De plaats en de betekenis van het boek Ruth
Een woord vooraf
Op deze pagina staan we stil bij de plaats (1) in de Schrift en de betekenis (2) van het boek Ruth. Omtrent de plaats in de Schrift is er een verschil tussen de Hebreeuwse Bijbel (Tenak) van dit boek en de Griekse Bijbel (Septuaginta). De Tenak de Joodse indeling van wat wij het Oude Testament noemen, heeft Ruth op een andere plaats staan dan het Oude Testament dat de christenen hanteren. Het Oude Testament van de christenen gaat qua indeling van de Bijbelboeken terug op de Griekse Bijbel (Septuaginta).
Nadat we de plaats (1) van het boek Ruth in de Schrift hebben geduid, volgt de betekenis (2) van het boek Ruth. De betekenis (2) vloeit grotendeel voort uit de plaats (1) van dit boek in de Schrift. De Schrift zelf trekt lijnen en geeft een goede achtergrond van het boek Ruth. Daar maken we gebruik van (2.1 t/m 2.11). Ook Boaz als type van Christus komt aan de orde (2.12 en 2.13).
1 De plaats in de Schrift
1.1 Ruth als brug tussen de richteren en de koningen
Het Oude Testament wat wij als bevindelijk protestanten hanteren gaat qua grondtekst terug op de Hebreeuwse Bijbel maar qua volgorde van de Bijbelboeken gaat het terug op de Griekse Bijbel van de Griekse Joden (Septuaginta). Ruth staat daarom in ons Oude Testament in tussen het boek Richteren en de beide boeken van Samuel. Deze plaats is niet onbegrijpelijk want het boek Ruth begint met de opmerking: 'In de dagen dat de richteren richtten gebeurde het dat er honger was in het land'. Het Boek Ruth wordt dus door de schrijver zelf geplaatst in de tijd van de richteren. De heilige schrijver deelt ons niet mee om welke tijd het gaat en onder welke richter deze hongersnood plaatsvond. Hoewel het gissen blijft, valt wel te denken aan de tijd van Gideon (zie kanttekening 2 bij Ruth 1 van de Statenvertaling). In die tijd vielen de Midianieten telkens het land Israël ten zuiden binnen op het moment dat men zou gaan oogsten. Zij lieten dan door hun vee de gewassen opeten zodat er nauwelijks iets overbleef voor Israël. Dit zou de honger verklaren in het zuidelijk gelegen Bethlehem (Richteren 6:3-6).
Het boek Ruth staat in onze Bijbel dus ingeklemd tussen het tijdperk van de richteren (het boek Richteren) en tussen tijdperk van de koningen (de 2 boeken van Samuel). Het boek Ruth vormt een brug tussen deze twee onderscheiden perioden in Israël.
1.2 Ruth als feestrol die wordt gelezen bij de eerste oogst
In de Hebreeuwse Bijbel is het boek Ruth ingedeeld bij de feestrollen. Deze feestrollen staan achter in de Hebreeuwse Bijbel. Onder deze feestrollen bevindt zich Hooglied dat op het Paasfeest gelezen wordt maar ook Ester dat bij het Poerimfeest gelezen wordt. Prediker is eveneens een feestrol. Dit boek wordt op het Loofhuttenfeest gelezen en Klaagliederen wordt gelezen bij de herdenkingsdag van verwoesting van de Tempel. De vraag rest nog op welke feestdag Ruth gelezen wordt. Dit is op wat de christenen het pinksterfeest noemen. Het pinksterfeest of beter gezegd het wekenfeest is aan het begin van de oogst. Naomi en Ruth kwamen terug in Bethlehem aan het begin van de gerstenoogst (Ruth 1:22b). Met de gerstenoogst die in maart plaatsvond begon het landbouwjaar (zie 1.3: de boerenkalender van Gezer). De weduwe Naomi en de weduwe Ruth vallen dus bij hun terugkeer met de neus in het landbouwjaar. De hoeken van het land en de nalezing was voor hen. Dat was het begin van de glorie. Het boek Ruth eindigt met Boaz, de rijke boer die de kostwinner wordt voor Ruth en Naomi. Het boek Ruth past dus uitstekend bij het pinksterfeest, het oogstfeest bij uitstek (2.14 Karel Deurloo/Kees van Duin p.9-11) Men dankt dan God voor de eerstelingen van de oogst... Naomi en Ruth waren ook dankbaar voor deze eerstelingen en de eerste kennismaking met Boaz de toekomstige (ver)losser/kostwinner. Het begin van de gerstenoogst was ook tevens het begin van hun verlossing.
1.3 Boerenkalender gevonden in Gezer
maart: een maand gerstenoogst
april: een maand van alles
mei juni: twee maanden krenten
Juli: een maand loofoogst
2 De betekenis van het boek Ruth
2.1 De vroomheid in het boek Ruth
Twee personages in het boek Ruth springen er uit als men let op hun vroomheid. De eerste personage is Ruth die notabene uit Moab kwam. Aan de grens van het land Moab vernemen we haar fraaie geloofsbelijdenis: 'Uw God is mijn God'. Ruth laat zich niet overhalen door Naomi om terug te keren naar Moab ondanks het zwarte scenario dat haar verbitterde schoonmoeder Naomi haar schetst. Ruth houdt vast aan de goedheid van de God van Israël en ze komt niet beschaamd uit. Na het zure geeft Hij het zoet!
De tweede personage is Boaz die al vanaf het begin dat hij Ruth ontmoette haar zag zitten. Toch als zij bij hem komt liggen, handelt hij correct met haar en hij stelt dat het recht moet worden gehandhaafd. Boaz wilde namelijk niet Ruth nemen alvorens hij de nadere losser had geraadpleegd. Boaz volgde de gewone juridische route van de Thora en handelde de zaak af in de poort van Bethlehem in het bij zijn van de oudsten van de stad (Boaz is volgens Deurloo Thoragetrouw 2.14 Deurloo p.126-128). Beide personages, Ruth en Boaz geven blijkt van hun godzaligheid. Dit is opmerkelijk wanneer men het boek Ruth leest tegen de achtergrond van de donkere tijd van de richteren. Het boek Richteren eindigt nadat het 3 hoofdstukken lang een inblik gegeven heeft in diepe verval van het volk Israël, met de veelzeggende zin: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25).
Boaz en Ruth vormen daar een uitzondering op. Boaz is overigens blijkens het geslachtsregister in Mattheus (zie 1:5) de zoon van Rachab de hoer. Boaz had dus een moeder met een zwart verleden maar ook een moeder die een radicale omwenteling had ondergaan. Ze was een vrouw met een voortreffelijk geloof geworden. De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft Rachel de hoer opgenomen tussen de geloofshelden en geloofsheldinnen (Hebreeën 11:31) en Jacobus noemt haar in zijn brief als een voorbeeld bij uitstek dat het ware geloof goede werken voorbrengt. Dat is niet alleen bij een vroom man als Abraham het geval maar het is zelfs in het leven van een heidense hoer het geval (Jacobus 2:25). Boaz had dus een godzalige moeder, die vermeld wordt in Hebreeën 11:31 en Jacobus 2:25.
