Het grote belang van rechte verstaan van de doop volgens Wormser en Luther
Wie hij was
J. A. Wormser sr. ( 1807-1862) was afkomstig uit Duitsland. Wormser betekent namelijk man uit Worms. Worms ligt in Duitsland en is de plaats waar Luther zich in 1521 moest verantwoorden voor de keizer en de kerk. Op die plaats sprak Luther de beroemde woorden: Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij. Wormser was deurwaarder bij de Amsterdamse Arrondissementsrechtbank. Hij was eerst lid van de Lutherse kerk, hoe kon het ook anders als men van Duitse afkomst is, maar die kerk was in zijn dagen sterk vervallen. Hij vertrok er om die reden en heeft nog even gesympathiseerd met de afscheiding maar hij vond deze groepering te vrijgevochten en te weinig gaan in het spoor van de Reformatie. Hij sloot zich daarom aan bij de kring van het reveil. Dit was een groep bezwaarden binnen de hervormde kerk in de 19de eeuw die de kerk weer wilde hervormen/reformeren en opwekken (reveil betekent: wakker maken) tot een leven uit en naar Gods woord.
Wat hij zei over de doop
In 1853 schreef Wormser een boek 'De kinderdoop'. In dat boek schreef hij de beroemd geworden woorden: 'Het Nederlandse volk is in zijn geheel de Heere toegewijd door dat ze gedoopt is in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Leer dan de natie haar doop verstaan en waarderen en kerk en staat zijn gered'.
De laatste zin, leer dan de natie haar doop verstaan en waarderen! en kerk en staat zijn gered, kwam driemaal voor in het boek en deze zin wordt nog steeds veel geciteerd. Dat hij deze uitspraak driemaal aan het papier toevertrouwde in zijn boekje over de doop, geeft aan hoe belangrijk hij het verstaan van de doop vond. In 1854 verscheen de 2de druk met een voorwoord van mr. G. Groen van Prinsterer en in 1885 verscheen een 3de druk met een voorwoord van J. A. Wormser jr. (1845-1916), de zoon van J.A Wormser. In 1903, 50 jaar na de eerste druk, beleefde dit werkje over de doop zelfs zijn 5de druk. Er was toen vraag naar het rechte verstaan van de doop.
De eenheid van de kerk ligt in de doop
Wormser zag de eenheid van de kerk in de kinderdoop liggen. De natie was in die dagen nog gedoopt. De vaderlands kerk was onderling sterk verdeeld en ook nog eens uiteengevallen in de 19de eeuw door de afscheiding maar er was een lichtpuntje want de kinderen waren wel gedoopt. Wormser wilde de kerk(en) weer wakker maken (reveil) met dit geschrift over de doop om zo de kerk weer geestelijk te herstellen. De doop zag hij als vertrekpunt van dit herstel (reveil). Wormser stelde de rijkdom van de kinderdoop aan de orde in de lijn van de Reformatie. Hij sprak het doopformulier na (niet tegen). De gewilligheid van de Drieenige God, die de doop tot uitdrukking brengt, om zondaren zalig te maken, moet de kinderen ingeprent worden, stelde hij. In het voorwoord van de 2de druk schreef mr. G. Groen van Prinsterer een van de voornaamste vertegenwoordiger van het reveil: Het is hier, als in een goudmijn: hoe dieper men graaft, hoe meer de arbeid beloond wordt. Wormser zelf levert telkens het bewijs dat de diepte van de waarheid in de hoogst mogelijke eenvoudigheid ligt.
Het genadeverbond in de tijd
Wormser benadrukte sterk het genadeverbond dat God opricht in de tijd met de gedoopte kinderen. Daarmee stond hij in de lijn van de Reformatie en de bedoeling van het doopsformulier. Wormser zag een groot gevaar in zijn dagen opduiken. De vrijzinnigen bestreden namelijk in die dagen het bovennatuurlijke. Wormser keurde dat af maar zag een ander en bijkans nog groter gevaar te voorschijn treden namelijk dat men juist teveel opklom naar de eeuwigheid en wilde blikken in Gods raadsbesluit. Men ging subjectief te werk en men verwaarloosde en miskende daardoor helaas Gods genadeverbond dat God opricht in de tijd met de gedoopte kinderen van heel de gemeente (ons en onze kinderen).
