Steven Paas (red.) - Het Israëlisme en de plaats van Christus -
Christocentrische interpretatie van Bijbelse profetie
Waarom ik dit boek bespreek
Dr. Steven Paas, de redacteur, wees mij op dit boek. Dat is sympathiek van hem; vooral omdat hij weet dat ik anders over de plaats van Israël denk dan hij. De uitgeverij Boekscout stelde vervolgens het boek voor bespreking gratis ter beschikking. Ook dat is sympathiek. Wel dient men in acht te nemen dat voor een uitgeverij en schrijver het doorgaans beter is dat een boek besproken wordt, zelfs als de bespreking ongunstig is, dan dat het doodgezwegen wordt. Het schrijven van een boek vergt een grote inspanning en het uitgeven van een boek brengt risico's met zich mee. Een boek verdient alleen al om die reden een evenwichtige bespreking. Dat hoop ik te doen.
De scribenten in het boek
Steven Paas, die ooit in de zending werkte heeft veel scribenten uitgenodigd. Zij geven hun visie weer over Israël in zijn boek. Het zijn tamelijk geleerde scribenten en het is een gemêleerd gezelschap Onder hen bevindt zich Joost van Meggelen, dominee in de HHK, Bram Maljaars, een neerlandicus die promoveerde op het Wilhelmus, Wido van Peursen, hoogleraar Oude Testament aan de V.U. Het gezelschap kent ook buitenlandse namen zoals Colin Chapman, een kenner van de Islam, dr. Erik Alten die in de Oekraïne werkt etc. Achterin het boek staan de namen van deze scribenten met hun theologische loopbaan.
De aangehaalde literatuur die via noten verwerkt wordt en de weergave van de grondtekst in diverse hoofdstukken geven samen met de namenlijst van de scribenten aan het boek een wetenschappelijk aanzien.
Wie het boek vooral moet lezen
Ik zou zeggen elk die een warm hart en een zwak heeft voor de toekomst van Israël. Het is goed voor hem of haar om te lezen dat het niet gaat om Israël in de Bijbel maar om Christus. Een gevaar is dat men zich richt op de toekomst van Israël om vervolgens de eigen toekomst en die van anderen te vergeten. Israël wordt dan een hype en Jezus een bijkomstigheid. Zo beweren sommige Israël aanhangers dat er geen grote verwachting is voor de kerk zonder de bekering van Israël. Dit soort doemdenken zorgt er voor dat men lamslaat en niet meer werkzaam is men de grote beloften in de Schrift die ook voor de kerk bestemd zijn (let op het woordje ook). In dit boek wordt zo'n visie gecorrigeerd want het draait allemaal om het evangelie van Jezus Christus aan jood en heiden, volgens de diverse auteurs die aan dit boek meewerkten. Er is geen bijzondere toekomst voor Israël, een status aparte maar wel een heerlijke toekomst voor de gelovigen uit jood en heiden. Dat is de zonzijde van dit boek.
Het zendingsperspectief
De teksten worden zodanig uitgelegd en gekozen dat er sprake is van een zendingsperspectief. Jezus is niet alleen de Zaligmaker van Israël maar van heel de wereld volgens de scribenten. Zo zegt de scribent Duana Alexander Miller in zijn bijdrage 'Israël, de volken en de opdracht van de Kerk' het volgende: Ik heb betoogd dat Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament duidelijk hebben verstaan en onderwezen dat Hij, in Zijn lichaam, zowel Israël als de tempel van Israël was. Zij die in Christus zijn, zijn ware Israëlieten. Het Christenzionisme begrijpt de verkiezing van Israël verkeerd, zozeer dat de missio ad gentes (zending onder de volken) kan worden vervormd en op de twee plaats kom te staan (p. 205). Evenzo Erik van Alten in zijn bijdrage 'Calvijn over Israël en de kerk in Handelingen' (zie zijn conclusie op p. 68), Bram Maljaars haalt in zijn bijdrage 'Verademing en wederoprichting' Jesaja 49: 8 aan waar staat dat God de Knecht van de Heere tot een verbond van het volk gesteld heeft. Deze tekst past Paulus toe op de gemeente van Korinthe (zie 2 Korinthe 6:1-2). Paulus stelt zelfs dat het voor deze gemeente uit overwegend de heidenen nu de welaangename tijd, dat is de zeer aangename tijd is. Het is voor deze gemeente de dag van heil (p. 158). Ook hier wordt het zendingsperspectief ten volle benut.
