Over de vrijheid van een christen (1520)
Het doel van dit geschrift.
In zijn geschrift 'Over de vrijheid van een christen' laat Luther zien hoe een christen behoort te leven volgens de Bijbel. Luther stuurde dit traktaat 'Over de vrijheid van een christen' op 6 september 1520 op aan paus Leo de 10de samen met een open brief. Tevens schreef Luther het geschrift 'Over de vrijheid van een christen' in het Duits voor het gewone volk en in het Latijn voor de geleerden onder het volk.
Gestuurd naar paus Leo de 10de.
In de open brief, die Luther voegde bij het geschrift 'Over de vrijheid van een christen', noemt Luther de paus een lam te midden van de wolven. Luther wil met dit geschrift goodwill kweken bij de paus voor de Reformatie. Kardinalen en de curie krijgen er van langs. Zij zijn de wolven. Hij zegt tegen paus Leo de 10de: 'de roomse curie verdient u niet(...) O, hoogst ongelukkige Leo die zit op een uiterst gevaarlijk troon'. Luther speelt hoog spel door de paus en de curie tegen elkaar uit te spelen. Luther wist of kon het weten, dat de paus geen haar beter was. In zijn 95 stellingen is hij ook niet mals richting de paus. Het is echter wel een serieuze poging van Luther om de Reformatie die hij op gang heeft mogen zetten te verdedigen. In dit geschrift laat hij zien wat hij aan de weet is gekomen over het leven van een christen vanuit de Schrift. Het begrip vrijheid speelt een grote rol. Net als bij Paulus in diens brief aan de Galaten.
De kern van het geschrift.
In 'de vrijheid van een christen' laat Luther zien welk een vrijheid een christen heeft als men Gods belofte van de vergeving van de zonde mag omhelzen door het geloof. Niet door het doen van werken, is men namelijk rechtvaardig voor God maar door het geloof in de vergeving van de zonde door het bloed van Jezus. Luther noemt dit in zijn Duitse uitgave (niet in de Latijnse) een vrolijke ruil. Hij gebruikt daarbij het beeld van een arme hoer die met rijke bruidegom trouwt. De bruidegom neemt haar schuld over en zij is voortaan rijk dankzij hem. Al haar schulden en schuldeisers is zij in een klap kwijt. Dat is een vrolijke ruil. Wie zou er namelijk niet vrolijk van worden!
Geboden en beloften.
In 'de vrijheid van een christen' stelt Luther dat de geboden de christen vernederen en dat de beloften de christen weer oprichten. In de beloften komt God de vernederde zondaar al Zijn hulp en heil aan te bieden. Hier ziet men weer de visie van Luther terug omtrent de wet (geboden), die vernedert de zondaar en het evangelie (beloften) die richt de zondaar weer op.
Vrij van de doem van de wet niet van het doen van de wet.
Een christen is door het geloof vrij van de vloek en doem van de wet. Daar ligt de vrijheid van een christen. Rechtvaardig is men alleen door het geloof dan verdoemt de wet niet meer maar Luther stelt dat een gelovige niet vrij is van het doen van de wet. Een goede christen wil ook naar Gods geboden leven. Niet om te verdienen maar wel om God en anderen te dienen. Deze leer maakt dus geen zorgeloze mensen. De taak van een christen is God te dienen en dienstbaar te zijn voor de naasten. Centraal staat dus het geloof. De werken zijn wel verbonden met het geloof maar vervangen het geloof niet. Rechtvaardig voor God is men alleen door het geloof. Maar het geloof is effectief. Het brengt goede werken voort.
Het doel van dit geschrift.
In zijn geschrift 'Over de vrijheid van een christen' laat Luther zien hoe een christen behoort te leven volgens de Bijbel. Luther stuurde dit traktaat 'Over de vrijheid van een christen' op 6 september 1520 op aan paus Leo de 10de samen met een open brief. Tevens schreef Luther het geschrift 'Over de vrijheid van een christen' in het Duits voor het gewone volk en in het Latijn voor de geleerden onder het volk.
Gestuurd naar paus Leo de 10de.
In de open brief, die Luther voegde bij het geschrift 'Over de vrijheid van een christen', noemt Luther de paus een lam te midden van de wolven. Luther wil met dit geschrift goodwill kweken bij de paus voor de Reformatie. Kardinalen en de curie krijgen er van langs. Zij zijn de wolven. Hij zegt tegen paus Leo de 10de: 'de roomse curie verdient u niet(...) O, hoogst ongelukkige Leo die zit op een uiterst gevaarlijk troon'. Luther speelt hoog spel door de paus en de curie tegen elkaar uit te spelen. Luther wist of kon het weten, dat de paus geen haar beter was. In zijn 95 stellingen is hij ook niet mals richting de paus. Het is echter wel een serieuze poging van Luther om de Reformatie die hij op gang heeft mogen zetten te verdedigen. In dit geschrift laat hij zien wat hij aan de weet is gekomen over het leven van een christen vanuit de Schrift. Het begrip vrijheid speelt een grote rol. Net als bij Paulus in diens brief aan de Galaten.
De kern van het geschrift.
In 'de vrijheid van een christen' laat Luther zien welk een vrijheid een christen heeft als men Gods belofte van de vergeving van de zonde mag omhelzen door het geloof. Niet door het doen van werken, is men namelijk rechtvaardig voor God maar door het geloof in de vergeving van de zonde door het bloed van Jezus. Luther noemt dit in zijn Duitse uitgave (niet in de Latijnse) een vrolijke ruil. Hij gebruikt daarbij het beeld van een arme hoer die met rijke bruidegom trouwt. De bruidegom neemt haar schuld over en zij is voortaan rijk dankzij hem. Al haar schulden en schuldeisers is zij in een klap kwijt. Dat is een vrolijke ruil. Wie zou er namelijk niet vrolijk van worden!
Geboden en beloften.
In 'de vrijheid van een christen' stelt Luther dat de geboden de christen vernederen en dat de beloften de christen weer oprichten. In de beloften komt God de vernederde zondaar al Zijn hulp en heil aan te bieden. Hier ziet men weer de visie van Luther terug omtrent de wet (geboden), die vernedert de zondaar en het evangelie (beloften) die richt de zondaar weer op.
Vrij van de doem van de wet niet van het doen van de wet.
Een christen is door het geloof vrij van de vloek en doem van de wet. Daar ligt de vrijheid van een christen. Rechtvaardig is men alleen door het geloof dan verdoemt de wet niet meer maar Luther stelt dat een gelovige niet vrij is van het doen van de wet. Een goede christen wil ook naar Gods geboden leven. Niet om te verdienen maar wel om God en anderen te dienen. Deze leer maakt dus geen zorgeloze mensen. De taak van een christen is God te dienen en dienstbaar te zijn voor de naasten. Centraal staat dus het geloof. De werken zijn wel verbonden met het geloof maar vervangen het geloof niet. Rechtvaardig voor God is men alleen door het geloof. Maar het geloof is effectief. Het brengt goede werken voort.