Drs. C. Ouwendorp
Jeruzalem en Athene. Een blijvende worsteling in de theologie
Wie drs. C. Ouwendorp is
Ouwendorp (74) studeerde pedagogiek en filosofie aan de Vrije Universiteit en is zijn leven lang bezig met het bestuderen van het grensgebied tussen filosofie en theologie. Hij is een autodidact die zich in zijn vrije tijd –hij had jarenlang samen met zijn broer een tegelzettersbedrijf– verdiepte in de filosofie. Hij is afkomstig uit een bevindelijk milieu (bron: www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws)
Waarom hij dit boek schreef
Ouwendorp is bang voor de koele redeneertrant van de scholastiek. De scholastiek gaat terug op de Griekse filosofie en met name op Aristoteles. Aristoteles noemde God de Onbewogen Beweger. God is de eerste Oorzaak van alles en wordt door niemand in beweging gezet. Zowel de Middeleeuwse theologie, met name die van Thomas van Aquino als de gereformeerde orthodoxie, met name Gisbertus Voetius maakten gebruik van de denkwijze van Aristoteles. Ouwendorp is bang voor de scholastiek daar het de Bijbelse openbaring kan verduisteren en ook doet naar zijn mening. Ouwendorp kan zich niet vinden in hen die stellen dat scholastiek de theologie ook kan verrijken en verhelderen mits het maar goed gehanteerd wordt (Van Asselt en Van 't Spijker p.60). Ouwendorp wil terug naar de reformatie omdat Luther en Calvijn grotendeels braken met de scholastiek. De Nadere Reformatie heeft zich er weer schuldig aangemaakt.
De nieren van de schrijver proeven
Drs. C. Ouwendorp is een zeer belezen man. In zijn dikke boek laat hij zien wat de gevaren zijn van scholastiek. De schrijver wil geen steen in de vijver gooien. Het is hem te doen om een prediking die bijbels is. Het evangelie moet gebracht worden aan heel de gemeente. Geen filosofisch systeem. De schrijver is dus niet alleen een belezen man maar ook een bewogen man. Bewogen met de mensen in de kerk die filosofische stenen krijgen in plaats van het levende Brood.
Het boek in hoofdlijnen
In hoofdstuk 1-3 beschrijft Ouwendorp de verhouding tussen de scholastiek en theologie tot aan de Middeleeuwen. De Middeleeuwse kerk zag de Schrift als duister en dan heeft men de autoriteit van de kerk nodig om dit aan te vullen (p.82). De kerk maakte in de late Middeleeuwen gebruik van de scholastiek met alle gevolgen van dien. In hoofdstuk 4 kijkt Ouwendorp of de reformatie een breuk betekende met de scholastiek van de Middeleeuwen. Dat lijkt het geval bij Luther en met name bij Calvijn. Toch pakt de Nadere Reformatie de draad weer op. Voetius gaat in het spoor van Aquino en Aristoteles (p.150). In hoofdstuk 5-10 verkent Ouwendorp een zestal onderwerpen in de dogmatiek en de inwerking van de scholastiek op deze dogmatische onderwerpen.
Waar deze boekbespreking zich op richt
We willen in deze boekbespreking ons vooral richten op hoofdstuk 7 'het genadeverbond' en hoofdstuk 10 'de verkiezing' en de uitwassen op die terreinen. Het is namelijk ondoenlijk alles te bespreken. Verder zal ik het standpunt van de schrijver omtrent zijn visie op de scholastiek laten rusten (voor mijn visie op de scholastiek zie onder de rubriek boekbespreking 'De gereformeerde scholastiek'). Met de schrijver ben ik het eens dat de scholastiek gevaren heeft en uitwassen kan veroorzaken.
