Schepping in Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a
1. Woord vooraf
1.1. Tanend Schriftgezag
Op deze pagina presenteer ik Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a in hoofdlijnen. Dit heeft een reden want in orthodoxe kring wankelt de leer van de onfeilbaarheid van Gods Woord steeds meer. De kerk van Kuyper kan ons er bij helpen om te weten waar men uitkomt als men Genesis 1 ander gaat lezen dan de traditionele orthodoxe lezing. De Gereformeerde Kerk van Kuyper is namelijk de eerste kerk van de afscheiding geweest die de Schriftkritiek aan de VU binnenhaalde. Prof. dr. C. Houtman tekent in zijn boek ('Schepping en evolutie' 26, 27) de steeds meer toenemende barsten in het orthodoxe denken in de kuyperiaanse kerk. Zo stelde prof. dr. A. Noordtzij in 1931 dat 'de zeven dagen in Genesis 1 een kader vormen, een schema waarin het verhaal is gevat'. Hij vond nog geen gehoor en liet het daar bij. In de jaren 50 van de 20ste eeuw stelde de bioloog aan de VU, J. Lever dat de evolutie een valide theorie is en dat Genesis 1 anders gelezen dient te worden dan de traditionele lezing. Hij kreeg bijval van dr. N.H. Ridderbos. Ridderbos was wel voorzichtig toen hij stelde dat de natuurwetenschappen nooit mogen heersen over de Bijbel maar dat de resultaten wel de vraag opwerpen of men Genesis 1 niet anders moet lezen dan gebruikelijk is. Ook Fliert, die geoloog was aan de VU, liet zijn bezwaren varen tegen de evolutietheorie en uitte zijn bedenkingen tegen de orthodoxe uitleg van Genesis 1.
1.2. Bergafwaarts...
Daarna is het bergafwaarts gegaan. Harry Kuitert leidde het nieuwe tijdperk in. Het ene geloofsartikel na het andere sneuvelde. Mensen verlieten massaal de kerk. Ze werden of evangelisch of seculier (voor meer literatuur over de val van de kuyperiaanse kerk: Agnes Amelink 'De gereformeerden', G Dekker 'De stille revolutie', Hittjo Kruyswijk 'Baas in eigen boek? Evolutietheorie en schriftgezag bij de Gereformeerde kerken in Nederland 1881-1981' , A.M. Lindeboom 'De theologen gingen voorop' ). Bij deze ene kerk is het niet gebleven. Meerdere kerken sloegen en slaan nog steeds de kuyperiaanse weg in. Vooral in de GKV en ten dele in de CGK staat het orthodoxe Schriftgezag steeds meer onder druk omdat men onder de indruk is van de resultaten van de moderne natuurwetenschappen (zie de protestsites tegen dit soort geluiden binnen de GKV: 'Een in Waarheid, 'Gereformeerd blijven', 'Reformanda').
1.3. Mijn uitgangspunt
Op deze pagina wil ik de orthodoxe visie te berde brengen en waar het mij lukt deze verdedigen. Ik laat mij daarbij leiden door de Vulgata (Latijnse vertaling) van Spreuken 1 vers 7 waar staat 'Eerbied/heilige schroom voor de HEERE is het grondbeginsel van kennis/wetenschap (timor Domini principium scientiae) De Vulgata heeft mijns inziens een actuele vertaling die westerse wetenschappers ter harte mogen nemen. Wetenschap (scientia) kan niet zonder vroomheid (pietas) stelde Voetius. Natuurlijk is dit maar een toepassing maar ik vind deze vertaling van de Vulgata aantrekkelijk met het oog op huidige manier van wetenschap die geen halt houdt voor Gods Woord. Ik hoop dat op deze pagina wel te doen.
