Leeslint Bijbelse sleutelwoorden
Wat men hier aantreft
Kort stip ik boeken aan die een aantal Bijbelse sleutelwoorden beschrijven of hoe men deze op het spoor komt. Het betreft dus geen uitvoerige boekbespreking. De eerste bespreking gaat over de heerlijkheid van God en Jezus. Dit is een belangrijk sleutelwoord in de Bijbel. Door de zonde missen wij die heerlijkheid maar Christus heeft die heerlijkheid terugverdiend. De tweede bespreking gaat over het woord nacht in de geschriften van de apostel Johannes. Dit woord is bij Johannes in een aantal gevallen meer dan alleen een tijdsaanduiding van enige uren... Het is een sleutelwoord in zijn geschriften. De derde bespreking gaat over het woord broeder in Genesis 4. Abel is de broeder van Kain. Dit is een sleutelwoord in deze korte maar huiveringwekkende passage. We eindigen met Jezus die Broeder en Hoeder wil zijn (en is geworden) voor gevallen zondaren.
1. De heerlijkheid van God en Jezus
De heerlijkheid van JHWH in het Oude Testament en in het bijzonder in Ezechiël is de titel van het tweede proefschrift van dr. P. de Vries. Het begrip heerlijkheid (kavod) in relatie tot God komt men in diverse Bijbelboeken tegen. Het ziet op Zijn heerlijkheid in de schepping, natuur en heilsgeschiedenis. In het boek Ezechiël komt het woord 'heerlijkheid' niet het meeste voor maar het is een heel belangrijk sleutelwoord in dit boek. Het bepaalt namelijk de hele structuur van dit boek. Om die reden behandelt dr. P. de Vries het begrip 'heerlijkheid 'in Ezechiël uitvoerig in zijn proefschrift. Ik stip dit even kort aan.
In de eerste hoofdstukken ziet Ezechiël via een visioen een majestueuze koninklijke troonwagen de heerlijkheid van God in Babel verschijnen. Ezechiël ziet in een visioen de gruwelen in de tempel in Jeruzalem (8). Om die reden verlaat de heerlijkheid van de HEERE de tempel in Jeruzalem (10). Volgens dr. P de Vries ligt hier in troost voor de rechtvaardigen in Jeruzalem die zuchten onder de gruwelen in de tempel (9: 4, 11). God verlaat deze gruwelijke tempel. Men hoeft niet langer naar die door de zonde verafschuwde tempel te gaan. Die tempel zal verwoest worden. Gelukkig komt er een nieuwe heerlijke tempel aan... In de laatste hoofdstukken tekent Ezechiël deze nieuwe tempel en de terugkeer van de heerlijkheid van de HEERE. Ezechiël ziet de aankomst van de heerlijkheid van de HEERE in een machtig visioen en tekent dat en dan volgt de climax: 'En ziet, de heerlijkheid van de HEERE had het huis vervuld' (43:5 en 44:4)
Dr. P. de Vries heeft zijn proefschrift tevens gepopulariseerd onder de titel Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwt. In dit boek trekt dr. P. de Vries de lijnen door naar het Nieuwe Testament en zet hij Jezus centraal. Jezus verliet namelijk de hemelse heerlijkheid om naar de aarde te komen (Joh. 17:5) en te lijden en sterven voor gevallen zondaren die deze heerlijkheid moeten derven (missen) vanwege hun gruwelijke leven (Rom. 3:23).
Gevallen zondaren mogen echter door het geloof in Jezus de heerlijkheid van God zien (Joh.1:14). In Openbaring, het laatste Bijbelboek staat de heerlijkheid van het Lam en het nieuwe Jeruzalem centraal. Openbaring eindigt net als Ezechiël met een heerlijke toekomst voor de gelovigen. Zij zullen delen in deze heerlijkmaking. Het is dus een blij vooruitzicht voor een ieder die zijn of haar klederen gewassen heeft in het bloed van het Lam. Die mag de heerlijkheid van God en Jezus voor eeuwig aanschouwen.