2.2 De geloofskeuze van Ruth
Ruth stamt af van Moab. Moab is een zoon van Lot. Uit de geschiedenis van Abram weten we dat Lot meeging met Abram. We lezen in Genesis 12:4b 'En Lot trok met hem (Abram) mee'. Van Lot lezen we nergens dat hij zijn geloof heeft beleden zoals Ruth deed aan de grenzen van het land Israël. Lot wordt daarom veelal gezien als een meeloper met Abram. Lot had niet hetzelfde geloof als Abram. Hij had zijn geld en goed lief en koos voor de streek rondom de goddeloze stad Sodom (Genesis 13:10-11). Toch was hij wel een gelovige maar zijn geloof was heel zwak. Dit weten we uit het Nieuwe Testament. De apostel Petrus stelt dat God Lot uit Sodom verlost heeft en Petrus noemt Lot ondanks diens fouten en gebreken 'de rechtvaardige Lot'. Petrus stelt dat Lot vermoeid was geworden van de ontuchtige levenswandel van de inwoners van Sodom (2 Petrus 2:7).
Ruth was van een ander soort. Zij beleed aan de grenzen van Israël haar geloof in de God van Naomi. Lot komt niet voor in de lijst van de geloofshelden en geloofsheldinnen in Hebreeën 11. In die lijst prijkt de naam van Abraham. Niet die van Lot de meeloper. Ook Ruth is in die lijst afwezig. Wel prijkt in die lijst de moeder van Boaz, Rachab de hoer. Ruth komt echter wel voor in het geslachtregister van Jezus opgetekend door Mattheus (1:5). Petrus echter tekent Lot als een rechtvaardige (2 Petrus 2:7). Het is Petrus die licht laten vallen op het leven van Lot. Petrus noemt Lot ondanks diens laakbare levenswandel toch een rechtvaardige. Uiteindelijk was Lot toch niet gelukkig in Sodom ondanks zijn aanvankelijke keuze voor Sodom. Bij Lot lezen we nergens van een actieve keuze om te vertrekken uit Sodom. God moest hem eruit halen. Lot was in alles lijdelijk. Hij miste de daadkracht van het sterke geloof.
2.3 Ruth blijft onafscheidelijk bij Naomi
Er is nog een verschil tussen Ruth en Lot. Lot was niet alleen een meeloper met Abram. Ook scheidde hij van Abram (In het Hebreeuws 'parad' Genesis 13:11) en koos hij voor de vruchtbare omgeving nabij Sodom. Ruth echter bleef onafscheidelijk verbonden met haar schoonmoeder. Dat laat zij uitkomen in haar geloofsbelijdenis: 'Waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Waar gij zult sterven zal ik sterven'. Alleen de dood kan een scheiding maken (in het Hebreeuws 'parad' Genesis 1:17b). Ruth is dus veel inniger verbonden aan haar schoonmoeder Naomi dan Lot aan Abram. Dit is opmerkelijk want Naomi is niet al te positief in haar leven richting God die haar leven op de kop heeft gezet en richting Ruth die met haar mee wilt terwijl ze geen toekomst heeft. Naomi is in het begin van het boek Ruth een door tegenslag zeer verbitterde vrouw. Ruth echter is een vrouw die vol overgave voor de HEERE kiest en voor het volk dat door de HEERE zo zwaar gestraft wordt vanwege hun zonden tegen Hem (2.13 Ellen van Wolde p. 22-34).
2.4 Wisselende contrasten
Er is een groot contrast tussen Orpa en Ruth. Orpa keert bij de grens van Israël weer terug naar Moab. Ruth echter kiest voor Israël en voor de God van Israël. Orpa kuste haar schoonmoeder Naomi maar Ruth kleefde haar aan (in het Hebreeuws Dabaq) zoals een man zijn vrouw aankleeft (in het Hebreeuws Dabaq Genesis 2:24). Er is ook een contrast tussen Naomi en Ruth (2.14 Henk Binnendijk p. 67-74). Naomi is bij haar terugkeer naar Bethlehem en terugkomst in Bethlehem een verbitterde vrouw die zich door God geslagen weet. Ruth echter die ook haar man verloren heeft maar nog geen kinderen heeft, is een frisse gelovige die pas op deze weg is. Zij houdt vast aan haar geloof.
In het vervolg van de geschiedenis neemt Naomi wel haar verantwoording en geeft leiding aan Ruth.
2.5 Ruth als esjet chajiel
Boaz merkt op over Ruth als zij bij hem in de nacht op de dorsvloer is: 'En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat
jij gezegd hebt, zal ik u doen; want de gehele stad van mijn volk weet, dat jij een deugdelijke vrouw (esjet chajiel) bent' (Ruth 3:11). Ruth wordt dus volgens Boaz gezien als een esjet chajiel. Letterlijk een 'vrouw van kracht'. Het bijvoeglijk naamwoord chajiel, kracht komt men met betrekking tot personen vooral tegen in de boeken Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen. Chajiel wordt dan toegeschreven aan dappere en strijdbare mannen. Mannen dus die krachtig en sterk zijn in de oorlog. Anders is het als gaat om het gewone leven. Zo wordt Boaz in Ruth 2:1 omschreven als een gibor chajiel. In Jozua 10:7 heeft de Statenvertaling de gibore chajiel vertaald met 'strijdbare helden'. De Statenvertaling vertaalt gibor chajiel als het om Boaz gaat als een man 'geweldig van vermogen'. Kortom chajiel moet men volgens de Statenvertaling vertalen in de context. Dit doet de Statenvertaling ook met Ruth als Boaz stelt dat men haar ziet als een esjet chajiel. De Statenvertaling vertaalt dan esjet chajiel met 'deugdelijke vrouw'. Feministen echter menen dat dit een vertaling is die voor orthodoxe mannen wenselijk is maar dat deze vertaling geen recht doet aan de betekenis van het woord chajiel. Chajiel zou meer zien op dapper en heldhaftig dan op deugdzaam. Ik laat deze discussie even links liggen maar wil wel opmerken dat woorden veelal een bredere betekenis hebben die men per context moet bekijken. Worden zijn net als pionnen in een spel. Zij kunnen meerdere functies krijgen (Wittgenstein). Waar het mij omgaat, is dat Ruth een 'esjet chajiel' wordt genoemd. Hier hebben we een Bijbelse link te pakken want de naam esjet chajiel' gebruikt Salomo in Spreuken 31:10 ook. Daar lezen we: 'Wie zal een deugdelijke huisvrouw (esjet chajiel) vinden? Want haar waarde is verre boven de robijnen'. Deze esjet chajiel is een vrouw die de HEERE vreest (Spreuken 31:30b). Salomo zal wellicht toen hij dit acrostichon (Spreuken 31:10-31) maakte over de esjet chajiel gedacht hebben aan zijn verre voormoeder Ruth (bronnen: 2.14 Dr. K.A.D. Smelik p. 67 en p.118 en Shebanq).
2.6 De koning komt er spoedig aan
In ons Oude Testament staat Ruth ingeklemd tussen Richteren en de beide boeken van Samuel. In de boeken van Samuel kan men lezen hoe de tijd van de richteren ten einde liep en overging in de tijd van de koningen. De belangrijkste en door God gewilde koning is David, de man naar Gods hart. Het boek Richteren eindigt met de opmerking: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25). De heilige auteur van het boek Richteren schrijft met enige afstand als hij spreekt van 'ín die dagen', dat is destijds De heilige auteur zag de oplossing in een koning door God gegeven. Aan die eisen voldeed David. Het boek Ruth heeft nog een mooi naschrift. Er staat nog een klein geslachtsregister. We laten ons oog vallen op de laatste twee verzen van dit korte geslachtsregister. Daar staat: En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed; En Obed gewon Isaï; en Isaï gewon David. Zo eindigt het boek Ruth met David. Kortom Ruth de Moabitische mocht bijdrage aan het koningshuis van David. Het boek Ruth laat zien dat God in deze donkere tijd waarin iedereen deed wat goed was in eigen oog bezig is om het huis van de godvrezende koning David op te bouwen. De heidinnen Rachab en Ruth mochten daar als moeders hun bijdrage aan leveren. Het boek Ruth eindigt met David, de man naar Gods hart en het type van Jezus de Meerdere David. .