De welaangename tijd
Over dit zendingsperspectief is de Schrift zelf vol lof. Ik wil dit verduidelijken. Jezus stelde in de synagoge in Nazareth voor zijn eigen volk, de Joden, dat Hij het aangename jaar predikte (Lukas 4:19). Paulus spreekt zelfs in de overtreffende trap tot de Korinthiërs dat het voor hen, de heidenvolken, de welaangename dat is de zeer aangename tijd is (2 Korinthe 6:2). Paulus heeft aan het Griekse woordje 'dektos', wat aangenaam betekent en Jezus gebruikte in de synagoge van Nazareth nog 'eu' toegevoegd met 'pros' als koppel. Paulus gebruikte dus het woordje euprosdektos. 'Eu' betekent: blij, vreugdevol. Denk aan het woord eu-anggelion wat blijde boodschap betekent. Euprosdektos betekent dus ´verheugend aangenaam´ wat men dient te vertalen met zeer aangenaam. Kortom Paulus is zeer verheugd over dit zendingsperspectief. Bram Maljaars legt hier terecht de vinger bij maar of dit het herstel van Israël is, gaat mij te ver. Dan vergeestelijkt men het begrip Israël.
Angst als raadgever
Dit hier boven beschreven zendingsperspectief wordt door hen die Israël een warm hart toedragen op de tweede plaats gezet, menen de scribenten en daar is men gedeeltelijk terecht bang voor. Soms lijkt het er inderdaad verdacht veel op dat wie in het herstel van Israël gelooft, zalig zal worden. Andere scribenten zijn bang dat Jezus Zelf, daarmee ook de zending en woordverkondiging, op de tweede plaats komt staan en het herstel Israël en de herbouw van de tempel op de eerste plaats. Om die reden toont men aan dat Jezus de ware Tempel is en dat de gemeente dat eveneens is en ook dat Jezus het ware Israël is. Daar is overigens niets mis mee. Maar angst kan ook een heel slechte raadgever zijn want is alles daarmee gezegd of perkt men toch uit angst voor de gevaren, die men deels terecht ziet de bredere betekenis van deze begrippen in?
De herbouw van de tempel
De scribenten hebben ook bezwaar tegen de herbouw van de tempel uit Ezechiël 40-46. Het zou dan om de derde tempel gaan. Stephen Sizer legt de bekende bezwaren op tafel in zijn bijdrage 'De Joodse tempel: Verleden, heden en toekomst'. Mijn opa, B. Reinders, die architect was heeft deze tempel nog getekend en stelde dat als men de tempel kan tekenen deze ook gebouwd zal worden want waarom zou er zoveel gedetailleerde informatie geven worden als men het hoofdstuk slechts symbolisch dient te lezen? Terecht merkt Sizer op dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën stelt dat Jezus de grote Hogepriester is en dat door Zijn Offer de tempeldienst overbodig is. Wat moet men dan nog met een brandofferaltaar en met heel de tempelinrichting waarin alles heen wees (bij de herbouw terug zou wijzen) naar Jezus de grote Hogepriester en het Offer, in Wie heel de tempeldienst vervuld is?
Erfgenamen (eersten) en medeerfgenamen (laatsten)
Mijns inziens zouden de scribenten soepeler moeten omgaan met de hedendaagse visie op Israël. Men zou meer richting geven aan deze visie als men niet zo zwart-wit zou denken. In de brief aan de Efeze stelt Paulus dat de volken door de komst en het werk van Jezus mede-erfgenamen zijn met Israël (Efeze 3:6). Israël blijft de eerste erfgenaam. God onterft Israël niet maar Israël onterft zich door ongeloof. Door de verharding van Israël krijgen de volken een kans. Israël wil zich niet laten verenigen (Jesaja 49:5 en 6). De eerste erfgenamen zijn de natuurlijke broeders van Jezus, Israël. De volken zijn mede-erfgenamen. Jezus zegt dat vele van deze eerste erfgenamen de laatsten zullen zijn en dat vele laatsten (de mede-erfgenamen) de eersten zullen zijn (Mattheus 19:20). Kortom de jongste zonen gaan de oudste zonen voor. Het zijn de oudste zonen die het feest verstoren. Zij willen niet ingaan...
