Een verkenning van de complexe relatie tussen geloof en interpretatie binnen de christelijke theologie. Dit boek duikt in de hermeneutiek van de Vroege Kerk tot aan hedendaagse postmoderne uitdagingen en belicht de invloed van diverse theologische en filosofische stromingen op Bijbelinterpretatie. Auteur Ad Prosman emeritus-predikant in de PKN nodigt lezers uit tot kritische reflectie over moderne Bijbelwetenschap en de impact daarvan op kerk en persoonlijk geloof. Een essentiële gids die ons aanspoort onze interpretatieve vooronderstellingen te heroverwegen.
Dit boek is niet alleen een historische reis; het daagt ook uit tot reflectie over hoe wij de Bijbel vandaag de dag benaderen. Prosman stelt kritische vragen over de rol van de moderne en postmoderne Bijbelwetenschap en onderzoekt hoe de spanning tussen geloof en wetenschap de kerkelijke praktijk en het persoonlijke geloofsleven beïnvloedt.
PROSMAN HOUDT OP EEN WAARDIGE MANIER
DE (POST)MODERNE HERMENEUTIEK
TEGEN HET (BIJBELSE) LICHT
De schrijver
Ad Prosman is emerituspredikant in de PKN. Prosman heeft geen gemakkelijk onderwerp uitgekozen. Theologie en hermeneutiek: een problematische verhouding, is de naam van dit boek. Maar dit past blijkbaar bij hem. Hij promoveerde immers ook op de atheïst Nietzsche (Geloven na Nietzsche. Nietzsches nihilisme in de spiegel van de theologie (2007).
Een reis door de geschiedenis
Het boek zou je kunnen zien als een reis door de geschiedenis van de theologie en hermeneutiek. Deze reis levert aardig wat haltes op waar Prosman samen met ons uitstapt en ons toont wat er te zien en te leren valt en dat is veel...
De eerste halte: de Vroege Kerk
Prosman staat vooral stil bij Origenes. Origenes van Alexandrië (ca. 185 - 253/254 n. Chr.) was weer schatplichtig in zijn uitleg aan de Jood Philo (20 v.Chr. – 50 n. Chr.). Philo wilde het Oude Testament voor de heidenen aantrekkelijk maken. Dit deed hij door de teksten anders te lezen, de zogenaamde allegorese. Origenes nam dit over. Het gevaar van deze allegorese is dat deze uitleg de tekst laat buikspreken en dus laat zeggen wat de schrijver wenst te zeggen. De kerkvaders in de vroege kerk hadden echter wel eerbied voor de Schrift en met name voor Jezus, het Woord (logos). Ook Origenes had eerbied voor Gods Woord maar hij ging weleens over de rand en om die reden is zijn Bijbeluitleg op het concilie van Constantinopel in 553 na Christus veroordeeld. Toch viel zijn allegorese veelal samen met typologie. Typologie wil zeggen dat personen uit het Oude Testament zoals Simson of Jona Jezus typeerden, uitbeelden (maar ook zaken typeerden Jezus zoals het brandofferaltaar). Deze hermeneutiek mag dan een smalle focus hebben, dat heeft de bevrijdingstheologie ook maar in deze uitleg komen belangrijke geestelijke zaken aan de orde die de modernen veelal terzijde hebben geschoven.
De tweede halte: de Reformatie
De breuk met de Middelleeuwen trad in bij Luther. Hij nam afstand van de allegorese. Wat er staat, moet men staan laten. Luther was het niet alleen te doen om de letter van de tekst maar veel meer ging het hen om het geestelijke verstaan van de Schrift. Gods Woord is volgens Luther geestelijk van aard. Luther zag Christus als de diepere inhoud van Gods Woord. Calvijn ging in dat spoor... De Reformatie zette de Schrift dus centraal en de Schrift legt zichzelf uit. Daar is niet de visie van de kerk voor nodig maar ook niet een hermeneutische truc of foefje. De uitlegger moet de Schrift laten spreken en dan worden hoorders in hun hart getroffen. Het centrum van de prediking is de rechtvaardiging van de goddeloze.
