1. Kritiek op de heilszekerheid die verwoord wordt in de catechismus
1.1. De remonstranten en de doodstaat van de mens
De remonstranten hadden kritiek op de catechismus. Zij konden het niet vinden met de beschrijving van de catechismus met betrekking tot de doodstaat van de mens. De mens heeft namelijk nog een zeker vermogen om te geloven maar er kwam nog meer kritiek op de catechismus en dan juist uit de bevindelijk hoek...
1.2. Verschuir en de gelovige die in de catechismus aan het woord is.
Ook vanuit gereformeerde hoek is er kritiek gekomen op de catechismus. Men vond namelijk dat de gelovige die aan het woord is in de catechismus een sterke gelovig is die wel heel zeker is van zijn geloof. Zo gaf Johannes Verschuir in 1738 een boek uit over het bevindelijk leven 'Waarheid in het binnenste of bevindelijke Godgeleerdheid' genaamd. In dit boek voert hij de discussie over wat geloof is en hoe men dit dient te beleven via een viertal personages namelijk: onkunde, letterwijze, bekommerd christen en sterk christen. Bekommerd christen stelt dat er een verzekerd geloof is en een meer toevluchtnemend geloof dat die zekerheid nog mist. Bekommerd christen stelt dat in de catechismus doorgaans een sterke gelovige aan het woord is... Een onderscheidt tussen een sterk en zwak gelovige maakt de catechismus naar ik weet niet. Verschuir had ook oog voor zwakgelovige.
1.3. Een stap te ver... de catechismus als heilsweg met stationnetjes...
Voorzichtig gesteld heeft Verschuir wel een punt. De catechismus lijkt niet zoveel oog te hebben voor een kleingelovige en zwakgelovige. Dat komt ook, naar ik meen, omdat de catechismus de heerlijke beloften van God en Zijn volkomen heil centraal stelt en niet de diverse gestalten van de christen tekent. Toch moeten we niet de kant op gaan die men na de afscheiding is opgegaan in de rechterflank door de catechismus te lezen als een heel lange heilsweg. Men zegt dan: Gods volk is wel wederomgeboren maar zit nog niet bij zondag 7. Men is wel ontdekt maar men heeft nog geen zicht op de vergeving van de zonde maar aangezien Gods volk al van eeuwigheid gerechtvaardigd is hoeft men deze vergeving niet te beleven.
Anderen koppelen zondag 7 los van zondag 23 en zeggen dat in de wedergeboorte de zondaar volgens zondag 7 ingeplant is in Christus maar men kent hem nog niet en men heeft nog geen zicht op de zondevergeving men is nog niet gekomen tot de daad van het geloof zoals men deze aantreft in zondag 23. Wie goed leest, zal ontdekken dat zondag 7 en 23 hetzelfde zeggen. De gelovige mag weten dat diens zonde vergeven zijn.
1.4. De pastorale visie van Dordt op het geloof...
We kunnen zeggen dat in hoofdstuk 1 artikel 16 onze Dordtse vaderen oog hebben voor gemeenteleden die wel geraakt zijn door Gods Woord maar nog zo twijfelen: Nu zijn er mensen die het levend geloof in Christus of het vertrouwen met hart en ziel, een goed geweten voor God, het leven in de kinderlijke gehoorzaamheid en het roemen in God door Christus nog niet zo sterk bij zichzelf opmerken. Toch gebruiken zij de middelen, waardoor God naar zijn belofte dit alles in ons bewerkt. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen, wanneer zij over de verwerping horen spreken en evenmin zichzelf tot de verworpenen rekenen. Integendeel, zij moeten de middelen trouw blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van overvloediger genade en die eerbiedig en ootmoedig verwachten.