2.7 De Koning komt er eens aan
Het boek Ruth begint met een wegstervend geslacht en eindigt met het geslachtsregister van David. Hier stopt de heilige Schrift niet! In Mattheus 1 staat het geslachtsregister van Jezus die weer afstamt van David. Ruth is dus niet alleen 'de moeder' van David maar ook van Jezus. Jezus is de grote Koning. Waren alle koningen gebrekkig en zondig Jezus is volmaakt en zondeloos.
Laten we even in herinnering brengen hoe het boek Richteren eindigt. Het eindigt met de zin: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25). In het boek Openbaring wordt Jezus de Koning der koningen genoemd. Daar lezen we: 'En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren' (Openbaring 19:16). Het boek Ruth is dus een intermezzo. Er wordt in dit boek gebouwd aan de komst van de grote Koning. Ruth en Boaz mogen daar een bijdrage aan leveren zonder dat zij dat beseffen. De Koning der koningen heeft hun vlees en bloed aangenomen. Jezus is dus niet helemaal Joods. Door Zijn bloed stroomt het bloed van Rachab de hoer en Ruth. Beide vrouwen zijn van heidense afkomst. De afkomst van het bloed van Jezus laat al zien dat Hij de Heiland is van de wereld en niet van de Joden alleen.
2.8 De oogst uit de volkeren
Het boek Ruth valt onder de feestrollen en het wordt bij de Joden op wat wij het pinksterfeest noemen gelezen. Naomi en Ruth keerden namelijk terug naar Bethlehem aan het begin van de gerstenoogst (Ruth 1:22b). Vanwege deze eerste gerstenoogst begint het pinksterfeest (het feest van de eerstelingen van de oogst).
In Handelingen 2 lezen we hoe het pinksterfeest een geestelijke vervulling krijgt. Hier wordt de eerst geestelijke oogst beschreven door het werk van de Geest: vele Joden en Jodengenoten uit diverse landen komen tot bekering. Ruth behoort ook tot de eerste oogst. Zij behoort met Rachab tot de eerstelingen uit de grote volkerenoogst. Die oogst begon al in de oude bedeling met Rachab en Ruth maar zal in de nieuwe bedeling na de pinksterdag tot grote hoogte komen! (2.14 Karel Deurloo/Kees van Duin p. 9-11)
2.9 Ruth vergeleken met Jona
In zowel Jona als in het boek Ruth staat Gods bemoeienis met de volken centraal (2.14 ds. H.A. Wieringa en W.R. van der Zee). In beide boeken komen heidenen tot bekering. Het heil is niet volgens het boek Ruth en Jona uitsluitend en alleen bestemd voor Israël maar ook voor de volken rondom Israël: Ruth uit Moab, de inwoners van de stad Nineve. Het heil komt niet tot Ruth vanwege de gehoorzaamheid van Elimelech en Naomi. Integendeel! Zij vluchtten uit het land Kanaän tegen Gods wil. Echter God wilde deze weg gebruiken om Ruth in te lijven in het volk van Israël in het algemeen en in de stamboom van David en Jezus in het bijzonder. In het boek Jona vluchtte Jona ook weg en onderweg getuigt hij tegen wil en dank tegen de scheepslieden. Er vindt bij de scheepslieden een climax plaats. Na de belijdenis van Jona waarin hij vermeldt wie hij is en hoe groot zijn God is, vreesden de mannen met grote vreze (1:10). Nadat de mannen op het bevel van Jona, Jona over boord gegooid hebben vrezen zij de HEERE met grote vrezen en brengen zij slachtoffers en doen zij geloften (1:16).
Het wegvluchten van Jona en van Elimelech en hun gezin laat zien dat vluchten voor God geen zin heeft. Men kan beter de toevlucht tot Hem nemen.
2.10 Ruth vergeleken met Ester
Ruth en Ester hebben het een en ander gemeen. Beide boeken zijn vernoemd naar vrouwen en in beide boeken spelen Ruth en Ester een belangrijke rol. Beide vrouwen nemen het risico om te worden afgewezen. Ruth gaat in de nacht naar de dorsvloer en doet het verzoek aan Boaz om haar te lossen. Ester gaat naar de koning terwijl hij haar niet geroepen heeft. Beide vrouwen nemen het risico om afgewezen te worden. Voor Ester stond zelf het risico voor haar leven op het spel. Ester speelde hoog spel (2.14 Thomas Naastepad p.88). Ruth mocht door Boaz te vragen om de losser te zijn een biologisch steentje bijdrage in de stamboom van David (2.5) en uiteindelijk die van Jezus (2.6). Ester voorkwam dat alle Joden werden uitgeroeid. Het edict ter verdelging van de Joden had Haman namelijk laten uitgaan in alle 127 districten van het Perzische rijk. Zouden alle Joden zijn uitgeroeid dan zou menselijkerwijs gesproken Jezus niet zijn geboren. Kortom beide vrouwen dragen middelijker wijs bij aan de geboorte van Jezus. Ruth is actief betrokken bij deze stamboom en Ester voorkomt middelijker wijs dat deze stamboom wordt afgehouwen door het zwaard.
2.11 Ruth vergeleken met Ezra en Nehemia
Ruth wordt door moderne theologen gezien als een correctie op de vreemde vrouwen politiek van Ezra en Nehemia. Men dateert het boek dan ook laat. De schrijver van het boek Ruth zou het volgens moderne theologen niet eens zijn geweest met de visie van Ezra (9:1,2) en Nehemia (13:1, 23 vv). Volgens Ezra en Nehemia mocht een Israëliet niet getrouwd zijn met een Moabitische. De schrijver van het boek Ruth denkt daar anders over, meent men.
Ezra en Nehemia volgen echter stipt de wet van Mozes. In Deuteronomium 23:3-6 staat dat een Moab niet mag worden opgenomen in Israël. Ezra en Nehemia zijn hervormers die weer terug gaan naar de eisen van Thora. Men was immers vanwege de ontrouw aan Thora in ballingschap gevoerd. Nu de HEERE hen had teruggebracht is trouw aan Thora meer dan gewenst. In die weg alleen mag men heil verwachten.
