Om het behoud
Om het behoud van een kerk
In 2004 realiseerde M. Golverdingen zijn doctoraalscriptie met als titel 'Om het behoud van een kerk'. De hoofdrolspeler is ds G.H. Kersten. De periode van onderzoek betreft de Ger. Gem in de jaren 1928-1948. Het boek eindigt met de dood van G.H Kersten. In 2014 promoveerde Golverdingen en heeft hij ook de periode na 1948 onderzocht.
Waar het omdraait in dit boek
De titel zegt al veel. Het gaat om het behoud van een kerk. Natuurlijk niet de kerk maar een kerk. Het is een bescheiden titel. Golverdingen tekent in deze doctoraalscriptie de lichtzijde en schaduwzijde van de Ger. Gem in de periode 1928-1948. Kersten is de hoofdrolspeler. Dr. C.S.L Janse merkt in een recensie in het RD over dit boek op (22 december 2004): 'Ook in dit boek toont de auteur (Golverdingen) een grote affiniteit met ds. Kersten. Met name waardeert hij het dat Kersten zo lang mogelijk de eenheid in het kerkverband probeerde te bewaren. Ds. Kersten wilde zowel ds. Kok als dr. Steenblok voor de Ger. Gem. behouden'. Het draait in dit boek dus om het behoud van een kerk met ds. Kersten als bemiddelaar.
De kaarten worden geschud: de leeruitspraken van 1931
Golverdingen stelt dat de leeruitspraken van 1931 van de Ger. Gem onder de leiding van Kersten een logisch gevolg zijn van de achtergrond van de Ger. Gem. De Ger. Gem. wortelt in de leer van de oudvaders, meent Golverdingen en die hadden veelal ook een leer waarbij het genadeverbond onder de beheersing stond van de verkiezing. Men zette die lijn voort.
Aan deze leerregels gaat een flinke botsing vooraf met de christelijke gereformeerde kerken. Te denken valt aan prof. Van der Schuit en ds. Jongeleen. Jongeleen beroept zich wat betreft de leer van de drie verbonden op een aantal oudvaders. Jongeleen noemt ook de naam van R. Erskine. Ds. Kersten merkt in de Saambinder op dat Jongeleen R. Erskine maar veel moet lezen want dan zal hem tot andere gedachten brengen... We komen hier nog op terug in deze boekbespreking.
De stuurman en het stuur
De leer van de twee verbonden werd na 1931 het stuur van de Ger. Gem. Golverdingen geeft toe dat een leeruitspraak isolerend kan werken maar stelt dat dit geoorloofd is. De kritiek van Woelderink destijds op 1931 pareert Golverdingen. Woelderink vroeg zich af of een enkele kerk van de afscheiding zomaar de belijdenis kan aanpassen. De Dordtse leerregels zijn namelijk destijds niet alleen opgesteld door heel de vaderlandse kerk maar er waren ook vele afgevaardigden uit het buitenland aanwezig die ook hun zegje mochten doen. Woelderink zag deze leeruitspraken van 1931 als een kleinschalig project dat zal leiden tot verdere verbrokkeling van de vaderlandse kerk. In diverse geschriften heeft Woelderink gewaarschuwd voor separatisme (afbrokkelen en scheuren van de kerk). Golverdingen ziet de leeruitspraken van 1931 meer als een verdere legitieme doordenking van de leer in de lijn van de oudvaders.
Een vreemde eend in de bijt
Met de komst van dr. C Steenblok in de Ger. Gem. neemt de onrust toe. Golverdingen tekent hem als een logisch denker, een rationalist niet alleen in het hoofd maar zelfs in hart en nieren die in abstracta spreekt over de verkiezing en verwerping. Dit in flagrante tegenstelling tot de bewogen ds. R. Kok die voor elke hoorder een belofte van God heeft. Ds. R. Kok maakte zich zorgen over het eeuwige zielenheil van zijn hoorders.
Het eerste twistpunt: inperking van Jezus' Middelaarschap ten aanzien van de algemene genade
Het eerste twistpunt is de algemene genade. Jezus heeft als Middelaar alleen voor de verkorenen het natuurlijke leven verworven. De algemene zorg voor de verworpenen is gegrond in God als Schepper, stelde Steenblok in een lezing voor leraren uit de Ger. Gem. Hier kwam veel kritiek op. Dit was een nieuw geluid. Kok trok aan de bel. Het Middelaarschap van Jezus in de leer van de algemene genade werd ingeperkt. De volgende inperking volgde met nog ernstigere gevolgen...
