De (theo)logische visie tijdens en na Dordt
1.1 De theologische visie van de Dordtse vaderen (1618-1619)
'Deze dood van de Zoon van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld' (DL 2 art. 3).
De Dordtse vaderen hebben zoals hierboven geschreven staat in hun leerregels de Schrift na gesproken. Ze hebben de algenoegzaamheid van het Offer van Christus benadrukt. Het Offer van Christus is voldoende voor de redding van heel de wereld, stelden ze. Daarom kan en mag aan elke hoorder het evangelie worden verkondigd dat wie in de Gekruisigde Christus gelooft, zalig zal worden. Dat de Dordtse vaderen de Schrift na spraken, blijkt als we hun visie vergelijken met de brief van Johannes waar we lezen (2:1-2): 'Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de gehele wereld'. Hier staat niet dat Christus de hele wereld verzoend heeft maar dat Hij een verzoening is voor heel de wereld. Kortom er is genoeg kracht in het bloed van Jezus. Iedereen kan zalig worden. Aan het bloed ligt het niet. Dat is voldoende aanwezig... De Dordtse vaderen spraken dus de Schrift na en deden aan theologie(woord van God). Zij hielden er een theologische visie op na toen ze stelden dat het Offer van Jezus 'van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld' (DL 2 art. 3).
1.2 De logische visie van Johannes Maccovius (1588-1644)
Maccovius echter leerde de beperkte verzoening en deed aan logica. Hij sprak Aristoteles na. Het zoenbloed is alleen voor de uitverkorenen en dus niet genoegzaam voor heel de wereld. Dat achtte Maccovius onlogisch. God verspilt zijn genade niet. Lubbertus leerde in de lijn van de meerderheid van de Dordtse vaderen dat de verzoening genoegzaam (sufficiënt) is voor heel de wereld maar doelmatig (effectief) is voor de uitverkorenen. Om die reden is het evangelie ernstig en welmenend richting alle hoorders. Lubbertus stelde dat daarom niemand te verontschuldigen is omdat er genoeg zoenbloed is. Christus is een verzoening voor de zonde van heel de wereld. God is dus absoluut geen auteur van de ondergang van de goddelozen. Hun verderf is terecht als zij het zoenbloed terzijde stellen. Lubbertus klaagde Maccovius aan tijdens de synode vanwege diens logische visie op de reikwijdte van het zoenbloed van Christus.
1.3 In de minne geschikt
Op het punt van de zonde had de scholastische Maccovius ook een stevige visie. Hij stelde dat God de zonde gewild heeft. Daarbij leek het er verdacht veel op dat God de auteur was van de zonde. Dit leverde hem een berisping op van de Dordtse synode. Amesius stond toen nog achter Maccovius. Later keerde ook Amesius, die les gaf aan de universiteit van Franeker, zich tegen Maccovius. Vooral toen Maccovius stelde dat de levendmaking logisch voorafgaat aan het geloof. Vanwege dit punt en zijn goddeloze levenswandel keerde Amesius zich tegen Maccovius (zie ook het artikel over Johannes Maccovius). De Dordtse vaderen hebben de zaak tijdens de synode in de minne geschikt maar ze hadden er volgens sommigen beter aangedaan om Maccovius harder aan te pakken en af te zetten als docent aan de universiteit van Franeker. Vanuit de latere ontwikkelingen is dat niet geheel onterecht. Maccovius leidde een liederlijk leven en gaf alleen voeding aan de hersens van de studenten. Hij bereikte niet hun hart.