2. Schepping en rust
2.1 God begint met scheppen
Genesis 1 vers 1-3 is meteen onderwerp van discussie. Sommigen vertalen: 'In het begin van het scheppen van God van de hemel en aarde toen de aarde nog woest en ledig was, zei God: laat er licht zijn. Het scheppen begint dan met het spreken van God. De aarde was er al in woeste en ledige toestand. Scheppen is dan 'orde scheppen' in de reeds bestaande chaos en het is niet een scheppen uit het niets. Door Genesis 1 vers 1-3 zo te lezen kan men vasthouden aan de moderne natuurwetenschappen die stellen dat de oude aarde zeer oud is.
De vraag is of dit klopt met wat er staat. Men leest namelijk scheppen als een infinitief constructus. Het scheppen is dan verbonden met 'in het begin'. Men vertaalt dan: 'in het begin van het scheppen'. Het eigenlijk werkwoord waar een handeling wordt verricht is dan het spreken van God in vers 3. Echter de masoreten hebben scheppen gevocaliseerd als een perfectum. Dus dient met te vertalen: 'In een begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en ledig... toen zei God: 'laat er licht zijn'. Kortom God schept eerst de hemel en aarde en dan gaat Hij deze inrichten en verder ordenen.
In vers 2 wordt de toestand beschreven van de aarde. Deze was woest en ledig en duisternis was weliswaar op waterdiepte. Echter tegelijkertijd was de Geest van God aan het zweven over deze watermassa (er zat dus wat aan te komen). Duisternis is hier geen morele toestand van zonde zoals in het evangelie van Johannes. Duisternis in Genesis 1 vers 2 is een nog niet volkomen toestand van de fysieke schepping. Er moet nog licht komen.
2.2 Het scheppingsverhaal en de scheppingsverhalen destijds.
In het Babylonische scheppingsverhaal de Enuma Elisj gaat de god Marduk de strijd aan met de watergodin Tiamat. We lezen in Genesis 1 vers 2 dat de duisternis lag op de tehom, waterdiepte. Marduk wist Tiamat te doden door deze te spijten. In Genesis 1 vers 2 is er geen sprake van een strijd tussen God en de tehom, waterdiepte. Hoogst vermoedelijk is het Babylonische scheppingsverhaal afgeleid van Genesis 1 en is de tehom, waterdiepte verbasterd en gemythologiseerd tot de Tiamat-mythe. Genesis 1 is dus beslist niet ontleend aan het Babylonische scheppingsverhaal en ontdaan van de Tiamat-mythe. Het is eerder andersom.
Er waren bij de volken rondom Israel eveneens scheppingsverhalen. Deze waren vol mythen en vermoedelijk waren ze een verbastering van het Bijbelse scheppingsverhaal. In het Bijbelse scheppingsverhaal is God de absolute Verhevene. Hij hoeft maar te spreken (niet te strijden met andere goden) en het is er (Psalm 33 vers 9). Ook de naam voor God, in het Hebreeuws Elohiem, is uniek De Kanaänieten kenden wel de naam El of Eloah wat eveneens God betekent. Echter Elohiem is een meervoud van Eloah, God (Marjo Korpel en Johannes de Moor, 'Adam, Eva en de Duivel. Kanaänitische mythen en de Bijbel' 122, 124-125). . Er staat dus eigenlijk 'goden' maar omdat het werkwoord scheppen in Genesis 1 vers in het enkelvoud staat, dient men het al een enkelvoud te lezen. Dat is opmerkelijk.
Het meervoud, Elohiem, ziet op Zijn enorme Grootheid en Verhevenheid. Hij vertegenwoordigt alle goden. De volkeren kenden velerlei goden. De ene god zorgde voor dit en dat andere voor dat. De God van Israel omvat alles. Niets is voor Zijn macht en oog verborgen. Daarom belijdt Israel in de Psalmen en liederen de onvergelijkbaarheid van God door te zeggen: Want wie is God (Eloah), behalve de HEERE( JHWH)? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God (Letterlijk: onze goden, Elohiem)? (Psalm 18 vers 32)
In de scheppingsverhalen bij de volken bouwt (banah) de scheppergod (El) de wereld op. In de Bijbel schept (bara) God de hemel en aarde en Hij doet dit door slechts te spreken blijkens Genesis 1. Ook deze manier van scheppen, ziet op de verhevenheid van God. Hij hoeft slechts te spreken en het wordt terstond (Psalm 33:9).