Het tweede twistpunt: inperking van de prediking van de beloften
Steenblok ging verder met inperken. De leeruitspraken van 1931 hadden het genadeverbond al onder de beheersing van de verkiezing gezet. Steenblok bracht een nieuwe inperking aan. Steenblok stelde namelijk dat de beloften er alleen zijn voor ontwaakte zondaren. Dat zijn zondaren in wie de Geest van God werkt. Voor onbekeerde leden van de gemeente staan er geen beloften in de Bijbel. Daarmee kwam de bediening van het genadeverbond ook onder de beheersing van de verkiezing te staan. Kok ging daar mijns inziens geheel terecht lijnrecht tegenin. Het ging hem om het behoud van zielen op weg en reis naar de eeuwigheid. Om de hoorders op te wekken stelde Kok onder andere: Gods beloften vliegen als sneeuwvlokjes om u heen. Een omstreden uitspraak in de Ger. Gem maar wel helemaal in de lijn van R. Erskine. Dat kunt u aan het einde van deze boekbespreking lezen. R. Erskine lezen zoals Kersten voorstelde aan Jongeleen kan niet alleen Jongeleen maar ook ons op andere gedachten brengen. Een goede tip van Kersten.
Golverdingen stelt vervolgens dat Kersten Kok heeft gecorrigeerd tot behoud van een kerk. In 1948 werd de zaak op de classis van Barneveld in de minne geschikt. Kok moest een aantal onzorgvuldige uitspraken terugnemen. Kok werd er op gewezen dat de beloften van het verbond niet voor alle hoorders zijn maar alleen voor de uitverkorenen. De beloften van het evangelie zijn wel voor alle hoorders. Overigens een omstreden scholastische indeling maar dit even terzijde.
Dr. C. Steenblok kreeg met zijn beperkte visie op het evangelie alle ruimte
Steenblok werd nooit en te nimmer ter verantwoording geroepen op een classis om zijn zaakjes eens uit een te zetten en nog eens na te kijken. Het behoud van een kerk stond voorop. Niet het behoud van het ruime aanbod van genade en de leuze van Salomo: wie zielen vangt is wijs. Na de dood van Kersten werd Steenblok wel aangepakt maar toen was R. Kok al via de achterdeur de kerk uitgewerkt. Ds. Verhagen beriep zich namelijk op de classis na een vastgelopen gesprek met dr. C. Steenblok in de consistorie van de Ger. Gem. in Gouda. Golverdingen gaat daar volgens mij te gemakkelijk aan voorbij. Durfde Kersten Steenblok niet te corrigeren vanwege diens doctors titel ? Op dat punt zet Golverdingen niet in. Golverdingen had in elk geval kunnen opmerken dat Steenblok niet op de classis ter verantwoording werd geroepen. Opmerkelijk mijns inziens. Kersten trachtte wel Kok te bewerken om zo de zaak in de minne te schikken en aanvankelijk had hij succes.
Een al te stille en voorzichtige hint van Kersten naar Steenblok
Het uitgeven van boek over het genadeverbond van Erskine door Kersten is een stille hint richting Steenblok. Golverdingen spreekt van een voorzichtige maar duidelijke terechtwijzing. Steenblok, een theoloog van formaat raakte daar niet onder de indruk van en de vraag is of hij het ook begreep. Verdiende hij niet een eerlijkere rechtstreekse benadering? Te denken valt aan een gesprek onder vier ogen! In deze kwestie stond mijns inziens het behoud van een kerk op nummer 1 en niet het behoud van zielen op reis naar de eeuwigheid. Een stille hint is dan niet op zijn plek. Dat begreep ds. Verhagen na de dood van Kersten maar al te goed. Maar toen was het leed al geschied. Kersten had Steenblok teveel ruimte gegeven. Eigenlijk hadden ze het verleden van Steenblok beter moeten onderzoeken. Ook in de gereformeerde kerken was hij een omstreden figuur. Sommigen beweren dat Kersten graag een doctor in de theologie in huis wilde hebben. Die kon hij goed gebruiken.