Wat God belooft
In de doop belooft God de kinderen hoofd voor hoofd te zullen zalig maken als zij tot Hem komen. De ouders moeten hun kinderen leren pleiten op de doop. Doordat men deze heerlijke toezegging in de doop verwaarloosde, ging men het hogerop zoeken namelijk in Gods verkiezing van eeuwigheid of in bevindelijke kenmerken. Daar begon men mee in plaats van met de doop. Men begon niet waar God begint namelijk in de tijd het evangelie present stellen voor verloren zondaren. Wormser vond dit een zeer bekrompen visie. Deze bekrompen lieden, zoals hij hen talloze keren noemt in zijn boekje, zagen Gods genaderijke hand in de doop in de tijd voltrokken geheel en al voorbij. Zij gingen het helaas, hoe kan het ook anders, zoeken in een abstracte verkiezingsleer of in het subjectivisme. Men maakte, door de verkiezing te benadrukken er een loterij van. Men wees de kinderen, waarvan Jezus zei: laat ze tot Mij komen, en volwassenen niet op Gods rijke genade die God aanbiedt in de doop (J. A Wormser sr. De kinderdoop p. 94-98)
De heerlijke belofte die gedaan wordt bij de doop
Luther benadrukte net als J.A. Wormser sr. het grote belang van de kinderdoop. Luther zegt in zijn geschrift 'De Babylonische gevangenschap van de kerk': 'Allereerst is het nodig om met betrekking tot de Doop de Goddelijke belofte in acht te nemen, die zegt: “wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden”. Deze belofte dient men veel en veel hoger te achten dan alle praal van werken, geloften, geestelijke orden en wat dan ook daar deze zuiver menselijk zijn ingevoerd'. We zagen dat Wormser op de rijkdom van de doop wees waar God de zondaar nodigt en belooft te zullen zalig maken als men tot Hem komt. Wie de rijkdom van de doop miskent, vervalt al spoedig in een abstracte verkiezingsleer volgens Wormser. Men klimt dan in alle verhevenheid op naar de eeuwigheid en vergeet dan wat God gedaan heeft in de tijd aan het voorhoofd van al de gedoopte kinderen van de gemeente. Dat laatste vindt men helaas te oppervlakkig en te aards. Wormser zag hierdoor veel onzekerheid opduiken. Men begon verkeerd. De doop is het begin, daar begon God en als men dit begin leert kennen dan mag men leren eindigen in Gods eeuwige verkiezing. Dat is de juiste route die men het kerkvolk moet leren bewandelen.
De doop als poort naar het paradijs
De belofte die in de doop verzegeld wordt aan de voorhoofden van al de gedoopte kinderen betreft de vergeving van de zonde en het recht op het eeuwige leven, volgens het reformatorisch doopformulier. De doop zoals ons gereformeerde doopformulier leert, is zodoende een poort naar het paradijs wanneer deze recht verstaan mag worden. God de Vader heeft in de doop namelijk een heerlijke belofte gedaan aan diep gevallen zondaren. Hij richt met hen een eeuwige verbond op. Zolang als men leeft, kan men God aanspreken op deze belofte van de vergeving van de zonde die Hij heeft gedaan bij de doop. Zijn Zoon heeft deze belofte van de vergeving van de zonde mogelijk gemaakt door te betalen met Zijn lichaam en bloed en de Heilige Geest wil dat uitwerken in het hart van zondaren. Kortom de Drie-enige God staat garant voor de zaligheid van de gedoopte kinderen.
De doop garandeert Gods aanbod van de vergeving van de zonde voor alle gedoopte gemeenteleden.
De doop is daarom het beste bewijs dat de Drieenige God gevallen zondaren wil zalig maken. Met een variant op Wormser kan men ook zeggen: Leer de kerkgangers de enorme geestelijke rijkdom van het reformatorische doopformulier verstaan zoals deze bedoeld is (niet wat men er van gemaakt heeft en maakt) en zowel de leden van de kerken als de eenheid van de kerken zijn gered.
Bronnen: Jan Peter Verhave Afgescheiden en wedergekeerd; het leven van J. A. Wormser sr. en zijn gezin in Amsterdam.
