
Prof. A. van den Beukel ging in tegen dit sciëntisme. Hij schreef een boek met als titel "De dingen hebben hun geheim". De natuurkunde om maar wat te noemen, kan heel wat verklaren van de fysieke natuur maar beslist niet alles, zo oppert hij in dit boek. De dingen hebben hun geheim en houden hun geheim!
De Schepper geeft dus niet al Zijn geheimen aan ons prijs. Dat is wijs. Het gevaar bestaat, omdat we sinds het paradijs aan God gelijk willen zijn en menen zelf een nieuwe wereld te kunnen scheppen, dat we in onze waanwijsheid daardoor teveel (ver)sleutelen aan Zijn schepping en dat we daardoor soms niet meer weten hoe we alles dan weer in orde moeten krijgen. De ene crisis volgt de andere crisis dan op!
De dingen hebben dus hun geheim, Zijn geheim. Ook de wetenschap blijft daarom zwarte gaten houden. Zo blijft God toch nog Lückenbüßer, de gatenvuller, een laatste hulp bij ongelukken. Daar waar wij het niet weten roepen we God aan en eren we Hem.
Maar dát is wel een heel bescheiden rol die God van ons nog krijgt want Hem komt in alles de dank en lof toe. Hij gaf de wetenschapper wijsheid om de dingen te doorzien en om de gaten in onze kennis te verkleinen... We moeten God midden in ons leven wat Hij aan ons gaf, vinden en niet aan de randen van ons bestaan (geboorte, lijden. dood) volgens Bonhoeffer en dat zijn heel wijze woorden.
Bonhoeffer merkt op in zijn gevangenisbrieven "Widerstand und Ergebung", (Verzet en overgave): "Gott ist kein Lückenbüßer; nicht erst an den Grenzen unserer Möglichkeiten, sondern mitten im Leben muß Gott erkannt werden"
Sciëntisme komt van het Latijnse woord scientia wat (grondige) kennis betekent. Sciëntisme is een oversized aan scientia. Het is een stroming, isme, waarbij alles verklaard dient te worden door de wetenschap, scientia.
Je zou kunnen zeggen dat wetenschap alles is volgens deze stroming maar de vraag is of alles wetenschappelijk verklaard kan worden. De meeste wetenschappers menen dat hooguit veel verklaard kan worden door de wetenschap maar nooit alles. Nu niet en nooit niet.
Omdat alles verklaard zou kunnen worden door dé wetenschap, krijgt deze stroming een negatieve connotatie. Er is sprake van een pejoratief gebruik van het woord sciëntisme. Pejoratief is afkomstig van het Latijns woord peior (malus, slecht, peior, slechter pessimus, het slechtst) wat slechter ofwel tamelijk slecht betekent.
Sciëntisme kan daarom de wetenschap, scientia, in een kwaad daglicht stellen. Dat is jammer want er zijn veel kundige en integere wetenschappers. En er zijn mooie ontdekkingen gedaan op medisch en natuurkundig gebied (etc.) door hen die helpend zijn en voor aanzienlijke vooruitgang hebben gezorgd...
Prof. A. van den Beukel ging in tegen dit sciëntisme. Hij schreef een boek met als titel "De dingen hebben hun geheim". De natuurkunde om maar wat te noemen, kan heel wat verklaren van de fysieke natuur maar beslist niet alles, zo oppert hij in dit boek. De dingen hebben hun geheim en houden hun geheim!
De Schepper geeft dus niet al Zijn geheimen aan ons prijs. Dat is wijs. Het gevaar bestaat, omdat we sinds het paradijs aan God gelijk willen zijn en menen zelf een nieuwe wereld te kunnen scheppen, dat we in onze waanwijsheid daardoor teveel (ver)sleutelen aan Zijn schepping en dat we daardoor soms niet meer weten hoe we alles dan weer in orde moeten krijgen. De ene crisis volgt de andere crisis dan op!
De dingen hebben dus hun geheim, Zijn geheim. Ook de wetenschap blijft daarom zwarte gaten houden. Zo blijft God toch nog Lückenbüßer, de gatenvuller, een laatste hulp bij ongelukken. Daar waar wij het niet weten roepen we God aan en eren we Hem.
Maar dát is wel een heel bescheiden rol die God van ons nog krijgt want Hem komt in alles de dank en lof toe. Hij gaf de wetenschapper wijsheid om de dingen te doorzien en om de gaten in onze kennis te verkleinen... We moeten God midden in ons leven wat Hij aan ons gaf, vinden en niet aan de randen van ons bestaan (geboorte, lijden. dood) volgens Bonhoeffer en dat zijn heel wijze woorden.
Bonhoeffer merkt op in zijn gevangenisbrieven "Widerstand und Ergebung", (Verzet en overgave): "Gott ist kein Lückenbüßer; nicht erst an den Grenzen unserer Möglichkeiten, sondern mitten im Leben muß Gott erkannt werden"