1.5. Comrie en het ABC van het geloof...
We willen ook nog Comrie naar voren halen, leefde in de 18de eeuw net als Verschuir. In deze eeuw was er veel strijd over het wezen van het geloof (is het geloof een zeker weten?). Comrie stelde dat het geloof een zeker weten is maar dat het geloof in de Bijbel onder diverse benamingen voorkomt. Dit heeft hij uitgewerkt in zijn boekje 'Het ABC van het geloof'. Onder A. vermeldt hij het woord Aannemen. Hij vermeldt de teksten. Sommigen stelt hij zullen hun geloof meer vinden onder de D. van Dorsten en onder de H. van hongeren... Of onder de Z van zoeken. Comrie had oog voor de kleinen in de genade. Deze zullen meer weet hebben van hongeren en dorsten en minder weet hebben van aannemen. Hongeren en dorsten zijn ook daden van het geloof volgens Comrie (sommigen zijn met Comrie zijn visie op het geloof aan de haal gegaan, zie 1.8.2 een stap te ver)
1.6. Van der Groe en zijn visie op het geloof
Theodorus van der Groe die ook in de 18de eeuw leefde heeft zich hard gemaakt voor de reformatorische en Bijbelse visie dat de zekerheid tot het wezen en het karakter van het geloof hoort. Van der Groe zag om zich heen dat men het geloof ging reduceren/verminderen tot een misschientje. De zekerheid zou tot het welwezen van het geloof behoren dus tot het geloof in topvorm bij iemand die al jaren geloofd. Onder andere Jakobus Groenewegen leerde dit. Van der Groe schreef aan Groenewegen dat als de oude gereformeerde theologen (Luther en Calvijn) nu zouden leven zij meteen aan het reformeren gingen. Van der Groe achtte de visie van Groenewegen Rooms. De oude theologanten zoals Luther en Calvijn hebben volgens Van der Groe ze zekerheid tot het wezen van het geloof beschouwd.
Van der Groe nam flink stelling tegen deze in zijn ogen verwaterde visie op wat geloof is. Toch had Van der Groe vaak in tegenstelling tot zijn navolgers en fans een pastorale insteek. Ettelijke brieven heeft hij geschreven met vele pagina's vol over wat de aard en wezen van het geloof is en dat een gelovige de vergeving dient te kennen anders is men geen gelovige (het rechtvaardigend geloof). Van der Groe zegt heel pastoraal in 1751 het volgende: 'Nochtans oefent een waar gelovige dit vertrouwen onder vele schuddingen, bestrijdingen van de satan en van zijn eigen ongelovige hart. Dan smaakt hij die liefelijke rust en vrede van de ziel, de zekerheid van de zaligheid, die aan het geestelijke vertrouwen van het geloof eigen is minder dan op andere tijden' (Th. Van der Groe 'Het ware zaligmakende geloof, Utrecht (jaar van uitgave?), p 36)
1.7. Een beoordeling van de kritiek op de catechismus
De remonstranten hadden kritiek (1.8.1) op de catechismus op het punt van de doodstaat maar eigenlijk konden zij zich ook niet vinden in de zekerheid van het geloof. Wie zeker mag zijn, wordt zo maar zorgeloos en men moet actief blijven tot het laatste toe want men kan nog afvallen als heilige.
Vanuit bevindelijke hoek heeft men op de zekerheid van het geloof van de catechismus ook kritiek gehad. Dit niet zozeer omdat men dan zorgeloos zou worden (dit argument vindt men in onze dagen wel in bevindelijke kring) maar omdat men de zoekende zielen niet wilden laten twijfelen aan hun genadestaat. Dit is dus heel pastoraal bedoeld. Te ver gaat men als men stelt dat Gods volk wel wederomgeboren is maar de vergeving nog moet leren kennen dan koppelt men wedergeboorte los van het geloof (1.8.2).
Comrie (1.8.3), de Dordtse leerregels (1.8.3) en Van der Groe (1.8.4) houden ruimte over voor een kleingelovige en zwakgelovige. Van der Groe stelde dat het geloof wel een zeker weten is maar dat het geloof ook heel klein kan zijn en heel bestreden kan worden. Comrie wees op de daden van het geloof en daar hoort volgens hem ook hongeren, dorsten en zoeken onder. De Dordtse vaderen stellen dat zij die zich nog niet krachtig geroepen weten de middelen ijverig moeten gebruiken en God vurig moeten bidden om meer van Zijn genade weg te schenken in het hart.
1.8. De nadruk leggen op de uitdeling van het heil
Tot slot, van belang is het dat in de prediking niet de gelovige en diens zwakheid centraal komt te staan maar Gods welmenend aanbod van genade om zo alle bezwaren weg te nemen. Van Zijn kant zijn alle dingen gereed. Christus nodigt ons... Hij wil niet dat wij verloren gaan. Hij heeft de prijs betaald... Hij zegt: al wat u ontbreekt schenk Ik zo gij smeekt. Ook het geloof wil Hij ons schenken. Hij is niet alleen een Zaligmaker die de zaligheid verdiend heeft maar ook een Zaligmaker die het graag uitdeelt... In de ruime prediking van de genade strekt Hij Zijn handen uit naar gevallen zondaren van het menselijke geslacht.
