Luther en artikel 8 dominees
Luthers visie
Hoe zou Luther gedacht hebben over een kerk vol met artikel 8 dominees? Luther leefde bijna een eeuw eerder dan de tijd waarin artikel 8 van de DKO tot stand kwam. Dat maakt een precies antwoord lastig. In elk geval zou hij artikel 8 gezien hebben als een uitzondering. Men kan niet zomaar de kansel op en de eisen die in artikel 8 van de DKO gesteld worden, geven al aan dat de Dordtse vaderen daar ook zo over dachten.
De torenkamer-beleving
In 1545 schreef Luther een voorwoord op de geschriften die van hem opnieuw uitkwamen in dat jaar. Hij vermeldt in dit voorwoord zijn torenkamer-beleving. Die beleving moet ergens in 1514 hebben plaatsgevonden toen hij zich voorbereidde op zijn colleges in de torenkamer. Luther las tot dan toe het begrip gerechtigheid fout. De scholastische theologen stelden dat Gods gerechtigheid altijd eisend is. God eist van de zondaar gerechtigheid.
Luthers worsteling
Luther schreef in 1545: "Ik haatte het woord ‘gerechtigheid Gods, want door de traditie en de colleges van alle doctores had ik geleerd het in filosofische zin te verstaan, namelijk als de zogenaamde ‘formele’ –of met een ander woord: ‘actieve’– gerechtigheid, waardoor God rechtvaardig is en de zondaren en onrechtvaardigen straft.
Ik kon echter die rechtvaardige God, Die zondaren straft, niet liefhebben. Ik haatte Hem zelfs… Ik was opstandig tegen God. Ik lasterde Hem niet heimelijk, maar morde wel tegen Hem. Ik zei dan ook: Is het niet voldoende dat de ellendige, door de erfzonde eeuwig verdoemde zondaren met allerlei onheil vermoeid worden door de Wet van de Tien Geboden? Moet God dan zelfs door het Evangelie nog meer leed aan het reeds bestaande leed toevoegen? En ons ook door het Evangelie met Zijn gerechtigheid en Zijn grimmige toorn bedreigen? Zo ging ik tekeer, mijn geweten kwam in een staat van kolkende ontreddering. Maar ik bleef bij Paulus op die plaats maar onafgebroken aankloppen: ik snakte er geheel en al naar om aan de weet te komen wat de heilige Paulus toch bedoelde".
Luthers uitkomst
Luther hield vol: "Onophoudelijk hield dit alles mij dag en nacht bezig, tot ik oog kreeg voor de samenhang van de woorden. Er staat namelijk: “De gerechtigheid Gods wordt in het Evangelie openbaar, zoals er geschreven staat: de rechtvaardige zal uit het geloof leven”. Van toen af aan begon ik de gerechtigheid Gods als een dusdanige gerechtigheid te zien, waardoor de rechtvaardige als door een geschenk van God leeft. Dat wil dus zeggen: uit geloof. Ik bemerkte dat dit als volgt uitgelegd diende te worden: door het Evangelie wordt de gerechtigheid Gods openbaar, namelijk: die zogenaamde ‘passieve’ gerechtigheid, dat is: die gerechtigheid die wij ontvangen en waardoor God ons uit genade en barmhartigheid rechtvaardig maakt door het geloof…Toen voelde ik mij helemaal wedergeboren: de poorten waren voor mij opengegaan, ik was binnengetreden in het Paradijs zelf.”
Porta Paradisi
Het begrip gerechtigheid dat Luther eerst haatte werd nu zijn lievelingswoord. Dit woord werd voor hem een poort naar het paradijs. Luther noemde dit in zijn Latijns geschreven tekst van deze torenkamer-beleving een Porta Paradisi (een poort naar het paradijs). Luther schreef in 1545: "Later las ik Augustinus' geschrift 'Letter en geest' en toen stuitte ik erop dat ook hij het woord 'gerechtigheid' uitlegde als de gerechtigheid waarmee Gods ons bekleedt, wanneer Hij ons rechtvaardigt". Luther plaatst wel een kanttekening bij Augustinus en stelde dat op het punt van de toerekening (imputatio) van de gerechtigheid Augustinus niet altijd zo helder is. Toch heeft Augustinus, volgens Luther, beslist geleerd dat de gerechtigheid van God, de gerechtigdheid is waardoor wij gerechtvaardigd worden (in het Latijn justificemur is een passieve vorm en betekent: wij worden gerechtvaardigd. Ook Augustinus zag de gerechtigheid als een donum, geschenk van God God is de Donateur, Gever.).