1.4 De doordachte Voetius
In de commissie die tijdens de synode de zaak Maccovius beoordeelde en Maccovius berispte, zat ook Voetius. Voetius was mild richting Maccovius. Voetius maakte zelf ook gebruik van de logica van Aristoteles zij het in gekuiste versie. Bij Voetius ging namelijk het geloof in de Schrift voorop en volgde de logische redenering. Voetius stelde dat ook in de Schrift zelf logische conclusies worden getrokken. Zo concludeert Paulus dat als er geen opstanding zou zijn ook ons geloof ijdel zou zijn (2 Korinthe15 vers 13 en 14).Volgens Voetius mag een theoloog in gelovige gehoorzaamheid aan de Schrift dit ook doen. Voetius doordacht om die reden zonder schroom de Schrift op scholastische wijze. Hij legde echter niet de Schrift door de logica het zwijgen op. Voetius zag de logica als een nuttig en zelfs noodzakelijk instrument om de Schrift te verstaan en doordenken. De Schrift kan volgens Voetius in zijn geschrift Over de menselijke rede in de geloofszaken (De ratione humana in rebus fidei) niet verstaan worden zonder redelijke gevolgtrekkingen. De Schrift zelf is namelijk gericht op het redelijke denken van de mens. De mens is namelijk geen stom dier en mag zich zo dus ook niet gedragen, volgens Voetius, De mens heeft een logisch denkvermogen dat hij dient te gebruiken De Schrift doet een beroep op dat denkvermogen.
1.5 De logische visie van dr. C. Steenblok
Dr C. Steenblok die promoveerde op Voetius (zie het artikel over Voetius en de sabbat) stelde in zijn proefschrift in zijn 10de stelling dat na de zondeval de logische denkfunctie van de mens niet aangetast is. Dit is een gevaarlijke stelling. Theologie bedrijft men nooit waardevrij. De rede is niet geheel neutraal maar aan de persoon gebonden. Dooyeweerd verzette zich tegen de autonome zelfgenoegzaamheid en vermeende neutraliteit van de menselijke rede, één van de dogma’s van veel Verlichtingsfilosofie. De logica mag dan een neutrale methode lijken, diegene die de logica hanteert, bepaalt ook welke kant men opgaat met de gevolgtrekkingen volgens Dooyeweerd. De kant die men opgaat, heeft te maken met iemands levensovertuiging. Een vrijzinnige maakt andere gevolgtrekkingen dan een rechtzinnige daar hij andere uitgangspunten heeft waarop hij doorredeneert.
1.6 De beperkte verzoening en een beperkt aanbod
Ook Steenblok leerde net als Johannes Maccovius dat het Offer van Christus niet algenoegzaam is en mag aangeboden worden aan alle hoorders. Dit is volgens Steenblok niet in overeenstemming met de uitverkiezing. Christus´ Offer is er alleen voor de uitverkorenen (C. Harinck ´De prediking van het evangelie´ p. 225). C. Harinck merkt op onder het kopje ´Logische conclusie': ´Deze logische conclusie overheerst het gehele denken van dr. Steenblok. Hij concludeert steeds vanuit de praktijk en vanuit het verborgen besluit. De praktijk leert dat alle hoorders de roeping van het evangelie niet gehoorzamen en verstaan. Daarom geldt de belofte van het evangelie niet alle hoorders´(C. Harinck ´De prediking van het evangelie´ p. 226).
1.7 Slotconclusie
We hebben gesteld (1.5 en 1.6) dat Steenblok het woord van God (theologie) ingeruild heeft voor een menselijke filosofie (logica). In de persoon van Steenblok en zijn volgelingen herleeft de logische visie van Johannes Maccovius (1.2 en 1.3) Luther noemde de rede de grote hoer die de mens verleidt en de verkeerde kant op wijst. Tegelijkertijd is het waar wat Voetius zei dat men niet zonder logisch redeneren kan mits men maar leerling blijft van de Schrift. Maccovius (1.2 en 1.3) en Steenblok (1.5 en 1.6) werden echter leermeester van de Schrift zonder eerst leerling te zijn en blijven en legden de Schrift op cruciale punten (de algenoegzaamheid van het Offer en het aanbod van genade) het zwijgen op. Het is daarom beter om de Dordtse leerregels van de Dordtse vaderen ter hand te nemen. Zij bleven leerjongeren van de Schrift en vanuit die levenspraktijk poogden ze leermeester te zijn (1.1). Kortom: hoe dichter bij Dordt des te beter het wordt!
