Les 3 Veilig in Gods hand. De troost van de verkiezing.
Beste cursisten,
Gaarne dit document kopiëren/uitprinten en meenemen op 8 juli 2023
Huiswerk:
Lezen 1.1. tot en met 1.12 en maken onderstaande vragen bij 2.1 tot en met 2.4.
Lezen hoofdstuk 5 van Dordtse leeregels en slotwoord
1. De troost van de verkiezing
Leerdoelen leesstukjes 1.1-1.8:
1.1. Wat aan de orde komt
Kan iemand vallen in de zonde en toch een kind van God zijn? Voor wie is de leer van de verkiezing een troost? Dit soort vragen willen we in deze les beantwoorden. Wat zou dat overigen voor Simson, David en Petrus hebben betekend als God hen niet vast hield. Daar willen we in deze les bij stilstaan. Jezus als de goede Herder heeft van Zijn schapen gezegd: 'Niemand kan ze uit Mijn hand rukken (Johannes 10:29). De volharding is heel pastoraal. Zijn onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen... maar het kan er soms op lijken dat ze nog verloren gaan. Welk verschil is er tussen David en Achab of Petrus en Judas? Matthew Meade zegt in zijn boek 'De bijna christen ontdekt' dat de ongelovige soms een betere levenswandel heeft dan de godzalige. De kinderen van duisternis wandelen soms voorzichtiger dan de kinderen van het licht. Jeremia klaagde in Klaagliederen: Hoe is het goud verdonkerd!
1.2. Enkele leerregels
Hoofdstuk 5 artikel 1
Degenen die God naar zijn voornemen roept tot de gemeenschap met zijn Zoon, onze Here Jezus Christus, en door de Heilige Geest opnieuw geboren doet worden, verlost Hij wel van de tirannie en slavernij van de zonde. Maar Hij verlost hen in dit leven niet helemaal van het vlees en het lichaam der zonde
Hier ligt de oorzaak van het vallen in de zonde van de heiligen. Gods werkt zijn genade niet volledig uit in Zijn kinderen maar Hij stelt hen wel verantwoordelijk. Dat lezen we in artikel 4 en 5. In 6 lezen we ook iets van Gods barmhartigheid. Luther noemde de gelovige: tegelijk/ zowel rechtvaardig en/als zondaar (simul justus et peccator)
Hoofdstuk 5 artikel 4
Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden. Toch werkt God bij de leiding van hun leven niet altijd zo in de bekeerden, dat zij in sommige gevallen door hun eigen schuld niet zouden kunnen afdwalen van de weg waarop zij genadig geleid worden; zij worden dan verleid door hun zondige begeerten en volgen die. Daarom moeten zij voortdurend waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. Wanneer zij dit niet doen, bestaat niet alleen de mogelijkheid dat zij door het vlees, de wereld en de satan meegesleept worden en tot zware en afschuwelijke zonden gebracht worden, maar gebeurt het ook werkelijk dat zij daarin – en God laat dit rechtvaardig toe – soms worden meegesleept. Dit wordt ons duidelijk aangetoond in de Schrift, waar beschreven staat, hoe treurig David, Petrus en andere heiligen in zonde gevallen zijn.
Hoofdstuk 5 artikel 5
Met zulke grove zonden wekken zij Gods toon in hoge mate op; zij verdienen opnieuw de dood; zij bedroeven de Heilige Geest; zij oefenen zich een tijdlang niet meer in het geloof; zij brengen grote schade toe aan hun geweten en ervaren soms voor een tijd de genade niet meer. Eerst wanneer zij door ernstig berouw op de goede weg terugkeren, doet God zijn vaderlijk aangezicht weer over hen lichten.
Hoofdstuk 5 artikel 6
Want God, die rijk is aan barmhartigheid, neemt naar het onveranderlijk voornemen van de uitverkiezing de Heilige Geest niet helemaal van de zijnen weg, zelfs niet wanneer zij zo treurig in zonde zijn gevallen. Hij laat hen ook niet zo diep vallen, dat zij de genade van de aanneming tot kinderen en de staat van de rechtvaardiging verliezen, of dat zij de zonde tot de dood of de zonde tegen de Heilige Geest bedrijven en helemaal door God verlaten, zich in de eeuwige ondergang storten.