Zie ook: http://www.digibron.nl/search/detail/cce417cc4caba16f709660212776d98f/je-doop-leren-verstaan
en: http://www.protestant.nu/Encyclopedie/tabid/359/Default.aspx?Page=Wormser,%20Johan%20Adam%20sr.
en: https://books.google.nl/books?id=z35RAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false
Wie hij was
J. A. Wormser sr. ( 1807-1862) was afkomstig uit Duitsland. Wormser betekent namelijk man uit Worms. Worms ligt in Duitsland en is de plaats waar Luther zich in 1521 moest verantwoorden voor de keizer en de kerk. Op die plaats sprak Luther de beroemde woorden: Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij. Wormser was deurwaarder bij de Amsterdamse Arrondissementsrechtbank. Hij was eerst lid van de Lutherse kerk, hoe kon het ook anders als men van Duitse afkomst is, maar die kerk was in zijn dagen sterk vervallen. Hij vertrok er om die reden en heeft nog even gesympathiseerd met de afscheiding maar hij vond deze groepering te vrijgevochten en te weinig gaan in het spoor van de Reformatie. Hij sloot zich daarom aan bij de kring van het reveil. Dit was een groep bezwaarden binnen de hervormde kerk in de 19de eeuw die de kerk weer wilde hervormen/reformeren en opwekken (reveil betekent: wakker maken) tot een leven uit en naar Gods woord.
Wat hij zei over de doop
In 1853 schreef Wormser een boek 'De kinderdoop'. In dat boek schreef hij de beroemd geworden woorden: 'Het Nederlandse volk is in zijn geheel de Heere toegewijd door dat ze gedoopt is in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Leer dan de natie haar doop verstaan en waarderen en kerk en staat zijn gered'.
De laatste zin, leer dan de natie haar doop verstaan en waarderen! en kerk en staat zijn gered, kwam driemaal voor in het boek en deze zin wordt nog steeds veel geciteerd. Dat hij deze uitspraak driemaal aan het papier toevertrouwde in zijn boekje over de doop, geeft aan hoe belangrijk hij het verstaan van de doop vond. In 1854 verscheen de 2de druk met een voorwoord van mr. G. Groen van Prinsterer en in 1885 verscheen een 3de druk met een voorwoord van J. A. Wormser jr. (1845-1916), de zoon van J.A Wormser. In 1903, 50 jaar na de eerste druk, beleefde dit werkje over de doop zelfs zijn 5de druk. Er was toen vraag naar het rechte verstaan van de doop.
De eenheid van de kerk ligt in de doop
Wormser zag de eenheid van de kerk in de kinderdoop liggen. De natie was in die dagen nog gedoopt. De vaderlands kerk was onderling sterk verdeeld en ook nog eens uiteengevallen in de 19de eeuw door de afscheiding maar er was een lichtpuntje want de kinderen waren wel gedoopt. Wormser wilde de kerk(en) weer wakker maken (reveil) met dit geschrift over de doop om zo de kerk weer geestelijk te herstellen. De doop zag hij als vertrekpunt van dit herstel (reveil). Wormser stelde de rijkdom van de kinderdoop aan de orde in de lijn van de Reformatie. Hij sprak het doopformulier na (niet tegen). De gewilligheid van de Drieenige God, die de doop tot uitdrukking brengt, om zondaren zalig te maken, moet de kinderen ingeprent worden, stelde hij. In het voorwoord van de 2de druk schreef mr. G. Groen van Prinsterer een van de voornaamste vertegenwoordiger van het reveil: Het is hier, als in een goudmijn: hoe dieper men graaft, hoe meer de arbeid beloond wordt. Wormser zelf levert telkens het bewijs dat de diepte van de waarheid in de hoogst mogelijke eenvoudigheid ligt.
Het genadeverbond in de tijd
Wormser benadrukte sterk het genadeverbond dat God opricht in de tijd met de gedoopte kinderen. Daarmee stond hij in de lijn van de Reformatie en de bedoeling van het doopsformulier. Wormser zag een groot gevaar in zijn dagen opduiken. De vrijzinnigen bestreden namelijk in die dagen het bovennatuurlijke. Wormser keurde dat af maar zag een ander en bijkans nog groter gevaar te voorschijn treden namelijk dat men juist teveel opklom naar de eeuwigheid en wilde blikken in Gods raadsbesluit. Men ging subjectief te werk en men verwaarloosde en miskende daardoor helaas Gods genadeverbond dat God opricht in de tijd met de gedoopte kinderen van heel de gemeente (ons en onze kinderen).