1.1 De theologische visie van de Dordtse vaderen (1618-1619)
'Deze dood van de Zoon van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld' (DL 2 art. 3).
De Dordtse vaderen hebben zoals hierboven geschreven staat in hun leerregels de Schrift na gesproken. Ze hebben de algenoegzaamheid van het Offer van Christus benadrukt. Het Offer van Christus is voldoende voor de redding van heel de wereld, stelden ze. Daarom kan en mag aan elke hoorder het evangelie worden verkondigd dat wie in de Gekruisigde Christus gelooft, zalig zal worden. Dat de Dordtse vaderen de Schrift na spraken, blijkt als we hun visie vergelijken met de brief van Johannes waar we lezen (2:1-2): 'Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de gehele wereld'. Hier staat niet dat Christus de hele wereld verzoend heeft maar dat Hij een verzoening is voor heel de wereld. Kortom er is genoeg kracht in het bloed van Jezus. Iedereen kan zalig worden. Aan het bloed ligt het niet. Dat is voldoende aanwezig... De Dordtse vaderen spraken dus de Schrift na en deden aan theologie(woord van God). Zij hielden er een theologische visie op na toen ze stelden dat het Offer van Jezus 'van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld' (DL 2 art. 3).
1.2 De logische visie van Johannes Maccovius (1588-1644)
Maccovius echter leerde de beperkte verzoening en deed aan logica. Hij sprak Aristoteles na. Het zoenbloed is alleen voor de uitverkorenen en dus niet genoegzaam voor heel de wereld. Dat achtte Maccovius onlogisch. God verspilt zijn genade niet. Lubbertus leerde in de lijn van de meerderheid van de Dordtse vaderen dat de verzoening genoegzaam (sufficiënt) is voor heel de wereld maar doelmatig (effectief) is voor de uitverkorenen. Om die reden is het evangelie ernstig en welmenend richting alle hoorders. Lubbertus stelde dat daarom niemand te verontschuldigen is omdat er genoeg zoenbloed is. Christus is een verzoening voor de zonde van heel de wereld. God is dus absoluut geen auteur van de ondergang van de goddelozen. Hun verderf is terecht als zij het zoenbloed terzijde stellen. Lubbertus klaagde Maccovius aan tijdens de synode vanwege diens logische visie op de reikwijdte van het zoenbloed van Christus.
1.3 In de minne geschikt
Op het punt van de zonde had de scholastische Maccovius ook een stevige visie. Hij stelde dat God de zonde gewild heeft. Daarbij leek het er verdacht veel op dat God de auteur was van de zonde. Dit leverde hem een berisping op van de Dordtse synode. Amesius stond toen nog achter Maccovius. Later keerde ook Amesius, die les gaf aan de universiteit van Franeker, zich tegen Maccovius. Vooral toen Maccovius stelde dat de levendmaking logisch voorafgaat aan het geloof. Vanwege dit punt en zijn goddeloze levenswandel keerde Amesius zich tegen Maccovius (zie ook het artikel over Johannes Maccovius). De Dordtse vaderen hebben de zaak tijdens de synode in de minne geschikt maar ze hadden er volgens sommigen beter aangedaan om Maccovius harder aan te pakken en af te zetten als docent aan de universiteit van Franeker. Vanuit de latere ontwikkelingen is dat niet geheel onterecht. Maccovius leidde een liederlijk leven en gaf alleen voeding aan de hersens van de studenten. Hij bereikte niet hun hart.
