Athanasius als bestrijder der Arianen
De schrijver
G. de Wilde is de schrijver van dit proefschrift. Hij promoveerde in 1868 op dit proefschrift aan de universiteit van Groningen. In zijn voorwoord bedankt De Wilde onder anderen Petrus Hofstede de Groot een bekende hoogleraar destijds in Groningen die behoorde tot de moderne richting, de zogenaamde Groninger Godgeleerden. De Groninger Godgeleerden wilden een aantal oude kerkelijke dogma's aanpassen aan de nieuwere inzichten.
De opzet van deze studie
Het boek telt 8 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 staat een korte levensbeschrijving van Athanasius en in hoofdstuk 2 verkent de schrijver de leer van de Godheid van Christus in de eerste drie eeuwen. In hoofdstuk 3 tekent de schrijver de visie van Arius en de Arianen. In hoofdstuk 4 het begin van de Ariaanse twisten, de kerkvergadering van Nicea en de invloed van Athanasius aldaar. In hoofdstuk 5 beschrijft hij de dogmatische bestrijding van de Arianen door Athanasius en in hoofdstuk 6 de exegetische bestrijding van de Arianen door Athanasius. In hoofdstuk 7 vindt een beoordeling plaats van Athanasius als bestrijder van de Arianen.
Het onderzoek en de uitkomst
G. de Wilde die in het spoor van de Groninger Godgeleerden gaat, kijkt in zijn proefschrift of Athanasius de Arianen en Arius dogmatisch en exegetisch gezien op een goede wijze bestreed. Athanasius was een felle bestrijder van Arius en de Arianen en werd in zijn tijd wisselend beoordeeld maar uiteindelijk blies men voor hem na zijn dood de loftrompet en dat is zo gebleven. G. de Wilde meent aan het einde van zijn studie te moeten concluderen dat 'Athanasius niet die lof als bestrijder der Arianen verdient, welke hij zo dikwijls is waardig gekeurd'. Zowel exegetisch als dogmatisch sloeg Athanasius volgens De Wilde de plank mis.
De strijd van destijds
De Wilde tekent de strijd tegen Arius die in Alexandrië ontstond treffend. Het begon met een discussie tussen bisschop Alexander en zijn ouderling Arius. Arius beweerde dat Jezus voor alle tijden werd geschapen. Alexander schreef over deze situatie ook andere bisschoppen aan. Dit werkte als een olievlek. Er ontstond een partij der Arianen. Athanasius was toen diaken in Alexandrië. Hij was een geleerd man en doorkneed in het Grieks en de klassieke oudheid. Hij was helaas het Hebreeuws niet machtig. Omdat de eenheid van zijn rijk in het geding was, belegde keizer Constantijn een concilie in Nicea. Op dat concilie bestreed Athanasius Arius te vuur en te zwaard. De Arianen werden veroordeeld maar de rust keerde in Alexandrië niet terug. Diverse keren werd Athanasius weggezonden als de boosdoener maar uiteindelijk wist hij te overwinnen. Heel zijn leven stond in het teken van het bestrijden van de Arianen. Hij nam het keer op keer op voor de Godheid van Jezus en diens lof en eer.
Te kritisch
Bij het nagaan van de dogmatische en exegetische bestrijding van Athanasius van de Arianen is De Wilde mijns inziens te kritisch. Zonder meer maakte Athanasius fouten. Waar gehakt wordt, vallen spaanders! Athanasius had een zwakke kant. Hij was het Hebreeuws niet machtig en gebruikte dus de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Dat deed Arius ook. De Septuaginta geeft Spreuken 8:22 als volgt weer: 'De Heere heeft Mij gemaakt in het beginsel van Zijn werken'. Het Hebreeuwse woord dat in de eigenlijke grondtekst staat, is hier verkeerd vertaald in de Septuaginta. Het gaat hier niet om 'maken' maar om 'bezitten'. Dus dient men te vertalen: 'De Heere bezat Mij in het beginsel van Zijn werken' De vraag is ook of in deze tekst de wijsheid op zichzelf genomen moet worden of dat de wijsheid het type van Jezus is of dat de wijsheid direct op Jezus ziet als de Zoon van God maar dit even terzijde. Athanasius moest door zijn foutieve lezing van deze tekst tot een verwrongen uitleg komen om deze tekst, die in de Septuaginta zou pleiten voor Jezus als eerst geschapene, weg te houden uit het kamp van de Arianen. De Wilde legt daar terecht de vinger bij.
