Leeslint schepping en evolutie
Wat treft men aan in dit leeslint
Op deze pagina bespreek ik schepping en evolutie uit boeken die mijn interesse hebben gewekt. Ik redeneer er soms op door. Het is niet altijd een uitgebreide nauwkeurige boekbespreking. Ik leg dus ook iets van mijzelf erin omdat het boek mij aan het denken gezet heeft. Dat geef ik dan wel aan door de letters cursief te schrijven. Ik maak daarbij ook waar het kan een korte link naar Luther.
1) Het echte conflict. Wetenschap, religie en naturalisme
Alvin Plantinga
In dit boek toont Plantinga aan het echte conflict zich niet afspeelt tussen wetenschap en geloof. Er is een conflict tussen naturalisme (een natuur zonder hogere macht, God) en wetenschap. Plantinga bestrijdt in dit boek de lawaaierige atheïsten Daniel Dennett en Richard Dawkin. Het gaat Plantinga erom om God als hogere Macht die ingrijpende en sturend aanwezig is te handhaven. Atheïsten sluiten God uit. Zij menen dat de gesloten natuurwetten God niet toelaten. Plantinga stelt dat dit een oppervlakkige aanname is. Er is slechts sprake van een schijnbaar conflict tussen geloof en wetenschap. Wie verder studeert en ziet hoe wonderlijk het heelal in elkaar steekt en hoe anders alles zou lopen als bijvoorbeeld de zon een beetje uit koers zou lopen of iets verder van de aarde stond die beseft dat er Iemand moet zijn die alles zo precies afgesteld heeft (fine-tuning). Kortom de fijnmazige natuurwetten wijzen op een ingenieus ontwerp. Alvin Plantinga stelt tevens het boek van Michael Behe 'De zwarte doos van Darwin' aan de orde. Die stelt als biochemicus dat er onherleidbare complexiteiten zijn waar te nemen op moleculair niveau. Er moet daarom een intelligent design zijn die dit alles regelt en ordent. De complexiteit van bijvoorbeeld het oog waar niets gemist kan worden anders ziet men niets, maakt natuurlijke selectie zeer onwaarschijnlijk. Tevens kan men de natuurwetten bestuderen omdat ze regelmatig zijn. Dat is nu precies de basis van de natuurwetenschappen. Maar Wie is daar de oorzaak van? Toeval? Daarnaast stelt Plantinga dat als de mens geschapen is naar Gods beeld, God ook moet kunnen nadenken over deze wereld. De mens kan met wetten komen en dus zou God dat niet kunnen? Hij is oneindig veel groter en waarom zou Hij niet alles kunnen overzien en zelfs ingrijpen? Hier komt Plantinga met een geloofsaanname. Hij voert het debat vanuit eigen standpunt, de mens naar Gods beeld, maar daarom niet minder waardevol voor hen die op hetzelfde standpunt staan. Voor zijn tegenstanders is dit standpunt niet gemakkelijk aanvaardbaar. Het boek dat Plantinga geschreven heeft, geeft goed het echte conflict aan. Dat is tussen naturalisme en wetenschap. Zonder hogere macht zou alles een chaos blijven en worden en zou er niets te bestuderen vallen. Het ordenend denken is een vermogen dat de mens heeft als beelddrager van God die alles ordelijk gemaakt heeft maar soms wel heel erg complex waardoor natuurlijke selectie zeer onwaarschijnlijk is. In dit boek strijdt Plantinga nauwelijks tegen evolutie. Zijn doel is om God niet buiten deze wereld te houden. Wie dus gelooft in schepping en evolutie wordt door Plantinga niet uitdrukkelijk bestreden maar wel voorzichtig gecorrigeerd. Plantinga bestrijdt uitdrukkelijk de grove atheïsten. Dat maakt zijn boek een beetje ongemakkelijk voor radicale creationisten. Plantinga is ook heel voorzichtig omtrent fine-tuning. Hij zegt: ik denk dat fine-tuning een heel klein beetje steun biedt voor het theïsme. In Psalm 8 is de dichter geheel en al onder de indruk van het werk van Gods vingeren als hij de maan en sterren ziet. We weten nu dat alles in de ruimte nauwkeurig op elkaar is afgestemd anders zou het een chaos worden in de ruimte en zou er geen leven op de aarde mogelijk zijn. Om fine-tuning te omzeilen spreekt men van oneindig veel heelallen en wij wonen net in een heelal waar alles door natuurlijke processen goed is geregeld. Je moet maar op zo'n enorme aanname komen. De aanname dat God alles met Zijn vingers gemaakt heeft, komt mijns inziens geloofwaardiger over.
