Kersten in kleur
Bart Bolier
Opzet en doel van het boek
Kersten in kleur is een fraai boek. Voorop staat een foto van Kersten tussen soldaten die oorspronkelijk zwart-wit was. Men heeft deze echter ingekleurd. De ondertitel van het boek luidt: voorganger, verbinder, vernieuwer. Bart Bolier wiens naam ook een alliteratie is, is blijkens de naamgeving van het boek 'Kersten in kleur. voorganger verbinder en vernieuwer' goed in beginrijm. Bart Bolier was in zijn eertijds DJ en is thans ouderling in de Ger. Gem. in Ned. in Elspeet. In het voorwoord schrijft Bolier dat hij inziet dat volstrekt objectief schrijven over Kersten niet haalbaar is. Hij zegt: 'zeker niet jegens iemand die je waardeert. Kersten had een open vizier maar kon soms heel zwart-wit zijn. Dat maakt hem weleens moeilijk te volgen. Ik heb geprobeerd de balans te zoeken: oog hebben voor wat God hem schonk zonder alles wat hij deed blindelings goed te keuren'. Dit boek wil het zwart-wit beeld wat men heeft van Kersten bijstellen. Het is de wens van Bolier dat jongeren zich verdiepen in Kersten. Helaas heeft het boek een nogal kleine letter.
Verbinder
In het RD lazen we: In zijn boek omschrijft Bart Bolier ds. G. H. Kersten onder meer als een verbinder. „Hij zocht niet naar wat scheidt, maar naar wat verbindt.” Zo was de predikant pas 25 toen onder zijn leiding de ledeboerianen en kruisgezinden zich verenigden tot de Gereformeerde Gemeenten. Bolier: „Al zijn er misschien weleens te grote woorden gebruikt om deze vereniging te typeren –het ging om heel kleine kerkelijke stroompjes–, toch is er toen wel wat gebeurd. En om hier van een prestigeproject te spreken, zoals je wel hoort – ik denk dat je daarmee geen recht doet aan wat ds. Kersten voor ogen stond (bron: https://www.rd.nl/kerk-religie/ds-kersten-was-afhankelijk-en-volhardend-zoals-eens-kaleb-1.1511013) .”
Pijnpunten
We willen in deze boekbespreking slechts een vraag opwerpen en die beantwoorden namelijk: was Kersten een verbinder zoals Bart Bolier stelt in zijn boek? Hier wordt uiteraard verschillend over gedacht. We moeten bedenken dat het werkterrein van Kersten zeer breed was en hij op al die terreinen zijn toch wel stellige mening heeft laten gelden met overigens de beste bedoelingen. Zo wees Kersten in de politiek op het gevaar van Rome. Hij was daar zo opgericht dat hij het Duitse gevaar bagatelliseerde. Ook stond het foeteren op Rome een bredere samenwerking in de weg om elkaar op ethisch terrein te zoeken.
Bolier gaat op het pijnpunt van het signaleren van het Duitse gevaar terecht voorzichtig in. Kersten was volgens hem geen landverrader en de zuiveringscommissie heeft Kersten niet geheel juist behandeld. Kersten mocht namelijk niet meer terugkomen in de kamer. Dit pijnpunt willen we laten liggen.
Verdere pijnpunten
Een tweede pijnpunt is de manier waarop hij met het chiliasme om is gegaan in zijn standaardwerk 'De gereformeerde dogmatiek'. Ook op dat punt heeft hij niet veel vrienden gemaakt maar dat terzijde. Chiliasten zijn doorgaans erg allergisch voor een andere visie. Lastiger wordt het op het punt van de Vereniging van 1907 en Kerstens visie op het genadeverbond en daar mee samenhangend de doop. Dit zijn wezenlijke pijnpunten en splijtzwammen die ik hier aanreik. De Vereniging van 1907 zorgde voor het grote geschil tussen de Ger. Gem (in Ned.) en de Oud Ger. Gem. Laurus Boone ging niet mee met deze Vereniging en kreeg de bons. Kerstens visie op het genadeverbond resulteerde in de leeruitspraken van 1931 waar gesteld werd dat het genadeverbond onder beheersing staat van de verkiezing. Met deze leeruitspraken heeft de Ger. Gem (in Ned.) zich afgescheiden van de gereformeerde visie van de Christelijk Gereformeerde Kerken en van de Nederlands hervormde kerk die stellen dat elke dopeling in het genadeverbond is want waarom zou men anders de jonge kinderen dopen als zij geen deel zouden hebben aan de doopbelofte?