In de lijn van Boston en de Erskine's of toch niet
Kersten gaf diverse werken uit van de Erskine's en Boston om zo de zaak bij een te houden, meent Golverdingen. Kersten wilde vasthouden aan de leeruitspraken van 1931, waar gesteld wordt dat het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing staat maar ook aan het ruime aanbod van genade. In Boston en de Erskine's vond Kersten bondgenoten. Boston en de Erskine's hielden vast aan de leer van de twee verbonden maar hadden ook een ruim aanbod. Hun geschriften kon hij dus goed gebruiken. De vraag die in deze doctoraalscriptie niet aan de orde komt, is of de Ger. Gem. en Kersten echt in het spoor gingen van de Erskine's en Boston. Golverdingen gaat aan die vraag mijns inziens al te gemakkelijk voorbij. Dat maakt zijn onderzoek op dat punt behoorlijk oppervlakkig. Het riekt naar een vooringenomen standpunt ondanks het vele materiaal dat hij aandraagt. Hij verdedigt mijns inziens heel behoedzaam de positie van Kersten, het boegbeeld en de theoloog van de Ger. Gem. Maar ook de Ger. Gem in Ned. beroept zich op Kersten. Dat geeft aan dat Kersten meerdere gezichten heeft. Dat vraagt om meer onderzoek richting Kersten.
Objectief onderzoek naar Kersten door een predikant van de Ger. Gem.
Golverdingen is predikant binnen de Ger. Gem. Kan hij Kersten, het boegbeeld van de Ger. Gem. objectief benaderen? Voor mij is dat een vraag. Zonder harde verwijten te maken, krijg ik toch de indruk dat Golverdingen Kersten niet geheel objectief benadert.
Het foutieve beroep van Jongeleen op R. Erskine vraagt om verder onderzoek
Golverdingen gaat ook voorbij aan het standpunt van Jongeleen ten aanzien van R. Erskine. Waarom meende Jongeleen dat R. Erskine de leer van de drie verbonden voorstond? Die vraag beantwoorden is veel interessanter dan alleen maar opmerken dat Kersten niets heel hield van het beroep van Jongeneel op R. Erskine (p. 38). Kersten zei in de Saambinder: 'Laat Jongeleen Erskine maar veel lezen, het zal hem tot andere gedachten brengen'. Las Kersten de Erskine's zelf wel goed? Daar valt mijns inziens wel het een en ander op af te dingen. In elk geval nam hij hun ruime aanbod niet geheel en al over. Het is wel eerlijk om dat te vermelden. Dat doet dr. P. H. van Harten wel in zijn proefschrift 'De prediking van Ebenezer en Ralph Erskine'. Van Harten wijst erop dat het beroep van Kersten op de Erskine's eenzijdig van aard is. Het is Kersten vooral te doen om de twee verbonden leer van de Erskine's terwijl Jongeneel zich meer beroept op de belofteprediking van de Erskine' s (p. 245).
Een wereld van verschil: heel de wereld of de uitverkoren wereld
De Erskine's en Boston leerden dan alleen de uitverkoren in het genadeverbond begrepen zijn. Echter! in hun bediening van het genadeverbond sloten zij geen hoorder uit. Boston en de Erskine's stelden dat Jezus de Zaligmaker is van heel de wereld (Johannes 3:16). Kersten en Steenblok lazen heel de uitverkoren wereld. Een wereld van verschil. Wie heel de wereld leest, is volgens Kersten een remonstrant. Want het zijn de Arminianen die aldus spreken (G.H Kersten Korte lessen over Kort Begrip p. 52-53). De Erskine's en Boston wilden niets weten van bepalingen en beperkingen ten aanzien van het evangelie.
Het aanbod van genade bij Kersten
Zondermeer had Kersten een ruimer aanbod van genade dan Steenblok. Steenblok was echter consequenter. Hij stelde dat er een rode draad van remonstrantisme liep door de geschriften van de Erskine' s en Boston. Kersten gebruikte wel het raamwerk van de leer van de twee verbonden van Erskine's en Boston maar perkte toch veel teksten die volgens de Erskine's en Boston een ruim evangelie bezaten in (bijv. Johannes 3:16).