Nergens lezen we dat het huwelijk dat de zonen van Elimelech sluiten met Moabitische vrouwen wordt goedgekeurd in het boek Ruth. Wat God echter ongedacht doet is dat Hij Ruth door het geloof inlijft in Israël. Tegen dat geloof in God hebben Ezra en Nehemia geen bezwaar gehad. Wel tegen vreemde heidense vrouwen die de God van Israël niet kennen. Dat laatste tast de identiteit van Israël aan want moeders voeden hun kinderen op naar hun eigen visie.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In 2.1- 2.11 hebben we historische achtergronden gegeven en historische lijnen getrokken om de betekenis van het boek Ruth op het spoor te komen. In 2.12 en 2.13 trekken we typologische lijnen. Obed en Boaz zijn het type van Christus. Op deze manier kleuren wel boek Ruth nieuwtestamentisch in. Dit is geoorloofd want Jezus typeert zichzelf ook als de Meerdere van Jona en van Salomo (Mattheus 12:41-42) Een stap te ver gaat men als men Ruth gaat zien als het type van een christen. Dan wordt het boek Ruth een gehele omduiding, allegorie, van het bevindelijke leven. Het boek Ruth wordt dan norm hoe God een mens bekeert en tot Jezus leidt.
2.12 Obed rijmt een beetje op de Ebed Jahweh
De zoon die uit Boaz en Ruth geboren wordt heet Obed. Zijn naam betekent: de dienende. Zijn naam wordt in verband gebracht met de Ebed Jahweh, dienstknecht van de HEERE, uit de tweede Jesaja (40-55). In de tweede Jesaja is allereerst Israël de 'Ebed Jahweh' maar Israël is doof en blind (Jesaja 42:19-25). De werkelijke Ebed Jahweh is daarom Jezus de trouwe Dienstknecht van de HEERE die de ogen van de blinde knecht Israël opent (Jesaja 42:1-6) en deze Dienstknecht zal verstandig handelen (Jesaja 52:13) omdat Hij plaatsvervangend lijdt en sterft voor de ontrouwe knecht Israël (Jesaja 53). Obed de dienende en gehoorzame lijkt een beetje op deze ebed Dienstknecht. Maar deze laatste is veel grootser dan Obed. Obed staat slechts in Zijn schaduw en Hij werpt in de persoon van Obed Zijn schaduw vooruit.
2.13 Boaz als type van Christus
2.13.1 Hoe het niet moet
Ter inleiding op het boekje van ds. A. Moerkerken 'De bruid van Bethlehem' merkt boekhandel Den Hertog op: 'Het boek Ruth, een van de kleinste geschriften uit de Bijbel, wil ons vooral twee dingen leren. In de eerste plaats hoe een heidens meisje uit Moab een moeder werd van de Heere Jezus. En vervolgens in welke weg een arme zondaar het eigendom kan worden van Jezus Christus, de Meerdere van Boaz'.
Vooral bij dit laatste wil ik de vinger leggen. Het boek Ruth wijst beslist niet aan hoe een arme zondaar het eigendom kan worden van Jezus Christus, de Meerdere van Boaz. Wie dat wil weten moet te raden gaan bij de brieven van de apostelen en met name bij de Romeinenbrief en de Galatenbrief van Paulus.
Helaas heeft men het boek Ruth gebruikt om de vermeende standenleer op het boek toe te passen. Met het boek Ruth komt men daar aardig mee weg. Ruth is dan het type van een christen die in het uur van de wedergeboorte een keuze voor God heeft mogen maken maar Jezus (Boaz) nog niet kent. Die kennis van Jezus (Boaz) voltrekt zich langzaam aan. Eerst mag ze dan leren leven van de weldaden van Jezus (Boaz) en pas later wordt ze bewust eigendom van Hem (Boaz in de poort). In de poort vindt dan de rechtvaardigmaking in de vierschaar plaats. In dit soort preken lijdt het aanbod van genade een kwijnend bestaan. Men wordt aan het bevindelijke lijntje gehouden. Deze visie is helaas sinds de afscheiding gemeengoed geworden bij de bevindelijk gereformeerden.
2.13.2 Boaz als losser is een type van Christus
De losser (go'el) in het Oude Testament heeft een sociaal maatschappelijke functie. Boaz is zo'n losser. Anders wordt het als God getekend wordt als Losser. De bevrijdingstheologie kan zich namelijk niet zomaar beroepen op God als maatschappelijk bevrijder. God als Losser heeft in de Schrift een diepere betekenis die verder reikt dan een maatschappelijke bevrijding (2.14 Dr. A.R Hulst/ dr. C. van leeuwen p. 71). In de tweede Jesaja treedt God op als Losser van het volk Israël dat in ballingschap is. God zal hen bevrijden uit deze benarde maatschappelijke positie maar de kern is dat Hij hen zal verlossen (ga'al) van hun zonde (Jesaja 43:25). Uit Jesaja 53 en het Nieuwe Testament weten we dat Jezus de (Ver)losser is. Boaz is dus als losser het type van Jezus. Boaz bevrijding van de positie van Ruth en Naomi was slechts tijdelijk van aard omdat het ging om een maatschappelijke bevrijding. Jezus echter bevrijdt voor eeuwig. Hij zegt: Ik, ik ben het die uw overtreding uitdelgt als een nevel (...) Keer terug tot Mij want Ik heb u verlost (ga'al) (Jesaja 43:25).
2.13.3 Een goed voorbeeld
Men kan Boaz zien als type van Christus als losser (zie 2.13.2) en vervolgens de nadere losser als type van de wet. Dat doet Kohlbrugge als Luthers theoloog. Hij wijst er op wat Christus doet voor gevallen zondaren en wat de wet niet kan in de lijn van Luther en van de Schrift, met name Paulus (Romeinen 3 en Galaten 3). De nadere losser is de wet, volgens Kohlbrugge die wel alles wil hebben van ons schuldige zondaren en alles eist maar de wet wil niets te maken hebben met ons als zondaar zelf. Hij wil onze schuld niet op zich nemen. Hij wijst deze scherp aan. De wet wil namelijk onze laatste cent hebben maar verlost ons nimmer. De wet kan alleen eisen en is geen echte (ver)losser. Dat is de Meerdere van Boaz, Jezus. We zien dus bij Kohlbrugge de theologie van Luther terug: de eisende wet en de schenkende Zaligmaker. De gevallen mens moet het hebben van een genadig God (2.14 Kohlbrugge p.112-113).
2.14 Gebruikte literatuur:
Henk Binnendijk, 'Dubbelportretten', 1995, Kampen,
Karel Deurloo/Kees van Duin, 'Beter dan zeven zonen. De feestrol Rut als messiaanse verwijzing', 1996, Baarn,
Dr. A.R Hulst/ dr. C. van Leeuwen, Bevrijding in het Oude Testament', 1981, Kampen,
Dr. Herman Friedrich Kohlbrugge, 'Ruth' , Houten, 1988,
Ds. D. Van Maanen, 'Het boek Ruth en zijn perspectieven', 1955, Baarn,
Thomas Naastepad, 'Hoogspel. Uitleg van de boeken Ester en Ruth', 2003, Baarn,
Dr. K.A.D. Smelik, 'Ruth' in: 'Verklaring op de Hebreeuwse Bijbel', 2000, Kampen,
Henk Stoorvogel, 'Onderweg met Ruth', 2017, Utrecht,
Ds. H.A Wieringa, 'Zendingsperspectief in het Oude Testament', 1955, Baarn,
Ellen van Wolde, 'Ruth en Noömi, twee vreemdgangers', 1993, Baarn,
W.R. van der zee, 'Verhalen van hoop over Jona en Ruth', 1984, Den Haag,
Shebanq (Search engine for biblical Hebrew based on the Biblia Hebraica Stuttgartensia) voor concordant onderzoek naar de esjet chajiel en het begrip chajiel in de BHS.
Statenvertaling met kanttekeningen.