Mijns inziens heeft de schrijver Mozes (die een heel goede opleiding kreeg in Egypte) verlicht door de Heilige Geest gekozen voor het woord 'bara' scheppen om zo Gods verhevenheid te benadrukken ten opzichte van de scheppingsverhalen van de volken (zie ook Alfons Deissler 'De boodschap van het Oude Testament', 41)
Opvallend is het dat God op de eerste dag het licht maakte en op de vierde dag de lichtdragers. Het licht dat er heel lang over doet om vanaf de zon hier heen te komen was er dus in een keer. Dit was ook het geval met Adam en zijn vrouw. Zij werden niet als baby geschapen maar als volwassen mens.
Op de vierde schiep God twee grote lichten (Genesis 1 vers 16). Dit zijn de zon en de maan. Opvallend is het dat de namen zon en maan niet worden genoemd. Dit kan zijn omdat Mozes, de schrijver niets van de vergoddelijking van de zon en de maan wil weten of wil aanwakkeren zoals dat bij de volken rondom Israel wel het geval was (zie W.H. Gispen 'Genesis deel 1' in: 'Commentaar op het Oude Testament', 63) Abraham, de voorvader van het volk, kwam uit Ur der Chaldeeën en daar diende men de maangod Sin. Het volk Israel zelf was slaaf geweest in Egypte waar men de zon vereerde en had daar ook de afgoden gediend (Jozua 24 vers 29-31 en Ezechiel 20 vers 4-10). In Genesis 1 stuurt Mozes dit soort ideeën naar het rijk de fabelen. Er is slechts een God de Hoge en Verhevene. De zon en maan zijn maar twee lampen.
2.3. Mozes de schrijver laat Gods bedoeling zien namelijk dat Hij rust
Genesis 2 vers 1-4a spreekt van de zevende dag als rustdag. Deze dag staat in het teken van de sabbat, rust. Op de zesde dag heeft God de mens gemaakt naar Zijn beeld (Genesis 1 vers 26). Opvallend is het dat zowel de zevende dag als de zesde dag een lidwoord krijgen. Dat is niet het geval met de andere dagen. De zesde dag en de zevende dag vormen dus de climax. God kan nu rusten omdat Hij zag dat alles wat Hij maakte zeer goed was. Het grote scheppingswerk is nu voltooid (dr. B. Maarsingh, 'De schepping in het Oude Testament', 45).
Volgens moderne commentaren die in het voetspoor van Julius Wellhausen gaan, is Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a geschreven door priesters na ballingschap. Zij zouden het Babylonische scheppingsverhaal hebben ontmythologiseerd en een eigen gezicht hebben gegeven. Waarom dit volgens hen het geval is, is omdat er in dit gedeelte sprake van twee grote lichten die er zijn om de vaste gestelde tijden te regelen. Het begrip vastgestelde tijden zou dan slaan op de heilige dagen (feesten) wanneer men naar de tempel ging. Ook de sabbat is zo'n heilige dag.
Hier valt wat op af te dingen als men uitgaat van de manier waarop moderne theologen menen dat de priesters te werk gingen. Priesters waren volgens hen erg geïnteresseerd op met het oog op de zuivere tempeldienst, in het onderscheid maken tussen reine en onreine dieren. Onreine dieren waren niet geschikt om te eten als priester en volk en nog minder geschikt voor de tempeldienst. Echter in Genesis 1 vers 20 tot en met 22 wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen reine en onreine dieren. Na het scheppen van de dieren wordt gezegd dat God zag dat het goed was. Daarmee vervalt de kwalificatie onrein. Korpel en de Moor merken dit op maar houden wel vast aan hun visie dat Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a door priesters na ballingschap moet zijn geschreven (Marjo Korpel en Johannes de Moor, 'Adam, Eva en de Duivel. Kanaänitische mythen en de Bijbel' 126-127).