Een overweging bij Jongeleens beroep op R. Erskine
Jongeleen was het vermoedelijk niet te doen om het dogmatisch raamwerk van R. Erskine te doorgronden maar hij werd mogelijkerwijs geraakt door de ruime evangelieprediking van R. Erskine en meende door het ruime aanbod en de ruime prediking van de beloften met een aanhanger van de leer van de drie verbonden te doen te hebben. Bovendien liep R. Erskine niet in elke preek te koop met de leer van de twee verbonden. De leer van de twee verbonden was voor R. Erskine geen breekpunt zoals voor Kersten het wel het geval was. Om die reden haalde Kersten in zijn dogmatiek hard uit naar de leer van de drie verbonden. Zulke stevige uitspraken komt men bij de Erskine's en Boston niet tegen. Boston spreekt bescheiden van 'Een beschouwing van het genadeverbond' (A view of the convenant of grace).
De titel is meer ideologisch dan reëel
De titel van scriptie 'Om het behoud van een kerk' van Golverdingen is vanuit deze waarneming uiterst bescheiden. Voor Kersten was mijns inziens de leer van de Ger. Gem de enige zuivere leer en daarmee was zijn kerk toch wel een beetje de kerk geworden. Ook al verwoordt hij dat zo nergens. In praktijk was Kersten allerminst een bescheiden man net als dr. A Kuyper. Zijn polemieken liegen er niet om. In die tijd kon men zo handelen. Er was behoefte aan krachtige zelfbewuste leiders. Denk ook aan Klaas Schilder. Ook die kon er wat van. Een titel als 'Om het behoud van een kerk' is mijns inziens te voorzichtig geformuleerd. De titel geeft niet het gedachtegoed van Kersten weer maar is meer ideologisch van aard.
Het denksysteem van Kersten: de levendmaking voor de aanneming
Kersten zat ook te veel vast aan het volgende denksysteem dat hij leende van Comrie: eerst de levendmaking (habitus) en dan de aanneming (actus). Eigenlijk was hij meer een wedergeboortepredikant dan een prediker van het ruime aanbod en prediker van de beloften Gods. Kersten stelt om het Arminianisme te bezweren en te weren: 'Aan de aanneming van het geloof gaat het werk van de inlijving en toerekening van Christus vooraf (G.H Kersten, Korte lessen over Kort Begrip, p. 54). Een stevige maatregel richting het aanbod. Het enige wat men vanuit deze visie kan doen, is wachten totdat God je wederbaart. Met die visie is men mijlenver verwijderd van de leer van de Erskine's en Boston. Die stellen het ruime aanbod voorop. In het aanbod komt God mee net als bij de man met de verdorde hand. Hij moest die verdorde dode hand uitsteken op het bevel van Jezus. Doden zullen namelijk de stem van God horen, zo leerde Jezus. Dat is de inzet van de prediking. God roept via het aanbod de dingen die niet zijn tot leven. Een van de Erskine's zegt ergens in een van zijn geschriften: 'Steek uw dode hand maar uit naar de levende Christus'. Onlogisch natuurlijk maar het evangelie doorbreekt onze logica en dat is juist de blijde boodschap. Doven horen en blinden zien. Wat bij de logica onmogelijk is, is mogelijk bij God. Dat is theologica.
Welk behoud geniet eigenlijk de voorkeur
Het gaat om het behoud van zielen op reis naar de eeuwigheid. Die leer mag nooit en te nimmer worden weggenomen van de kansel. Dat begreep ds. R. Kok maar al te goed: Red de zielen die ten dode wankelen. Dat was zijn missie en passie. Spande Kersten zich kostte wat het kostte in voor het behoud van een kerk, Kok spaarde kosten noch moeite om zich in te spannen voor het eeuwige behoud van zielen die op reis zijn naar de nimmer eindigende eeuwigheid.
Tot slot: voor wie de beloften zijn
Ralph Erskine zegt: De beloften vliegen, als het ware, rondom uw hoofd en oren heen; vliegen er dan nu ook geen in uw hart? Hebt u dan geen gebruik, o mens, van enige ervan? Helaas! Het is treurig, dat God, met de belofte in Zijn hand, onder u geen geloof verkrijgen kan. Maar indien u de belofte begeert, neem haar dan aan (Ralph Erskine De zwangere belofte en haar vrucht. p. 23).