2) Intelligent design. De zwarte doos van Darwin.
Michael j. Behe
Behe doceert biochemie aan Lehigh university. De biochemie bevindt zich op het snijvlak van biologie en chemie. Een biochemicus probeert een verklaring van het leven op moleculairbiologisch niveau te geven. De chemische reacties die bij een bepaald biologisch verschijnsel horen worden uitgezocht tot op moleculair niveau. Door het begrijpen van verschijnselen op het kleinste niveau, kunnen verschijnselen op een hoger niveau (bijvoorbeeld celniveau) verklaard worden. Biochemie is sterk verbonden met de biotechnologie en de genetica. Onderzoeksgebieden zijn: eiwitsynthese, fotosynthese, DNA, RNA etc. Tot zover even deze achtergrond.
Darwin meende dat het ene soort over kon gaan in een andere soort. Natuurlijk met kleine stapjes. Behe stelt dat Darwin geen idee had van de complexiteit van het leven op microniveau. Behe noemt dit de zwarte doos van Darwin (dat wil zeggen: Darwin wist hier niet van) en naarmate men nog verder gaat studeren in de biochemie blijkt leven op moleculair niveau zeer ingewikkeld te zijn. Binnen de zwarte doos van Darwin bevinden zich als men op nog meer op microniveau onderzoek doet weer nieuwe zwarte dozen. Dit heeft een gevolg voor de kijk op evolutie want elke stap die genomen zou moeten worden waardoor een soort overgaat in een ander soort is zeer ingewikkeld. Volgens Behe biedt de evolutietheorie geen afdoende verklaring voor dit soort complexe systemen (zoals het oog, het afweermechanisme etc.) op aarde. Ze kunnen niet zomaar door natuurlijke selectie zijn ontstaan. Daarvoor zijn deze systemen veel te complex en het is gezien vanuit de biochemie onmogelijk. Er moet daarom sprake zijn van een ingenieus ontwerp en dus moet er sprake zijn van een Ontwerper. Zodoende komt Behe uit bij een intelligent Design. Behe houdt zich bezig met het bewijzen dat God bestaat. Luther had een andere strijd te voeren in zijn dagen. Dat God bestaat geloofde men wel. Luther worstelde met de vraag of hij voor een rechtvaardig God kon bestaan. Hij leerde dat dat alleen kon door het geloof in Jezus die de straf op de zonde betaald heeft. Luther had een andere strijd dan Behe. Toch is het boek van Behe nuttig maar wie gelooft dat God bestaat, krijgt ook te maken met een nog belangrijkere vraag: hoe kan ik schuldig mens voor deze rechtvaardige en heilige God bestaan? Die vraag mag niet naar de achtergrond geraken in de discussie omtrent schepping en evolutie want God is niet alleen onze Schepper maar ook onze Rechter.
3) Christelijk geloof
Dr. H. Berkhof
Prof. dr H. Berkhof (1914-1995) werd door dr. H. Kuiter ooit 'een theoloog die van twee wallen weet' genoemd. Deze twee wallen zijn: de orthodoxe wal en de vrijzinnige wal. Berkhof combineerde in zijn dogmatiek deze twee zaken. Zo erkende hij het historisch-kritische bijbelonderzoek, een methode van onderzoek die het ontstaan van de vijf boeken van Mozes beschrijft. Volgens deze methode is niet Mozes de (hoofdzakelijke) schrijver maar er hebben meerdere handen aan gewerkt door de tijden heen. Een deel van deze vijf boeken is zelfs na ballingschap ontstaan.