1.4 De doordachte Voetius
In de commissie die tijdens de synode de zaak Maccovius beoordeelde en Maccovius berispte, zat ook Voetius. Voetius was mild richting Maccovius. Voetius maakte zelf ook gebruik van de logica van Aristoteles zij het in gekuiste versie. Bij Voetius ging namelijk het geloof in de Schrift voorop en volgde de logische redenering. Voetius stelde dat ook in de Schrift zelf logische conclusies worden getrokken. Zo concludeert Paulus dat als er geen opstanding zou zijn ook ons geloof ijdel zou zijn (2 Korinthe15 vers 13 en 14).Volgens Voetius mag een theoloog in gelovige gehoorzaamheid aan de Schrift dit ook doen. Voetius doordacht om die reden zonder schroom de Schrift op scholastische wijze. Hij legde echter niet de Schrift door de logica het zwijgen op. Voetius zag de logica als een nuttig en zelfs noodzakelijk instrument om de Schrift te verstaan en doordenken. De Schrift kan volgens Voetius in zijn geschrift Over de menselijke rede in de geloofszaken (De ratione humana in rebus fidei) niet verstaan worden zonder redelijke gevolgtrekkingen. De Schrift zelf is namelijk gericht op het redelijke denken van de mens. De mens is namelijk geen stom dier en mag zich zo dus ook niet gedragen, volgens Voetius, De mens heeft een logisch denkvermogen dat hij dient te gebruiken De Schrift doet een beroep op dat denkvermogen.
1.5 De logische visie van dr. C. Steenblok
Dr C. Steenblok die promoveerde op Voetius (zie het artikel over Voetius en de sabbat) stelde in zijn proefschrift in zijn 10de stelling dat na de zondeval de logische denkfunctie van de mens niet aangetast is. Dit is een gevaarlijke stelling. Theologie bedrijft men nooit waardevrij. De rede is niet geheel neutraal maar aan de persoon gebonden. Dooyeweerd verzette zich tegen de autonome zelfgenoegzaamheid en vermeende neutraliteit van de menselijke rede, één van de dogma’s van veel Verlichtingsfilosofie. De logica mag dan een neutrale methode lijken, diegene die de logica hanteert, bepaalt ook welke kant men opgaat met de gevolgtrekkingen volgens Dooyeweerd. De kant die men opgaat, heeft te maken met iemands levensovertuiging. Een vrijzinnige maakt andere gevolgtrekkingen dan een rechtzinnige daar hij andere uitgangspunten heeft waarop hij doorredeneert.
1.6 De beperkte verzoening en een beperkt aanbod
Ook Steenblok leerde net als Johannes Maccovius dat het Offer van Christus niet algenoegzaam is en mag aangeboden worden aan alle hoorders. Dit is volgens Steenblok niet in overeenstemming met de uitverkiezing. Christus´ Offer is er alleen voor de uitverkorenen (C. Harinck ´De prediking van het evangelie´ p. 225). C. Harinck merkt op onder het kopje ´Logische conclusie': ´Deze logische conclusie overheerst het gehele denken van dr. Steenblok. Hij concludeert steeds vanuit de praktijk en vanuit het verborgen besluit. De praktijk leert dat alle hoorders de roeping van het evangelie niet gehoorzamen en verstaan. Daarom geldt de belofte van het evangelie niet alle hoorders´(C. Harinck ´De prediking van het evangelie´ p. 226).
1.7 Slotconclusie
We hebben gesteld (1.5 en 1.6) dat Steenblok het woord van God (theologie) ingeruild heeft voor een menselijke filosofie (logica). In de persoon van Steenblok en zijn volgelingen herleeft de logische visie van Johannes Maccovius (1.2 en 1.3) Luther noemde de rede de grote hoer die de mens verleidt en de verkeerde kant op wijst. Tegelijkertijd is het waar wat Voetius zei dat men niet zonder logisch redeneren kan mits men maar leerling blijft van de Schrift. Maccovius (1.2 en 1.3) en Steenblok (1.5 en 1.6) werden echter leermeester van de Schrift zonder eerst leerling te zijn en blijven en legden de Schrift op cruciale punten (de algenoegzaamheid van het Offer en het aanbod van genade) het zwijgen op. Het is daarom beter om de Dordtse leerregels van de Dordtse vaderen ter hand te nemen. Zij bleven leerjongeren van de Schrift en vanuit die levenspraktijk poogden ze leermeester te zijn (1.1). Kortom: hoe dichter bij Dordt des te beter het wordt!