Om het behoud van een kerk
In 2004 realiseerde M. Golverdingen zijn doctoraalscriptie met als titel 'Om het behoud van een kerk'. De hoofdrolspeler is ds G.H. Kersten. De periode van onderzoek betreft de Ger. Gem in de jaren 1928-1948. Het boek eindigt met de dood van G.H Kersten. In 2014 promoveerde Golverdingen en heeft hij ook de periode na 1948 onderzocht.
Waar het omdraait in dit boek
De titel zegt al veel. Het gaat om het behoud van een kerk. Natuurlijk niet de kerk maar een kerk. Het is een bescheiden titel. Golverdingen tekent in deze doctoraalscriptie de lichtzijde en schaduwzijde van de Ger. Gem in de periode 1928-1948. Kersten is de hoofdrolspeler. Dr. C.S.L Janse merkt in een recensie in het RD over dit boek op (22 december 2004): 'Ook in dit boek toont de auteur (Golverdingen) een grote affiniteit met ds. Kersten. Met name waardeert hij het dat Kersten zo lang mogelijk de eenheid in het kerkverband probeerde te bewaren. Ds. Kersten wilde zowel ds. Kok als dr. Steenblok voor de Ger. Gem. behouden'. Het draait in dit boek dus om het behoud van een kerk met ds. Kersten als bemiddelaar.
De kaarten worden geschud: de leeruitspraken van 1931
Golverdingen stelt dat de leeruitspraken van 1931 van de Ger. Gem onder de leiding van Kersten een logisch gevolg zijn van de achtergrond van de Ger. Gem. De Ger. Gem. wortelt in de leer van de oudvaders, meent Golverdingen en die hadden veelal ook een leer waarbij het genadeverbond onder de beheersing stond van de verkiezing. Men zette die lijn voort.
Aan deze leerregels gaat een flinke botsing vooraf met de christelijke gereformeerde kerken. Te denken valt aan prof. Van der Schuit en ds. Jongeleen. Jongeleen beroept zich wat betreft de leer van de drie verbonden op een aantal oudvaders. Jongeleen noemt ook de naam van R. Erskine. Ds. Kersten merkt in de Saambinder op dat Jongeleen R. Erskine maar veel moet lezen want dan zal hem tot andere gedachten brengen... We komen hier nog op terug in deze boekbespreking.
De stuurman en het stuur
De leer van de twee verbonden werd na 1931 het stuur van de Ger. Gem. Golverdingen geeft toe dat een leeruitspraak isolerend kan werken maar stelt dat dit geoorloofd is. De kritiek van Woelderink destijds op 1931 pareert Golverdingen. Woelderink vroeg zich af of een enkele kerk van de afscheiding zomaar de belijdenis kan aanpassen. De Dordtse leerregels zijn namelijk destijds niet alleen opgesteld door heel de vaderlandse kerk maar er waren ook vele afgevaardigden uit het buitenland aanwezig die ook hun zegje mochten doen. Woelderink zag deze leeruitspraken van 1931 als een kleinschalig project dat zal leiden tot verdere verbrokkeling van de vaderlandse kerk. In diverse geschriften heeft Woelderink gewaarschuwd voor separatisme (afbrokkelen en scheuren van de kerk). Golverdingen ziet de leeruitspraken van 1931 meer als een verdere legitieme doordenking van de leer in de lijn van de oudvaders.
Een vreemde eend in de bijt
Met de komst van dr. C Steenblok in de Ger. Gem. neemt de onrust toe. Golverdingen tekent hem als een logisch denker, een rationalist niet alleen in het hoofd maar zelfs in hart en nieren die in abstracta spreekt over de verkiezing en verwerping. Dit in flagrante tegenstelling tot de bewogen ds. R. Kok die voor elke hoorder een belofte van God heeft. Ds. R. Kok maakte zich zorgen over het eeuwige zielenheil van zijn hoorders.
Het eerste twistpunt: inperking van Jezus' Middelaarschap ten aanzien van de algemene genade
Het eerste twistpunt is de algemene genade. Jezus heeft als Middelaar alleen voor de verkorenen het natuurlijke leven verworven. De algemene zorg voor de verworpenen is gegrond in God als Schepper, stelde Steenblok in een lezing voor leraren uit de Ger. Gem. Hier kwam veel kritiek op. Dit was een nieuw geluid. Kok trok aan de bel. Het Middelaarschap van Jezus in de leer van de algemene genade werd ingeperkt. De volgende inperking volgde met nog ernstigere gevolgen...