1.3 Augustinus en de volharding
Augustinus schreef een geschrift tegen hen die meenden dat de volharding een inspanning van de mens zelf is. Dit geschrift heet 'Over het geschenk van de volharding' (De dono perseverantiae). Augustinus zag de volharding als een heerlijk werk en geschenk van God. Hij houdt de gelovigen staande en op koers.
Volgens Augustinus heeft God de mens valbaar geschapen en de mens is vervolgens herstelbaar gevallen. Er is gelukkig nog eens staat van herstel mogelijk dankzij Gods genade. Gods genade herstelt de mens maar die mens kan nog steeds zondigen zonder af te vallen maar wel te vervallen. Maar in de staat van de heerlijkheid is de mens volledig onvalbaar en onvervalbaar hersteld. Deze staat is dus nog heerlijker dan die van Adam in het paradijs omdat die nog kon zondigen en op aarde omdat men dan nog kan vervallen in de zonde (David, Simson). Het is dan een eeuwig gelukkige staat waarvan geldt: niet kunnen zondigen (non posse peccare) dus nooit meer gescheiden van Gods gunst en gemeenschap.
Zie https://www.monergism.com/thethreshold/articles/onsite/four-fold.html voor Augustinus' invloed op Thomas Bostons werk 'De viervoudige staat' (Human nature in fourfold state)
1.4. De Schrift ten aanzien van de volharding
1.4.1 Volhouden tot het einde is een opgave voor de gelovigen en een gave van God
De volharding is in de Schrift een opgave: 'Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen (Openbaring 3:5). Dit voorkomt zorgeloosheid maar de volharding is ook een gave, een geschenk want de goede Herder zegt 'Niemand zal ze(de schapen) uit Mijn hand rukken' (Johannes 10:28). Dit voorkomt moedeloosheid bij de dwaalzieke schapen. Ook God de Vader staat garant voor de schapen (Johannes 10:29): 'En niemand kan ze rukken uit de hand van Mijn Vader.' Calvijn merkt troostvol op naar de gelovige lezers van zijn commentaar op het evangelie van Johannes: 'De zaligheid van de vromen hangt niet af van het goeddunken van de vijanden. De vijanden moeten eerst God (de Vader en de Zoon) overwinnen, willen ze ons kunnen treffen'.
Hier (Johannes 10:28 en 29) zien we de twee handen van God (Vader en Zoon) waarmee Hij de Zijnen vasthoudt. Denk ook aan de hand van de engelen (dit deden zij namens God) die Lot meetrokken uit Sodom (Genesis 19:16) maar ze wijzen dan ook weer op zijn verantwoordelijkheid als zij hem de opdracht geven: ' Behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt (Genesis 19:7b).
1.4.2. De krachtige aansporing van de schrijver van het boek Hebreeën
De schrijver die zijn brief schreef aan de Hebreeën is een bewogen en bezorgd man. In Hebreeën 3 heeft hij het volk Israel getekend als waarschuwend voorbeeld. Waarom gingen zij niet in, in het land van de rust? Omdat ze ongelovig waren. In hoofdstuk 4 spoort hij zijn gemeenteleden aan ('laat ons' is kenmerkend voor zijn aansporende stijl). Hij zegt: 'Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u zal schijnen achtergebleven te zijn. Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben'. Let op hij spoort heel de gemeente aan met zijn kenmerkende stijl 'laat ons' en hij is bang dat er slechts iemand dus eentje niet zal ingaan in de rust. Eentje die achterblijft en niet de loopbaan loopt die ook de heiligen zijn gegaan in het bloedspoor van de grote Hogepriester op weg naar het land van de eeuwige rust. Dat is wat anders dan dat men bidt of er nog eens eentje mocht worden toegebracht... We moeten ons zorgen maken dat er zelfs eentje van ons gezin (incluis wij), van onze familie en van onze gemeente schijnt achter te blijven (de schijn wekt) en dat die niet zal ingaan in de eeuwige rust. Wat een huiswerk heeft een christen!!