De Dordtse vaderen
In hoofdstuk 7 komt de verbondsbeschouwing aan de orde. De Dordtse vaderen zeggen in DL1, 8 De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar één en dezelfde, van al degenen die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornemen en raad van den wille Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot heerlijkheid, tot de zaligheid en tot de weg der zaligheid, die Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden. (Efeze. 1:4,5 en 2:10). Belangrijk is de finale bijzin 'opdat wij daarin wandelen zouden'. Ouwendorp legt er terecht de vinger bij dat volgens de Dordtse vaderen de verkiezende God ook de God is die de weg der zaligheid laat verkondigen met als doel 'opdat wij daarin wandelen zouden'. Ouwendorp citeert K. Exalto instemmend die zegt: 'In dat besluit zijn tevens de weldaden van het genadeverbond begrepen. God heeft niet alleen het einddoel bepaald: de eeuwige zaligheid maar ook de weg daar naar toe Wie zich bevindt op deze weg en God daarin zoekt, mag vertrouwen dat God Zijn belofte aan hem vervullen zal' (p. 300). Zo krijgt Gods verkiezende liefde in de tijd een ruimhartige gestalte bij de Dordtse vaderen. Hij wijst in Zijn verkiezende liefde zondaren de weg 'opdat wij daarin wandelen zouden'.
Het genadeverbond komt onder de beheersing van de verkiezing
In dit hoofdstuk laat Ouwendorp zien dat het genadeverbond in de Nadere Reformatie steeds meer vereeuwigd werd daar het steeds meer onder de beheersing kwam te staan van de verkiezing (p. 316). In de rechterflank van afscheiding gaat men in de 20ste eeuw in dit spoor verder. Om een voorbeeld te geven: in Genesis 17:7 staat: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. Wie goed leest, ziet dat het genadeverbond in de tijd wordt opgericht met Abraham en zijn gehele zaad. De zinsnede 'een eeuwig verbond' betekent dat het om 'een blijvend verbond ' gaat. Niet een verbond dat vanuit de eeuwigheid is opgericht met Christus en waarin slechts alle uitverkorenen delen. Het doopformulier spreekt dezelfde taal als in Genesis 17:7 en stelt dat 'Hij met ons (die gedoopt worden) het verbond van de genade opricht (staat in de tegenwoordige tijd)' (p. 319).
De belofte van de vergeving van de zonde die bij de doop verzegeld wordt, komt niet aan de orde
Het gevaar bestaat dat de belofte van de vergeving van de zonde, die volgens het doopformulier aan het hoofd van elke gedoopte verzegeld wordt, niet meer aan de orde komt als men het genadeverbond vereeuwigd heeft. God (ver)wordt dan in de prediking (tot) de Onbewogen Beweger en heeft vanuit de stille eeuwigheid het verbond opgericht met Christus waarin alle uitverkorenen begrepen zijn. Het gevaar is groot dat in zo'n prediking het aanbod verdampt (bij Thomas Boston en de Erskine's is dat niet het geval). Klopt dit strakke schema? Was Jezus niet bewogen in de tijd met zondaren van het gehele menselijke geslacht en werd Hij niet bewogen met innerlijke ontferming toen Hij de schare zag als schapen zonder herder? Nodigde Hij niet allen om tot Hem te komen? Die bewogenheid van Jezus stelde Paulus in zijn prediking centraal. Dat is ook in het doopformulier het geval. God is bewogen met gevallen zondaren en richt met hen Zijn verbond op. Die bewogenheid van God moet het hart van de harde zondaar verbreken. Hij wil aan ons als vijanden van huis uit, Zijn vriendschap bieden en legt dat vast in een verbond.