Vele eersten toch nog de laatsten
Het begrip laatste komt men ook tegen in Hosea 3:5: 'Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het LAATSTE der dagen'. Ook tijdens het apostelconvent wordt gewezen op Gods weg richting de heidenen, vele laatsten die de eersten worden en Israël, vele eersten die de laatsten zullen worden. Zo lezen we in Handelingen 15: 14-16 dat Jacobus zegt: 'Simeon heeft verhaald hoe God EERST de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen door Zijn Naam. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven is: Na deze (in Grieks meta + 4de naamval heeft een temporele betekenis: na) zal Ik weerkeren, en weer opbouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, weer opbouwen, en Ik zal deze weer oprichten'.
In zijn lofzang noemde Simeon de heidenen als eerste en daarna Israël. Zo lezen we: Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. Jacobus vat de volgorde die Simeon hanteert temporeel op als hij bij de volken het woord eerst gebruikt om vervolgens te stellen niet 'met deze' (dan zou er in het Grieks meta + een genitivus hebben moeten staan) maar er staat echt NA deze (meta + accusativus). Kortom: vele laatsten zullen de eersten zijn en vele eersten de laatsten.
Een wedstrijd zonder tegenstander
We zouden ook met de scribenten kunnen debatteren over hun uitleg van Ezechiël 37 en Zacharia 14 maar dan wordt het allemaal te lang. Ik wil slechts wijzen op William Greenhill. Hij heeft in zijn vermaarde Ezechiël commentaar het een en ander geschreven over Ezechiël 37 en waarom dit hoofdstuk nog vervuld moet worden. Ik zou zeggen: neem het en lees het. Ik mis deze argumentatie waardoor het meer op een wedstrijd lijkt zonder tegenstander. Ook J.W. Mazurel heeft in zijn proefschrift 'De vraag naar de verloren broeder. Terugkeer en herstel in de boeken Jeremia en Ezechiël' een goed framework neergelegd omtrent de toekomst van Israël. Al ziet hij dit soort hoofdstukken vermoedelijk meer literair dan werkelijk. Ondertussen valt er wel licht op de verloren broeder (10 stammen). Wat betreft Zacharia 14, ik mis de visie van de Islam op Jeruzalem. Te denken valt aan Soera 17 van de Koran waar staat dat Mohammed in een nachtreis naar de verste moskee is geweest. Dit is volgens latere uitleggers van de Koran Jeruzalem geweest. Om die reden is Jeruzalem een heilige stad die men nooit uit handen zal geven. Dit werpt mijns inziens licht op Zacharia 12 en 14. Of men dan alles letterlijk moet nemen is een andere vraag. Maar aan een figuurlijke lezing kleven ook nogal wat bezwaren.
Romeinen 11:26
Owen Palmer Robertson komt met een zinvolle opmerking omtrent de vertaling van Romeinen 11:26 in zijn bijdrage 'Het Israël van God in Romeinen 11'. Vaak leest men: 'Dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En daarna (houtoos) zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob'. (Romeinen 11:25-26). Het Griekse woord houtoos heeft echter geen temporele betekenis in de zin van daarna, daar heeft Robertson gelijk in, maar eerder ziet het op de manier waarop dus: zo, op deze wijze. De achterliggende vraag is: Op welke wijze zal geheel Israël zalig worden? Wel op deze wijze namelijk zoals geschreven is (in Jesaja 59:20): 'De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden van afwenden van Jakob'. Kortom heel Israël wordt op dezelfde wijze zalig als de volken namelijk door het geloof in Jezus, de Verlosser. Dat het hier om het letterlijke volk Israël gaat (en niet om het geestelijk Israël zoals Robertson beweert) blijkt ook uit het voorafgaande. Paulus wil aan de heidenen een geheim bekend maken. Dit geheim is niet dat er heidenen en Joden, een soort geestelijk Israël zullen zalig worden door de eeuwen heen. Dat wist men wel. Maar Paulus wijst er op dat de verharding van een deel van Israël, vermoedelijk zelfs een groot deel, er zal zijn totdat de volheid van de volken, die nu een kans krijgen, zal zijn ingegaan en dan zal heel Israël zo, op deze wijze, zalig worden zoals beschreven is in Jesaja 59:20: De Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheden van Jacob afwenden.