1.5 Internet:
De oorzaak van het verval van de heiligen is de inwonende zonden bij de heiligen die weer tot uitbraak komen.
Spurgeon en de Puriteinen noemden dit de de indwelling sins (Je kunt de preek van Spurgeon over de inwonenden zonde, geschreven in het Engels na lezen als je daar behoefte aan hebt op internet: https://www.spurgeon.org/resource-library/sermons/indwelling-sin#flipbook/ )
Citaat uit deze preek: It is a doctrine, as I believe, taught us in Holy Writ, that when a man is saved by divine grace, he is not wholly cleansed from the corruption of his heart.
1.6. Hoe het afliep met de remonstranten
Zij werden in januari 1619 door Bogerman weggezonden met de legendarische woorden: exite exite dimittimini jullie moeten vertrekken (2x) jullie worden weggezonden. Zij kwamen overigens al te laat op de synode namelijk in december 1618 toen de synode al even aan de gang was. De synodeleden zwoeren tijdens de synode God dat ze alleen de Bijbelse waarheid zouden voorstaan maar de remonstranten erkenden de synode niet en zagen de contra-remonstranten als intolerante scheurmakers. Zij wilden hun remonstrantie niet verdedigen maar slechts een gesprek erover. Zij werden echter gedaagd voor en door de synode en kwamen in het midden van de zaal te zitten. Op het verzoek van de voorzitter om hun bezwaar tegen de catechismus en de Nederlandse geloofsbelijdenis te onderbouwen vanuit de Schrift kwam geen behoorlijke reactie. Men erkende zogenaamd alleen de Schrift... maar men kon zich vanuit de Schrift niet verdedigen. Hun woordvoerder Simon Episcopius kwam om die reden met allerlei uitvluchten.
Na de synode stichtte de gevluchte Uittenbogaard (hij was niet op de synode uit angst om opgepakt te worden als een opstandeling net als Oldenbarnevelt. Episcopius verving hem en was woordvoerder) in Antwerpen in 1525 'De Remonstrantse Broederschap'. Enkele jaren later werd in Amsterdam een remonstrants seminarium gesticht en gedoogd. Later werd dit verplaatst naar de door de verlichting modern geworden universiteit van Leiden. Zodoende schoven de remonstranten ten tijde van de verlichting mee met de moderne Schriftvisie want zij pasten de inhoud van het geloof aan, aan de moderne Bijbel-onderzoeken. Het klassieke belijden van de Schrift kwam steeds meer onder druk te staan. Ook de leer van Drie-eenheid liet men varen te samen met de wonderen en heilsfeiten... Men sloeg steeds meer het pad van de vrijzinnigheid in onder het mom van goed Schrift-onderzoek. Veel jongeren trokken weg en men vergrijsde want de vrijzinnigheid heeft geen kinderen. Lege preken, lege banken. Wat dus eerst begon met kritiek op de belijdenisgeschriften eindigde in kritiek op de Schrift zelf. Wie meent zelf te kunnen geloven zal vroeg of laat ook de geloofsinhoud aanpassen. Het ene heeft het andere tot gevolg. Wat overblijft is een beetje geloven... maar dat kan men ook uitstekend buiten de kerk. (bronnen: Dr. C.R. van den Berg 'Nicolaas Schotsman en zijn Eere-zuil. De Dordtse synode 1618-1619 herdacht' , Redactie W.B. Drees 'Een beetje geloven. Actualiteit en achtergronden van het vrijzinnig christendom en Lucie N.K. van Aken De Remonstrantse Broederschap in verleden en heden)
1.7.De Dordtse leerregels bezongen en verguisd. Gods hand en ons vaderland
1.7.1. De leerregels voor gelezen
Op 6 mei 1619 zat de Grote Kerk in Dordt vol met mensen. In deze Grote Kerk werd in november 1618 de synode door de plaatselijke predikant en lid van de synode Balthasar Lydius geopend met een indrukwekkend gebed om Gods wijsheid en licht. Op 6 mei werd de synode afgesloten door het voorlezen van de Dordtse leerregels. Aan deze leerregels had een kleine commissie gewerkt. Er waren onder andere twee Engelse theologen bij betrokken en een aantal Nederlandse theologen zoals Bogerman, Polyander, Trigland en Walaeus. De scriba van de synode, Festus Hommius las de leerregels voor. Mooi moet dat geklonken hebben in de Grote Kerk van Dordt waar veel belangstellende gemeenteleden waren...