2. Het woord nacht bij de apostel Johannes
In het boek 'Van tekst en uitleg. Luisteroefeningen in het Nieuwe Testament' (M. de Jonge H.M.J van Duyne) staat: 'Als wij ons in het werk van een bepaalde schrijver verdiepen, merken wij dat hij zijn 'eigen taal' heeft, dat wil zeggen woorden begrippen of zinswendingen op zijn manier gebruikt. Precies zo ligt het bij het lezen van de geschriften van het Nieuwe Testament: we dienen niet alleen het Grieks te kennen maar ook ons te verdiepen in het taaleigen van de schrijvers, b.v. Paulus of Lukas of Johannes' (p. 135).
Wat hier gezegd wordt is van bijzonder belang bij het lezen van de Schrift. Het is handig het Hebreeuws of Grieks te kennen maar dat is niet genoeg. Men moet ook het taaleigen van de schrijver op het spoor komen. De vraag is hoe men dit doet. Mijns inziens is de enige oplossing: het hele werk van de schrijver te bekijken. Ik wil Johannes als voorbeeld nemen. Zo lezen we in Johannes 13:30: 'Hij (Judas) dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit. En het was nacht'. In het Grieks staat het woordje nuks. Een blik in het woordenboek laat zien dat men het gewoon met nacht moet vertalen. Toch staat er wel een kleine hint bij. Er staat: overdrachtelijk als beeld van de verschrikking. Kortom nacht heeft een letterlijke betekenis maar er kan ook meer achter schuil gaan. Zo schreef bijvoorbeeld Floris B. Bakels als overlevende van diverse concentratiekampen een boek over zijn kampervaring. Hij zag in deze overleving, terwijl andere kampgenoten stierven, Gods hulp en schreef een boek 'Nacht und nebel'. In dat boek gaat het niet om de letterlijke nacht maar om de duistere machten en om al het lijden wat Floris mee moest maken in al die kampen.
Toch is het niet goed om dit idee op de zin 'En het was nacht' toe te passen. Het boek van Floris B. Bakels is geen commentaar op deze zin. Wel laat het boek zien dat nacht ook een figuurlijke betekenis heeft. Wellicht is hij door het lezen van de geschriften van Johannes erop gekomen of heeft Johannes dit denkklimaat geschapen waardoor het woord nacht ook een figuurlijke betekenis heeft gekregen in christelijke landen. In elk geval is het zo dat de vraag of men nacht in Johannes 13:30 ook anders dient te lezen, zal moeten worden opgehelderd door het woord nacht te bekijken in de geschriften van Johannes en dan allereerst in zijn evangelie omdat de zin die ik onderzoek uit dit evangelie afkomstig is. Dit is dan ook de volgende stap die ik zet...
In Johannes 11:10 staat: 'Maar indien iemand in de nacht (nuks) wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is'. Hier wordt het woord nacht figuurlijk gebruikt. Een tweede aanwijzing is deze namelijk dat het in heel het Johannes' evangelie gaat om het ware Licht (Jezus) met daar tegenover de duistere macht. Jezus als het Licht schijnt (tegenwoordige tijd, doorgaande handeling) in de duisternis (Joh. 1:5). Kortom de schrijver Johannes heeft met deze opmerking 'en het was nacht' meer bedoeld dan dat het donker was buiten. Judas ging niet alleen de gewone nacht in maar ook de geestelijke nacht omdat hij de vorst van de duisternis gehoorzaamde. Voor Judas werd het voor eeuwig nacht und nebel. Johannes stipt dit slecht kort aan met de woorden: en het was nacht. Judas had de duisternis liever dan het Licht (Joh. 3:39). Dat wil Johannes met het woordje nacht aangeven.
Johannes heeft het hier niet bij gelaten. In Openbaring (21: 25) komt Johannes erop terug als hij zegt van het nieuwe Jeruzalem: 'En haar poorten zullen niet gesloten worden op de dag; want aldaar zal geen nacht zijn'. Daar in dat nieuwe Jeruzalem kunnen de poorten openblijven. Er zal geen nacht meer zijn. Dat wil zeggen dat er geen duistere machten meer zullen zijn die deze stad belagen. In het nieuwe Jeruzalem is nacht und nebel afwezig.