Word verlicht, want uw Licht komt...
Ten slotte dit. Na Jesaja 59:20 volgt bijna meteen Jesaja 60. De Verlosser, die de zonde van Jacob wegneemt, zal er voor zorgen dat de grote profetieën over Jeruzalem voortgang zullen hebben. De zonde maken dan geen scheiding meer (Jesaja 59:1-2). Daarom lezen we in Jesaja 60:1-3: 'Maak u op (de gebiedende wijs staat in de vrouwelijke vorm en verwijst naar de stad Jeruzalem zo blijkt uit het verloop van dit hoofdstuk), word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken, en donkerheid de volken; doch over u zal de HEERE opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan'. In deze tekst wordt de stad Jeruzalem als zendingsstad of beter gezegd als magneetstad getypeerd. De heidenen zullen tot het licht van deze stad komen. Om die reden zei Thomas Boston: wilt ge een opwekking? Bidt dan om de bekering van Israël. En de godzalige Samuel Rutherford (hoogleraar te st Andrew in Schotland in de 17de eeuw) zei in een van zijn brieven dat hij wel uit de hemel zou willen wegblijven om de dag mee te mogen maken dat Jezus Zijn Joodse bruid zal trouwen. Wat zal dat een heerlijke dag zijn!!
Word verlicht, want uw Licht komt... De scribenten van dit boek missen dit enthousiasme. Ondertussen hebben zij wel een goed zich op de verkondiging van het evangelie onder Jood en heiden. Het is nu de welaangename tijd.
Christocentrische interpretatie van Bijbelse profetie
Waarom ik dit boek bespreek
Dr. Steven Paas, de redacteur, wees mij op dit boek. Dat is sympathiek van hem; vooral omdat hij weet dat ik anders over de plaats van Israël denk dan hij. De uitgeverij Boekscout stelde vervolgens het boek voor bespreking gratis ter beschikking. Ook dat is sympathiek. Wel dient men in acht te nemen dat voor een uitgeverij en schrijver het doorgaans beter is dat een boek besproken wordt, zelfs als de bespreking ongunstig is, dan dat het doodgezwegen wordt. Het schrijven van een boek vergt een grote inspanning en het uitgeven van een boek brengt risico's met zich mee. Een boek verdient alleen al om die reden een evenwichtige bespreking. Dat hoop ik te doen.
De scribenten in het boek
Steven Paas, die ooit in de zending werkte heeft veel scribenten uitgenodigd. Zij geven hun visie weer over Israël in zijn boek. Het zijn tamelijk geleerde scribenten en het is een gemêleerd gezelschap Onder hen bevindt zich Joost van Meggelen, dominee in de HHK, Bram Maljaars, een neerlandicus die promoveerde op het Wilhelmus, Wido van Peursen, hoogleraar Oude Testament aan de V.U. Het gezelschap kent ook buitenlandse namen zoals Colin Chapman, een kenner van de Islam, dr. Erik Alten die in de Oekraïne werkt etc. Achterin het boek staan de namen van deze scribenten met hun theologische loopbaan.
De aangehaalde literatuur die via noten verwerkt wordt en de weergave van de grondtekst in diverse hoofdstukken geven samen met de namenlijst van de scribenten aan het boek een wetenschappelijk aanzien.
