De uitverkiezing bij Luther, Boston en Kohlbrugge
De stem van Luther
Aan een vrouw die twijfelde over haar verkiezing gaf Luther de raad om zich daar niet mee bezig te houden. Luther citeerde David die zei: O HEERE, mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk (Psalm 131:1). Deze zaak is te groot voor een beginneling. Men begint dan te hoog. Men moet beginnen waar God begint. God nodigt gevallen zondaren om in Zijn Zoon te geloven. Kortom het startpunt ligt niet in de verkiezing maar in de welmenende roeping van God. Een zelfde geluid laten Boston en Kohlbrugge horen over de verkiezing.
De stem van Boston
Boston heeft een vraag op het oog van iemand die zijn boek 'Een beschouwing over het genadeverbond' leest en moet vaststellen dat alleen de uitverkorenen in het verbond zijn. Zo iemand kan zich bij het lezen van dit boek over het genadeverbond afvragen: 'Maar ik vrees dat ik geen van deze uitverkorenen ben, die Christus in het verbond van de genade verbeeld heeft, hoe kan ik het dan door het geloof aangrijpen?’ Boston is verbluffend ruim en eenvoudig: ‘Zekerlijk u bent een zondaar van het menselijke geslacht. U verlof is daarom onbetwistbaar in overeenstemming met het Woord: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat dat elk die in Hem gelooft niet zal verderven maar het eeuwige leven zal hebben (Joh. 3:16)’ en: ‘Dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon, Jezus Christus (1 Joh 3:23)’. Daarom gelooft en grijpt het verbond aan voor uzelf, zo zult gij uw verkiezing en uw plaatsverbeelding in het verbond door de uitwerking van deze aangeboden genade leren kennen’
Bron: Thomas Boston, ‘Een beschouwing van het genadeverbond’, p 77-78.
De stem van Kohlbrugge
Kohlbrugge maakte de verkiezing niet los van de roepende God. De lokroep van God in Christus is de vindplaats van de verkiezing. Achter de roepende God mag men niet een God verwachten die de roepende verwerpt. Dat men zelf deze roepstem verwerpt, komt omdat men meent zonder bruiloftskleed de feestzaal te kunnen ingaan. Men meent dat eigen klederen voldoen. Daar ligt het probleem en de schuld. De bruiloftskleren hangen namelijk volop in de kasten bij de ingang van de bruiloftszaal. Een ieder die wil, kan ze aantrekken. Ze hangen te geef maar voor wie ze laat hangen, hangen ze er tevergeefs. Kohlbrugge besefte dat er op het punt van de verkiezing pastorale vragen liggen met betrekking tot de aanvechting. Men kan zomaar denken een verworpene te zijn. Toch stelt Kohlbrugge dat zelfs als er een ondoordringbaar hekwerk zou staan richting de bruiloftszaal men toch moet aanhouden bij God precies zoals de Kananese vrouw deed. Men moet alleen om hulp roepen. Men moet zeggen tot God: 'Ik kan me niet bezighouden met de verwerping en verdoemenis. Ik weet alleen dat ik in nood ben. U heb de verkiezing en de verwerping en U bent de duivel niet maar de Heere, de God en Koning'
Bron: Dr. A de Reuver 'H.F. Kohlbrugge', Kampen, 2005, p. 134-136.
De stem van Luther
Aan een vrouw die twijfelde over haar verkiezing gaf Luther de raad om zich daar niet mee bezig te houden. Luther citeerde David die zei: O HEERE, mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk (Psalm 131:1). Deze zaak is te groot voor een beginneling. Men begint dan te hoog. Men moet beginnen waar God begint. God nodigt gevallen zondaren om in Zijn Zoon te geloven. Kortom het startpunt ligt niet in de verkiezing maar in de welmenende roeping van God. Een zelfde geluid laten Boston en Kohlbrugge horen over de verkiezing.
De stem van Boston
Boston heeft een vraag op het oog van iemand die zijn boek 'Een beschouwing over het genadeverbond' leest en moet vaststellen dat alleen de uitverkorenen in het verbond zijn. Zo iemand kan zich bij het lezen van dit boek over het genadeverbond afvragen: 'Maar ik vrees dat ik geen van deze uitverkorenen ben, die Christus in het verbond van de genade verbeeld heeft, hoe kan ik het dan door het geloof aangrijpen?’ Boston is verbluffend ruim en eenvoudig: ‘Zekerlijk u bent een zondaar van het menselijke geslacht. U verlof is daarom onbetwistbaar in overeenstemming met het Woord: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat dat elk die in Hem gelooft niet zal verderven maar het eeuwige leven zal hebben (Joh. 3:16)’ en: ‘Dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon, Jezus Christus (1 Joh 3:23)’. Daarom gelooft en grijpt het verbond aan voor uzelf, zo zult gij uw verkiezing en uw plaatsverbeelding in het verbond door de uitwerking van deze aangeboden genade leren kennen’
Bron: Thomas Boston, ‘Een beschouwing van het genadeverbond’, p 77-78.
De stem van Kohlbrugge
Kohlbrugge maakte de verkiezing niet los van de roepende God. De lokroep van God in Christus is de vindplaats van de verkiezing. Achter de roepende God mag men niet een God verwachten die de roepende verwerpt. Dat men zelf deze roepstem verwerpt, komt omdat men meent zonder bruiloftskleed de feestzaal te kunnen ingaan. Men meent dat eigen klederen voldoen. Daar ligt het probleem en de schuld. De bruiloftskleren hangen namelijk volop in de kasten bij de ingang van de bruiloftszaal. Een ieder die wil, kan ze aantrekken. Ze hangen te geef maar voor wie ze laat hangen, hangen ze er tevergeefs. Kohlbrugge besefte dat er op het punt van de verkiezing pastorale vragen liggen met betrekking tot de aanvechting. Men kan zomaar denken een verworpene te zijn. Toch stelt Kohlbrugge dat zelfs als er een ondoordringbaar hekwerk zou staan richting de bruiloftszaal men toch moet aanhouden bij God precies zoals de Kananese vrouw deed. Men moet alleen om hulp roepen. Men moet zeggen tot God: 'Ik kan me niet bezighouden met de verwerping en verdoemenis. Ik weet alleen dat ik in nood ben. U heb de verkiezing en de verwerping en U bent de duivel niet maar de Heere, de God en Koning'
Bron: Dr. A de Reuver 'H.F. Kohlbrugge', Kampen, 2005, p. 134-136.