Wat God belooft
In de doop belooft God de kinderen hoofd voor hoofd te zullen zalig maken als zij tot Hem komen. De ouders moeten hun kinderen leren pleiten op de doop. Doordat men deze heerlijke toezegging in de doop verwaarloosde, ging men het hogerop zoeken namelijk in Gods verkiezing van eeuwigheid of in bevindelijke kenmerken. Daar begon men mee in plaats van met de doop. Men begon niet waar God begint namelijk in de tijd het evangelie present stellen voor verloren zondaren. Wormser vond dit een zeer bekrompen visie. Deze bekrompen lieden, zoals hij hen talloze keren noemt in zijn boekje, zagen Gods genaderijke hand in de doop in de tijd voltrokken geheel en al voorbij. Zij gingen het helaas, hoe kan het ook anders, zoeken in een abstracte verkiezingsleer of in het subjectivisme. Men maakte, door de verkiezing te benadrukken er een loterij van. Men wees de kinderen, waarvan Jezus zei: laat ze tot Mij komen, en volwassenen niet op Gods rijke genade die God aanbiedt in de doop (J. A Wormser sr. De kinderdoop p. 94-98)
De heerlijke belofte die gedaan wordt bij de doop
Luther benadrukte net als J.A. Wormser sr. het grote belang van de kinderdoop. Luther zegt in zijn geschrift 'De Babylonische gevangenschap van de kerk': 'Allereerst is het nodig om met betrekking tot de Doop de Goddelijke belofte in acht te nemen, die zegt: “wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden”. Deze belofte dient men veel en veel hoger te achten dan alle praal van werken, geloften, geestelijke orden en wat dan ook daar deze zuiver menselijk zijn ingevoerd'. We zagen dat Wormser op de rijkdom van de doop wees waar God de zondaar nodigt en belooft te zullen zalig maken als men tot Hem komt. Wie de rijkdom van de doop miskent, vervalt al spoedig in een abstracte verkiezingsleer volgens Wormser. Men klimt dan in alle verhevenheid op naar de eeuwigheid en vergeet dan wat God gedaan heeft in de tijd aan het voorhoofd van al de gedoopte kinderen van de gemeente. Dat laatste vindt men helaas te oppervlakkig en te aards. Wormser zag hierdoor veel onzekerheid opduiken. Men begon verkeerd. De doop is het begin, daar begon God en als men dit begin leert kennen dan mag men leren eindigen in Gods eeuwige verkiezing. Dat is de juiste route die men het kerkvolk moet leren bewandelen.
De doop als poort naar het paradijs
De belofte die in de doop verzegeld wordt aan de voorhoofden van al de gedoopte kinderen betreft de vergeving van de zonde en het recht op het eeuwige leven, volgens het reformatorisch doopformulier. De doop zoals ons gereformeerde doopformulier leert, is zodoende een poort naar het paradijs wanneer deze recht verstaan mag worden. God de Vader heeft in de doop namelijk een heerlijke belofte gedaan aan diep gevallen zondaren. Hij richt met hen een eeuwige verbond op. Zolang als men leeft, kan men God aanspreken op deze belofte van de vergeving van de zonde die Hij heeft gedaan bij de doop. Zijn Zoon heeft deze belofte van de vergeving van de zonde mogelijk gemaakt door te betalen met Zijn lichaam en bloed en de Heilige Geest wil dat uitwerken in het hart van zondaren. Kortom de Drie-enige God staat garant voor de zaligheid van de gedoopte kinderen.
De doop garandeert Gods aanbod van de vergeving van de zonde voor alle gedoopte gemeenteleden.
De doop is daarom het beste bewijs dat de Drieenige God gevallen zondaren wil zalig maken. Met een variant op Wormser kan men ook zeggen: Leer de kerkgangers de enorme geestelijke rijkdom van het reformatorische doopformulier verstaan zoals deze bedoeld is (niet wat men er van gemaakt heeft en maakt) en zowel de leden van de kerken als de eenheid van de kerken zijn gered.
Bronnen: Jan Peter Verhave Afgescheiden en wedergekeerd; het leven van J. A. Wormser sr. en zijn gezin in Amsterdam.
Zie ook: http://www.digibron.nl/search/detail/cce417cc4caba16f709660212776d98f/je-doop-leren-verstaan
en: http://www.protestant.nu/Encyclopedie/tabid/359/Default.aspx?Page=Wormser,%20Johan%20Adam%20sr.
en: https://books.google.nl/books?id=z35RAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false