1.1. De remonstranten en de doodstaat van de mens
De remonstranten hadden kritiek op de catechismus. Zij konden het niet vinden met de beschrijving van de catechismus met betrekking tot de doodstaat van de mens. De mens heeft namelijk nog een zeker vermogen om te geloven maar er kwam nog meer kritiek op de catechismus en dan juist uit de bevindelijk hoek...
1.2. Verschuir en de gelovige die in de catechismus aan het woord is.
Ook vanuit gereformeerde hoek is er kritiek gekomen op de catechismus. Men vond namelijk dat de gelovige die aan het woord is in de catechismus een sterke gelovig is die wel heel zeker is van zijn geloof. Zo gaf Johannes Verschuir in 1738 een boek uit over het bevindelijk leven 'Waarheid in het binnenste of bevindelijke Godgeleerdheid' genaamd. In dit boek voert hij de discussie over wat geloof is en hoe men dit dient te beleven via een viertal personages namelijk: onkunde, letterwijze, bekommerd christen en sterk christen. Bekommerd christen stelt dat er een verzekerd geloof is en een meer toevluchtnemend geloof dat die zekerheid nog mist. Bekommerd christen stelt dat in de catechismus doorgaans een sterke gelovige aan het woord is... Een onderscheidt tussen een sterk en zwak gelovige maakt de catechismus naar ik weet niet. Verschuir had ook oog voor zwakgelovige.
1.3. Een stap te ver... de catechismus als heilsweg met stationnetjes...
Voorzichtig gesteld heeft Verschuir wel een punt. De catechismus lijkt niet zoveel oog te hebben voor een kleingelovige en zwakgelovige. Dat komt ook, naar ik meen, omdat de catechismus de heerlijke beloften van God en Zijn volkomen heil centraal stelt en niet de diverse gestalten van de christen tekent. Toch moeten we niet de kant op gaan die men na de afscheiding is opgegaan in de rechterflank door de catechismus te lezen als een heel lange heilsweg. Men zegt dan: Gods volk is wel wederomgeboren maar zit nog niet bij zondag 7. Men is wel ontdekt maar men heeft nog geen zicht op de vergeving van de zonde maar aangezien Gods volk al van eeuwigheid gerechtvaardigd is hoeft men deze vergeving niet te beleven.
Anderen koppelen zondag 7 los van zondag 23 en zeggen dat in de wedergeboorte de zondaar volgens zondag 7 ingeplant is in Christus maar men kent hem nog niet en men heeft nog geen zicht op de zondevergeving men is nog niet gekomen tot de daad van het geloof zoals men deze aantreft in zondag 23. Wie goed leest, zal ontdekken dat zondag 7 en 23 hetzelfde zeggen. De gelovige mag weten dat diens zonde vergeven zijn.
1.4. De pastorale visie van Dordt op het geloof...
We kunnen zeggen dat in hoofdstuk 1 artikel 16 onze Dordtse vaderen oog hebben voor gemeenteleden die wel geraakt zijn door Gods Woord maar nog zo twijfelen: Nu zijn er mensen die het levend geloof in Christus of het vertrouwen met hart en ziel, een goed geweten voor God, het leven in de kinderlijke gehoorzaamheid en het roemen in God door Christus nog niet zo sterk bij zichzelf opmerken. Toch gebruiken zij de middelen, waardoor God naar zijn belofte dit alles in ons bewerkt. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen, wanneer zij over de verwerping horen spreken en evenmin zichzelf tot de verworpenen rekenen. Integendeel, zij moeten de middelen trouw blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van overvloediger genade en die eerbiedig en ootmoedig verwachten.