Rein en onrein is dus een categorie die niet thuishoort in het scheppingsverhaal. Gods schepping kent dat onderscheid niet. Het is van na de val. Zo lezen we bij Noach wel het onderscheid tussen reine en onreine dieren (Genesis 7 vers 2).
Mijns inziens is het dan ook goed mogelijk om Mozes als schrijver te beschouwen van het boek Genesis. Mozes had een goede opleiding gehad aan het hof van farao. Hij kon dus schrijven. Bovendien had hij een zeer vertrouwelijke omgang met God (Numeri 12 vers 8). Voor Mozes kon men het nog doen met mondelinge overleveringen maar nu was het volk te groot en werd het tijd dat het een en ander op papier werd vastgelegd hoe God gediend wilde worden en Wie Hij is.
Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a laat zien dat Hij de Hoge en Verhevene is. Hij is God. Hij is de Schepper van heel de mensheid en niet zoals in het Babylonische scheppingsverhaal de Schepper van een stad. In de Enuma Elisj schept Marduk Babel. Het is dan ook een propagandaverhaal voor de stad Babel en diens god (Mark G. Brett 'Ethnicity and the Bible', 146). In Genesis 1 schept God niet Jeruzalem. Hij is ook niet JHWH van Israel maar God, Elohiem. Zo hoog en vereven luidt Zijn naam. Hij is de grote Schepper aller dingen... en van alle mensen. Pas in Genesis 2 vers 4b komt de naam JHWH erbij.
2.4. God rust van Zijn volmaakte schepping
Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a laat zien hoe God als de Verhevene man en vrouw geschapen heeft als kroonjuwelen van Zijn heerlijke schepping. God rustte om die reden op de zevende dag van Zijn volmaakte schepping. Deze zevende dag tekent Mozes zonder avond en dag, dus zonder begrensde dagindeling en hij plaatst net als bij de zesde dag er een lidwoord voor om de climax aan te geven. Bovendien staat bij de zesde dag vermeld: 'En God zag alles wat Hij gemaakt had en zie (let op beste lezer) het was zeer goed' (Genesis 1 vers 31). De zesde dag vormt dus het begin van de climax volgens Mozes die uitloopt op deze zevende dag waarop God gaat rusten. Bij de andere dagen staat er geen lidwoord voor maar bij de zesde en zevende dag wel en er staat bij de zesde dag vermeld dat God alles overzag wat Hij gemaakt had en dan volgt de superlatief en 'zie (let op beste lezer) het was zeer goed' (Genesis 1 vers 31). Zie hier de climax op de zesde dag die de rustdag van God inleidt. God kan nu rusten. Alles is volbracht wat Hij wilde doen.
2.5. De rust wordt verstoord maar JHWH is er bij
Uit dit blijkt dat het de bedoeling was dat de mens God eeuwig zou dienen en dat God om die reden eeuwig zou kunnen rusten maar helaas na Genesis 2 vers 4a volgt Genesis 2 vers 4 b en verder...
Mozes voegt in Genesis 2 vers 4 b een naam aan God toe namelijk de naam HEERE. In Hebreeuws JAHWEH (JHWH). Deze naam JHWH betekent: 'Hij die er is' voor Zijn volk; Exodus 3 vers 14 (zie ook Alfons Deissler 'De boodschap van het Oude Testament', 56). Als de HEERE er vanaf toen niet bij zou zijn geweest dan zou heel de mensheid in het verderf zijn gestort (zie Psalm 124) maar de HEERE gaf uitkomst want Hij kwam met een reddingsplan (Genesis 3 vers 15).
Over de schepping en zondeval in Genesis 2 vers 4b tot en met Genesis 3 kan men meer lezen op de pagina die op deze pagina volgt en die vermeld staat onder de rubriek 'Bijbel'.
