Studentenangst
De donkere kamer
Nicolaas Beets, die dominee en hoogleraar was, schreef een boek 'Camera Obscura' genaamd (als schrijver nam hij overigens de naam Hildebrand aan). De naam Camera Obscura betekent letterlijk: donkere kamer. In een donkere kamer werden in de tijd van Beets foto's ontwikkeld. Beets maakt in dit boek ook allerlei alledaagse kiekjes van mensen. Hij beschrijft bijvoorbeeld op een komische wijze het leven van de barbier. Hij laat diens leven als het ware zien (overigens vonden sommige critici dat het boek geen boodschap bevatte). In dit boek bespreekt Beets heel herkenbaar de angst van studenten. Hij beschrijft hoe er aan de universiteit van Leiden een kamer was (die er nog steeds is) waarin de hoogleraren de studenten aan de tand voelden omtrent hun kennis. Schilderachtig beschrijft Beets hoe de advocaat die nu met grote verve en stelligheid het pleit tracht te beslechten ooit deze zweetkamer met knikkende knieën betrad en met trillende stem de vragen van de hoogleraar beantwoordde. Kortom Beets beschrijft de studentenangst.
Die ingreep is u ontgaan
We nemen even een lange aanloop om de reden en oorzaak van deze angst van studenten op het spoor te komen. Ik citeer een gesprekspassage uit de promotie van ds. Peene over Josua van Iperen. Tijdens deze promotieplechtigheid is prof. dr. Fred van Lieburg diens opponent. We lezen in het RD van 13 januari 2017: Prof. Van Lieburg plaatste een paar kanttekeningen bij de ambachtelijke kant van het onderzoek. „Er zijn in de biografie een paar gaten blijven zitten.” (...) Nu had Van Iperen volgens prof. Van Lieburg boter op zijn hoofd. Zo werd de predikant in 1775 in Veere scriba van het college van curatoren dat toezicht hield op het onderwijs. Er speelde in die tijd een akkefietje rond zijn zoon. Direct maakte Van Iperen in de notulen enkele hem onwelgevallige passages onleesbaar. Prof. Van Lieburg: „Die ingreep is u ontgaan.” Ds. Peene stelde in reactie op de lacunes dat hij „een beginner in de wetenschap” is die „met vallen en opstaan” zijn onderzoek heeft gedaan. Hij erkende ook dat Josua van Iperen een baantjesjager was die verlangde naar erkenning. Tegelijk vond hij het inhoudelijk mooi om te achterhalen hoe iemand als Van Iperen in het spanningsveld tussen orthodoxie en verlichting, tussen kerk en staat, een plaats probeerde te vinden. Prof. Van Lieburg, in reactie: „U had ook mogen zeggen: Ik ben theoloog. Daarom interesseert die kant van Josua van Iperen me meer dan de kant van de baantjesjager.”
Een beoordeling van het gesprek
Prof. F. van Lieburg voelde Peene even aan de tand. Ongetwijfeld heeft Peene heel veel werk verzet. Maar het is de taak van de opponent om kritische vragen te stellen. Dat is wetenschap. Peene neemt daarbij een bescheiden houding aan. Hij dekt zich in door te stellen dat hij een beginnend wetenschapper is. De vraag is overigens of een gevorderde wetenschapper wel feilloos is. Is dat juist in de wetenschap niet een gevaarlijk standpunt? Peene geeft wel toe dat hij wist dat Van Iperen een baantjesjager was maar in zijn biografie maakte hij een andere insteek. Peene bekijkt volgens hem Van Iperen in het spanningsveld van orthodoxie en theologie. Van Lieburg schiet vervolgens Peene (die reeds zelf de voorzet gaf) te hulp en stelt: „U had ook mogen zeggen: Ik ben theoloog. Daarom interesseert die kant van Josua van Iperen me meer dan de kant van de baantjesjager'. Kortom een wetenschapper kan niet alles vermelden. Hij werkt vanuit een bepaalde invalshoek. Uit het gesprek blijkt tevens dat wetenschappers op zoek zijn naar details die een ander licht op het te onderzoeken object of persoon kunnen werpen. Elk detail kan tellen...