Deze historisch-kritische methode gaat er vanuit dat men Genesis 1 niet al te letterlijk moet nemen. Berkhof ging in dit voetspoor. Het scheppingsgeloof werd in de Schrift volgens Berkhof steeds in eigentijdse wereldbeelden uitgedrukt en dat kwam hem van pas. Berkhof zegt: 'Voor onze eeuw betekent dat de opdracht om het scheppingsgeloof uit te drukken in het evolutionaire wereldbeeld' (p.174). Berkhof meent dat evolutie goed past binnen het christelijke geloof. Evolutie gaat uit van een historisch proces dat open is naar de toekomst en de Bijbel is ook open naar een nieuwe toekomst. Dat rijmt volgens Berkhof. Berkhof merkt op: 'In Genesis 1 wordt de schepping tot een historisch proces gemaakt, dat in zes dagen, wij zouden zeggen volgens het evolutionair model verloopt en zo de heilsgeschiedenis prefigureert, die zich uitstrekt naar de toekomst'. Berkhof zag wel een onderscheid tussen het scheppingsgeloof en de evolutie. De evolutie beschrijft de buitenkant van de schepping namelijk hoe de aarde werkelijk is ontstaan en het scheppingsgeloof geeft zin aan het leven. Het schept orde. Op deze wijze, door aanpassing van het scheppingsgeloof, wist hij deze twee tegengestelde zaken te combineren.
Mijns inziens kan men deze twee zaken niet combineren. Gods machthebbende spreken in de schepping is in het geding. Dr. H. Berkhof gaat teveel uit van het boek van de natuur en de rede en stelt die beide zaken boven de Schrift. Duidelijk blijkt dat er aan twee zijden aan de Schrift geknabbeld wordt. Aan de binnenzijde holt de historische kritiek het Schriftgezag uit (theologen). Aan de buitenzijde de evolutietheorie (natuurwetenschappers, biologen). Dr. H. Berkhof gebruikt schepping alleen als bezwerende gedachte dat de evolutie God niet uit de hand loopt. Hij is er bij en evolutie is volgens hem de werkelijkheid. Luther zou zeggen dat men gelovig moet buigen voor God en Zijn Woord. Luther noemde de rede het hoerenvernuft. De rede is net als een hoer. Zij staat voor vele zaken open (bijv. evolutie) en is zo ontrouw aan haar werkelijke Heere en diens machthebbend woord. Psalm 33:9 zegt: 'Hij spreekt en het is er'. De Bruid staat open voor Zijn spreken. Er is een verschil tussen Bruid en hoer (Zie het Bijbelboek Openbaring). (Luther zei: 'Die Vernunft ist das größte Hindernis für den Glauben, weil alles Göttliche ihr absurd scheint'. (...) 'Die Vernunft „ist die höchste Hur, die der Teufel hat' (...) Wer ... ein Christ sein will, der ... steche seiner Vernunft die Augen aus'. )
4) Baas in eigen boek?
Evolutietheorie en Schriftgezag
bij de gereformeerde keken in Nederland (1881- 1981)
Hittjo Kruyswijk
De schrijver van dit proefschrift heeft een mooie titel gekozen 'Baas in eigen boek'. In de jaren 60 toen de pil er kwam, wilden vrouwen baas in eigen buik worden. Bij ludieke acties droeg men spandoeken met 'Baas in eigen buik' erop. Kruyswijk geef een knipoog naar die periode met zijn titel 'Baas in eigen boek'. Hij ziet parallellen. Wat er op maatschappelijk vlak gebeurde: baas in eigen buik, deed zich ook kerkelijk voor: baas in eigen boek. Dat was aanvankelijk niet de bedoeling in de GKN. Dr. A. Kuyper was fel tegen een zondig heersen over de Schrift en wees elke vorm van Schriftkritiek af. Dr. H. Bavinck echter had meer oog voor de menselijke inbreng in de Schrift maar liet het traditionele Schriftgezag staan. Wel meende hij dat de aarde ouder was dan 6000 jaar. Evolutie wees hij echter af.