De verkiezing zet het aanbod onder druk
In hoofdstuk 10 zet Ouwendorp de schijnwerpers op de verkiezing. Hij signaleert dat men door de tijd heen de verkiezing steeds meer naar voren stelt (Van Woensel, John Gill, Hoeksema en Steenblok) en steeds minder het aanbod van genade, de weg waar langs een met de zondaar bewogen God in Christus Zijn verkiezing realiseert (Calvijn, de Erskine's, Spurgeon, ds. R. Kok). Ouwendorp ziet al aanzetten bij Beza, de opvolger van Calvijn. Wel merkt hij op dat Beza in zijn colleges de verkiezing erg benadrukte maar dat hij dit niet in zijn preken deed. Toch is het spreken over de rijkdom van het genadeverbond in zijn preken afwezig, meent Ouwendorp (p. 406-409). Ouwendorp ziet Beza met zijn hoog-calvinisme als een schakel tussen het latere hyper-calvinisme (p. 436).
Voor wie het boek geschreven is
Eigenlijk is het boek voor het gewone gemeentelid veel te moeilijk (volgens prof. dr. J. Hoek zou het door enige aanpassing zeker in aanmerking komen voor een proefschrift). Zonder enige filosofische en theologische achtergrond is het erg lastig lezen en zelfs als men die heeft kost het lezen veel moeite. Toch kan men er een aantal onderwerpen uithalen en daar het belangrijkste over lezen. Ook al heeft Ouwendorp mogelijkerwijs geen gelijk, als hij stelt dat scholastiek geen neutrale zaak is en dus niet beoefend mag worden door de theologen, dan nog wijst hij terecht op de uitwassen van de scholastiek. Die uitwassen komt men in de ergste vorm tegen in de rechterflank van de afscheiding, met name in de 20ste en 21ste eeuw en die worden dan ook vermeld. Ouwendorp gaat in zijn boek op zoek naar de wortels van deze uitwassen en komt bij de gereformeerde scholastiek terecht.
Geen nestbevuiler
Ouwendorp eindigt bij de diverse dogmatische onderwerpen die hij behandelt in de rechterflank waar hij uit afkomstig is. Men zou het als nest bevuilen kunnen opvatten maar mijns inziens wil de schrijver zeggen: hier ben ik tegen aangelopen en dit klopt mijns inziens niet. De schrijver bonst als het ware op de al te scholastische deur van de bevindelijke kerk. Ondeugend opgemerkt: de vraag is of men gehoor zal geven of dat men onbewogen blijft. Daar het boek in 2012 is geschreven valt aan het laatste te denken maar wie weet!
Biedt het boek een uitweg uit de scholastische uitwassen
De schrijver wijst in hoofdstuk 5-10 op heldere wijze op de uitwassen van de scholastiek en hij wil terecht een terugkeer naar de leer van de reformatie (Luther en Calvijn) en met name de eenvoud van de Schrift. Beter had het mijns inziens geweest als de schrijver een ijkpunt had genomen hoe volgens hem de onderwerpen bijbels gezien aan bod dienen te komen en wat vanuit dat ijkpunt de uitwassen zijn. Vervolgens had hij dan voor de welwillende lezer kunnen laten zien hoe deze uitwassen met name in de 20ste en 21ste eeuw verbonden zijn met de gereformeerde scholastiek (de eerste oorzaak van de latere uitwassen volgens de schrijver) en waar dan de grenzen liggen van deze scholastiek.
Dit laatste wil de schrijver beslist niet. De schrijver wil namelijk helemaal af van de scholastiek (het is een heidens instrument en beslist niet neutraal p. 458) waardoor heel veel orthodoxe theologen van naam op het matje worden geroepen zodra hij ietwat scholastiek bij hen waarneemt. Zelfs Calvijn moet het hier en daar ontgelden (bijv. p. 406). Waarom niet?, zal men terecht zeggen. Er zijn toch geen onfeilbare heiligen volgens de reformatie! Dat is waar en laten we dat zo houden maar laten we tegelijkertijd vasthouden aan de heilige Schrift die we wel dienen te lezen samen met al de heiligen (Efeze 3:18) . Calvijn is daar ook een van en niet de minste overigens. Daar stemt Ouwendorp, als ik zijn boek begrepen heb, van harte mee in. Calvijn stelt alleen de Schrift centraal en niet de wijsgerige filosofie als kenbron van God (zie p. 192-198. Wat Calvijn ook afhoudt van een natuurlijke Godsleer is het radicale karakter van de zondeval. Volgens Thomas is alleen de bovennatuur aangetast door de zonde.(...) Volgens Calvijn is het licht van de Schrift nodig om de natuur te kunnen lezen. p. 198)
Kortom in 'Jeruzalem en Athene' wil drs. C. Ouwendorp vooral de diagnose stellen en melden dat de scholastiek de theologie verziekt. Ouwendorp zegt: De stelling dat de scholastiek acceptabel is in zoverre het niet het dogma aantast, biedt weinig soelaas als deze aantasting reeds heeft plaatsgevonden en men daar onvoldoende oog voor heeft. We hopen dat het lezen van dit boek bijdraagt aan de bezinning hierop (p. 458).