1.5. Comrie en het ABC van het geloof...
We willen ook nog Comrie naar voren halen, leefde in de 18de eeuw net als Verschuir. In deze eeuw was er veel strijd over het wezen van het geloof (is het geloof een zeker weten?). Comrie stelde dat het geloof een zeker weten is maar dat het geloof in de Bijbel onder diverse benamingen voorkomt. Dit heeft hij uitgewerkt in zijn boekje 'Het ABC van het geloof'. Onder A. vermeldt hij het woord Aannemen. Hij vermeldt de teksten. Sommigen stelt hij zullen hun geloof meer vinden onder de D. van Dorsten en onder de H. van hongeren... Of onder de Z van zoeken. Comrie had oog voor de kleinen in de genade. Deze zullen meer weet hebben van hongeren en dorsten en minder weet hebben van aannemen. Hongeren en dorsten zijn ook daden van het geloof volgens Comrie (sommigen zijn met Comrie zijn visie op het geloof aan de haal gegaan, zie 1.8.2 een stap te ver)
1.6. Van der Groe en zijn visie op het geloof
Theodorus van der Groe die ook in de 18de eeuw leefde heeft zich hard gemaakt voor de reformatorische en Bijbelse visie dat de zekerheid tot het wezen en het karakter van het geloof hoort. Van der Groe zag om zich heen dat men het geloof ging reduceren/verminderen tot een misschientje. De zekerheid zou tot het welwezen van het geloof behoren dus tot het geloof in topvorm bij iemand die al jaren geloofd. Onder andere Jakobus Groenewegen leerde dit. Van der Groe schreef aan Groenewegen dat als de oude gereformeerde theologen (Luther en Calvijn) nu zouden leven zij meteen aan het reformeren gingen. Van der Groe achtte de visie van Groenewegen Rooms. De oude theologanten zoals Luther en Calvijn hebben volgens Van der Groe ze zekerheid tot het wezen van het geloof beschouwd.
Van der Groe nam flink stelling tegen deze in zijn ogen verwaterde visie op wat geloof is. Toch had Van der Groe vaak in tegenstelling tot zijn navolgers en fans een pastorale insteek. Ettelijke brieven heeft hij geschreven met vele pagina's vol over wat de aard en wezen van het geloof is en dat een gelovige de vergeving dient te kennen anders is men geen gelovige (het rechtvaardigend geloof). Van der Groe zegt heel pastoraal in 1751 het volgende: 'Nochtans oefent een waar gelovige dit vertrouwen onder vele schuddingen, bestrijdingen van de satan en van zijn eigen ongelovige hart. Dan smaakt hij die liefelijke rust en vrede van de ziel, de zekerheid van de zaligheid, die aan het geestelijke vertrouwen van het geloof eigen is minder dan op andere tijden' (Th. Van der Groe 'Het ware zaligmakende geloof, Utrecht (jaar van uitgave?), p 36)
1.7. Een beoordeling van de kritiek op de catechismus
De remonstranten hadden kritiek (1.8.1) op de catechismus op het punt van de doodstaat maar eigenlijk konden zij zich ook niet vinden in de zekerheid van het geloof. Wie zeker mag zijn, wordt zo maar zorgeloos en men moet actief blijven tot het laatste toe want men kan nog afvallen als heilige.
Vanuit bevindelijke hoek heeft men op de zekerheid van het geloof van de catechismus ook kritiek gehad. Dit niet zozeer omdat men dan zorgeloos zou worden (dit argument vindt men in onze dagen wel in bevindelijke kring) maar omdat men de zoekende zielen niet wilden laten twijfelen aan hun genadestaat. Dit is dus heel pastoraal bedoeld. Te ver gaat men als men stelt dat Gods volk wel wederomgeboren is maar de vergeving nog moet leren kennen dan koppelt men wedergeboorte los van het geloof (1.8.2).
Comrie (1.8.3), de Dordtse leerregels (1.8.3) en Van der Groe (1.8.4) houden ruimte over voor een kleingelovige en zwakgelovige. Van der Groe stelde dat het geloof wel een zeker weten is maar dat het geloof ook heel klein kan zijn en heel bestreden kan worden. Comrie wees op de daden van het geloof en daar hoort volgens hem ook hongeren, dorsten en zoeken onder. De Dordtse vaderen stellen dat zij die zich nog niet krachtig geroepen weten de middelen ijverig moeten gebruiken en God vurig moeten bidden om meer van Zijn genade weg te schenken in het hart.
1.8. De nadruk leggen op de uitdeling van het heil
Tot slot, van belang is het dat in de prediking niet de gelovige en diens zwakheid centraal komt te staan maar Gods welmenend aanbod van genade om zo alle bezwaren weg te nemen. Van Zijn kant zijn alle dingen gereed. Christus nodigt ons... Hij wil niet dat wij verloren gaan. Hij heeft de prijs betaald... Hij zegt: al wat u ontbreekt schenk Ik zo gij smeekt. Ook het geloof wil Hij ons schenken. Hij is niet alleen een Zaligmaker die de zaligheid verdiend heeft maar ook een Zaligmaker die het graag uitdeelt... In de ruime prediking van de genade strekt Hij Zijn handen uit naar gevallen zondaren van het menselijke geslacht.