Toen dr. Geelkerken op de kansel de historiciteit van de slang uit Genesis 3 ter discussie stelde, werd hij door de synode van Assen in 1929 veroordeeld. Schriftkritiek duldde men niet. Marginaal leefden er wel vragen en sudderden er Schriftkritische vragen bij de Schrift (met name oudtestamentici: Nic. H. Ridderbos, J.L Koole).
Na de oorlog gingen de wissels om. De bioloog Lever voerde de evolutietheorie in aan de VU. De theoloog dr. H. Kuitert droeg eveneens zijn steentje bij en gaf de studenten vrijzinnige stenen voor het Brood mee. In 1967 herriep de GKN de uitspraken van de synode van Assen en met voerde in 1981 het relationele Schriftgezag in, in het zogenaamde rapport 'God met ons'. De menselijke inbreng in de totstandkoming van de Schrift werd steeds groter en daarmee zwaaide men de deuren open voor de Schriftkritiek. Het proefschrift stopt met dit rapport uit 1981. Is men baas in eigen boek geworden? Kruyswijk geeft geen eenvoudig ja of nee. Een wetenschappelijk werkstuk kan die vraag niet helder beantwoorden daar het om een persoonlijk standpunt vraagt. Het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest van de GKN om baas in eigen boek te worden en men zal zich in dat standpunt niet herkennen. Toch merkt Kruyswijk aan het einde van zijn dissertatie fijntjes op 'Wie buiten- Bijbelse' gegevens gebruikt en zijn ratio bij het bepalen van hetgeen wel of niet als historisch kan worden geaccepteerd kan inderdaad 'Baas in eigen boek' worden genoemd'. Daarmee is de GKN geduid die inmiddels zijn overgegaan in de PKN. Het eenvoudige Schriftgezag van Samuel 'Spreek HEERE Uw Knecht hoort' is aan het verstommen... Wellicht kan het seminarium van de HHK de draad weer oppakken aan de VU die Kuyper voor ogen had en een schoon kleed weven voor kerk en maatschappij. Hopelijk is 1 mei 2004 een wolkje als een mans hand en mag men een bescheiden bijdrage leveren aan de verrijzenis van de vaderlands kerk. 'Baas in eigen boek' laat zien hoe de rede de Schrift uitholt. Hier is niet de Bruid aan het woord die luistert naar haar Heere.
5) Geen toeval
Metabletica en geschiedschrijving
Jan Hendrik van den Berg
In zijn negende voordracht behandelt Jan Hendrik van den Berg de evolutie onder het kopje 'Pro en contra evolutie'. De schrijver zet eerst de argumenten voor evolutie op een rijtje daarna de argumenten tegen evolutie. Voor evolutie zijn de volgende argumenten: verwantschap tussen de dieren onderling, de rangorde in de natuur van laag naar hoog, Resultaten bij kweekers met nieuw rassen. Argumenten tegen de evolutie zijn: waarom geen onderweg vormen zoals een mensaap want de soorten zijn tamelijk voltooid. De natuur toont overvloed zonder nut (nut is toch een sleutelwoord in de evolutietheorie daarom overleeft een eigenschap het). Er is wel sprake van variëteiten binnen soorten maar een hond en kat kan men niet kruisen. Kwekers blijven met al hun inspanning binnen een soort en de soorten zijn volgens Genesis 1 geschapen. God schiep bijvoorbeeld de vogels maar dan als soort met allerlei variaties. Daarin zien we de overvloed en rijkdom van de schepping waarin niet alleen het nut centraal staat maar ook de uitbundige overvloed.
Luther zou de evolutie vermoedelijk zien als een theorie van de vleselijke mens die vol ongeloof is. Hij zou het advies geven om vast te houden aan Gods Woord want dat houdt stand in eeuwigheid.