De jubel over de Vereniging van 1907
Bart Bolier heeft het boek van J. M. Vermeulen 'Herder in een noodkerk' wel vermeld maar niet verwerkt in zijn boek. Bolier is meer gericht op de visie van C de Jongste. Diens boek 'Liefelijkheid en Saambinder' staat eveneens vermeld op zijn literatuurlijst. In zijn boek over ds Nicolaas Hendrik Beversluis zegt C. de Jongste over de Vereniging van 1907 dat Kersten en Beversluis veel gemeen hadden. Zij waren beiden onderwijzer geweest en beiden streden zij zij-aan-zij onvermoeibaar voor de Vereniging. In zijn boek 'Klacht en jubel' tracht De Jongste Beversluis weg te halen uit de schaduw van Kersten. De Jongste merkt op: 'inderdaad: het Rotterdamse predikanten-duo vormde als het ware de ziel van de vereniging, gedreven door de Geest' (Klacht en jubel p. 436)
De klacht over de Vereniging van 1907
De klacht die Vermeulen maakt in zijn biografie over Laurus Boone 'Herder in een noodkerk' is afwezig in het boek van Bart Bolier. De klacht van Vermeulen luidt als volgt:
Boone zou niet meegegaan zijn vanwege het ambtsgewaad en vanwege het zingen van Datheen, is de algemene opinie Vermeulen laat zien dat het Boone te doen was om het ledeboeriaanse verlangen namelijk dat de kerk een noodkerk is. Ledeboer vond dat de zangbundel van 1773 en het reglement van 1815 de hervormde kerk op een dwaalspoor hadden gezet. Ledeboer wilde terug naar de kerk van de vaderen. Boone had zich verdiept in deze principes van Ledeboer en de ledeboerianen en die principes kwamen door de Vereniging op de tocht te staan, zo ontdekte hij. Om die reden haakte Boone af. Kersten en Beversluis namen Boone echter niet serieus.
Kersten en Beversluis zagen Boone zelfs als een sta in de weg. Men noemde hem een scheurmaker. Zulke uitspraken kan men alleen doen als de Vereniging al zou bestaan hebben. Er was echter slechts sprake van een mondelinge toezegging. Boone haakte af voordat de Vereniging definitief tot stand kwam. Vermeulen heeft dit laten onderzoeken door de kerkrecht-deskundige dr. D. de Vos.
Het genadeverbond
Bolier tekent terloops de strijd over de reikwijdte van het genadeverbond tussen Kersten enerzijds en ds. Jongeleen en professor Van der Schuit anderzijds. De kritiek op de leeruitspraken van 1931 waar gesteld wordt dat het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing staat, acht Bolier niet terecht in navolging van dr. M Golverdingen wiens boeken (zoals: Om het behoud van een kerk) ook op Boliers literatuurlijst staan. Echter het gevolg van deze visie is, die vooral door het toedoen van Kersten gemeengoed is geworden in de Ger. Gem. (in Ned), dat de belofte in de doop alleen bestemd is voor de uitverkorenen. Kortom In 1931 heeft de Ger. Gem. zich geïsoleerd van de christelijk gereformeerde visie en de hervormde visie op de doop en heeft men de kinderen van de gemeente onterft. In 1953 is het inperken van de genade en de prediking van het evangelie verder gegaan... Bart Bolier doet er goed aan om het doopformulier nog eens zorgvuldig te bestuderen en zich af te vragen of de doopbelofte kan samengaan met een starre tweeverbondenleer.
Een tamelijk gekleurd boek
In het RD van 26-10 2018 heeft dr. M. Golverdingen dit boek besproken en hij schreef: 'Bolier geeft een gematigd kritisch oordeel over ds. Kersten en doet daarmee op een eerlijke wijze recht aan zijn persoon'. Golverdingen zelf heeft ook in zijn geschriften een gematigde kritiek gegeven op ds. Kersten en dat mag maar boek het niet weg onder wetenschappelijk onderzoek. Binnen de Ger. Gem. (in Ned.) is dit vermoedelijk het hoogst haalbare al lijkt Harinck mijns inziens een stap verder te gaan in zijn boeken... Wat men doet, is een beetje toegeven dat Kersten weleens hard optrad maar tegelijkertijd stug volhouden dat zijn visie op het genadeverbond voluit Bijbels en gereformeerd is. Dit is de onderhandelingsstrategie van de Ger. Gem (in Ned.) geworden. Dat maakt dat dit boek mijns inziens tamelijk gekleurd is.
Men kan ook zeggen dat Kersten voor twee breuken gezorgd heeft namelijk die van de Vereniging 1907 en die van de leeruitspraken van 1931. Steenblok heeft de leeruitspraken van 1931 verder uitgewerkt en is de stichter van de Ger. Gem in Ned. geworden. Hij trok de lijnen die Kersten had getrokken verder en consequenter door. Bij Steenblok kwam niet alleen het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing te staan. Ook het aanbod van genade moest het ontgelden. Wie a. zegt moet vroeg of laat ook b. zeggen...