De leerregels aan de positieve zijde beginnen in het menselijke dal (opmerking van ds C den Boer in zijn boek 'Om 't eeuwig welbehagen') en eindigen elk hoofdstuk met de lofzang op Gods genadewerk. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt de mens er buiten gezet van diens kant om vervolgens deze mens op te wekken om door Gods genadige aanbod deel te krijgen aan Gods eeuwige gemeenschap en dan volgt aan het einde van elk hoofdstuk een lofprijzing. Alle menselijke roem sluit Dordt uit maar die roemen wilt die moet roemen in God en in Zijn Zoon die naar de aarde kwam voor doodschuldige zondaren.
1.7.2. Het gebed van Bogerman om rust in land en kerk en de latere onrust.
Tenslotte eindigde Bogerman met gebed en vroeg God of Hij de rust in de kerk en in het land weer terug wilde geven en of Hij hen die afgedwaald waren van de gereformeerde leer weer terug wilde brengen in de moederschoot van de vaderlandse gereformeerde kerk. Dit gebed is deels verhoord. Voor lange tijd hebben de Dordtse leerregels een zekere rust gebracht in de vaderlandse kerk maar in de 18de en 19de eeuw toen de verlichting ging doorbreken en men een positiever mensbeeld kreeg wilde men zich niet meer binden aan Dordt. Men verzweeg Dordt. In de 19de eeuw, de eeuw van de afscheiding hield Nicolaas Schotsman een aantal preken over de Dordtse leerregels in het herdenkingsjaar 1819 maar hij was een uitzondering. Da Costa klaagde (19de eeuw) in zijn pamflet 'Bezwaren tegen de geest van deze eeuw' dat men in de vaderlandse kerk de Dordtse leerregels geheel en al terzijde heeft gesteld! Vanuit dat oogpunt gezien valt het te begrijpen dat in 1834 de afscheiding begon... Die begon ook opmerkelijk. Voor zijn bekering had Hendrick de Cock, de vader van de afscheiding nog nooit een letter gelezen van de 'Institutie' van Calvijn. Heel dat gedachtegoed was voor hem een vreemde wereld. Hij was aanvankelijk een modern theoloog maar door het lezen van Calvijn veranderde zijn visie. Ook in onze tijd is het wenselijk om terug te keren naar de leer van vrije genade van Dordt. Lichte kerken bekritiseren Dordt openlijk. Het is allemaal te zwaar en de zware kerken beroepen zich eenzijdig op Dordt (doodstaat mens) maar verzwijgen het ruime aanbod en de Christus' prediking.
1.7.3 Wonderen van de Allerhoogste
Abraham van de Velde, leefde in de 17de eeuw, heeft in zijn boek 'Wonderen des Allerhoogste' de geschiedenis van onze protestantse natie beschreven. Hij beschrijft hoe Willem van Oranje ons land van de Spaanse en Roomse tirannie heeft trachten te bevrijden. Hij beschrijft hoe wonderlijk God soms in deze strijd handelde. Soms gebruikte God de wind om de vijand op zee te verjagen enzovoorts. Van de Velde beschrijft ook hoe God leraren zond om de Vaderlandse kerk te zuiveren van de valse leer.