Wat treft men aan in dit leeslint
Op deze pagina bespreek ik schepping en evolutie uit boeken die mijn interesse hebben gewekt. Ik redeneer er soms op door. Het is niet altijd een uitgebreide nauwkeurige boekbespreking. Ik leg dus ook iets van mijzelf erin omdat het boek mij aan het denken gezet heeft. Dat geef ik dan wel aan door de letters cursief te schrijven. Ik maak daarbij ook waar het kan een korte link naar Luther.
1) Het echte conflict. Wetenschap, religie en naturalisme
Alvin Plantinga
In dit boek toont Plantinga aan het echte conflict zich niet afspeelt tussen wetenschap en geloof. Er is een conflict tussen naturalisme (een natuur zonder hogere macht, God) en wetenschap. Plantinga bestrijdt in dit boek de lawaaierige atheïsten Daniel Dennett en Richard Dawkin. Het gaat Plantinga erom om God als hogere Macht die ingrijpende en sturend aanwezig is te handhaven. Atheïsten sluiten God uit. Zij menen dat de gesloten natuurwetten God niet toelaten. Plantinga stelt dat dit een oppervlakkige aanname is. Er is slechts sprake van een schijnbaar conflict tussen geloof en wetenschap. Wie verder studeert en ziet hoe wonderlijk het heelal in elkaar steekt en hoe anders alles zou lopen als bijvoorbeeld de zon een beetje uit koers zou lopen of iets verder van de aarde stond die beseft dat er Iemand moet zijn die alles zo precies afgesteld heeft (fine-tuning). Kortom de fijnmazige natuurwetten wijzen op een ingenieus ontwerp. Alvin Plantinga stelt tevens het boek van Michael Behe 'De zwarte doos van Darwin' aan de orde. Die stelt als biochemicus dat er onherleidbare complexiteiten zijn waar te nemen op moleculair niveau. Er moet daarom een intelligent design zijn die dit alles regelt en ordent. De complexiteit van bijvoorbeeld het oog waar niets gemist kan worden anders ziet men niets, maakt natuurlijke selectie zeer onwaarschijnlijk. Tevens kan men de natuurwetten bestuderen omdat ze regelmatig zijn. Dat is nu precies de basis van de natuurwetenschappen. Maar Wie is daar de oorzaak van? Toeval? Daarnaast stelt Plantinga dat als de mens geschapen is naar Gods beeld, God ook moet kunnen nadenken over deze wereld. De mens kan met wetten komen en dus zou God dat niet kunnen? Hij is oneindig veel groter en waarom zou Hij niet alles kunnen overzien en zelfs ingrijpen? Hier komt Plantinga met een geloofsaanname. Hij voert het debat vanuit eigen standpunt, de mens naar Gods beeld, maar daarom niet minder waardevol voor hen die op hetzelfde standpunt staan. Voor zijn tegenstanders is dit standpunt niet gemakkelijk aanvaardbaar. Het boek dat Plantinga geschreven heeft, geeft goed het echte conflict aan. Dat is tussen naturalisme en wetenschap. Zonder hogere macht zou alles een chaos blijven en worden en zou er niets te bestuderen vallen. Het ordenend denken is een vermogen dat de mens heeft als beelddrager van God die alles ordelijk gemaakt heeft maar soms wel heel erg complex waardoor natuurlijke selectie zeer onwaarschijnlijk is. In dit boek strijdt Plantinga nauwelijks tegen evolutie. Zijn doel is om God niet buiten deze wereld te houden. Wie dus gelooft in schepping en evolutie wordt door Plantinga niet uitdrukkelijk bestreden maar wel voorzichtig gecorrigeerd. Plantinga bestrijdt uitdrukkelijk de grove atheïsten. Dat maakt zijn boek een beetje ongemakkelijk voor radicale creationisten. Plantinga is ook heel voorzichtig omtrent fine-tuning. Hij zegt: ik denk dat fine-tuning een heel klein beetje steun biedt voor het theïsme. In Psalm 8 is de dichter geheel en al onder de indruk van het werk van Gods vingeren als hij de maan en sterren ziet. We weten nu dat alles in de ruimte nauwkeurig op elkaar is afgestemd anders zou het een chaos worden in de ruimte en zou er geen leven op de aarde mogelijk zijn. Om fine-tuning te omzeilen spreekt men van oneindig veel heelallen en wij wonen net in een heelal waar alles door natuurlijke processen goed is geregeld. Je moet maar op zo'n enorme aanname komen. De aanname dat God alles met Zijn vingers gemaakt heeft, komt mijns inziens geloofwaardiger over.