Huiswerk voor het kader van de rechterflank
Ondertussen heeft de schrijver het kader van de rechterflank huiswerk meegegeven of men het zal maken, valt nog te bezien. Overigens hoeft men het niet met de schrijver in alles eens te zijn. In elk geval zet hij de zaak op scherp en houdt hij het kader bij de les. De theologie mag niet betoverd raken door de ijdele filosofie maar dient zich te laten leiden door de Schrift alleen, is zijn visie. Of de theoloog zelf helemaal zonder filosofie kan, is een heel andere vraag. Al zou het alleen maar zijn om de gevaren en de grenzen van de filosofie te leren kennen (zie onder de rubriek boekbespreking 'De gereformeerde scholastiek'). Ouwendorp heeft die grenzen gedegen en grondig verkend. Men kan daarom met deze antischolastiekpil zijn voordeel doen. Doet men dat dan is de noeste arbeid aan deze pil door drs. C. Ouwendorp niet tevergeefs geweest. We wensen de schrijver Gods onmisbare zegen en de rijkdom van Gods genade in Christus toe.
'Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien!'
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in de oogst geloven
waarvoor ik dien.
Jeruzalem en Athene. Een blijvende worsteling in de theologie
Wie drs. C. Ouwendorp is
Ouwendorp (74) studeerde pedagogiek en filosofie aan de Vrije Universiteit en is zijn leven lang bezig met het bestuderen van het grensgebied tussen filosofie en theologie. Hij is een autodidact die zich in zijn vrije tijd –hij had jarenlang samen met zijn broer een tegelzettersbedrijf– verdiepte in de filosofie. Hij is afkomstig uit een bevindelijk milieu (bron: www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws)
Waarom hij dit boek schreef
Ouwendorp is bang voor de koele redeneertrant van de scholastiek. De scholastiek gaat terug op de Griekse filosofie en met name op Aristoteles. Aristoteles noemde God de Onbewogen Beweger. God is de eerste Oorzaak van alles en wordt door niemand in beweging gezet. Zowel de Middeleeuwse theologie, met name die van Thomas van Aquino als de gereformeerde orthodoxie, met name Gisbertus Voetius maakten gebruik van de denkwijze van Aristoteles. Ouwendorp is bang voor de scholastiek daar het de Bijbelse openbaring kan verduisteren en ook doet naar zijn mening. Ouwendorp kan zich niet vinden in hen die stellen dat scholastiek de theologie ook kan verrijken en verhelderen mits het maar goed gehanteerd wordt (Van Asselt en Van 't Spijker p.60). Ouwendorp wil terug naar de reformatie omdat Luther en Calvijn grotendeels braken met de scholastiek. De Nadere Reformatie heeft zich er weer schuldig aangemaakt.
De nieren van de schrijver proeven
Drs. C. Ouwendorp is een zeer belezen man. In zijn dikke boek laat hij zien wat de gevaren zijn van scholastiek. De schrijver wil geen steen in de vijver gooien. Het is hem te doen om een prediking die bijbels is. Het evangelie moet gebracht worden aan heel de gemeente. Geen filosofisch systeem. De schrijver is dus niet alleen een belezen man maar ook een bewogen man. Bewogen met de mensen in de kerk die filosofische stenen krijgen in plaats van het levende Brood.