Wie het boek vooral moet lezen
Ik zou zeggen elk die een warm hart en een zwak heeft voor de toekomst van Israël. Het is goed voor hem of haar om te lezen dat het niet gaat om Israël in de Bijbel maar om Christus. Een gevaar is dat men zich richt op de toekomst van Israël om vervolgens de eigen toekomst en die van anderen te vergeten. Israël wordt dan een hype en Jezus een bijkomstigheid. Zo beweren sommige Israël aanhangers dat er geen grote verwachting is voor de kerk zonder de bekering van Israël. Dit soort doemdenken zorgt er voor dat men lamslaat en niet meer werkzaam is men de grote beloften in de Schrift die ook voor de kerk bestemd zijn (let op het woordje ook). In dit boek wordt zo'n visie gecorrigeerd want het draait allemaal om het evangelie van Jezus Christus aan jood en heiden, volgens de diverse auteurs die aan dit boek meewerkten. Er is geen bijzondere toekomst voor Israël, een status aparte maar wel een heerlijke toekomst voor de gelovigen uit jood en heiden. Dat is de zonzijde van dit boek.
Het zendingsperspectief
De teksten worden zodanig uitgelegd en gekozen dat er sprake is van een zendingsperspectief. Jezus is niet alleen de Zaligmaker van Israël maar van heel de wereld volgens de scribenten. Zo zegt de scribent Duana Alexander Miller in zijn bijdrage 'Israël, de volken en de opdracht van de Kerk' het volgende: Ik heb betoogd dat Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament duidelijk hebben verstaan en onderwezen dat Hij, in Zijn lichaam, zowel Israël als de tempel van Israël was. Zij die in Christus zijn, zijn ware Israëlieten. Het Christenzionisme begrijpt de verkiezing van Israël verkeerd, zozeer dat de missio ad gentes (zending onder de volken) kan worden vervormd en op de twee plaats kom te staan (p. 205). Evenzo Erik van Alten in zijn bijdrage 'Calvijn over Israël en de kerk in Handelingen' (zie zijn conclusie op p. 68), Bram Maljaars haalt in zijn bijdrage 'Verademing en wederoprichting' Jesaja 49: 8 aan waar staat dat God de Knecht van de Heere tot een verbond van het volk gesteld heeft. Deze tekst past Paulus toe op de gemeente van Korinthe (zie 2 Korinthe 6:1-2). Paulus stelt zelfs dat het voor deze gemeente uit overwegend de heidenen nu de welaangename tijd, dat is de zeer aangename tijd is. Het is voor deze gemeente de dag van heil (p. 158). Ook hier wordt het zendingsperspectief ten volle benut.
De welaangename tijd
Over dit zendingsperspectief is de Schrift zelf vol lof. Ik wil dit verduidelijken. Jezus stelde in de synagoge in Nazareth voor zijn eigen volk, de Joden, dat Hij het aangename jaar predikte (Lukas 4:19). Paulus spreekt zelfs in de overtreffende trap tot de Korinthiërs dat het voor hen, de heidenvolken, de welaangename dat is de zeer aangename tijd is (2 Korinthe 6:2). Paulus heeft aan het Griekse woordje 'dektos', wat aangenaam betekent en Jezus gebruikte in de synagoge van Nazareth nog 'eu' toegevoegd met 'pros' als koppel. Paulus gebruikte dus het woordje euprosdektos. 'Eu' betekent: blij, vreugdevol. Denk aan het woord eu-anggelion wat blijde boodschap betekent. Euprosdektos betekent dus ´verheugend aangenaam´ wat men dient te vertalen met zeer aangenaam. Kortom Paulus is zeer verheugd over dit zendingsperspectief. Bram Maljaars legt hier terecht de vinger bij maar of dit het herstel van Israël is, gaat mij te ver. Dan vergeestelijkt men het begrip Israël.
Angst als raadgever
Dit hier boven beschreven zendingsperspectief wordt door hen die Israël een warm hart toedragen op de tweede plaats gezet, menen de scribenten en daar is men gedeeltelijk terecht bang voor. Soms lijkt het er inderdaad verdacht veel op dat wie in het herstel van Israël gelooft, zalig zal worden. Andere scribenten zijn bang dat Jezus Zelf, daarmee ook de zending en woordverkondiging, op de tweede plaats komt staan en het herstel Israël en de herbouw van de tempel op de eerste plaats. Om die reden toont men aan dat Jezus de ware Tempel is en dat de gemeente dat eveneens is en ook dat Jezus het ware Israël is. Daar is overigens niets mis mee. Maar angst kan ook een heel slechte raadgever zijn want is alles daarmee gezegd of perkt men toch uit angst voor de gevaren, die men deels terecht ziet de bredere betekenis van deze begrippen in?