2) Intelligent design. De zwarte doos van Darwin.
Michael j. Behe
Behe doceert biochemie aan Lehigh university. De biochemie bevindt zich op het snijvlak van biologie en chemie. Een biochemicus probeert een verklaring van het leven op moleculairbiologisch niveau te geven. De chemische reacties die bij een bepaald biologisch verschijnsel horen worden uitgezocht tot op moleculair niveau. Door het begrijpen van verschijnselen op het kleinste niveau, kunnen verschijnselen op een hoger niveau (bijvoorbeeld celniveau) verklaard worden. Biochemie is sterk verbonden met de biotechnologie en de genetica. Onderzoeksgebieden zijn: eiwitsynthese, fotosynthese, DNA, RNA etc. Tot zover even deze achtergrond.
Darwin meende dat het ene soort over kon gaan in een andere soort. Natuurlijk met kleine stapjes. Behe stelt dat Darwin geen idee had van de complexiteit van het leven op microniveau. Behe noemt dit de zwarte doos van Darwin (dat wil zeggen: Darwin wist hier niet van) en naarmate men nog verder gaat studeren in de biochemie blijkt leven op moleculair niveau zeer ingewikkeld te zijn. Binnen de zwarte doos van Darwin bevinden zich als men op nog meer op microniveau onderzoek doet weer nieuwe zwarte dozen. Dit heeft een gevolg voor de kijk op evolutie want elke stap die genomen zou moeten worden waardoor een soort overgaat in een ander soort is zeer ingewikkeld. Volgens Behe biedt de evolutietheorie geen afdoende verklaring voor dit soort complexe systemen (zoals het oog, het afweermechanisme etc.) op aarde. Ze kunnen niet zomaar door natuurlijke selectie zijn ontstaan. Daarvoor zijn deze systemen veel te complex en het is gezien vanuit de biochemie onmogelijk. Er moet daarom sprake zijn van een ingenieus ontwerp en dus moet er sprake zijn van een Ontwerper. Zodoende komt Behe uit bij een intelligent Design. Behe houdt zich bezig met het bewijzen dat God bestaat. Luther had een andere strijd te voeren in zijn dagen. Dat God bestaat geloofde men wel. Luther worstelde met de vraag of hij voor een rechtvaardig God kon bestaan. Hij leerde dat dat alleen kon door het geloof in Jezus die de straf op de zonde betaald heeft. Luther had een andere strijd dan Behe. Toch is het boek van Behe nuttig maar wie gelooft dat God bestaat, krijgt ook te maken met een nog belangrijkere vraag: hoe kan ik schuldig mens voor deze rechtvaardige en heilige God bestaan? Die vraag mag niet naar de achtergrond geraken in de discussie omtrent schepping en evolutie want God is niet alleen onze Schepper maar ook onze Rechter.
3) Christelijk geloof
Dr. H. Berkhof
Prof. dr H. Berkhof (1914-1995) werd door dr. H. Kuiter ooit 'een theoloog die van twee wallen weet' genoemd. Deze twee wallen zijn: de orthodoxe wal en de vrijzinnige wal. Berkhof combineerde in zijn dogmatiek deze twee zaken. Zo erkende hij het historisch-kritische bijbelonderzoek, een methode van onderzoek die het ontstaan van de vijf boeken van Mozes beschrijft. Volgens deze methode is niet Mozes de (hoofdzakelijke) schrijver maar er hebben meerdere handen aan gewerkt door de tijden heen. Een deel van deze vijf boeken is zelfs na ballingschap ontstaan.