3. Het woord broeder in relatie tot Abel in Genesis 4
Steven Edward Runge heeft een proefschrift geschreven met al titel 'A Discourse-Functional Description of Participant Reference in Biblical Hebrew Narrative'. Dat is een hele mond vol. Runge wijst erop hoe personages door naamgeving omtrent elkaar laten zien hoe zij zich met elkaar verbonden weten of hoe zij door de verteller aan elkaar verbonden worden. Neem David als voorbeeld als hij hoort dat zijn zoon Absalom is overleden. We lezen dan: 'Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal van de poort, en weende; en in zijn gaan zei hij het volgende: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! (2 Samuel 18:33). Duidelijk blijkt het dat David bedroefd is als vader, hij noemt Absalom vijfmaal in een zin mijn zoon, vanwege het sterven van zijn zoon.
Ik wil nu kijken naar het woord broeder in relatie tot Abel in Genesis 4. De schrijver (Mozes) van Genesis 4 gebruikt dit woord als Abel geboren wordt als hij schrijft (4:2): 'En zij baarde zijn broeder Habel'. Daarna wordt Abel slechts door de schrijver bij zijn roepnaam genoemd; ook als beschreven wordt dat de HEERE Abel aan zag en diens offer in tegenstelling tot Kain. Kain is boos en God vermaant hem maar dan komt de passage dat Kain met Abel spreekt en dat ze op het veld komen. Dan lezen we (4:8): 'En Kaïn sprak met zijn broeder Habel; en het geschiedde, als zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder Habel opstond, en sloeg hem dood'. Het is niet duidelijk wat Kain gezegd heeft maar vermoedelijk heeft hij na zijn boosheid weer voor het eerst gesproken met zijn broeder Abel. Heeft hij hem zo ver gekregen om het veld in te gaan? In het veld, onttrokken aan het oog van Adam en Eva, slaat Kain zijn broeder dood. Vlak voor de doodslag brengt de schrijver het woord broeder tweemaal in herinnering. Kain doodt notabene zijn broeder! En dan komt de vraag van de HEERE (4:9a): 'Waar is Habel, uw broeder?' Met het onthutsende antwoord (4:9b): En hij (Kain) zei: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?
Van Jezus lezen we dat Hij Broeder en Hoeder wil zijn (en is geworden) voor gevallen zondaren (Hebr. 2:16-18): 'Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. Waarom Hij in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonde van het volk te verzoenen. Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen, die verzocht worden, te hulp komen'.
Wat men hier aantreft
Kort stip ik boeken aan die een aantal Bijbelse sleutelwoorden beschrijven of hoe men deze op het spoor komt. Het betreft dus geen uitvoerige boekbespreking. De eerste bespreking gaat over de heerlijkheid van God en Jezus. Dit is een belangrijk sleutelwoord in de Bijbel. Door de zonde missen wij die heerlijkheid maar Christus heeft die heerlijkheid terugverdiend. De tweede bespreking gaat over het woord nacht in de geschriften van de apostel Johannes. Dit woord is bij Johannes in een aantal gevallen meer dan alleen een tijdsaanduiding van enige uren... Het is een sleutelwoord in zijn geschriften. De derde bespreking gaat over het woord broeder in Genesis 4. Abel is de broeder van Kain. Dit is een sleutelwoord in deze korte maar huiveringwekkende passage. We eindigen met Jezus die Broeder en Hoeder wil zijn (en is geworden) voor gevallen zondaren.
1. De heerlijkheid van God en Jezus
De heerlijkheid van JHWH in het Oude Testament en in het bijzonder in Ezechiël is de titel van het tweede proefschrift van dr. P. de Vries. Het begrip heerlijkheid (kavod) in relatie tot God komt men in diverse Bijbelboeken tegen. Het ziet op Zijn heerlijkheid in de schepping, natuur en heilsgeschiedenis. In het boek Ezechiël komt het woord 'heerlijkheid' niet het meeste voor maar het is een heel belangrijk sleutelwoord in dit boek. Het bepaalt namelijk de hele structuur van dit boek. Om die reden behandelt dr. P. de Vries het begrip 'heerlijkheid 'in Ezechiël uitvoerig in zijn proefschrift. Ik stip dit even kort aan.