Te stevige conclusies
Toch vind ik het te ver gaan om alle exegetische en dogmatische punten die Athanasius naar voren brengt als zwak te duiden. Als Johannes zegt in zijn evangelie van Jezus als het Woord (1:3): 'Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is'. Dan zou Jezus ook Zichzelf gemaakt moeten hebben op grond van deze tekst volgens de Arianen. Maar kan Jezus de Schepper en Maker zijn van Zichzelf? Hier legt Athanasius mijns inziens de vinger bij de juiste plek. Jezus kan nooit geschapen zijn als Hij alles gemaakt heeft want dan zou Hij zijn eigen Schepper zijn. De Schepper kan niet Zichzelf scheppen en is Hij inderdaad geschapen zoals de Arianen beweren (en dan is Hij dus een schepsel) dan kan Hij nooit de Schepper zijn van alles. Dit laatste wordt wel beweerd door de apostel Johannes. Hier wankelt mijns inziens de leer van de Arianen.
Athanasius en de kerkvaders
De Wilde heeft gelijk dat Athanasius wel eens mistastte in zijn uitleg. Ook heeft De Wilde gelijk dat de vroege kerkvaders niet eenduidig waren over de verhouding tussen de Vader en de Zoon. Een aantal kerkvaders zag de Vader toch als de Meerdere (de zogenaamde subordinatie van de Zoon). Daarmee ontkenden zij echter de Godheid van Jezus niet en zij waren om die reden mijlen ver verwijderd van het kamp van de Arianen die Jezus zagen als het hoogste schepsel. De kerkvaders bivakkeerden mijns inziens vlak naast Athanasius in hun visie op de Godheid van Jezus.
Calvijn en de kerkvaders
Calvijn merkt op bij Johannes 17:21:( 'Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld zal geloven, dat Gij Mij gezonden hebt') 'Velen uit de Kerkvaders hebben het wel beslist zo uitgelegd, dat Christus een is met de Vader omdat Hij eeuwig God is. Maar zij zijn door de strijd met de Arianen daartoe vervoerd, dat zij die korte uitspraken in een verkeerde zin genomen hebben'. Hier corrigeert Calvijn de kerkvaders. Calvijn merkt fijntjes op bij Johannes 1:3 ('Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is'): 'Waar de apostel Johannes verklaard heeft dat het Woord God is (in de vorige verzen) en zijn eeuwig wezen geleerd heeft, daar bewijst de apostel Johannes nu zijn Godheid uit zijn werken'. Hier onderschrijft Calvijn de leer van de Godheid van Jezus die Athanasius voorstond volledig. Deze subtiele kritiek van Calvijn is afwezig in dit proefschrift. Dat kan ook haast niet anders als Petrus Hofstede de Groot, een Groninger Godgeleerde een van de promotoren is.
De schrijver
G. de Wilde is de schrijver van dit proefschrift. Hij promoveerde in 1868 op dit proefschrift aan de universiteit van Groningen. In zijn voorwoord bedankt De Wilde onder anderen Petrus Hofstede de Groot een bekende hoogleraar destijds in Groningen die behoorde tot de moderne richting, de zogenaamde Groninger Godgeleerden. De Groninger Godgeleerden wilden een aantal oude kerkelijke dogma's aanpassen aan de nieuwere inzichten.
De opzet van deze studie
Het boek telt 8 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 staat een korte levensbeschrijving van Athanasius en in hoofdstuk 2 verkent de schrijver de leer van de Godheid van Christus in de eerste drie eeuwen. In hoofdstuk 3 tekent de schrijver de visie van Arius en de Arianen. In hoofdstuk 4 het begin van de Ariaanse twisten, de kerkvergadering van Nicea en de invloed van Athanasius aldaar. In hoofdstuk 5 beschrijft hij de dogmatische bestrijding van de Arianen door Athanasius en in hoofdstuk 6 de exegetische bestrijding van de Arianen door Athanasius. In hoofdstuk 7 vindt een beoordeling plaats van Athanasius als bestrijder van de Arianen.
Het onderzoek en de uitkomst
G. de Wilde die in het spoor van de Groninger Godgeleerden gaat, kijkt in zijn proefschrift of Athanasius de Arianen en Arius dogmatisch en exegetisch gezien op een goede wijze bestreed. Athanasius was een felle bestrijder van Arius en de Arianen en werd in zijn tijd wisselend beoordeeld maar uiteindelijk blies men voor hem na zijn dood de loftrompet en dat is zo gebleven. G. de Wilde meent aan het einde van zijn studie te moeten concluderen dat 'Athanasius niet die lof als bestrijder der Arianen verdient, welke hij zo dikwijls is waardig gekeurd'. Zowel exegetisch als dogmatisch sloeg Athanasius volgens De Wilde de plank mis.