Deze historisch-kritische methode gaat er vanuit dat men Genesis 1 niet al te letterlijk moet nemen. Berkhof ging in dit voetspoor. Het scheppingsgeloof werd in de Schrift volgens Berkhof steeds in eigentijdse wereldbeelden uitgedrukt en dat kwam hem van pas. Berkhof zegt: 'Voor onze eeuw betekent dat de opdracht om het scheppingsgeloof uit te drukken in het evolutionaire wereldbeeld' (p.174). Berkhof meent dat evolutie goed past binnen het christelijke geloof. Evolutie gaat uit van een historisch proces dat open is naar de toekomst en de Bijbel is ook open naar een nieuwe toekomst. Dat rijmt volgens Berkhof. Berkhof merkt op: 'In Genesis 1 wordt de schepping tot een historisch proces gemaakt, dat in zes dagen, wij zouden zeggen volgens het evolutionair model verloopt en zo de heilsgeschiedenis prefigureert, die zich uitstrekt naar de toekomst'. Berkhof zag wel een onderscheid tussen het scheppingsgeloof en de evolutie. De evolutie beschrijft de buitenkant van de schepping namelijk hoe de aarde werkelijk is ontstaan en het scheppingsgeloof geeft zin aan het leven. Het schept orde. Op deze wijze, door aanpassing van het scheppingsgeloof, wist hij deze twee tegengestelde zaken te combineren.
Mijns inziens kan men deze twee zaken niet combineren. Gods machthebbende spreken in de schepping is in het geding. Dr. H. Berkhof gaat teveel uit van het boek van de natuur en de rede en stelt die beide zaken boven de Schrift. Duidelijk blijkt dat er aan twee zijden aan de Schrift geknabbeld wordt. Aan de binnenzijde holt de historische kritiek het Schriftgezag uit (theologen). Aan de buitenzijde de evolutietheorie (natuurwetenschappers, biologen). Dr. H. Berkhof gebruikt schepping alleen als bezwerende gedachte dat de evolutie God niet uit de hand loopt. Hij is er bij en evolutie is volgens hem de werkelijkheid. Luther zou zeggen dat men gelovig moet buigen voor God en Zijn Woord. Luther noemde de rede het hoerenvernuft. De rede is net als een hoer. Zij staat voor vele zaken open (bijv. evolutie) en is zo ontrouw aan haar werkelijke Heere en diens machthebbend woord. Psalm 33:9 zegt: 'Hij spreekt en het is er'. De Bruid staat open voor Zijn spreken. Er is een verschil tussen Bruid en hoer (Zie het Bijbelboek Openbaring). (Luther zei: 'Die Vernunft ist das größte Hindernis für den Glauben, weil alles Göttliche ihr absurd scheint'. (...) 'Die Vernunft „ist die höchste Hur, die der Teufel hat' (...) Wer ... ein Christ sein will, der ... steche seiner Vernunft die Augen aus'. )
4) Baas in eigen boek?
Evolutietheorie en Schriftgezag
bij de gereformeerde keken in Nederland (1881- 1981)
Hittjo Kruyswijk
De schrijver van dit proefschrift heeft een mooie titel gekozen 'Baas in eigen boek'. In de jaren 60 toen de pil er kwam, wilden vrouwen baas in eigen buik worden. Bij ludieke acties droeg men spandoeken met 'Baas in eigen buik' erop. Kruyswijk geef een knipoog naar die periode met zijn titel 'Baas in eigen boek'. Hij ziet parallellen. Wat er op maatschappelijk vlak gebeurde: baas in eigen buik, deed zich ook kerkelijk voor: baas in eigen boek. Dat was aanvankelijk niet de bedoeling in de GKN. Dr. A. Kuyper was fel tegen een zondig heersen over de Schrift en wees elke vorm van Schriftkritiek af. Dr. H. Bavinck echter had meer oog voor de menselijke inbreng in de Schrift maar liet het traditionele Schriftgezag staan. Wel meende hij dat de aarde ouder was dan 6000 jaar. Evolutie wees hij echter af.