Abraham van de Velde schrijft over de strijd met Spanje het volgende in zijn boek Wonderen des Allerhoogste:
Abraham van de Velde zag het huisgezin als als een kleine (gereformeerde) gemeente:
1.8 Hoe God werk in een hart van een zondaar.
J. Edwards, Religious Affections, Works 1, 254-255: “ De wijze waarop de Geest werkt in hen die wedergeboren worden is vaak erg mysterieus en onnavolgbaar. We horen Zijn geluid, het effect is waarneembaar, maar niemand weet vanwaar het werk van de Geest komt, noch waar het heen gaat. (…)
Gevreesd moet worden dat sommigen te ver zijn gegaan in het geven van aanwijzingen voor de Geest en in het uitzetten van Zijn voetstappen, door Hem te beperken tot bepaalde stappen en methodes. De ervaring leert dat Gods Geest niet te volgen of te traceren is in de wijze waarop Hij in sommige van de beste christenen werkt, wat betreft de methode van hun bekering. Een vaststaand schema, door de publieke opinie aanvaard, heeft een sterke doch onmerkbare invloed op het vormen van iemands ideeën over zijn eigen ervaringen. (…)
Vaak zijn de ervaringen in het begin als een verwarde chaos, zoals Thomas Shepard het uitdrukt, maar vervolgens worden die ervaringen eruit gelicht die het meest lijken op die bepaalde stappen waar men zo op hamert; daarover wordt het meest nagedacht en van tijd tot tijd worden juist deze ervaringen verteld. Daardoor komen zij steeds helderder naar voren, terwijl andere ervaringen, doordat zij wat verwaarloosd worden, verduisteren. De ervaren bekering wordt onbewust omgevormd totdat het een exacte overeenstemming vertoont met het vastliggende schema. Predikanten die aan zulke mensen leiding moeten geven, benadrukken vaak de noodzaak van deze volgorde. (…)
Waar we in de eerste plaats mee te maken hebben bij het zelfonderzoek en bij onze benadering van anderen is de aard van het effectieve werk van God in de ziel. We mogen de stappen die de Geest genomen heeft om dat effect te bereiken voor Zijn rekening laten. Wij worden in de Schrift vaak opgeroepen om ons zelf te beproeven aan de vruchten, maar nergens aan de wijze waarop zij worden voortgebracht."
De Dordtse vaderen merken op over de wedergeboorte.
Hoofdstuk 3/4 artikel 12
Dit is de wedergeboorte, de vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de dood en levendmaking, die God zonder ons in ons tot stand brengt en waarover in de Schrift zo indrukwekkend gesproken wordt. God brengt deze wedergeboorte niet tot stand door alleen te laten prediken of een appel op ons te doen. Zij geschiedt niet op zo’n manier dat de mens, wanneer God voor zijn deel het werk voltooid heeft, nog steeds bij machte is al dan niet wedergeboren en bekeerd te worden. Nee, het is een volstrekt bovennatuurlijke, zeer krachtige en tegelijk zeer liefdevolle, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking. (...)
Artikel 13 merkt op over wat beschreven staat in artikel 12: 'Hoe dit in zijn werk gaat, kunnen de gelovigen in dit leven niet volledig begrijpen. Intussen vinden zij rust in de wetenschap en ervaring, dat zij door deze genade van God van harte geloven en hun Verlosser liefhebben'. Daar gaat het om!
1.9 Onzeker
De remonstranten leerden dat men nooit zeker kan zijn van het heil. Zekerheid zagen zij als een gevaar want dan wordt de mens zorgeloos. Een vaststaande verkiezing van eeuwigheid waarbij God alles doet maakt degenen die mogen weten dat ze verkoren zijn zorgeloos en de andere wanhopig en hopeloos.
Een aantal remonstranten stookte het kerkvolk op. De kennis was nog niet zo groot. Wel had men de Heidelbergse catechismus maar niet iedereen preekte daar uit. Dordt stelde dit verplicht om zo het volk te onderwijzen te samen met een goede vertaling van de Bijbel (inmiddels verouderd).