Een woord vooraf
Op deze pagina staan we stil bij de plaats (1) in de Schrift en de betekenis (2) van het boek Ruth. Omtrent de plaats in de Schrift is er een verschil tussen de Hebreeuwse Bijbel (Tenak) van dit boek en de Griekse Bijbel (Septuaginta). De Tenak de Joodse indeling van wat wij het Oude Testament noemen, heeft Ruth op een andere plaats staan dan het Oude Testament dat de christenen hanteren. Het Oude Testament van de christenen gaat qua indeling van de Bijbelboeken terug op de Griekse Bijbel (Septuaginta).
Nadat we de plaats (1) van het boek Ruth in de Schrift hebben geduid, volgt de betekenis (2) van het boek Ruth. De betekenis (2) vloeit grotendeel voort uit de plaats (1) van dit boek in de Schrift. De Schrift zelf trekt lijnen en geeft een goede achtergrond van het boek Ruth. Daar maken we gebruik van (2.1 t/m 2.11). Ook Boaz als type van Christus komt aan de orde (2.12 en 2.13).
1 De plaats in de Schrift
1.1 Ruth als brug tussen de richteren en de koningen
Het Oude Testament wat wij als bevindelijk protestanten hanteren gaat qua grondtekst terug op de Hebreeuwse Bijbel maar qua volgorde van de Bijbelboeken gaat het terug op de Griekse Bijbel van de Griekse Joden (Septuaginta). Ruth staat daarom in ons Oude Testament in tussen het boek Richteren en de beide boeken van Samuel. Deze plaats is niet onbegrijpelijk want het boek Ruth begint met de opmerking: 'In de dagen dat de richteren richtten gebeurde het dat er honger was in het land'. Het Boek Ruth wordt dus door de schrijver zelf geplaatst in de tijd van de richteren. De heilige schrijver deelt ons niet mee om welke tijd het gaat en onder welke richter deze hongersnood plaatsvond. Hoewel het gissen blijft, valt wel te denken aan de tijd van Gideon (zie kanttekening 2 bij Ruth 1 van de Statenvertaling). In die tijd vielen de Midianieten telkens het land Israël ten zuiden binnen op het moment dat men zou gaan oogsten. Zij lieten dan door hun vee de gewassen opeten zodat er nauwelijks iets overbleef voor Israël. Dit zou de honger verklaren in het zuidelijk gelegen Bethlehem (Richteren 6:3-6).
Het boek Ruth staat in onze Bijbel dus ingeklemd tussen het tijdperk van de richteren (het boek Richteren) en tussen tijdperk van de koningen (de 2 boeken van Samuel). Het boek Ruth vormt een brug tussen deze twee onderscheiden perioden in Israël.
1.2 Ruth als feestrol die wordt gelezen bij de eerste oogst
In de Hebreeuwse Bijbel is het boek Ruth ingedeeld bij de feestrollen. Deze feestrollen staan achter in de Hebreeuwse Bijbel. Onder deze feestrollen bevindt zich Hooglied dat op het Paasfeest gelezen wordt maar ook Ester dat bij het Poerimfeest gelezen wordt. Prediker is eveneens een feestrol. Dit boek wordt op het Loofhuttenfeest gelezen en Klaagliederen wordt gelezen bij de herdenkingsdag van verwoesting van de Tempel. De vraag rest nog op welke feestdag Ruth gelezen wordt. Dit is op wat de christenen het pinksterfeest noemen. Het pinksterfeest of beter gezegd het wekenfeest is aan het begin van de oogst. Naomi en Ruth kwamen terug in Bethlehem aan het begin van de gerstenoogst (Ruth 1:22b). Met de gerstenoogst die in maart plaatsvond begon het landbouwjaar (zie 1.3: de boerenkalender van Gezer). De weduwe Naomi en de weduwe Ruth vallen dus bij hun terugkeer met de neus in het landbouwjaar. De hoeken van het land en de nalezing was voor hen. Dat was het begin van de glorie. Het boek Ruth eindigt met Boaz, de rijke boer die de kostwinner wordt voor Ruth en Naomi. Het boek Ruth past dus uitstekend bij het pinksterfeest, het oogstfeest bij uitstek (2.14 Karel Deurloo/Kees van Duin p.9-11) Men dankt dan God voor de eerstelingen van de oogst... Naomi en Ruth waren ook dankbaar voor deze eerstelingen en de eerste kennismaking met Boaz de toekomstige (ver)losser/kostwinner. Het begin van de gerstenoogst was ook tevens het begin van hun verlossing.
1.3 Boerenkalender gevonden in Gezer
maart: een maand gerstenoogst
april: een maand van alles
mei juni: twee maanden krenten
Juli: een maand loofoogst
2 De betekenis van het boek Ruth
2.1 De vroomheid in het boek Ruth
Twee personages in het boek Ruth springen er uit als men let op hun vroomheid. De eerste personage is Ruth die notabene uit Moab kwam. Aan de grens van het land Moab vernemen we haar fraaie geloofsbelijdenis: 'Uw God is mijn God'. Ruth laat zich niet overhalen door Naomi om terug te keren naar Moab ondanks het zwarte scenario dat haar verbitterde schoonmoeder Naomi haar schetst. Ruth houdt vast aan de goedheid van de God van Israël en ze komt niet beschaamd uit. Na het zure geeft Hij het zoet!
De tweede personage is Boaz die al vanaf het begin dat hij Ruth ontmoette haar zag zitten. Toch als zij bij hem komt liggen, handelt hij correct met haar en hij stelt dat het recht moet worden gehandhaafd. Boaz wilde namelijk niet Ruth nemen alvorens hij de nadere losser had geraadpleegd. Boaz volgde de gewone juridische route van de Thora en handelde de zaak af in de poort van Bethlehem in het bij zijn van de oudsten van de stad (Boaz is volgens Deurloo Thoragetrouw 2.14 Deurloo p.126-128). Beide personages, Ruth en Boaz geven blijkt van hun godzaligheid. Dit is opmerkelijk wanneer men het boek Ruth leest tegen de achtergrond van de donkere tijd van de richteren. Het boek Richteren eindigt nadat het 3 hoofdstukken lang een inblik gegeven heeft in diepe verval van het volk Israël, met de veelzeggende zin: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25).
Boaz en Ruth vormen daar een uitzondering op. Boaz is overigens blijkens het geslachtsregister in Mattheus (zie 1:5) de zoon van Rachab de hoer. Boaz had dus een moeder met een zwart verleden maar ook een moeder die een radicale omwenteling had ondergaan. Ze was een vrouw met een voortreffelijk geloof geworden. De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft Rachel de hoer opgenomen tussen de geloofshelden en geloofsheldinnen (Hebreeën 11:31) en Jacobus noemt haar in zijn brief als een voorbeeld bij uitstek dat het ware geloof goede werken voorbrengt. Dat is niet alleen bij een vroom man als Abraham het geval maar het is zelfs in het leven van een heidense hoer het geval (Jacobus 2:25). Boaz had dus een godzalige moeder, die vermeld wordt in Hebreeën 11:31 en Jacobus 2:25.