De herbouw van de tempel
De scribenten hebben ook bezwaar tegen de herbouw van de tempel uit Ezechiël 40-46. Het zou dan om de derde tempel gaan. Stephen Sizer legt de bekende bezwaren op tafel in zijn bijdrage 'De Joodse tempel: Verleden, heden en toekomst'. Mijn opa, B. Reinders, die architect was heeft deze tempel nog getekend en stelde dat als men de tempel kan tekenen deze ook gebouwd zal worden want waarom zou er zoveel gedetailleerde informatie geven worden als men het hoofdstuk slechts symbolisch dient te lezen? Terecht merkt Sizer op dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën stelt dat Jezus de grote Hogepriester is en dat door Zijn Offer de tempeldienst overbodig is. Wat moet men dan nog met een brandofferaltaar en met heel de tempelinrichting waarin alles heen wees (bij de herbouw terug zou wijzen) naar Jezus de grote Hogepriester en het Offer, in Wie heel de tempeldienst vervuld is?
Erfgenamen (eersten) en medeerfgenamen (laatsten)
Mijns inziens zouden de scribenten soepeler moeten omgaan met de hedendaagse visie op Israël. Men zou meer richting geven aan deze visie als men niet zo zwart-wit zou denken. In de brief aan de Efeze stelt Paulus dat de volken door de komst en het werk van Jezus mede-erfgenamen zijn met Israël (Efeze 3:6). Israël blijft de eerste erfgenaam. God onterft Israël niet maar Israël onterft zich door ongeloof. Door de verharding van Israël krijgen de volken een kans. Israël wil zich niet laten verenigen (Jesaja 49:5 en 6). De eerste erfgenamen zijn de natuurlijke broeders van Jezus, Israël. De volken zijn mede-erfgenamen. Jezus zegt dat vele van deze eerste erfgenamen de laatsten zullen zijn en dat vele laatsten (de mede-erfgenamen) de eersten zullen zijn (Mattheus 19:20). Kortom de jongste zonen gaan de oudste zonen voor. Het zijn de oudste zonen die het feest verstoren. Zij willen niet ingaan...
Vele eersten toch nog de laatsten
Het begrip laatste komt men ook tegen in Hosea 3:5: 'Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het LAATSTE der dagen'. Ook tijdens het apostelconvent wordt gewezen op Gods weg richting de heidenen, vele laatsten die de eersten worden en Israël, vele eersten die de laatsten zullen worden. Zo lezen we in Handelingen 15: 14-16 dat Jacobus zegt: 'Simeon heeft verhaald hoe God EERST de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen door Zijn Naam. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven is: Na deze (in Grieks meta + 4de naamval heeft een temporele betekenis: na) zal Ik weerkeren, en weer opbouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, weer opbouwen, en Ik zal deze weer oprichten'.
In zijn lofzang noemde Simeon de heidenen als eerste en daarna Israël. Zo lezen we: Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. Jacobus vat de volgorde die Simeon hanteert temporeel op als hij bij de volken het woord eerst gebruikt om vervolgens te stellen niet 'met deze' (dan zou er in het Grieks meta + een genitivus hebben moeten staan) maar er staat echt NA deze (meta + accusativus). Kortom: vele laatsten zullen de eersten zijn en vele eersten de laatsten.