De derde halte: de moderne theologie
Descartes was de filosoof die de rede centraal stelde. Sindsdien moet alles verstandelijk gezien kloppen. De moderne theologie deed zijn intrede en de Schriftkritiek. Met alle gevolgen van dien voor de uitleg van de Bijbel. De Bijbelse geschiedenis werd gekuist volgens de rede. Wonderen en bovennatuurlijke gebeurtenissen werden gebrandmerkt als fictie. Deze hermeneutiek was funest en speelt nog steeds een rol in de Bijbelwetenschappen.
Prosman tekent ook een zeker omslagpunt. Dat kwam met Rudolf Bultmann. Hij legde al de nadruk op de verkondigde Jezus en niet op de historische Jezus. Graven naar de historische Jezus was volgens Bultmann zinloos. Die vind je toch niet. Het gaat volgens hem om de boodschap. Volgens Bultmann moest de Bijbel ontmythologiseerd worden. De moderne mens is niet ontvankelijk voor wonderen. Dat was de mens destijds wel. De mens van nu is niet de mythische mens maar de logische mens. Om de verkondiging doorgang te laten vinden, moeten alle blokkades terzijde geschoven worden.
Persoonlijke opmerking bij de derde halte
Bij Bultmann zie je de contouren van een moderne hermeneutiek. Bultmann had volgens Prosman goede contacten met Gadamer (de vader van de moderne hermeneutiek). Bultmann accepteerde de kaalslag van de historische kritiek niet (hij zag het wel als een gegeven) en ging opzoek naar de boodschap en de theologie van de Schrift voor de moderne mens. Bultmann nam daarbij de moderne mens en diens huiver voor wonderen en diens vertrouwen in het natuurwetenschappelijke wereldbeeld als uitgangspunt. Bij Bultmann staat de Schrift niet centraal maar de moderne mens. Dit leidt deels tot het accepteren van de Schriftkritiek maar bij Bultmann staat echter de centrale boodschap van de Schrift niet heel ver weg van de Reformatie (wel in de bevinding). De mens heeft het voor het zeggen en niet de Schrift. De vraag die bij Bultmann gesteld kan worden is: als wonderen niet echt zijn gebeurd is dan de boodschap van de Schrift, dat Jezus een verzoening is voor de zonde, wel geloofwaardig? Waarom is wel het ene waar en het andere niet?
De vierde halte: de (post)moderne hermeneutiek
Na de kaalslag van de historisch kritische methode komt er weer ruimte voor de boodschap van de Schrift. Dat lijkt winst maar er gaan wel wissels om. Zo zette Schleiermacher (1768-1834) zich weliswaar af tegen het rationalisme. Maar hij zette niet de Bijbel centraal maar het gevoel, de menselijke ontvankelijkheid voor het oneindige. Niet langer staat de tekst centraal. Hoewel Schleiermacher nog gericht is op de intentie van de auteur raakt dit bij zijn volgers steeds meer uit beeld. Steeds meer komt lezer, hoorder en diens verstaanshorizon centraal te staan. Het rationeel begrijpen van de tekst is niet genoeg volgens Schleiermacher maar het moet ook komen tot een persoonlijk verstaan. Dit lijkt Reformatorisch maar dit persoonlijke verstaan van de moderne hermeneutiek is niet alleen gelegen in de tekst van de Bijbel (sola scriptura) maar ook in de context van de hoorder/lezer. Nieuwere lezers bekijken de eeuwenoude teksten vanuit hun nieuwere contexten... en komen tot nieuwe inzichten. Steeds meer komt dus de eigen context van de hoorder centraal te staan bij Gadamer (1900-2002) en Ricoeur (1913-2005) krijgt dit een hoogtepunt of beter gezegd vanuit Reformatorisch perspectief: een dieptepunt. Aan beide hermeneuten wijdt Prosman een heel hoofdstuk (11 aan Gadamer en 12 aan Ricoeur).