2.2 De geloofskeuze van Ruth
Ruth stamt af van Moab. Moab is een zoon van Lot. Uit de geschiedenis van Abram weten we dat Lot meeging met Abram. We lezen in Genesis 12:4b 'En Lot trok met hem (Abram) mee'. Van Lot lezen we nergens dat hij zijn geloof heeft beleden zoals Ruth deed aan de grenzen van het land Israël. Lot wordt daarom veelal gezien als een meeloper met Abram. Lot had niet hetzelfde geloof als Abram. Hij had zijn geld en goed lief en koos voor de streek rondom de goddeloze stad Sodom (Genesis 13:10-11). Toch was hij wel een gelovige maar zijn geloof was heel zwak. Dit weten we uit het Nieuwe Testament. De apostel Petrus stelt dat God Lot uit Sodom verlost heeft en Petrus noemt Lot ondanks diens fouten en gebreken 'de rechtvaardige Lot'. Petrus stelt dat Lot vermoeid was geworden van de ontuchtige levenswandel van de inwoners van Sodom (2 Petrus 2:7).
Ruth was van een ander soort. Zij beleed aan de grenzen van Israël haar geloof in de God van Naomi. Lot komt niet voor in de lijst van de geloofshelden en geloofsheldinnen in Hebreeën 11. In die lijst prijkt de naam van Abraham. Niet die van Lot de meeloper. Ook Ruth is in die lijst afwezig. Wel prijkt in die lijst de moeder van Boaz, Rachab de hoer. Ruth komt echter wel voor in het geslachtregister van Jezus opgetekend door Mattheus (1:5). Petrus echter tekent Lot als een rechtvaardige (2 Petrus 2:7). Het is Petrus die licht laten vallen op het leven van Lot. Petrus noemt Lot ondanks diens laakbare levenswandel toch een rechtvaardige. Uiteindelijk was Lot toch niet gelukkig in Sodom ondanks zijn aanvankelijke keuze voor Sodom. Bij Lot lezen we nergens van een actieve keuze om te vertrekken uit Sodom. God moest hem eruit halen. Lot was in alles lijdelijk. Hij miste de daadkracht van het sterke geloof.
2.3 Ruth blijft onafscheidelijk bij Naomi
Er is nog een verschil tussen Ruth en Lot. Lot was niet alleen een meeloper met Abram. Ook scheidde hij van Abram (In het Hebreeuws 'parad' Genesis 13:11) en koos hij voor de vruchtbare omgeving nabij Sodom. Ruth echter bleef onafscheidelijk verbonden met haar schoonmoeder. Dat laat zij uitkomen in haar geloofsbelijdenis: 'Waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Waar gij zult sterven zal ik sterven'. Alleen de dood kan een scheiding maken (in het Hebreeuws 'parad' Genesis 1:17b). Ruth is dus veel inniger verbonden aan haar schoonmoeder Naomi dan Lot aan Abram. Dit is opmerkelijk want Naomi is niet al te positief in haar leven richting God die haar leven op de kop heeft gezet en richting Ruth die met haar mee wilt terwijl ze geen toekomst heeft. Naomi is in het begin van het boek Ruth een door tegenslag zeer verbitterde vrouw. Ruth echter is een vrouw die vol overgave voor de HEERE kiest en voor het volk dat door de HEERE zo zwaar gestraft wordt vanwege hun zonden tegen Hem (2.13 Ellen van Wolde p. 22-34).
2.4 Wisselende contrasten
Er is een groot contrast tussen Orpa en Ruth. Orpa keert bij de grens van Israël weer terug naar Moab. Ruth echter kiest voor Israël en voor de God van Israël. Orpa kuste haar schoonmoeder Naomi maar Ruth kleefde haar aan (in het Hebreeuws Dabaq) zoals een man zijn vrouw aankleeft (in het Hebreeuws Dabaq Genesis 2:24). Er is ook een contrast tussen Naomi en Ruth (2.14 Henk Binnendijk p. 67-74). Naomi is bij haar terugkeer naar Bethlehem en terugkomst in Bethlehem een verbitterde vrouw die zich door God geslagen weet. Ruth echter die ook haar man verloren heeft maar nog geen kinderen heeft, is een frisse gelovige die pas op deze weg is. Zij houdt vast aan haar geloof.
In het vervolg van de geschiedenis neemt Naomi wel haar verantwoording en geeft leiding aan Ruth.
2.5 Ruth als esjet chajiel
Boaz merkt op over Ruth als zij bij hem in de nacht op de dorsvloer is: 'En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat
jij gezegd hebt, zal ik u doen; want de gehele stad van mijn volk weet, dat jij een deugdelijke vrouw (esjet chajiel) bent' (Ruth 3:11). Ruth wordt dus volgens Boaz gezien als een esjet chajiel. Letterlijk een 'vrouw van kracht'. Het bijvoeglijk naamwoord chajiel, kracht komt men met betrekking tot personen vooral tegen in de boeken Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen. Chajiel wordt dan toegeschreven aan dappere en strijdbare mannen. Mannen dus die krachtig en sterk zijn in de oorlog. Anders is het als gaat om het gewone leven. Zo wordt Boaz in Ruth 2:1 omschreven als een gibor chajiel. In Jozua 10:7 heeft de Statenvertaling de gibore chajiel vertaald met 'strijdbare helden'. De Statenvertaling vertaalt gibor chajiel als het om Boaz gaat als een man 'geweldig van vermogen'. Kortom chajiel moet men volgens de Statenvertaling vertalen in de context. Dit doet de Statenvertaling ook met Ruth als Boaz stelt dat men haar ziet als een esjet chajiel. De Statenvertaling vertaalt dan esjet chajiel met 'deugdelijke vrouw'. Feministen echter menen dat dit een vertaling is die voor orthodoxe mannen wenselijk is maar dat deze vertaling geen recht doet aan de betekenis van het woord chajiel. Chajiel zou meer zien op dapper en heldhaftig dan op deugdzaam. Ik laat deze discussie even links liggen maar wil wel opmerken dat woorden veelal een bredere betekenis hebben die men per context moet bekijken. Worden zijn net als pionnen in een spel. Zij kunnen meerdere functies krijgen (Wittgenstein). Waar het mij omgaat, is dat Ruth een 'esjet chajiel' wordt genoemd. Hier hebben we een Bijbelse link te pakken want de naam esjet chajiel' gebruikt Salomo in Spreuken 31:10 ook. Daar lezen we: 'Wie zal een deugdelijke huisvrouw (esjet chajiel) vinden? Want haar waarde is verre boven de robijnen'. Deze esjet chajiel is een vrouw die de HEERE vreest (Spreuken 31:30b). Salomo zal wellicht toen hij dit acrostichon (Spreuken 31:10-31) maakte over de esjet chajiel gedacht hebben aan zijn verre voormoeder Ruth (bronnen: 2.14 Dr. K.A.D. Smelik p. 67 en p.118 en Shebanq).
2.6 De koning komt er spoedig aan
In ons Oude Testament staat Ruth ingeklemd tussen Richteren en de beide boeken van Samuel. In de boeken van Samuel kan men lezen hoe de tijd van de richteren ten einde liep en overging in de tijd van de koningen. De belangrijkste en door God gewilde koning is David, de man naar Gods hart. Het boek Richteren eindigt met de opmerking: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25). De heilige auteur van het boek Richteren schrijft met enige afstand als hij spreekt van 'ín die dagen', dat is destijds De heilige auteur zag de oplossing in een koning door God gegeven. Aan die eisen voldeed David. Het boek Ruth heeft nog een mooi naschrift. Er staat nog een klein geslachtsregister. We laten ons oog vallen op de laatste twee verzen van dit korte geslachtsregister. Daar staat: En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed; En Obed gewon Isaï; en Isaï gewon David. Zo eindigt het boek Ruth met David. Kortom Ruth de Moabitische mocht bijdrage aan het koningshuis van David. Het boek Ruth laat zien dat God in deze donkere tijd waarin iedereen deed wat goed was in eigen oog bezig is om het huis van de godvrezende koning David op te bouwen. De heidinnen Rachab en Ruth mochten daar als moeders hun bijdrage aan leveren. Het boek Ruth eindigt met David, de man naar Gods hart en het type van Jezus de Meerdere David. .