Een wedstrijd zonder tegenstander
We zouden ook met de scribenten kunnen debatteren over hun uitleg van Ezechiël 37 en Zacharia 14 maar dan wordt het allemaal te lang. Ik wil slechts wijzen op William Greenhill. Hij heeft in zijn vermaarde Ezechiël commentaar het een en ander geschreven over Ezechiël 37 en waarom dit hoofdstuk nog vervuld moet worden. Ik zou zeggen: neem het en lees het. Ik mis deze argumentatie waardoor het meer op een wedstrijd lijkt zonder tegenstander. Ook J.W. Mazurel heeft in zijn proefschrift 'De vraag naar de verloren broeder. Terugkeer en herstel in de boeken Jeremia en Ezechiël' een goed framework neergelegd omtrent de toekomst van Israël. Al ziet hij dit soort hoofdstukken vermoedelijk meer literair dan werkelijk. Ondertussen valt er wel licht op de verloren broeder (10 stammen). Wat betreft Zacharia 14, ik mis de visie van de Islam op Jeruzalem. Te denken valt aan Soera 17 van de Koran waar staat dat Mohammed in een nachtreis naar de verste moskee is geweest. Dit is volgens latere uitleggers van de Koran Jeruzalem geweest. Om die reden is Jeruzalem een heilige stad die men nooit uit handen zal geven. Dit werpt mijns inziens licht op Zacharia 12 en 14. Of men dan alles letterlijk moet nemen is een andere vraag. Maar aan een figuurlijke lezing kleven ook nogal wat bezwaren.
Romeinen 11:26
Owen Palmer Robertson komt met een zinvolle opmerking omtrent de vertaling van Romeinen 11:26 in zijn bijdrage 'Het Israël van God in Romeinen 11'. Vaak leest men: 'Dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En daarna (houtoos) zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob'. (Romeinen 11:25-26). Het Griekse woord houtoos heeft echter geen temporele betekenis in de zin van daarna, daar heeft Robertson gelijk in, maar eerder ziet het op de manier waarop dus: zo, op deze wijze. De achterliggende vraag is: Op welke wijze zal geheel Israël zalig worden? Wel op deze wijze namelijk zoals geschreven is (in Jesaja 59:20): 'De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden van afwenden van Jakob'. Kortom heel Israël wordt op dezelfde wijze zalig als de volken namelijk door het geloof in Jezus, de Verlosser. Dat het hier om het letterlijke volk Israël gaat (en niet om het geestelijk Israël zoals Robertson beweert) blijkt ook uit het voorafgaande. Paulus wil aan de heidenen een geheim bekend maken. Dit geheim is niet dat er heidenen en Joden, een soort geestelijk Israël zullen zalig worden door de eeuwen heen. Dat wist men wel. Maar Paulus wijst er op dat de verharding van een deel van Israël, vermoedelijk zelfs een groot deel, er zal zijn totdat de volheid van de volken, die nu een kans krijgen, zal zijn ingegaan en dan zal heel Israël zo, op deze wijze, zalig worden zoals beschreven is in Jesaja 59:20: De Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheden van Jacob afwenden.
Word verlicht, want uw Licht komt...
Ten slotte dit. Na Jesaja 59:20 volgt bijna meteen Jesaja 60. De Verlosser, die de zonde van Jacob wegneemt, zal er voor zorgen dat de grote profetieën over Jeruzalem voortgang zullen hebben. De zonde maken dan geen scheiding meer (Jesaja 59:1-2). Daarom lezen we in Jesaja 60:1-3: 'Maak u op (de gebiedende wijs staat in de vrouwelijke vorm en verwijst naar de stad Jeruzalem zo blijkt uit het verloop van dit hoofdstuk), word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken, en donkerheid de volken; doch over u zal de HEERE opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan'. In deze tekst wordt de stad Jeruzalem als zendingsstad of beter gezegd als magneetstad getypeerd. De heidenen zullen tot het licht van deze stad komen. Om die reden zei Thomas Boston: wilt ge een opwekking? Bidt dan om de bekering van Israël. En de godzalige Samuel Rutherford (hoogleraar te st Andrew in Schotland in de 17de eeuw) zei in een van zijn brieven dat hij wel uit de hemel zou willen wegblijven om de dag mee te mogen maken dat Jezus Zijn Joodse bruid zal trouwen. Wat zal dat een heerlijke dag zijn!!
Word verlicht, want uw Licht komt... De scribenten van dit boek missen dit enthousiasme. Ondertussen hebben zij wel een goed zich op de verkondiging van het evangelie onder Jood en heiden. Het is nu de welaangename tijd.