De strijd van destijds
De Wilde tekent de strijd tegen Arius die in Alexandrië ontstond treffend. Het begon met een discussie tussen bisschop Alexander en zijn ouderling Arius. Arius beweerde dat Jezus voor alle tijden werd geschapen. Alexander schreef over deze situatie ook andere bisschoppen aan. Dit werkte als een olievlek. Er ontstond een partij der Arianen. Athanasius was toen diaken in Alexandrië. Hij was een geleerd man en doorkneed in het Grieks en de klassieke oudheid. Hij was helaas het Hebreeuws niet machtig. Omdat de eenheid van zijn rijk in het geding was, belegde keizer Constantijn een concilie in Nicea. Op dat concilie bestreed Athanasius Arius te vuur en te zwaard. De Arianen werden veroordeeld maar de rust keerde in Alexandrië niet terug. Diverse keren werd Athanasius weggezonden als de boosdoener maar uiteindelijk wist hij te overwinnen. Heel zijn leven stond in het teken van het bestrijden van de Arianen. Hij nam het keer op keer op voor de Godheid van Jezus en diens lof en eer.
Te kritisch
Bij het nagaan van de dogmatische en exegetische bestrijding van Athanasius van de Arianen is De Wilde mijns inziens te kritisch. Zonder meer maakte Athanasius fouten. Waar gehakt wordt, vallen spaanders! Athanasius had een zwakke kant. Hij was het Hebreeuws niet machtig en gebruikte dus de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Dat deed Arius ook. De Septuaginta geeft Spreuken 8:22 als volgt weer: 'De Heere heeft Mij gemaakt in het beginsel van Zijn werken'. Het Hebreeuwse woord dat in de eigenlijke grondtekst staat, is hier verkeerd vertaald in de Septuaginta. Het gaat hier niet om 'maken' maar om 'bezitten'. Dus dient men te vertalen: 'De Heere bezat Mij in het beginsel van Zijn werken' De vraag is ook of in deze tekst de wijsheid op zichzelf genomen moet worden of dat de wijsheid het type van Jezus is of dat de wijsheid direct op Jezus ziet als de Zoon van God maar dit even terzijde. Athanasius moest door zijn foutieve lezing van deze tekst tot een verwrongen uitleg komen om deze tekst, die in de Septuaginta zou pleiten voor Jezus als eerst geschapene, weg te houden uit het kamp van de Arianen. De Wilde legt daar terecht de vinger bij.
Te stevige conclusies
Toch vind ik het te ver gaan om alle exegetische en dogmatische punten die Athanasius naar voren brengt als zwak te duiden. Als Johannes zegt in zijn evangelie van Jezus als het Woord (1:3): 'Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is'. Dan zou Jezus ook Zichzelf gemaakt moeten hebben op grond van deze tekst volgens de Arianen. Maar kan Jezus de Schepper en Maker zijn van Zichzelf? Hier legt Athanasius mijns inziens de vinger bij de juiste plek. Jezus kan nooit geschapen zijn als Hij alles gemaakt heeft want dan zou Hij zijn eigen Schepper zijn. De Schepper kan niet Zichzelf scheppen en is Hij inderdaad geschapen zoals de Arianen beweren (en dan is Hij dus een schepsel) dan kan Hij nooit de Schepper zijn van alles. Dit laatste wordt wel beweerd door de apostel Johannes. Hier wankelt mijns inziens de leer van de Arianen.
Athanasius en de kerkvaders
De Wilde heeft gelijk dat Athanasius wel eens mistastte in zijn uitleg. Ook heeft De Wilde gelijk dat de vroege kerkvaders niet eenduidig waren over de verhouding tussen de Vader en de Zoon. Een aantal kerkvaders zag de Vader toch als de Meerdere (de zogenaamde subordinatie van de Zoon). Daarmee ontkenden zij echter de Godheid van Jezus niet en zij waren om die reden mijlen ver verwijderd van het kamp van de Arianen die Jezus zagen als het hoogste schepsel. De kerkvaders bivakkeerden mijns inziens vlak naast Athanasius in hun visie op de Godheid van Jezus.
Calvijn en de kerkvaders
Calvijn merkt op bij Johannes 17:21:( 'Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld zal geloven, dat Gij Mij gezonden hebt') 'Velen uit de Kerkvaders hebben het wel beslist zo uitgelegd, dat Christus een is met de Vader omdat Hij eeuwig God is. Maar zij zijn door de strijd met de Arianen daartoe vervoerd, dat zij die korte uitspraken in een verkeerde zin genomen hebben'. Hier corrigeert Calvijn de kerkvaders. Calvijn merkt fijntjes op bij Johannes 1:3 ('Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is'): 'Waar de apostel Johannes verklaard heeft dat het Woord God is (in de vorige verzen) en zijn eeuwig wezen geleerd heeft, daar bewijst de apostel Johannes nu zijn Godheid uit zijn werken'. Hier onderschrijft Calvijn de leer van de Godheid van Jezus die Athanasius voorstond volledig. Deze subtiele kritiek van Calvijn is afwezig in dit proefschrift. Dat kan ook haast niet anders als Petrus Hofstede de Groot, een Groninger Godgeleerde een van de promotoren is.