Het boek in hoofdlijnen
In hoofdstuk 1-3 beschrijft Ouwendorp de verhouding tussen de scholastiek en theologie tot aan de Middeleeuwen. De Middeleeuwse kerk zag de Schrift als duister en dan heeft men de autoriteit van de kerk nodig om dit aan te vullen (p.82). De kerk maakte in de late Middeleeuwen gebruik van de scholastiek met alle gevolgen van dien. In hoofdstuk 4 kijkt Ouwendorp of de reformatie een breuk betekende met de scholastiek van de Middeleeuwen. Dat lijkt het geval bij Luther en met name bij Calvijn. Toch pakt de Nadere Reformatie de draad weer op. Voetius gaat in het spoor van Aquino en Aristoteles (p.150). In hoofdstuk 5-10 verkent Ouwendorp een zestal onderwerpen in de dogmatiek en de inwerking van de scholastiek op deze dogmatische onderwerpen.
Waar deze boekbespreking zich op richt
We willen in deze boekbespreking ons vooral richten op hoofdstuk 7 'het genadeverbond' en hoofdstuk 10 'de verkiezing' en de uitwassen op die terreinen. Het is namelijk ondoenlijk alles te bespreken. Verder zal ik het standpunt van de schrijver omtrent zijn visie op de scholastiek laten rusten (voor mijn visie op de scholastiek zie onder de rubriek boekbespreking 'De gereformeerde scholastiek'). Met de schrijver ben ik het eens dat de scholastiek gevaren heeft en uitwassen kan veroorzaken.
De Dordtse vaderen
In hoofdstuk 7 komt de verbondsbeschouwing aan de orde. De Dordtse vaderen zeggen in DL1, 8 De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar één en dezelfde, van al degenen die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornemen en raad van den wille Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot heerlijkheid, tot de zaligheid en tot de weg der zaligheid, die Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden. (Efeze. 1:4,5 en 2:10). Belangrijk is de finale bijzin 'opdat wij daarin wandelen zouden'. Ouwendorp legt er terecht de vinger bij dat volgens de Dordtse vaderen de verkiezende God ook de God is die de weg der zaligheid laat verkondigen met als doel 'opdat wij daarin wandelen zouden'. Ouwendorp citeert K. Exalto instemmend die zegt: 'In dat besluit zijn tevens de weldaden van het genadeverbond begrepen. God heeft niet alleen het einddoel bepaald: de eeuwige zaligheid maar ook de weg daar naar toe Wie zich bevindt op deze weg en God daarin zoekt, mag vertrouwen dat God Zijn belofte aan hem vervullen zal' (p. 300). Zo krijgt Gods verkiezende liefde in de tijd een ruimhartige gestalte bij de Dordtse vaderen. Hij wijst in Zijn verkiezende liefde zondaren de weg 'opdat wij daarin wandelen zouden'.
Het genadeverbond komt onder de beheersing van de verkiezing
In dit hoofdstuk laat Ouwendorp zien dat het genadeverbond in de Nadere Reformatie steeds meer vereeuwigd werd daar het steeds meer onder de beheersing kwam te staan van de verkiezing (p. 316). In de rechterflank van afscheiding gaat men in de 20ste eeuw in dit spoor verder. Om een voorbeeld te geven: in Genesis 17:7 staat: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. Wie goed leest, ziet dat het genadeverbond in de tijd wordt opgericht met Abraham en zijn gehele zaad. De zinsnede 'een eeuwig verbond' betekent dat het om 'een blijvend verbond ' gaat. Niet een verbond dat vanuit de eeuwigheid is opgericht met Christus en waarin slechts alle uitverkorenen delen. Het doopformulier spreekt dezelfde taal als in Genesis 17:7 en stelt dat 'Hij met ons (die gedoopt worden) het verbond van de genade opricht (staat in de tegenwoordige tijd)' (p. 319).