Toen dr. Geelkerken op de kansel de historiciteit van de slang uit Genesis 3 ter discussie stelde, werd hij door de synode van Assen in 1929 veroordeeld. Schriftkritiek duldde men niet. Marginaal leefden er wel vragen en sudderden er Schriftkritische vragen bij de Schrift (met name oudtestamentici: Nic. H. Ridderbos, J.L Koole).
Na de oorlog gingen de wissels om. De bioloog Lever voerde de evolutietheorie in aan de VU. De theoloog dr. H. Kuitert droeg eveneens zijn steentje bij en gaf de studenten vrijzinnige stenen voor het Brood mee. In 1967 herriep de GKN de uitspraken van de synode van Assen en met voerde in 1981 het relationele Schriftgezag in, in het zogenaamde rapport 'God met ons'. De menselijke inbreng in de totstandkoming van de Schrift werd steeds groter en daarmee zwaaide men de deuren open voor de Schriftkritiek. Het proefschrift stopt met dit rapport uit 1981. Is men baas in eigen boek geworden? Kruyswijk geeft geen eenvoudig ja of nee. Een wetenschappelijk werkstuk kan die vraag niet helder beantwoorden daar het om een persoonlijk standpunt vraagt. Het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest van de GKN om baas in eigen boek te worden en men zal zich in dat standpunt niet herkennen. Toch merkt Kruyswijk aan het einde van zijn dissertatie fijntjes op 'Wie buiten- Bijbelse' gegevens gebruikt en zijn ratio bij het bepalen van hetgeen wel of niet als historisch kan worden geaccepteerd kan inderdaad 'Baas in eigen boek' worden genoemd'. Daarmee is de GKN geduid die inmiddels zijn overgegaan in de PKN. Het eenvoudige Schriftgezag van Samuel 'Spreek HEERE Uw Knecht hoort' is aan het verstommen... Wellicht kan het seminarium van de HHK de draad weer oppakken aan de VU die Kuyper voor ogen had en een schoon kleed weven voor kerk en maatschappij. Hopelijk is 1 mei 2004 een wolkje als een mans hand en mag men een bescheiden bijdrage leveren aan de verrijzenis van de vaderlands kerk. 'Baas in eigen boek' laat zien hoe de rede de Schrift uitholt. Hier is niet de Bruid aan het woord die luistert naar haar Heere.
5) Geen toeval
Metabletica en geschiedschrijving
Jan Hendrik van den Berg
In zijn negende voordracht behandelt Jan Hendrik van den Berg de evolutie onder het kopje 'Pro en contra evolutie'. De schrijver zet eerst de argumenten voor evolutie op een rijtje daarna de argumenten tegen evolutie. Voor evolutie zijn de volgende argumenten: verwantschap tussen de dieren onderling, de rangorde in de natuur van laag naar hoog, Resultaten bij kweekers met nieuw rassen. Argumenten tegen de evolutie zijn: waarom geen onderweg vormen zoals een mensaap want de soorten zijn tamelijk voltooid. De natuur toont overvloed zonder nut (nut is toch een sleutelwoord in de evolutietheorie daarom overleeft een eigenschap het). Er is wel sprake van variëteiten binnen soorten maar een hond en kat kan men niet kruisen. Kwekers blijven met al hun inspanning binnen een soort en de soorten zijn volgens Genesis 1 geschapen. God schiep bijvoorbeeld de vogels maar dan als soort met allerlei variaties. Daarin zien we de overvloed en rijkdom van de schepping waarin niet alleen het nut centraal staat maar ook de uitbundige overvloed.
Luther zou de evolutie vermoedelijk zien als een theorie van de vleselijke mens die vol ongeloof is. Hij zou het advies geven om vast te houden aan Gods Woord want dat houdt stand in eeuwigheid.