Halte vijf: de tegenstem van Wolfgang Pannenberg en Günter Figal
In het derde deel stond de moderne hermeneutiek centraal die heb ik besproken bij halte vier. In het vierde deel staat theologie en hermeneutiek centraal. In dit vierde deel confronteert Prosman de moderne hermeneutiek van met name Gadamer met de degelijke theologie van Günter Figal (1949-2024). Figal fungeert dus als tegenstem samen met Wolfgang Pannenberg (1928-2014). Volgens Pannenberg is God geheel verbonden met de geschiedenis vooral door zijn Zoon Jezus die mens geworden is en gestorven is en opgestaan is. Zo heeft Hij getoond de ware God te zijn (soort Karmel-gericht). Uit 1 Korinthe 15:25 blijkt dat Christus koninklijk de belangrijkste vijand, de dood heeft overwonnen. Prosman heeft ook zijn vragen richting Pannenberg. Bij Pannenberg is de geschiedenis een open proces. Figal plaatst tegenover de moderne mondige mens van Gadamer de Schrift zelf. Volgens Figal kan de Schrift niet al onze vragen beantwoorden en daarbij komt dat onze vragen lang niet altijd de juiste vragen zijn. De Schrift laten versmelten met onze verstaanshorizon heeft het gevaar in zich dat de tegenstem en vreemde stem van de Schrift, die ons corrigeren het zwijgen wordt opgelegd.
Halte zes: de hermeneutiek van het kruis
Ging de moderniteit nog uit van het geheel. De postmoderniteit kent alleen delen. Het is daarom niet meer mogelijk om een theologie van het Oude - en Nieuwe Testament te schrijven. In plaats van het geheel is er de persoonlijk context voor in de plaats gekomen. Prosman is kritisch op deze hermeneutiek. Op deze manier dreigt de Bijbel een helpdesk te worden voor acute postmoderne vragen. Prosman merkt op: "Wie eerlijk met de Bijbel omgaat is er voor beducht zijn eigen antwoord terug te willen lezen in de Bijbel. En die ontdekt het tegenovergestelde: de tekst stelt een vraag aan ons!". Prosman is bang voor het postmoderne hermeneutiek omdat die de waarheid relativeert Maar ook voor de moderne hermeneutiek omdat die teveel uitgaat van een absolute waarheid die ook de Bijbel geweld aandoet. Toch kent de Bijbel wel een kern: namelijk kruis en opstanding. Een goede hermeneutiek is kritisch richting de mens en stelt diens verzet tegen het heil en de Heiland aan de kaak maar wijst ook op de helende werking van het kruis en de heerlijke toekomst: de opstanding.
Beoordeling
Prosman heeft mijns inziens een heel pittige, gedegen academische studie geschreven over de verhouding theologie en hermeneutiek. Prosman stelt in deze studie heel goede en terechte vragen bij de postmoderne hermeneutiek van onder anderen Gadamer en Ricoeur. Om die hermeneutiek maakt hij zich zorgen. Jammer is het echter dat hij geen concrete voorbeelden gebruikt om zijn zorg praktisch toe te lichten. Daarom blijf ik met vragen zitten zoals deze: Denkt Prosman aan een nieuwe lezing van de ambtsleer van Paulus? Wij leven nu immers in een andere sociale context dan Paulus!
We zoomen even meer in. Bij mannen als Gadamer speelt de eigen context van de lezer een (veel te) grote rol. Prosman voelt die benadering, zoals reeds gezegd is, stevig aan de tand en dit is geheel in de lijn met dr. Wilschut. Wilschut merkt heel scherp op in de Waarheidsvriend: "In postmoderne benaderingen van de Bijbel – mede onder invloed van Gadamer – valt een eenduidige Bijbeluitleg weg. Het roept het beeld op van een moeras. De Schrift blijkt niet haar eigen uitlegster, maar wordt onderworpen aan onvermijdelijke willekeur van de lezer".
Prosman wijst in deze studie op de gevaren van dit moeras. Voor je het weet, zak je als lezer weg in je eigen vragen... en raak je de vaste grond van de Schrift, de Rots van de eeuwen, kwijt. Prosman heeft echter wel een lange adem. Bij hem kom je geen oneliners tegen. Nergens spreekt hij van een moeras. Dat maakt deze studie tot een overwogen en een waardig academische studie. Prosman schopt niemand tegen de schenen en gaat er nergens met een gestrekt been in. Hij blijft de bal spelen...
Het boek is bestelbaar bij:
https://eburon.nl/product/theologie-en-hermeneutiek/