2.7 De Koning komt er eens aan
Het boek Ruth begint met een wegstervend geslacht en eindigt met het geslachtsregister van David. Hier stopt de heilige Schrift niet! In Mattheus 1 staat het geslachtsregister van Jezus die weer afstamt van David. Ruth is dus niet alleen 'de moeder' van David maar ook van Jezus. Jezus is de grote Koning. Waren alle koningen gebrekkig en zondig Jezus is volmaakt en zondeloos.
Laten we even in herinnering brengen hoe het boek Richteren eindigt. Het eindigt met de zin: 'In die dagen was er geen koning in Israël; een ieder deed, wat recht was in zijn ogen' (Richteren 21:25). In het boek Openbaring wordt Jezus de Koning der koningen genoemd. Daar lezen we: 'En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren' (Openbaring 19:16). Het boek Ruth is dus een intermezzo. Er wordt in dit boek gebouwd aan de komst van de grote Koning. Ruth en Boaz mogen daar een bijdrage aan leveren zonder dat zij dat beseffen. De Koning der koningen heeft hun vlees en bloed aangenomen. Jezus is dus niet helemaal Joods. Door Zijn bloed stroomt het bloed van Rachab de hoer en Ruth. Beide vrouwen zijn van heidense afkomst. De afkomst van het bloed van Jezus laat al zien dat Hij de Heiland is van de wereld en niet van de Joden alleen.
2.8 De oogst uit de volkeren
Het boek Ruth valt onder de feestrollen en het wordt bij de Joden op wat wij het pinksterfeest noemen gelezen. Naomi en Ruth keerden namelijk terug naar Bethlehem aan het begin van de gerstenoogst (Ruth 1:22b). Vanwege deze eerste gerstenoogst begint het pinksterfeest (het feest van de eerstelingen van de oogst).
In Handelingen 2 lezen we hoe het pinksterfeest een geestelijke vervulling krijgt. Hier wordt de eerst geestelijke oogst beschreven door het werk van de Geest: vele Joden en Jodengenoten uit diverse landen komen tot bekering. Ruth behoort ook tot de eerste oogst. Zij behoort met Rachab tot de eerstelingen uit de grote volkerenoogst. Die oogst begon al in de oude bedeling met Rachab en Ruth maar zal in de nieuwe bedeling na de pinksterdag tot grote hoogte komen! (2.14 Karel Deurloo/Kees van Duin p. 9-11)
2.9 Ruth vergeleken met Jona
In zowel Jona als in het boek Ruth staat Gods bemoeienis met de volken centraal (2.14 ds. H.A. Wieringa en W.R. van der Zee). In beide boeken komen heidenen tot bekering. Het heil is niet volgens het boek Ruth en Jona uitsluitend en alleen bestemd voor Israël maar ook voor de volken rondom Israël: Ruth uit Moab, de inwoners van de stad Nineve. Het heil komt niet tot Ruth vanwege de gehoorzaamheid van Elimelech en Naomi. Integendeel! Zij vluchtten uit het land Kanaän tegen Gods wil. Echter God wilde deze weg gebruiken om Ruth in te lijven in het volk van Israël in het algemeen en in de stamboom van David en Jezus in het bijzonder. In het boek Jona vluchtte Jona ook weg en onderweg getuigt hij tegen wil en dank tegen de scheepslieden. Er vindt bij de scheepslieden een climax plaats. Na de belijdenis van Jona waarin hij vermeldt wie hij is en hoe groot zijn God is, vreesden de mannen met grote vreze (1:10). Nadat de mannen op het bevel van Jona, Jona over boord gegooid hebben vrezen zij de HEERE met grote vrezen en brengen zij slachtoffers en doen zij geloften (1:16).
Het wegvluchten van Jona en van Elimelech en hun gezin laat zien dat vluchten voor God geen zin heeft. Men kan beter de toevlucht tot Hem nemen.
2.10 Ruth vergeleken met Ester
Ruth en Ester hebben het een en ander gemeen. Beide boeken zijn vernoemd naar vrouwen en in beide boeken spelen Ruth en Ester een belangrijke rol. Beide vrouwen nemen het risico om te worden afgewezen. Ruth gaat in de nacht naar de dorsvloer en doet het verzoek aan Boaz om haar te lossen. Ester gaat naar de koning terwijl hij haar niet geroepen heeft. Beide vrouwen nemen het risico om afgewezen te worden. Voor Ester stond zelf het risico voor haar leven op het spel. Ester speelde hoog spel (2.14 Thomas Naastepad p.88). Ruth mocht door Boaz te vragen om de losser te zijn een biologisch steentje bijdrage in de stamboom van David (2.5) en uiteindelijk die van Jezus (2.6). Ester voorkwam dat alle Joden werden uitgeroeid. Het edict ter verdelging van de Joden had Haman namelijk laten uitgaan in alle 127 districten van het Perzische rijk. Zouden alle Joden zijn uitgeroeid dan zou menselijkerwijs gesproken Jezus niet zijn geboren. Kortom beide vrouwen dragen middelijker wijs bij aan de geboorte van Jezus. Ruth is actief betrokken bij deze stamboom en Ester voorkomt middelijker wijs dat deze stamboom wordt afgehouwen door het zwaard.
2.11 Ruth vergeleken met Ezra en Nehemia
Ruth wordt door moderne theologen gezien als een correctie op de vreemde vrouwen politiek van Ezra en Nehemia. Men dateert het boek dan ook laat. De schrijver van het boek Ruth zou het volgens moderne theologen niet eens zijn geweest met de visie van Ezra (9:1,2) en Nehemia (13:1, 23 vv). Volgens Ezra en Nehemia mocht een Israëliet niet getrouwd zijn met een Moabitische. De schrijver van het boek Ruth denkt daar anders over, meent men.
Ezra en Nehemia volgen echter stipt de wet van Mozes. In Deuteronomium 23:3-6 staat dat een Moab niet mag worden opgenomen in Israël. Ezra en Nehemia zijn hervormers die weer terug gaan naar de eisen van Thora. Men was immers vanwege de ontrouw aan Thora in ballingschap gevoerd. Nu de HEERE hen had teruggebracht is trouw aan Thora meer dan gewenst. In die weg alleen mag men heil verwachten.