De visie van Andrew Pettegree
In zijn boek 'Het merk Luther' maakt Pettegree een interessante opmerking bij deze torenkamer-beleving. Pettegree meent mijns inziens terecht dat Luther door zijn torenkamer-beleving te vermelden, wilde aangeven dat zijn kennis over het evangelie door worsteling, aanvechting, veel strijd en intensieve studie was ontstaan. Het komt een mens niet aanwaaien zoals de Wederdopers en Geestdrijvers meenden. Zij meenden Gods Geest te bezitten en zonder enige studie Gods Woord te kunnen uitleggen. Pettegree meent dat Luther zich daar tegen verzette en om die reden zijn torenkamer-beleving vermeldde (zie Andrew Pettegree 'Het merk Luther', Atlas, 2016, p. 66-67).
Het gelijk van Pettegree
Luther vermeldt ook waarom hij deze torenkamer-beleving beschreven heeft. Dit deed hij niet om zichzelf in het middelpunt te stellen maar veel meer omwille van de Reformatie. Gods Woord moet men zorgvuldig bestuderen want op deze manier is de Reformatie begonnen. Luther zei namelijk: "Als u mijn geschriften gaat lezen, moet u bedenken dat ik zo iemand ben geweest die 'al schrijvende en onderwijzende' steeds verder is gekomen (net zoals Augustinus over zichzelf schrijft). Ik ben niet het type dat uit het niets plotseling de hoogste toppen bereikt heeft. Het ging mij niet af zonder keihard te werken, zonder aanvechting (tentatio) en zonder beproeving".
Luther en artikel 8 dominees
Hier boven hebben we alle ingrediënten volgens Luther om een goed theoloog te worden. Dat wordt men alleen door keihard werken, door beproeving en aanvechting. In die weg leert men namelijk hopen op God en op Zijn beloftevolle woord en in die weg leert men met vallen en opstaan door te lezen en herlezen Gods woord verstaan. Kortom een kerk vol met artikel 8 dominees waarbij men ook nog eens elkaar napraat zonder dan men zelf geklopt heeft op de Schrift en met name de geschriften van Paulus kan de goedkeuring van Luther niet wegdragen.
Toch wel een zegen
Tegelijkertijd zijn er ook onder deze artikel 8 dominees geweest die veel zegen op hun werk hebben gehad. Ook dat mogen we niet uit het oog verliezen. Wel moet gezegd worden dat de Dordtse vaderen met artikel 8 dominees een veel hoger niveau voor ogen hadden dan het praktiseren van dit artikel in kerken van de afscheiding ons laat zien.
Luthers visie
Hoe zou Luther gedacht hebben over een kerk vol met artikel 8 dominees? Luther leefde bijna een eeuw eerder dan de tijd waarin artikel 8 van de DKO tot stand kwam. Dat maakt een precies antwoord lastig. In elk geval zou hij artikel 8 gezien hebben als een uitzondering. Men kan niet zomaar de kansel op en de eisen die in artikel 8 van de DKO gesteld worden, geven al aan dat de Dordtse vaderen daar ook zo over dachten.
De torenkamer-beleving
In 1545 schreef Luther een voorwoord op de geschriften die van hem opnieuw uitkwamen in dat jaar. Hij vermeldt in dit voorwoord zijn torenkamer-beleving. Die beleving moet ergens in 1514 hebben plaatsgevonden toen hij zich voorbereidde op zijn colleges in de torenkamer. Luther las tot dan toe het begrip gerechtigheid fout. De scholastische theologen stelden dat Gods gerechtigheid altijd eisend is. God eist van de zondaar gerechtigheid.
Luthers worsteling
Luther schreef in 1545: "Ik haatte het woord ‘gerechtigheid Gods, want door de traditie en de colleges van alle doctores had ik geleerd het in filosofische zin te verstaan, namelijk als de zogenaamde ‘formele’ –of met een ander woord: ‘actieve’– gerechtigheid, waardoor God rechtvaardig is en de zondaren en onrechtvaardigen straft.
Ik kon echter die rechtvaardige God, Die zondaren straft, niet liefhebben. Ik haatte Hem zelfs… Ik was opstandig tegen God. Ik lasterde Hem niet heimelijk, maar morde wel tegen Hem. Ik zei dan ook: Is het niet voldoende dat de ellendige, door de erfzonde eeuwig verdoemde zondaren met allerlei onheil vermoeid worden door de Wet van de Tien Geboden? Moet God dan zelfs door het Evangelie nog meer leed aan het reeds bestaande leed toevoegen? En ons ook door het Evangelie met Zijn gerechtigheid en Zijn grimmige toorn bedreigen? Zo ging ik tekeer, mijn geweten kwam in een staat van kolkende ontreddering. Maar ik bleef bij Paulus op die plaats maar onafgebroken aankloppen: ik snakte er geheel en al naar om aan de weet te komen wat de heilige Paulus toch bedoelde".