De bomen en het bos
Als wetenschapper leeft men hoofdzakelijk van de details. Over de relevantie van die details kan men lang over bomen in vakbladen. Tevens kan men elkaar er mee dwarsbomen. Men leeft van kleine vondsten die nieuw licht op de zaak kunnen werpen. Doch dezelfde wetenschapper, die het bomen geleerd heeft, geeft ook les aan studenten en daar gaat het soms behoorlijk mis... Studenten zijn geen beginnend wetenschapper zoals Peene zich bescheiden noemt maar jongeren of soms ouderen die nauwelijks enige voorkennis hebben van het bos laat staan van de bomen die men er in aan kan treffen. Kan zo'n wetenschapper, zo'n bomenliefhebber die gewend is om in vakbladen over details te schrijven en te bomen, lesgeven aan beginnende studenten? Kan hij of zij gestructureerd lesgeven en de hoofdlijnen aangeven en wat de leerdoelen zijn? Bovendien: is de vraagstelling tijdens het tentamen helder en omvat het de leerstof in hoofdlijnen (het bos) of is het een vraag over een voetnoot (een boom in de uithoek) in het boek? Is dit niet een van de oorzaken van studentenangst?
Wetenschapper maar helaas geen lesboer
Er wordt nogal eens geklaagd over deze hooggeleerde wetenschappers (men kan overigens ook veel goede voorbeelden noemen maar dit even terzijde). Wetenschappers zullen vast wel begrijpen dat zij de studenten moeten bevragen op hoofdlijnen maar door hun manier van werken is het de vraag of zij dat in praktijk hebben geleerd en of zij op dat punt geen begeleiding nodig hebben om twee heren te kunnen dienen: de wetenschap en de student.
Een goed voorbeeld
Een goed voorbeeld op dit punt is de Open Universiteit. Diverse modulen van de Open Universiteit zijn gemaakt door wetenschappers en onderwijsdeskundigen die van leerprocessen weet hebben.
Ook studenten aan universiteiten hebben behoefte aan goed geschreven leerboeken als inleiding op het vakgebied. Een slechte inleiding op het vakgebied is een gemiste kans en een heel slechte reclame voor het vakgebied. Studenten hebben ook tijd nodig om de dingen te herhalen daarom dient de stelregel te zijn: niet het vele is goed maar het goede is veel. Op deze manier kan men de studentenangst verminderen...
Het advies van Luther
Maar hoe zit het met de studenten zelf? Wat kunnen zij doen? Luther gaf de studenten het advies om te bidden en hoe drukker men het heeft des te meer moet men tijd vrij maken voor het gebed. God die helpt namelijk in nood! Bij Hem kan men terecht.
De donkere kamer
Nicolaas Beets, die dominee en hoogleraar was, schreef een boek 'Camera Obscura' genaamd (als schrijver nam hij overigens de naam Hildebrand aan). De naam Camera Obscura betekent letterlijk: donkere kamer. In een donkere kamer werden in de tijd van Beets foto's ontwikkeld. Beets maakt in dit boek ook allerlei alledaagse kiekjes van mensen. Hij beschrijft bijvoorbeeld op een komische wijze het leven van de barbier. Hij laat diens leven als het ware zien (overigens vonden sommige critici dat het boek geen boodschap bevatte). In dit boek bespreekt Beets heel herkenbaar de angst van studenten. Hij beschrijft hoe er aan de universiteit van Leiden een kamer was (die er nog steeds is) waarin de hoogleraren de studenten aan de tand voelden omtrent hun kennis. Schilderachtig beschrijft Beets hoe de advocaat die nu met grote verve en stelligheid het pleit tracht te beslechten ooit deze zweetkamer met knikkende knieën betrad en met trillende stem de vragen van de hoogleraar beantwoordde. Kortom Beets beschrijft de studentenangst.
Die ingreep is u ontgaan
We nemen even een lange aanloop om de reden en oorzaak van deze angst van studenten op het spoor te komen. Ik citeer een gesprekspassage uit de promotie van ds. Peene over Josua van Iperen. Tijdens deze promotieplechtigheid is prof. dr. Fred van Lieburg diens opponent. We lezen in het RD van 13 januari 2017: Prof. Van Lieburg plaatste een paar kanttekeningen bij de ambachtelijke kant van het onderzoek. „Er zijn in de biografie een paar gaten blijven zitten.” (...) Nu had Van Iperen volgens prof. Van Lieburg boter op zijn hoofd. Zo werd de predikant in 1775 in Veere scriba van het college van curatoren dat toezicht hield op het onderwijs. Er speelde in die tijd een akkefietje rond zijn zoon. Direct maakte Van Iperen in de notulen enkele hem onwelgevallige passages onleesbaar. Prof. Van Lieburg: „Die ingreep is u ontgaan.” Ds. Peene stelde in reactie op de lacunes dat hij „een beginner in de wetenschap” is die „met vallen en opstaan” zijn onderzoek heeft gedaan. Hij erkende ook dat Josua van Iperen een baantjesjager was die verlangde naar erkenning. Tegelijk vond hij het inhoudelijk mooi om te achterhalen hoe iemand als Van Iperen in het spanningsveld tussen orthodoxie en verlichting, tussen kerk en staat, een plaats probeerde te vinden. Prof. Van Lieburg, in reactie: „U had ook mogen zeggen: Ik ben theoloog. Daarom interesseert die kant van Josua van Iperen me meer dan de kant van de baantjesjager.”