In de eerste hoofdstukken ziet Ezechiël via een visioen een majestueuze koninklijke troonwagen de heerlijkheid van God in Babel verschijnen. Ezechiël ziet in een visioen de gruwelen in de tempel in Jeruzalem (8). Om die reden verlaat de heerlijkheid van de HEERE de tempel in Jeruzalem (10). Volgens dr. P de Vries ligt hier in troost voor de rechtvaardigen in Jeruzalem die zuchten onder de gruwelen in de tempel (9: 4, 11). God verlaat deze gruwelijke tempel. Men hoeft niet langer naar die door de zonde verafschuwde tempel te gaan. Die tempel zal verwoest worden. Gelukkig komt er een nieuwe heerlijke tempel aan... In de laatste hoofdstukken tekent Ezechiël deze nieuwe tempel en de terugkeer van de heerlijkheid van de HEERE. Ezechiël ziet de aankomst van de heerlijkheid van de HEERE in een machtig visioen en tekent dat en dan volgt de climax: 'En ziet, de heerlijkheid van de HEERE had het huis vervuld' (43:5 en 44:4)
Dr. P. de Vries heeft zijn proefschrift tevens gepopulariseerd onder de titel Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwt. In dit boek trekt dr. P. de Vries de lijnen door naar het Nieuwe Testament en zet hij Jezus centraal. Jezus verliet namelijk de hemelse heerlijkheid om naar de aarde te komen (Joh. 17:5) en te lijden en sterven voor gevallen zondaren die deze heerlijkheid moeten derven (missen) vanwege hun gruwelijke leven (Rom. 3:23).
Gevallen zondaren mogen echter door het geloof in Jezus de heerlijkheid van God zien (Joh.1:14). In Openbaring, het laatste Bijbelboek staat de heerlijkheid van het Lam en het nieuwe Jeruzalem centraal. Openbaring eindigt net als Ezechiël met een heerlijke toekomst voor de gelovigen. Zij zullen delen in deze heerlijkmaking. Het is dus een blij vooruitzicht voor een ieder die zijn of haar klederen gewassen heeft in het bloed van het Lam. Die mag de heerlijkheid van God en Jezus voor eeuwig aanschouwen.
2. Het woord nacht bij de apostel Johannes
In het boek 'Van tekst en uitleg. Luisteroefeningen in het Nieuwe Testament' (M. de Jonge H.M.J van Duyne) staat: 'Als wij ons in het werk van een bepaalde schrijver verdiepen, merken wij dat hij zijn 'eigen taal' heeft, dat wil zeggen woorden begrippen of zinswendingen op zijn manier gebruikt. Precies zo ligt het bij het lezen van de geschriften van het Nieuwe Testament: we dienen niet alleen het Grieks te kennen maar ook ons te verdiepen in het taaleigen van de schrijvers, b.v. Paulus of Lukas of Johannes' (p. 135).
Wat hier gezegd wordt is van bijzonder belang bij het lezen van de Schrift. Het is handig het Hebreeuws of Grieks te kennen maar dat is niet genoeg. Men moet ook het taaleigen van de schrijver op het spoor komen. De vraag is hoe men dit doet. Mijns inziens is de enige oplossing: het hele werk van de schrijver te bekijken. Ik wil Johannes als voorbeeld nemen. Zo lezen we in Johannes 13:30: 'Hij (Judas) dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit. En het was nacht'. In het Grieks staat het woordje nuks. Een blik in het woordenboek laat zien dat men het gewoon met nacht moet vertalen. Toch staat er wel een kleine hint bij. Er staat: overdrachtelijk als beeld van de verschrikking. Kortom nacht heeft een letterlijke betekenis maar er kan ook meer achter schuil gaan. Zo schreef bijvoorbeeld Floris B. Bakels als overlevende van diverse concentratiekampen een boek over zijn kampervaring. Hij zag in deze overleving, terwijl andere kampgenoten stierven, Gods hulp en schreef een boek 'Nacht und nebel'. In dat boek gaat het niet om de letterlijke nacht maar om de duistere machten en om al het lijden wat Floris mee moest maken in al die kampen.
Toch is het niet goed om dit idee op de zin 'En het was nacht' toe te passen. Het boek van Floris B. Bakels is geen commentaar op deze zin. Wel laat het boek zien dat nacht ook een figuurlijke betekenis heeft. Wellicht is hij door het lezen van de geschriften van Johannes erop gekomen of heeft Johannes dit denkklimaat geschapen waardoor het woord nacht ook een figuurlijke betekenis heeft gekregen in christelijke landen. In elk geval is het zo dat de vraag of men nacht in Johannes 13:30 ook anders dient te lezen, zal moeten worden opgehelderd door het woord nacht te bekijken in de geschriften van Johannes en dan allereerst in zijn evangelie omdat de zin die ik onderzoek uit dit evangelie afkomstig is. Dit is dan ook de volgende stap die ik zet...