De belofte van de vergeving van de zonde die bij de doop verzegeld wordt, komt niet aan de orde
Het gevaar bestaat dat de belofte van de vergeving van de zonde, die volgens het doopformulier aan het hoofd van elke gedoopte verzegeld wordt, niet meer aan de orde komt als men het genadeverbond vereeuwigd heeft. God (ver)wordt dan in de prediking (tot) de Onbewogen Beweger en heeft vanuit de stille eeuwigheid het verbond opgericht met Christus waarin alle uitverkorenen begrepen zijn. Het gevaar is groot dat in zo'n prediking het aanbod verdampt (bij Thomas Boston en de Erskine's is dat niet het geval). Klopt dit strakke schema? Was Jezus niet bewogen in de tijd met zondaren van het gehele menselijke geslacht en werd Hij niet bewogen met innerlijke ontferming toen Hij de schare zag als schapen zonder herder? Nodigde Hij niet allen om tot Hem te komen? Die bewogenheid van Jezus stelde Paulus in zijn prediking centraal. Dat is ook in het doopformulier het geval. God is bewogen met gevallen zondaren en richt met hen Zijn verbond op. Die bewogenheid van God moet het hart van de harde zondaar verbreken. Hij wil aan ons als vijanden van huis uit, Zijn vriendschap bieden en legt dat vast in een verbond.
De verkiezing zet het aanbod onder druk
In hoofdstuk 10 zet Ouwendorp de schijnwerpers op de verkiezing. Hij signaleert dat men door de tijd heen de verkiezing steeds meer naar voren stelt (Van Woensel, John Gill, Hoeksema en Steenblok) en steeds minder het aanbod van genade, de weg waar langs een met de zondaar bewogen God in Christus Zijn verkiezing realiseert (Calvijn, de Erskine's, Spurgeon, ds. R. Kok). Ouwendorp ziet al aanzetten bij Beza, de opvolger van Calvijn. Wel merkt hij op dat Beza in zijn colleges de verkiezing erg benadrukte maar dat hij dit niet in zijn preken deed. Toch is het spreken over de rijkdom van het genadeverbond in zijn preken afwezig, meent Ouwendorp (p. 406-409). Ouwendorp ziet Beza met zijn hoog-calvinisme als een schakel tussen het latere hyper-calvinisme (p. 436).
Voor wie het boek geschreven is
Eigenlijk is het boek voor het gewone gemeentelid veel te moeilijk (volgens prof. dr. J. Hoek zou het door enige aanpassing zeker in aanmerking komen voor een proefschrift). Zonder enige filosofische en theologische achtergrond is het erg lastig lezen en zelfs als men die heeft kost het lezen veel moeite. Toch kan men er een aantal onderwerpen uithalen en daar het belangrijkste over lezen. Ook al heeft Ouwendorp mogelijkerwijs geen gelijk, als hij stelt dat scholastiek geen neutrale zaak is en dus niet beoefend mag worden door de theologen, dan nog wijst hij terecht op de uitwassen van de scholastiek. Die uitwassen komt men in de ergste vorm tegen in de rechterflank van de afscheiding, met name in de 20ste en 21ste eeuw en die worden dan ook vermeld. Ouwendorp gaat in zijn boek op zoek naar de wortels van deze uitwassen en komt bij de gereformeerde scholastiek terecht.
Geen nestbevuiler
Ouwendorp eindigt bij de diverse dogmatische onderwerpen die hij behandelt in de rechterflank waar hij uit afkomstig is. Men zou het als nest bevuilen kunnen opvatten maar mijns inziens wil de schrijver zeggen: hier ben ik tegen aangelopen en dit klopt mijns inziens niet. De schrijver bonst als het ware op de al te scholastische deur van de bevindelijke kerk. Ondeugend opgemerkt: de vraag is of men gehoor zal geven of dat men onbewogen blijft. Daar het boek in 2012 is geschreven valt aan het laatste te denken maar wie weet!