Een beoordeling van het gesprek
Prof. F. van Lieburg voelde Peene even aan de tand. Ongetwijfeld heeft Peene heel veel werk verzet. Maar het is de taak van de opponent om kritische vragen te stellen. Dat is wetenschap. Peene neemt daarbij een bescheiden houding aan. Hij dekt zich in door te stellen dat hij een beginnend wetenschapper is. De vraag is overigens of een gevorderde wetenschapper wel feilloos is. Is dat juist in de wetenschap niet een gevaarlijk standpunt? Peene geeft wel toe dat hij wist dat Van Iperen een baantjesjager was maar in zijn biografie maakte hij een andere insteek. Peene bekijkt volgens hem Van Iperen in het spanningsveld van orthodoxie en theologie. Van Lieburg schiet vervolgens Peene (die reeds zelf de voorzet gaf) te hulp en stelt: „U had ook mogen zeggen: Ik ben theoloog. Daarom interesseert die kant van Josua van Iperen me meer dan de kant van de baantjesjager'. Kortom een wetenschapper kan niet alles vermelden. Hij werkt vanuit een bepaalde invalshoek. Uit het gesprek blijkt tevens dat wetenschappers op zoek zijn naar details die een ander licht op het te onderzoeken object of persoon kunnen werpen. Elk detail kan tellen...
De bomen en het bos
Als wetenschapper leeft men hoofdzakelijk van de details. Over de relevantie van die details kan men lang over bomen in vakbladen. Tevens kan men elkaar er mee dwarsbomen. Men leeft van kleine vondsten die nieuw licht op de zaak kunnen werpen. Doch dezelfde wetenschapper, die het bomen geleerd heeft, geeft ook les aan studenten en daar gaat het soms behoorlijk mis... Studenten zijn geen beginnend wetenschapper zoals Peene zich bescheiden noemt maar jongeren of soms ouderen die nauwelijks enige voorkennis hebben van het bos laat staan van de bomen die men er in aan kan treffen. Kan zo'n wetenschapper, zo'n bomenliefhebber die gewend is om in vakbladen over details te schrijven en te bomen, lesgeven aan beginnende studenten? Kan hij of zij gestructureerd lesgeven en de hoofdlijnen aangeven en wat de leerdoelen zijn? Bovendien: is de vraagstelling tijdens het tentamen helder en omvat het de leerstof in hoofdlijnen (het bos) of is het een vraag over een voetnoot (een boom in de uithoek) in het boek? Is dit niet een van de oorzaken van studentenangst?
Wetenschapper maar helaas geen lesboer
Er wordt nogal eens geklaagd over deze hooggeleerde wetenschappers (men kan overigens ook veel goede voorbeelden noemen maar dit even terzijde). Wetenschappers zullen vast wel begrijpen dat zij de studenten moeten bevragen op hoofdlijnen maar door hun manier van werken is het de vraag of zij dat in praktijk hebben geleerd en of zij op dat punt geen begeleiding nodig hebben om twee heren te kunnen dienen: de wetenschap en de student.
Een goed voorbeeld
Een goed voorbeeld op dit punt is de Open Universiteit. Diverse modulen van de Open Universiteit zijn gemaakt door wetenschappers en onderwijsdeskundigen die van leerprocessen weet hebben.
Ook studenten aan universiteiten hebben behoefte aan goed geschreven leerboeken als inleiding op het vakgebied. Een slechte inleiding op het vakgebied is een gemiste kans en een heel slechte reclame voor het vakgebied. Studenten hebben ook tijd nodig om de dingen te herhalen daarom dient de stelregel te zijn: niet het vele is goed maar het goede is veel. Op deze manier kan men de studentenangst verminderen...
Het advies van Luther
Maar hoe zit het met de studenten zelf? Wat kunnen zij doen? Luther gaf de studenten het advies om te bidden en hoe drukker men het heeft des te meer moet men tijd vrij maken voor het gebed. God die helpt namelijk in nood! Bij Hem kan men terecht.