In Johannes 11:10 staat: 'Maar indien iemand in de nacht (nuks) wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is'. Hier wordt het woord nacht figuurlijk gebruikt. Een tweede aanwijzing is deze namelijk dat het in heel het Johannes' evangelie gaat om het ware Licht (Jezus) met daar tegenover de duistere macht. Jezus als het Licht schijnt (tegenwoordige tijd, doorgaande handeling) in de duisternis (Joh. 1:5). Kortom de schrijver Johannes heeft met deze opmerking 'en het was nacht' meer bedoeld dan dat het donker was buiten. Judas ging niet alleen de gewone nacht in maar ook de geestelijke nacht omdat hij de vorst van de duisternis gehoorzaamde. Voor Judas werd het voor eeuwig nacht und nebel. Johannes stipt dit slecht kort aan met de woorden: en het was nacht. Judas had de duisternis liever dan het Licht (Joh. 3:39). Dat wil Johannes met het woordje nacht aangeven.
Johannes heeft het hier niet bij gelaten. In Openbaring (21: 25) komt Johannes erop terug als hij zegt van het nieuwe Jeruzalem: 'En haar poorten zullen niet gesloten worden op de dag; want aldaar zal geen nacht zijn'. Daar in dat nieuwe Jeruzalem kunnen de poorten openblijven. Er zal geen nacht meer zijn. Dat wil zeggen dat er geen duistere machten meer zullen zijn die deze stad belagen. In het nieuwe Jeruzalem is nacht und nebel afwezig.
3. Het woord broeder in relatie tot Abel in Genesis 4
Steven Edward Runge heeft een proefschrift geschreven met al titel 'A Discourse-Functional Description of Participant Reference in Biblical Hebrew Narrative'. Dat is een hele mond vol. Runge wijst erop hoe personages door naamgeving omtrent elkaar laten zien hoe zij zich met elkaar verbonden weten of hoe zij door de verteller aan elkaar verbonden worden. Neem David als voorbeeld als hij hoort dat zijn zoon Absalom is overleden. We lezen dan: 'Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal van de poort, en weende; en in zijn gaan zei hij het volgende: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! (2 Samuel 18:33). Duidelijk blijkt het dat David bedroefd is als vader, hij noemt Absalom vijfmaal in een zin mijn zoon, vanwege het sterven van zijn zoon.
Ik wil nu kijken naar het woord broeder in relatie tot Abel in Genesis 4. De schrijver (Mozes) van Genesis 4 gebruikt dit woord als Abel geboren wordt als hij schrijft (4:2): 'En zij baarde zijn broeder Habel'. Daarna wordt Abel slechts door de schrijver bij zijn roepnaam genoemd; ook als beschreven wordt dat de HEERE Abel aan zag en diens offer in tegenstelling tot Kain. Kain is boos en God vermaant hem maar dan komt de passage dat Kain met Abel spreekt en dat ze op het veld komen. Dan lezen we (4:8): 'En Kaïn sprak met zijn broeder Habel; en het geschiedde, als zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder Habel opstond, en sloeg hem dood'. Het is niet duidelijk wat Kain gezegd heeft maar vermoedelijk heeft hij na zijn boosheid weer voor het eerst gesproken met zijn broeder Abel. Heeft hij hem zo ver gekregen om het veld in te gaan? In het veld, onttrokken aan het oog van Adam en Eva, slaat Kain zijn broeder dood. Vlak voor de doodslag brengt de schrijver het woord broeder tweemaal in herinnering. Kain doodt notabene zijn broeder! En dan komt de vraag van de HEERE (4:9a): 'Waar is Habel, uw broeder?' Met het onthutsende antwoord (4:9b): En hij (Kain) zei: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?
Van Jezus lezen we dat Hij Broeder en Hoeder wil zijn (en is geworden) voor gevallen zondaren (Hebr. 2:16-18): 'Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. Waarom Hij in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonde van het volk te verzoenen. Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij degenen, die verzocht worden, te hulp komen'.