Het tweede twistpunt: inperking van de prediking van de beloften
Steenblok ging verder met inperken. De leeruitspraken van 1931 hadden het genadeverbond al onder de beheersing van de verkiezing gezet. Steenblok bracht een nieuwe inperking aan. Steenblok stelde namelijk dat de beloften er alleen zijn voor ontwaakte zondaren. Dat zijn zondaren in wie de Geest van God werkt. Voor onbekeerde leden van de gemeente staan er geen beloften in de Bijbel. Daarmee kwam de bediening van het genadeverbond ook onder de beheersing van de verkiezing te staan. Kok ging daar mijns inziens geheel terecht lijnrecht tegenin. Het ging hem om het behoud van zielen op weg en reis naar de eeuwigheid. Om de hoorders op te wekken stelde Kok onder andere: Gods beloften vliegen als sneeuwvlokjes om u heen. Een omstreden uitspraak in de Ger. Gem maar wel helemaal in de lijn van R. Erskine. Dat kunt u aan het einde van deze boekbespreking lezen. R. Erskine lezen zoals Kersten voorstelde aan Jongeleen kan niet alleen Jongeleen maar ook ons op andere gedachten brengen. Een goede tip van Kersten.
Golverdingen stelt vervolgens dat Kersten Kok heeft gecorrigeerd tot behoud van een kerk. In 1948 werd de zaak op de classis van Barneveld in de minne geschikt. Kok moest een aantal onzorgvuldige uitspraken terugnemen. Kok werd er op gewezen dat de beloften van het verbond niet voor alle hoorders zijn maar alleen voor de uitverkorenen. De beloften van het evangelie zijn wel voor alle hoorders. Overigens een omstreden scholastische indeling maar dit even terzijde.
Dr. C. Steenblok kreeg met zijn beperkte visie op het evangelie alle ruimte
Steenblok werd nooit en te nimmer ter verantwoording geroepen op een classis om zijn zaakjes eens uit een te zetten en nog eens na te kijken. Het behoud van een kerk stond voorop. Niet het behoud van het ruime aanbod van genade en de leuze van Salomo: wie zielen vangt is wijs. Na de dood van Kersten werd Steenblok wel aangepakt maar toen was R. Kok al via de achterdeur de kerk uitgewerkt. Ds. Verhagen beriep zich namelijk op de classis na een vastgelopen gesprek met dr. C. Steenblok in de consistorie van de Ger. Gem. in Gouda. Golverdingen gaat daar volgens mij te gemakkelijk aan voorbij. Durfde Kersten Steenblok niet te corrigeren vanwege diens doctors titel ? Op dat punt zet Golverdingen niet in. Golverdingen had in elk geval kunnen opmerken dat Steenblok niet op de classis ter verantwoording werd geroepen. Opmerkelijk mijns inziens. Kersten trachtte wel Kok te bewerken om zo de zaak in de minne te schikken en aanvankelijk had hij succes.
Een al te stille en voorzichtige hint van Kersten naar Steenblok
Het uitgeven van boek over het genadeverbond van Erskine door Kersten is een stille hint richting Steenblok. Golverdingen spreekt van een voorzichtige maar duidelijke terechtwijzing. Steenblok, een theoloog van formaat raakte daar niet onder de indruk van en de vraag is of hij het ook begreep. Verdiende hij niet een eerlijkere rechtstreekse benadering? Te denken valt aan een gesprek onder vier ogen! In deze kwestie stond mijns inziens het behoud van een kerk op nummer 1 en niet het behoud van zielen op reis naar de eeuwigheid. Een stille hint is dan niet op zijn plek. Dat begreep ds. Verhagen na de dood van Kersten maar al te goed. Maar toen was het leed al geschied. Kersten had Steenblok teveel ruimte gegeven. Eigenlijk hadden ze het verleden van Steenblok beter moeten onderzoeken. Ook in de gereformeerde kerken was hij een omstreden figuur. Sommigen beweren dat Kersten graag een doctor in de theologie in huis wilde hebben. Die kon hij goed gebruiken.