Bart Bolier
Opzet en doel van het boek
Kersten in kleur is een fraai boek. Voorop staat een foto van Kersten tussen soldaten die oorspronkelijk zwart-wit was. Men heeft deze echter ingekleurd. De ondertitel van het boek luidt: voorganger, verbinder, vernieuwer. Bart Bolier wiens naam ook een alliteratie is, is blijkens de naamgeving van het boek 'Kersten in kleur. voorganger verbinder en vernieuwer' goed in beginrijm. Bart Bolier was in zijn eertijds DJ en is thans ouderling in de Ger. Gem. in Ned. in Elspeet. In het voorwoord schrijft Bolier dat hij inziet dat volstrekt objectief schrijven over Kersten niet haalbaar is. Hij zegt: 'zeker niet jegens iemand die je waardeert. Kersten had een open vizier maar kon soms heel zwart-wit zijn. Dat maakt hem weleens moeilijk te volgen. Ik heb geprobeerd de balans te zoeken: oog hebben voor wat God hem schonk zonder alles wat hij deed blindelings goed te keuren'. Dit boek wil het zwart-wit beeld wat men heeft van Kersten bijstellen. Het is de wens van Bolier dat jongeren zich verdiepen in Kersten. Helaas heeft het boek een nogal kleine letter.
Verbinder
In het RD lazen we: In zijn boek omschrijft Bart Bolier ds. G. H. Kersten onder meer als een verbinder. „Hij zocht niet naar wat scheidt, maar naar wat verbindt.” Zo was de predikant pas 25 toen onder zijn leiding de ledeboerianen en kruisgezinden zich verenigden tot de Gereformeerde Gemeenten. Bolier: „Al zijn er misschien weleens te grote woorden gebruikt om deze vereniging te typeren –het ging om heel kleine kerkelijke stroompjes–, toch is er toen wel wat gebeurd. En om hier van een prestigeproject te spreken, zoals je wel hoort – ik denk dat je daarmee geen recht doet aan wat ds. Kersten voor ogen stond (bron: https://www.rd.nl/kerk-religie/ds-kersten-was-afhankelijk-en-volhardend-zoals-eens-kaleb-1.1511013) .”
Pijnpunten
We willen in deze boekbespreking slechts een vraag opwerpen en die beantwoorden namelijk: was Kersten een verbinder zoals Bart Bolier stelt in zijn boek? Hier wordt uiteraard verschillend over gedacht. We moeten bedenken dat het werkterrein van Kersten zeer breed was en hij op al die terreinen zijn toch wel stellige mening heeft laten gelden met overigens de beste bedoelingen. Zo wees Kersten in de politiek op het gevaar van Rome. Hij was daar zo opgericht dat hij het Duitse gevaar bagatelliseerde. Ook stond het foeteren op Rome een bredere samenwerking in de weg om elkaar op ethisch terrein te zoeken.
Bolier gaat op het pijnpunt van het signaleren van het Duitse gevaar terecht voorzichtig in. Kersten was volgens hem geen landverrader en de zuiveringscommissie heeft Kersten niet geheel juist behandeld. Kersten mocht namelijk niet meer terugkomen in de kamer. Dit pijnpunt willen we laten liggen.
Verdere pijnpunten
Een tweede pijnpunt is de manier waarop hij met het chiliasme om is gegaan in zijn standaardwerk 'De gereformeerde dogmatiek'. Ook op dat punt heeft hij niet veel vrienden gemaakt maar dat terzijde. Chiliasten zijn doorgaans erg allergisch voor een andere visie. Lastiger wordt het op het punt van de Vereniging van 1907 en Kerstens visie op het genadeverbond en daar mee samenhangend de doop. Dit zijn wezenlijke pijnpunten en splijtzwammen die ik hier aanreik. De Vereniging van 1907 zorgde voor het grote geschil tussen de Ger. Gem (in Ned.) en de Oud Ger. Gem. Laurus Boone ging niet mee met deze Vereniging en kreeg de bons. Kerstens visie op het genadeverbond resulteerde in de leeruitspraken van 1931 waar gesteld werd dat het genadeverbond onder beheersing staat van de verkiezing. Met deze leeruitspraken heeft de Ger. Gem (in Ned.) zich afgescheiden van de gereformeerde visie van de Christelijk Gereformeerde Kerken en van de Nederlands hervormde kerk die stellen dat elke dopeling in het genadeverbond is want waarom zou men anders de jonge kinderen dopen als zij geen deel zouden hebben aan de doopbelofte?