1. Woord vooraf
1.1. Tanend Schriftgezag
Op deze pagina presenteer ik Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a in hoofdlijnen. Dit heeft een reden want in orthodoxe kring wankelt de leer van de onfeilbaarheid van Gods Woord steeds meer. De kerk van Kuyper kan ons er bij helpen om te weten waar men uitkomt als men Genesis 1 ander gaat lezen dan de traditionele orthodoxe lezing. De Gereformeerde Kerk van Kuyper is namelijk de eerste kerk van de afscheiding geweest die de Schriftkritiek aan de VU binnenhaalde. Prof. dr. C. Houtman tekent in zijn boek ('Schepping en evolutie' 26, 27) de steeds meer toenemende barsten in het orthodoxe denken in de kuyperiaanse kerk. Zo stelde prof. dr. A. Noordtzij in 1931 dat 'de zeven dagen in Genesis 1 een kader vormen, een schema waarin het verhaal is gevat'. Hij vond nog geen gehoor en liet het daar bij. In de jaren 50 van de 20ste eeuw stelde de bioloog aan de VU, J. Lever dat de evolutie een valide theorie is en dat Genesis 1 anders gelezen dient te worden dan de traditionele lezing. Hij kreeg bijval van dr. N.H. Ridderbos. Ridderbos was wel voorzichtig toen hij stelde dat de natuurwetenschappen nooit mogen heersen over de Bijbel maar dat de resultaten wel de vraag opwerpen of men Genesis 1 niet anders moet lezen dan gebruikelijk is. Ook Fliert, die geoloog was aan de VU, liet zijn bezwaren varen tegen de evolutietheorie en uitte zijn bedenkingen tegen de orthodoxe uitleg van Genesis 1.
1.2. Bergafwaarts...
Daarna is het bergafwaarts gegaan. Harry Kuitert leidde het nieuwe tijdperk in. Het ene geloofsartikel na het andere sneuvelde. Mensen verlieten massaal de kerk. Ze werden of evangelisch of seculier (voor meer literatuur over de val van de kuyperiaanse kerk: Agnes Amelink 'De gereformeerden', G Dekker 'De stille revolutie', Hittjo Kruyswijk 'Baas in eigen boek? Evolutietheorie en schriftgezag bij de Gereformeerde kerken in Nederland 1881-1981' , A.M. Lindeboom 'De theologen gingen voorop' ). Bij deze ene kerk is het niet gebleven. Meerdere kerken sloegen en slaan nog steeds de kuyperiaanse weg in. Vooral in de GKV en ten dele in de CGK staat het orthodoxe Schriftgezag steeds meer onder druk omdat men onder de indruk is van de resultaten van de moderne natuurwetenschappen (zie de protestsites tegen dit soort geluiden binnen de GKV: 'Een in Waarheid, 'Gereformeerd blijven', 'Reformanda').
1.3. Mijn uitgangspunt
Op deze pagina wil ik de orthodoxe visie te berde brengen en waar het mij lukt deze verdedigen. Ik laat mij daarbij leiden door de Vulgata (Latijnse vertaling) van Spreuken 1 vers 7 waar staat 'Eerbied/heilige schroom voor de HEERE is het grondbeginsel van kennis/wetenschap (timor Domini principium scientiae) De Vulgata heeft mijns inziens een actuele vertaling die westerse wetenschappers ter harte mogen nemen. Wetenschap (scientia) kan niet zonder vroomheid (pietas) stelde Voetius. Natuurlijk is dit maar een toepassing maar ik vind deze vertaling van de Vulgata aantrekkelijk met het oog op huidige manier van wetenschap die geen halt houdt voor Gods Woord. Ik hoop dat op deze pagina wel te doen.