In de lijn van Boston en de Erskine's of toch niet
Kersten gaf diverse werken uit van de Erskine's en Boston om zo de zaak bij een te houden, meent Golverdingen. Kersten wilde vasthouden aan de leeruitspraken van 1931, waar gesteld wordt dat het genadeverbond onder de beheersing van de verkiezing staat maar ook aan het ruime aanbod van genade. In Boston en de Erskine's vond Kersten bondgenoten. Boston en de Erskine's hielden vast aan de leer van de twee verbonden maar hadden ook een ruim aanbod. Hun geschriften kon hij dus goed gebruiken. De vraag die in deze doctoraalscriptie niet aan de orde komt, is of de Ger. Gem. en Kersten echt in het spoor gingen van de Erskine's en Boston. Golverdingen gaat aan die vraag mijns inziens al te gemakkelijk voorbij. Dat maakt zijn onderzoek op dat punt behoorlijk oppervlakkig. Het riekt naar een vooringenomen standpunt ondanks het vele materiaal dat hij aandraagt. Hij verdedigt mijns inziens heel behoedzaam de positie van Kersten, het boegbeeld en de theoloog van de Ger. Gem. Maar ook de Ger. Gem in Ned. beroept zich op Kersten. Dat geeft aan dat Kersten meerdere gezichten heeft. Dat vraagt om meer onderzoek richting Kersten.
Objectief onderzoek naar Kersten door een predikant van de Ger. Gem.
Golverdingen is predikant binnen de Ger. Gem. Kan hij Kersten, het boegbeeld van de Ger. Gem. objectief benaderen? Voor mij is dat een vraag. Zonder harde verwijten te maken, krijg ik toch de indruk dat Golverdingen Kersten niet geheel objectief benadert.
Het foutieve beroep van Jongeleen op R. Erskine vraagt om verder onderzoek
Golverdingen gaat ook voorbij aan het standpunt van Jongeleen ten aanzien van R. Erskine. Waarom meende Jongeleen dat R. Erskine de leer van de drie verbonden voorstond? Die vraag beantwoorden is veel interessanter dan alleen maar opmerken dat Kersten niets heel hield van het beroep van Jongeneel op R. Erskine (p. 38). Kersten zei in de Saambinder: 'Laat Jongeleen Erskine maar veel lezen, het zal hem tot andere gedachten brengen'. Las Kersten de Erskine's zelf wel goed? Daar valt mijns inziens wel het een en ander op af te dingen. In elk geval nam hij hun ruime aanbod niet geheel en al over. Het is wel eerlijk om dat te vermelden. Dat doet dr. P. H. van Harten wel in zijn proefschrift 'De prediking van Ebenezer en Ralph Erskine'. Van Harten wijst erop dat het beroep van Kersten op de Erskine's eenzijdig van aard is. Het is Kersten vooral te doen om de twee verbonden leer van de Erskine's terwijl Jongeneel zich meer beroept op de belofteprediking van de Erskine' s (p. 245).
Een wereld van verschil: heel de wereld of de uitverkoren wereld
De Erskine's en Boston leerden dan alleen de uitverkoren in het genadeverbond begrepen zijn. Echter! in hun bediening van het genadeverbond sloten zij geen hoorder uit. Boston en de Erskine's stelden dat Jezus de Zaligmaker is van heel de wereld (Johannes 3:16). Kersten en Steenblok lazen heel de uitverkoren wereld. Een wereld van verschil. Wie heel de wereld leest, is volgens Kersten een remonstrant. Want het zijn de Arminianen die aldus spreken (G.H Kersten Korte lessen over Kort Begrip p. 52-53). De Erskine's en Boston wilden niets weten van bepalingen en beperkingen ten aanzien van het evangelie.
Het aanbod van genade bij Kersten
Zondermeer had Kersten een ruimer aanbod van genade dan Steenblok. Steenblok was echter consequenter. Hij stelde dat er een rode draad van remonstrantisme liep door de geschriften van de Erskine' s en Boston. Kersten gebruikte wel het raamwerk van de leer van de twee verbonden van Erskine's en Boston maar perkte toch veel teksten die volgens de Erskine's en Boston een ruim evangelie bezaten in (bijv. Johannes 3:16).