Nergens lezen we dat het huwelijk dat de zonen van Elimelech sluiten met Moabitische vrouwen wordt goedgekeurd in het boek Ruth. Wat God echter ongedacht doet is dat Hij Ruth door het geloof inlijft in Israël. Tegen dat geloof in God hebben Ezra en Nehemia geen bezwaar gehad. Wel tegen vreemde heidense vrouwen die de God van Israël niet kennen. Dat laatste tast de identiteit van Israël aan want moeders voeden hun kinderen op naar hun eigen visie.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In 2.1- 2.11 hebben we historische achtergronden gegeven en historische lijnen getrokken om de betekenis van het boek Ruth op het spoor te komen. In 2.12 en 2.13 trekken we typologische lijnen. Obed en Boaz zijn het type van Christus. Op deze manier kleuren wel boek Ruth nieuwtestamentisch in. Dit is geoorloofd want Jezus typeert zichzelf ook als de Meerdere van Jona en van Salomo (Mattheus 12:41-42) Een stap te ver gaat men als men Ruth gaat zien als het type van een christen. Dan wordt het boek Ruth een gehele omduiding, allegorie, van het bevindelijke leven. Het boek Ruth wordt dan norm hoe God een mens bekeert en tot Jezus leidt.
2.12 Obed rijmt een beetje op de Ebed Jahweh
De zoon die uit Boaz en Ruth geboren wordt heet Obed. Zijn naam betekent: de dienende. Zijn naam wordt in verband gebracht met de Ebed Jahweh, dienstknecht van de HEERE, uit de tweede Jesaja (40-55). In de tweede Jesaja is allereerst Israël de 'Ebed Jahweh' maar Israël is doof en blind (Jesaja 42:19-25). De werkelijke Ebed Jahweh is daarom Jezus de trouwe Dienstknecht van de HEERE die de ogen van de blinde knecht Israël opent (Jesaja 42:1-6) en deze Dienstknecht zal verstandig handelen (Jesaja 52:13) omdat Hij plaatsvervangend lijdt en sterft voor de ontrouwe knecht Israël (Jesaja 53). Obed de dienende en gehoorzame lijkt een beetje op deze ebed Dienstknecht. Maar deze laatste is veel grootser dan Obed. Obed staat slechts in Zijn schaduw en Hij werpt in de persoon van Obed Zijn schaduw vooruit.
2.13 Boaz als type van Christus
2.13.1 Hoe het niet moet
Ter inleiding op het boekje van ds. A. Moerkerken 'De bruid van Bethlehem' merkt boekhandel Den Hertog op: 'Het boek Ruth, een van de kleinste geschriften uit de Bijbel, wil ons vooral twee dingen leren. In de eerste plaats hoe een heidens meisje uit Moab een moeder werd van de Heere Jezus. En vervolgens in welke weg een arme zondaar het eigendom kan worden van Jezus Christus, de Meerdere van Boaz'.
Vooral bij dit laatste wil ik de vinger leggen. Het boek Ruth wijst beslist niet aan hoe een arme zondaar het eigendom kan worden van Jezus Christus, de Meerdere van Boaz. Wie dat wil weten moet te raden gaan bij de brieven van de apostelen en met name bij de Romeinenbrief en de Galatenbrief van Paulus.
Helaas heeft men het boek Ruth gebruikt om de vermeende standenleer op het boek toe te passen. Met het boek Ruth komt men daar aardig mee weg. Ruth is dan het type van een christen die in het uur van de wedergeboorte een keuze voor God heeft mogen maken maar Jezus (Boaz) nog niet kent. Die kennis van Jezus (Boaz) voltrekt zich langzaam aan. Eerst mag ze dan leren leven van de weldaden van Jezus (Boaz) en pas later wordt ze bewust eigendom van Hem (Boaz in de poort). In de poort vindt dan de rechtvaardigmaking in de vierschaar plaats. In dit soort preken lijdt het aanbod van genade een kwijnend bestaan. Men wordt aan het bevindelijke lijntje gehouden. Deze visie is helaas sinds de afscheiding gemeengoed geworden bij de bevindelijk gereformeerden.
2.13.2 Boaz als losser is een type van Christus
De losser (go'el) in het Oude Testament heeft een sociaal maatschappelijke functie. Boaz is zo'n losser. Anders wordt het als God getekend wordt als Losser. De bevrijdingstheologie kan zich namelijk niet zomaar beroepen op God als maatschappelijk bevrijder. God als Losser heeft in de Schrift een diepere betekenis die verder reikt dan een maatschappelijke bevrijding (2.14 Dr. A.R Hulst/ dr. C. van leeuwen p. 71). In de tweede Jesaja treedt God op als Losser van het volk Israël dat in ballingschap is. God zal hen bevrijden uit deze benarde maatschappelijke positie maar de kern is dat Hij hen zal verlossen (ga'al) van hun zonde (Jesaja 43:25). Uit Jesaja 53 en het Nieuwe Testament weten we dat Jezus de (Ver)losser is. Boaz is dus als losser het type van Jezus. Boaz bevrijding van de positie van Ruth en Naomi was slechts tijdelijk van aard omdat het ging om een maatschappelijke bevrijding. Jezus echter bevrijdt voor eeuwig. Hij zegt: Ik, ik ben het die uw overtreding uitdelgt als een nevel (...) Keer terug tot Mij want Ik heb u verlost (ga'al) (Jesaja 43:25).
2.13.3 Een goed voorbeeld
Men kan Boaz zien als type van Christus als losser (zie 2.13.2) en vervolgens de nadere losser als type van de wet. Dat doet Kohlbrugge als Luthers theoloog. Hij wijst er op wat Christus doet voor gevallen zondaren en wat de wet niet kan in de lijn van Luther en van de Schrift, met name Paulus (Romeinen 3 en Galaten 3). De nadere losser is de wet, volgens Kohlbrugge die wel alles wil hebben van ons schuldige zondaren en alles eist maar de wet wil niets te maken hebben met ons als zondaar zelf. Hij wil onze schuld niet op zich nemen. Hij wijst deze scherp aan. De wet wil namelijk onze laatste cent hebben maar verlost ons nimmer. De wet kan alleen eisen en is geen echte (ver)losser. Dat is de Meerdere van Boaz, Jezus. We zien dus bij Kohlbrugge de theologie van Luther terug: de eisende wet en de schenkende Zaligmaker. De gevallen mens moet het hebben van een genadig God (2.14 Kohlbrugge p.112-113).
2.14 Gebruikte literatuur:
Henk Binnendijk, 'Dubbelportretten', 1995, Kampen,
Karel Deurloo/Kees van Duin, 'Beter dan zeven zonen. De feestrol Rut als messiaanse verwijzing', 1996, Baarn,
Dr. A.R Hulst/ dr. C. van Leeuwen, Bevrijding in het Oude Testament', 1981, Kampen,
Dr. Herman Friedrich Kohlbrugge, 'Ruth' , Houten, 1988,
Ds. D. Van Maanen, 'Het boek Ruth en zijn perspectieven', 1955, Baarn,
Thomas Naastepad, 'Hoogspel. Uitleg van de boeken Ester en Ruth', 2003, Baarn,
Dr. K.A.D. Smelik, 'Ruth' in: 'Verklaring op de Hebreeuwse Bijbel', 2000, Kampen,
Henk Stoorvogel, 'Onderweg met Ruth', 2017, Utrecht,
Ds. H.A Wieringa, 'Zendingsperspectief in het Oude Testament', 1955, Baarn,
Ellen van Wolde, 'Ruth en Noömi, twee vreemdgangers', 1993, Baarn,
W.R. van der zee, 'Verhalen van hoop over Jona en Ruth', 1984, Den Haag,
Shebanq (Search engine for biblical Hebrew based on the Biblia Hebraica Stuttgartensia) voor concordant onderzoek naar de esjet chajiel en het begrip chajiel in de BHS.
Statenvertaling met kanttekeningen.