De jubel over de Vereniging van 1907
Bart Bolier heeft het boek van J. M. Vermeulen 'Herder in een noodkerk' wel vermeld maar niet verwerkt in zijn boek. Bolier is meer gericht op de visie van C de Jongste. Diens boek 'Liefelijkheid en Saambinder' staat eveneens vermeld op zijn literatuurlijst. In zijn boek over ds Nicolaas Hendrik Beversluis zegt C. de Jongste over de Vereniging van 1907 dat Kersten en Beversluis veel gemeen hadden. Zij waren beiden onderwijzer geweest en beiden streden zij zij-aan-zij onvermoeibaar voor de Vereniging. In zijn boek 'Klacht en jubel' tracht De Jongste Beversluis weg te halen uit de schaduw van Kersten. De Jongste merkt op: 'inderdaad: het Rotterdamse predikanten-duo vormde als het ware de ziel van de vereniging, gedreven door de Geest' (Klacht en jubel p. 436)
De klacht over de Vereniging van 1907
De klacht die Vermeulen maakt in zijn biografie over Laurus Boone 'Herder in een noodkerk' is afwezig in het boek van Bart Bolier. De klacht van Vermeulen luidt als volgt:
Boone zou niet meegegaan zijn vanwege het ambtsgewaad en vanwege het zingen van Datheen, is de algemene opinie Vermeulen laat zien dat het Boone te doen was om het ledeboeriaanse verlangen namelijk dat de kerk een noodkerk is. Ledeboer vond dat de zangbundel van 1773 en het reglement van 1815 de hervormde kerk op een dwaalspoor hadden gezet. Ledeboer wilde terug naar de kerk van de vaderen. Boone had zich verdiept in deze principes van Ledeboer en de ledeboerianen en die principes kwamen door de Vereniging op de tocht te staan, zo ontdekte hij. Om die reden haakte Boone af. Kersten en Beversluis namen Boone echter niet serieus.
Kersten en Beversluis zagen Boone zelfs als een sta in de weg. Men noemde hem een scheurmaker. Zulke uitspraken kan men alleen doen als de Vereniging al zou bestaan hebben. Er was echter slechts sprake van een mondelinge toezegging. Boone haakte af voordat de Vereniging definitief tot stand kwam. Vermeulen heeft dit laten onderzoeken door de kerkrecht-deskundige dr. D. de Vos.
Het genadeverbond
Bolier tekent terloops de strijd over de reikwijdte van het genadeverbond tussen Kersten enerzijds en ds. Jongeleen en professor Van der Schuit anderzijds. De kritiek op de leeruitspraken van 1931 waar gesteld wordt dat het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing staat, acht Bolier niet terecht in navolging van dr. M Golverdingen wiens boeken (zoals: Om het behoud van een kerk) ook op Boliers literatuurlijst staan. Echter het gevolg van deze visie is, die vooral door het toedoen van Kersten gemeengoed is geworden in de Ger. Gem. (in Ned), dat de belofte in de doop alleen bestemd is voor de uitverkorenen. Kortom In 1931 heeft de Ger. Gem. zich geïsoleerd van de christelijk gereformeerde visie en de hervormde visie op de doop en heeft men de kinderen van de gemeente onterft. In 1953 is het inperken van de genade en de prediking van het evangelie verder gegaan... Bart Bolier doet er goed aan om het doopformulier nog eens zorgvuldig te bestuderen en zich af te vragen of de doopbelofte kan samengaan met een starre tweeverbondenleer.
Een tamelijk gekleurd boek
In het RD van 26-10 2018 heeft dr. M. Golverdingen dit boek besproken en hij schreef: 'Bolier geeft een gematigd kritisch oordeel over ds. Kersten en doet daarmee op een eerlijke wijze recht aan zijn persoon'. Golverdingen zelf heeft ook in zijn geschriften een gematigde kritiek gegeven op ds. Kersten en dat mag maar boek het niet weg onder wetenschappelijk onderzoek. Binnen de Ger. Gem. (in Ned.) is dit vermoedelijk het hoogst haalbare al lijkt Harinck mijns inziens een stap verder te gaan in zijn boeken... Wat men doet, is een beetje toegeven dat Kersten weleens hard optrad maar tegelijkertijd stug volhouden dat zijn visie op het genadeverbond voluit Bijbels en gereformeerd is. Dit is de onderhandelingsstrategie van de Ger. Gem (in Ned.) geworden. Dat maakt dat dit boek mijns inziens tamelijk gekleurd is.
Men kan ook zeggen dat Kersten voor twee breuken gezorgd heeft namelijk die van de Vereniging 1907 en die van de leeruitspraken van 1931. Steenblok heeft de leeruitspraken van 1931 verder uitgewerkt en is de stichter van de Ger. Gem in Ned. geworden. Hij trok de lijnen die Kersten had getrokken verder en consequenter door. Bij Steenblok kwam niet alleen het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing te staan. Ook het aanbod van genade moest het ontgelden. Wie a. zegt moet vroeg of laat ook b. zeggen...