Een overweging bij Jongeleens beroep op R. Erskine
Jongeleen was het vermoedelijk niet te doen om het dogmatisch raamwerk van R. Erskine te doorgronden maar hij werd mogelijkerwijs geraakt door de ruime evangelieprediking van R. Erskine en meende door het ruime aanbod en de ruime prediking van de beloften met een aanhanger van de leer van de drie verbonden te doen te hebben. Bovendien liep R. Erskine niet in elke preek te koop met de leer van de twee verbonden. De leer van de twee verbonden was voor R. Erskine geen breekpunt zoals voor Kersten het wel het geval was. Om die reden haalde Kersten in zijn dogmatiek hard uit naar de leer van de drie verbonden. Zulke stevige uitspraken komt men bij de Erskine's en Boston niet tegen. Boston spreekt bescheiden van 'Een beschouwing van het genadeverbond' (A view of the convenant of grace).
De titel is meer ideologisch dan reëel
De titel van scriptie 'Om het behoud van een kerk' van Golverdingen is vanuit deze waarneming uiterst bescheiden. Voor Kersten was mijns inziens de leer van de Ger. Gem de enige zuivere leer en daarmee was zijn kerk toch wel een beetje de kerk geworden. Ook al verwoordt hij dat zo nergens. In praktijk was Kersten allerminst een bescheiden man net als dr. A Kuyper. Zijn polemieken liegen er niet om. In die tijd kon men zo handelen. Er was behoefte aan krachtige zelfbewuste leiders. Denk ook aan Klaas Schilder. Ook die kon er wat van. Een titel als 'Om het behoud van een kerk' is mijns inziens te voorzichtig geformuleerd. De titel geeft niet het gedachtegoed van Kersten weer maar is meer ideologisch van aard.
Het denksysteem van Kersten: de levendmaking voor de aanneming
Kersten zat ook te veel vast aan het volgende denksysteem dat hij leende van Comrie: eerst de levendmaking (habitus) en dan de aanneming (actus). Eigenlijk was hij meer een wedergeboortepredikant dan een prediker van het ruime aanbod en prediker van de beloften Gods. Kersten stelt om het Arminianisme te bezweren en te weren: 'Aan de aanneming van het geloof gaat het werk van de inlijving en toerekening van Christus vooraf (G.H Kersten, Korte lessen over Kort Begrip, p. 54). Een stevige maatregel richting het aanbod. Het enige wat men vanuit deze visie kan doen, is wachten totdat God je wederbaart. Met die visie is men mijlenver verwijderd van de leer van de Erskine's en Boston. Die stellen het ruime aanbod voorop. In het aanbod komt God mee net als bij de man met de verdorde hand. Hij moest die verdorde dode hand uitsteken op het bevel van Jezus. Doden zullen namelijk de stem van God horen, zo leerde Jezus. Dat is de inzet van de prediking. God roept via het aanbod de dingen die niet zijn tot leven. Een van de Erskine's zegt ergens in een van zijn geschriften: 'Steek uw dode hand maar uit naar de levende Christus'. Onlogisch natuurlijk maar het evangelie doorbreekt onze logica en dat is juist de blijde boodschap. Doven horen en blinden zien. Wat bij de logica onmogelijk is, is mogelijk bij God. Dat is theologica.
Welk behoud geniet eigenlijk de voorkeur
Het gaat om het behoud van zielen op reis naar de eeuwigheid. Die leer mag nooit en te nimmer worden weggenomen van de kansel. Dat begreep ds. R. Kok maar al te goed: Red de zielen die ten dode wankelen. Dat was zijn missie en passie. Spande Kersten zich kostte wat het kostte in voor het behoud van een kerk, Kok spaarde kosten noch moeite om zich in te spannen voor het eeuwige behoud van zielen die op reis zijn naar de nimmer eindigende eeuwigheid.
Tot slot: voor wie de beloften zijn
Ralph Erskine zegt: De beloften vliegen, als het ware, rondom uw hoofd en oren heen; vliegen er dan nu ook geen in uw hart? Hebt u dan geen gebruik, o mens, van enige ervan? Helaas! Het is treurig, dat God, met de belofte in Zijn hand, onder u geen geloof verkrijgen kan. Maar indien u de belofte begeert, neem haar dan aan (Ralph Erskine De zwangere belofte en haar vrucht. p. 23).