2. Schepping en rust
2.1 God begint met scheppen
Genesis 1 vers 1-3 is meteen onderwerp van discussie. Sommigen vertalen: 'In het begin van het scheppen van God van de hemel en aarde toen de aarde nog woest en ledig was, zei God: laat er licht zijn. Het scheppen begint dan met het spreken van God. De aarde was er al in woeste en ledige toestand. Scheppen is dan 'orde scheppen' in de reeds bestaande chaos en het is niet een scheppen uit het niets. Door Genesis 1 vers 1-3 zo te lezen kan men vasthouden aan de moderne natuurwetenschappen die stellen dat de oude aarde zeer oud is.
De vraag is of dit klopt met wat er staat. Men leest namelijk scheppen als een infinitief constructus. Het scheppen is dan verbonden met 'in het begin'. Men vertaalt dan: 'in het begin van het scheppen'. Het eigenlijk werkwoord waar een handeling wordt verricht is dan het spreken van God in vers 3. Echter de masoreten hebben scheppen gevocaliseerd als een perfectum. Dus dient met te vertalen: 'In een begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en ledig... toen zei God: 'laat er licht zijn'. Kortom God schept eerst de hemel en aarde en dan gaat Hij deze inrichten en verder ordenen.
In vers 2 wordt de toestand beschreven van de aarde. Deze was woest en ledig en duisternis was weliswaar op waterdiepte. Echter tegelijkertijd was de Geest van God aan het zweven over deze watermassa (er zat dus wat aan te komen). Duisternis is hier geen morele toestand van zonde zoals in het evangelie van Johannes. Duisternis in Genesis 1 vers 2 is een nog niet volkomen toestand van de fysieke schepping. Er moet nog licht komen.
2.2 Het scheppingsverhaal en de scheppingsverhalen destijds.
In het Babylonische scheppingsverhaal de Enuma Elisj gaat de god Marduk de strijd aan met de watergodin Tiamat. We lezen in Genesis 1 vers 2 dat de duisternis lag op de tehom, waterdiepte. Marduk wist Tiamat te doden door deze te spijten. In Genesis 1 vers 2 is er geen sprake van een strijd tussen God en de tehom, waterdiepte. Hoogst vermoedelijk is het Babylonische scheppingsverhaal afgeleid van Genesis 1 en is de tehom, waterdiepte verbasterd en gemythologiseerd tot de Tiamat-mythe. Genesis 1 is dus beslist niet ontleend aan het Babylonische scheppingsverhaal en ontdaan van de Tiamat-mythe. Het is eerder andersom.
Er waren bij de volken rondom Israel eveneens scheppingsverhalen. Deze waren vol mythen en vermoedelijk waren ze een verbastering van het Bijbelse scheppingsverhaal. In het Bijbelse scheppingsverhaal is God de absolute Verhevene. Hij hoeft maar te spreken (niet te strijden met andere goden) en het is er (Psalm 33 vers 9). Ook de naam voor God, in het Hebreeuws Elohiem, is uniek De Kanaänieten kenden wel de naam El of Eloah wat eveneens God betekent. Echter Elohiem is een meervoud van Eloah, God (Marjo Korpel en Johannes de Moor, 'Adam, Eva en de Duivel. Kanaänitische mythen en de Bijbel' 122, 124-125). . Er staat dus eigenlijk 'goden' maar omdat het werkwoord scheppen in Genesis 1 vers in het enkelvoud staat, dient men het al een enkelvoud te lezen. Dat is opmerkelijk.
Het meervoud, Elohiem, ziet op Zijn enorme Grootheid en Verhevenheid. Hij vertegenwoordigt alle goden. De volkeren kenden velerlei goden. De ene god zorgde voor dit en dat andere voor dat. De God van Israel omvat alles. Niets is voor Zijn macht en oog verborgen. Daarom belijdt Israel in de Psalmen en liederen de onvergelijkbaarheid van God door te zeggen: Want wie is God (Eloah), behalve de HEERE( JHWH)? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God (Letterlijk: onze goden, Elohiem)? (Psalm 18 vers 32)
In de scheppingsverhalen bij de volken bouwt (banah) de scheppergod (El) de wereld op. In de Bijbel schept (bara) God de hemel en aarde en Hij doet dit door slechts te spreken blijkens Genesis 1. Ook deze manier van scheppen, ziet op de verhevenheid van God. Hij hoeft slechts te spreken en het wordt terstond (Psalm 33:9).