Biedt het boek een uitweg uit de scholastische uitwassen
De schrijver wijst in hoofdstuk 5-10 op heldere wijze op de uitwassen van de scholastiek en hij wil terecht een terugkeer naar de leer van de reformatie (Luther en Calvijn) en met name de eenvoud van de Schrift. Beter had het mijns inziens geweest als de schrijver een ijkpunt had genomen hoe volgens hem de onderwerpen bijbels gezien aan bod dienen te komen en wat vanuit dat ijkpunt de uitwassen zijn. Vervolgens had hij dan voor de welwillende lezer kunnen laten zien hoe deze uitwassen met name in de 20ste en 21ste eeuw verbonden zijn met de gereformeerde scholastiek (de eerste oorzaak van de latere uitwassen volgens de schrijver) en waar dan de grenzen liggen van deze scholastiek.
Dit laatste wil de schrijver beslist niet. De schrijver wil namelijk helemaal af van de scholastiek (het is een heidens instrument en beslist niet neutraal p. 458) waardoor heel veel orthodoxe theologen van naam op het matje worden geroepen zodra hij ietwat scholastiek bij hen waarneemt. Zelfs Calvijn moet het hier en daar ontgelden (bijv. p. 406). Waarom niet?, zal men terecht zeggen. Er zijn toch geen onfeilbare heiligen volgens de reformatie! Dat is waar en laten we dat zo houden maar laten we tegelijkertijd vasthouden aan de heilige Schrift die we wel dienen te lezen samen met al de heiligen (Efeze 3:18) . Calvijn is daar ook een van en niet de minste overigens. Daar stemt Ouwendorp, als ik zijn boek begrepen heb, van harte mee in. Calvijn stelt alleen de Schrift centraal en niet de wijsgerige filosofie als kenbron van God (zie p. 192-198. Wat Calvijn ook afhoudt van een natuurlijke Godsleer is het radicale karakter van de zondeval. Volgens Thomas is alleen de bovennatuur aangetast door de zonde.(...) Volgens Calvijn is het licht van de Schrift nodig om de natuur te kunnen lezen. p. 198)
Kortom in 'Jeruzalem en Athene' wil drs. C. Ouwendorp vooral de diagnose stellen en melden dat de scholastiek de theologie verziekt. Ouwendorp zegt: De stelling dat de scholastiek acceptabel is in zoverre het niet het dogma aantast, biedt weinig soelaas als deze aantasting reeds heeft plaatsgevonden en men daar onvoldoende oog voor heeft. We hopen dat het lezen van dit boek bijdraagt aan de bezinning hierop (p. 458).
Huiswerk voor het kader van de rechterflank
Ondertussen heeft de schrijver het kader van de rechterflank huiswerk meegegeven of men het zal maken, valt nog te bezien. Overigens hoeft men het niet met de schrijver in alles eens te zijn. In elk geval zet hij de zaak op scherp en houdt hij het kader bij de les. De theologie mag niet betoverd raken door de ijdele filosofie maar dient zich te laten leiden door de Schrift alleen, is zijn visie. Of de theoloog zelf helemaal zonder filosofie kan, is een heel andere vraag. Al zou het alleen maar zijn om de gevaren en de grenzen van de filosofie te leren kennen (zie onder de rubriek boekbespreking 'De gereformeerde scholastiek'). Ouwendorp heeft die grenzen gedegen en grondig verkend. Men kan daarom met deze antischolastiekpil zijn voordeel doen. Doet men dat dan is de noeste arbeid aan deze pil door drs. C. Ouwendorp niet tevergeefs geweest. We wensen de schrijver Gods onmisbare zegen en de rijkdom van Gods genade in Christus toe.
'Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien!'
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in de oogst geloven
waarvoor ik dien.