Luthers uitkomst
Luther hield vol: "Onophoudelijk hield dit alles mij dag en nacht bezig, tot ik oog kreeg voor de samenhang van de woorden. Er staat namelijk: “De gerechtigheid Gods wordt in het Evangelie openbaar, zoals er geschreven staat: de rechtvaardige zal uit het geloof leven”. Van toen af aan begon ik de gerechtigheid Gods als een dusdanige gerechtigheid te zien, waardoor de rechtvaardige als door een geschenk van God leeft. Dat wil dus zeggen: uit geloof. Ik bemerkte dat dit als volgt uitgelegd diende te worden: door het Evangelie wordt de gerechtigheid Gods openbaar, namelijk: die zogenaamde ‘passieve’ gerechtigheid, dat is: die gerechtigheid die wij ontvangen en waardoor God ons uit genade en barmhartigheid rechtvaardig maakt door het geloof…Toen voelde ik mij helemaal wedergeboren: de poorten waren voor mij opengegaan, ik was binnengetreden in het Paradijs zelf.”
Porta Paradisi
Het begrip gerechtigheid dat Luther eerst haatte werd nu zijn lievelingswoord. Dit woord werd voor hem een poort naar het paradijs. Luther noemde dit in zijn Latijns geschreven tekst van deze torenkamer-beleving een Porta Paradisi (een poort naar het paradijs). Luther schreef in 1545: "Later las ik Augustinus' geschrift 'Letter en geest' en toen stuitte ik erop dat ook hij het woord 'gerechtigheid' uitlegde als de gerechtigheid waarmee Gods ons bekleedt, wanneer Hij ons rechtvaardigt". Luther plaatst wel een kanttekening bij Augustinus en stelde dat op het punt van de toerekening (imputatio) van de gerechtigheid Augustinus niet altijd zo helder is. Toch heeft Augustinus, volgens Luther, beslist geleerd dat de gerechtigheid van God, de gerechtigdheid is waardoor wij gerechtvaardigd worden (in het Latijn justificemur is een passieve vorm en betekent: wij worden gerechtvaardigd. Ook Augustinus zag de gerechtigheid als een donum, geschenk van God God is de Donateur, Gever.).
De visie van Andrew Pettegree
In zijn boek 'Het merk Luther' maakt Pettegree een interessante opmerking bij deze torenkamer-beleving. Pettegree meent mijns inziens terecht dat Luther door zijn torenkamer-beleving te vermelden, wilde aangeven dat zijn kennis over het evangelie door worsteling, aanvechting, veel strijd en intensieve studie was ontstaan. Het komt een mens niet aanwaaien zoals de Wederdopers en Geestdrijvers meenden. Zij meenden Gods Geest te bezitten en zonder enige studie Gods Woord te kunnen uitleggen. Pettegree meent dat Luther zich daar tegen verzette en om die reden zijn torenkamer-beleving vermeldde (zie Andrew Pettegree 'Het merk Luther', Atlas, 2016, p. 66-67).
Het gelijk van Pettegree
Luther vermeldt ook waarom hij deze torenkamer-beleving beschreven heeft. Dit deed hij niet om zichzelf in het middelpunt te stellen maar veel meer omwille van de Reformatie. Gods Woord moet men zorgvuldig bestuderen want op deze manier is de Reformatie begonnen. Luther zei namelijk: "Als u mijn geschriften gaat lezen, moet u bedenken dat ik zo iemand ben geweest die 'al schrijvende en onderwijzende' steeds verder is gekomen (net zoals Augustinus over zichzelf schrijft). Ik ben niet het type dat uit het niets plotseling de hoogste toppen bereikt heeft. Het ging mij niet af zonder keihard te werken, zonder aanvechting (tentatio) en zonder beproeving".
Luther en artikel 8 dominees
Hier boven hebben we alle ingrediënten volgens Luther om een goed theoloog te worden. Dat wordt men alleen door keihard werken, door beproeving en aanvechting. In die weg leert men namelijk hopen op God en op Zijn beloftevolle woord en in die weg leert men met vallen en opstaan door te lezen en herlezen Gods woord verstaan. Kortom een kerk vol met artikel 8 dominees waarbij men ook nog eens elkaar napraat zonder dan men zelf geklopt heeft op de Schrift en met name de geschriften van Paulus kan de goedkeuring van Luther niet wegdragen.
Toch wel een zegen
Tegelijkertijd zijn er ook onder deze artikel 8 dominees geweest die veel zegen op hun werk hebben gehad. Ook dat mogen we niet uit het oog verliezen. Wel moet gezegd worden dat de Dordtse vaderen met artikel 8 dominees een veel hoger niveau voor ogen hadden dan het praktiseren van dit artikel in kerken van de afscheiding ons laat zien.