Mijns inziens heeft de schrijver Mozes (die een heel goede opleiding kreeg in Egypte) verlicht door de Heilige Geest gekozen voor het woord 'bara' scheppen om zo Gods verhevenheid te benadrukken ten opzichte van de scheppingsverhalen van de volken (zie ook Alfons Deissler 'De boodschap van het Oude Testament', 41)
Opvallend is het dat God op de eerste dag het licht maakte en op de vierde dag de lichtdragers. Het licht dat er heel lang over doet om vanaf de zon hier heen te komen was er dus in een keer. Dit was ook het geval met Adam en zijn vrouw. Zij werden niet als baby geschapen maar als volwassen mens.
Op de vierde schiep God twee grote lichten (Genesis 1 vers 16). Dit zijn de zon en de maan. Opvallend is het dat de namen zon en maan niet worden genoemd. Dit kan zijn omdat Mozes, de schrijver niets van de vergoddelijking van de zon en de maan wil weten of wil aanwakkeren zoals dat bij de volken rondom Israel wel het geval was (zie W.H. Gispen 'Genesis deel 1' in: 'Commentaar op het Oude Testament', 63) Abraham, de voorvader van het volk, kwam uit Ur der Chaldeeën en daar diende men de maangod Sin. Het volk Israel zelf was slaaf geweest in Egypte waar men de zon vereerde en had daar ook de afgoden gediend (Jozua 24 vers 29-31 en Ezechiel 20 vers 4-10). In Genesis 1 stuurt Mozes dit soort ideeën naar het rijk de fabelen. Er is slechts een God de Hoge en Verhevene. De zon en maan zijn maar twee lampen.
2.3. Mozes de schrijver laat Gods bedoeling zien namelijk dat Hij rust
Genesis 2 vers 1-4a spreekt van de zevende dag als rustdag. Deze dag staat in het teken van de sabbat, rust. Op de zesde dag heeft God de mens gemaakt naar Zijn beeld (Genesis 1 vers 26). Opvallend is het dat zowel de zevende dag als de zesde dag een lidwoord krijgen. Dat is niet het geval met de andere dagen. De zesde dag en de zevende dag vormen dus de climax. God kan nu rusten omdat Hij zag dat alles wat Hij maakte zeer goed was. Het grote scheppingswerk is nu voltooid (dr. B. Maarsingh, 'De schepping in het Oude Testament', 45).
Volgens moderne commentaren die in het voetspoor van Julius Wellhausen gaan, is Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a geschreven door priesters na ballingschap. Zij zouden het Babylonische scheppingsverhaal hebben ontmythologiseerd en een eigen gezicht hebben gegeven. Waarom dit volgens hen het geval is, is omdat er in dit gedeelte sprake van twee grote lichten die er zijn om de vaste gestelde tijden te regelen. Het begrip vastgestelde tijden zou dan slaan op de heilige dagen (feesten) wanneer men naar de tempel ging. Ook de sabbat is zo'n heilige dag.
Hier valt wat op af te dingen als men uitgaat van de manier waarop moderne theologen menen dat de priesters te werk gingen. Priesters waren volgens hen erg geïnteresseerd op met het oog op de zuivere tempeldienst, in het onderscheid maken tussen reine en onreine dieren. Onreine dieren waren niet geschikt om te eten als priester en volk en nog minder geschikt voor de tempeldienst. Echter in Genesis 1 vers 20 tot en met 22 wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen reine en onreine dieren. Na het scheppen van de dieren wordt gezegd dat God zag dat het goed was. Daarmee vervalt de kwalificatie onrein. Korpel en de Moor merken dit op maar houden wel vast aan hun visie dat Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a door priesters na ballingschap moet zijn geschreven (Marjo Korpel en Johannes de Moor, 'Adam, Eva en de Duivel. Kanaänitische mythen en de Bijbel' 126-127).
Rein en onrein is dus een categorie die niet thuishoort in het scheppingsverhaal. Gods schepping kent dat onderscheid niet. Het is van na de val. Zo lezen we bij Noach wel het onderscheid tussen reine en onreine dieren (Genesis 7 vers 2).
Mijns inziens is het dan ook goed mogelijk om Mozes als schrijver te beschouwen van het boek Genesis. Mozes had een goede opleiding gehad aan het hof van farao. Hij kon dus schrijven. Bovendien had hij een zeer vertrouwelijke omgang met God (Numeri 12 vers 8). Voor Mozes kon men het nog doen met mondelinge overleveringen maar nu was het volk te groot en werd het tijd dat het een en ander op papier werd vastgelegd hoe God gediend wilde worden en Wie Hij is.
Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a laat zien dat Hij de Hoge en Verhevene is. Hij is God. Hij is de Schepper van heel de mensheid en niet zoals in het Babylonische scheppingsverhaal de Schepper van een stad. In de Enuma Elisj schept Marduk Babel. Het is dan ook een propagandaverhaal voor de stad Babel en diens god (Mark G. Brett 'Ethnicity and the Bible', 146). In Genesis 1 schept God niet Jeruzalem. Hij is ook niet JHWH van Israel maar God, Elohiem. Zo hoog en vereven luidt Zijn naam. Hij is de grote Schepper aller dingen... en van alle mensen. Pas in Genesis 2 vers 4b komt de naam JHWH erbij.
2.4. God rust van Zijn volmaakte schepping
Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4a laat zien hoe God als de Verhevene man en vrouw geschapen heeft als kroonjuwelen van Zijn heerlijke schepping. God rustte om die reden op de zevende dag van Zijn volmaakte schepping. Deze zevende dag tekent Mozes zonder avond en dag, dus zonder begrensde dagindeling en hij plaatst net als bij de zesde dag er een lidwoord voor om de climax aan te geven. Bovendien staat bij de zesde dag vermeld: 'En God zag alles wat Hij gemaakt had en zie (let op beste lezer) het was zeer goed' (Genesis 1 vers 31). De zesde dag vormt dus het begin van de climax volgens Mozes die uitloopt op deze zevende dag waarop God gaat rusten. Bij de andere dagen staat er geen lidwoord voor maar bij de zesde en zevende dag wel en er staat bij de zesde dag vermeld dat God alles overzag wat Hij gemaakt had en dan volgt de superlatief en 'zie (let op beste lezer) het was zeer goed' (Genesis 1 vers 31). Zie hier de climax op de zesde dag die de rustdag van God inleidt. God kan nu rusten. Alles is volbracht wat Hij wilde doen.
2.5. De rust wordt verstoord maar JHWH is er bij
Uit dit blijkt dat het de bedoeling was dat de mens God eeuwig zou dienen en dat God om die reden eeuwig zou kunnen rusten maar helaas na Genesis 2 vers 4a volgt Genesis 2 vers 4 b en verder...
Mozes voegt in Genesis 2 vers 4 b een naam aan God toe namelijk de naam HEERE. In Hebreeuws JAHWEH (JHWH). Deze naam JHWH betekent: 'Hij die er is' voor Zijn volk; Exodus 3 vers 14 (zie ook Alfons Deissler 'De boodschap van het Oude Testament', 56). Als de HEERE er vanaf toen niet bij zou zijn geweest dan zou heel de mensheid in het verderf zijn gestort (zie Psalm 124) maar de HEERE gaf uitkomst want Hij kwam met een reddingsplan (Genesis 3 vers 15).
Over de schepping en zondeval in Genesis 2 vers 4b tot en met Genesis 3 kan men meer lezen op de pagina die op deze pagina volgt en die vermeld staat onder de rubriek 'Bijbel'.