Onzekerheid is ook het kenmerk van de Roomse leer. Op het concilie van Trente (1546-1563) is men in gegaan op de nieuwe leer (nije leer) van de Reformatie(, was natuurlijk de aloude leer van de Schrift. Men vervloekte de personen (niet de leer alleen) die leren dat men zeker kan zijn van de zaligheid. Dat maakt mensen zorgeloos en men moet blijven werken met gebruikmaking van de genade en de sacramenten om te komen tot de rechtvaardigheid. Slechts enkelen kunnen zeker zijn van de zaligheid (in de Bijbel de apostelen) door een bijzondere werking en ervaring van de Geest. Maar dat valt weinige te beurt.
In de rechterflank staat de zekerheid van zalig worden ook op de tocht. Slechts enkelen geraken tot die zekerheid. De Heidelbergse catechismus is volgens hen een hoog bekeerde aan het woord. Men zwakt de Heidelbergse Catechismus erg af en komt met een eigen uitleg.
Het is goed om heel pastoraal te blijven (zie DL 1 artikel 16) want het beginnend geloof kan heel erg zwak zijn maar de prediking moet de zwak gelovige erop wijzen dat God het meent en deze niet werpen op zijn of haar bevinding. Van Gods kant zijn alle dingen gereed. De prediking moet de zwak gelovige zuigelingen dus opvoeden tot men een volkomen man wordt. Om daar te komen is de waarachtigheid van het aanbod en Gods trouw een belangrijke pilaar. Valt die om in de prediking dan wordt alles onzeker en de gelovigen terug geworpen op zijn of haar bevinding. Bevinding is echter een gevolg van Gods welmenend aanbod van genade en gaat er niet aan vooraf. Geloof heeft vele namen zoals zoeken hongeren, dorsten maar ook vertrouwen. Het geloof heeft daden en niet elke daad omvat het volledig vast vertrouwen volgens Comrie (zie
http://www.500jaarluther.nl/comrie-en-het-abc-van-het-geloof.html).
1.10 Nu is het de welaangename tijd. NU is het de dag van zaligheid.
Luther spijkerde op 31 oktober 1517 95 stellingen op slotkapel in Wittenberg, Dat was een goed gekozen tijd want de volgende dag 1 november was het Allerheiligen en dus een feestdag en 2 november Allerzielen. Veel mensen zouden zij stellingen lezen. Deze twee feesten laten zien bij wie de roomsen de zaligheid zochten: 1 november bij de heiligen en niet bij de Heiland en met als gevolg dat men op 2 november missen hield voor alle zielen (van de kerk) die overleden waren en die bij hun sterven niet wisten waarheen zij reizen zouden (dat was bijna iedereen). Men zong dan voor de doden het zogenaamde requiem (een lied met de bede om rust: requiem) Requiem æternam dona eis, Domine/Geef hun (gestorvenen) eeuwige rust, Heere'. Veel beter had men kunnen zingen: Requiem æternam dona NOBIS: geef eeuwige rust aan ONS (levenden). Maar Rome suste de mensen in slaap. De Schrift stelt echter dat men ook te laat kan bidden: Heere (Domine) Heer (Domine)doe ons open (Mattheus 25:11). Namelijk als de deur (van de levenstijd op aarde) gesloten is (Mattheus 25:10). De Reformatie brak met de missen voor de doden en stelde dat men aan deze zijde van het graf met God verzoend kan en moet worden. Rome liet de mensen in hun waan en stelde het kan ook na de dood nog goed komen want wij hebben nog missen voor de doden. De Reformatie wees de mens op de genadetijd in het hier en nu. 'Let op/ zie! NU is het de zeer aangename/ welaangename tijd. Let op/zie! op NU is het dag van zaligheid' schreef Paulus aan de gemeente van Korinthe (2 Korinthe 6:2).
1.11. Een (post)modern doelloos leven of een bijbels levensdoel?
Eind 18de eeuw leefde in Duitsland de filosoof Immanuel Kant. Kant zei dat God wel te denken valt maar niet te kennen. Dus God is denkbaar dat nog wel maar niet kenbaar. Eind 19de eeuw stelde de Duitse filosoof Nietzsche dat God dood was en eigenlijk niet bestond. God valt weg te denken ja meer hij bestaat gewoon niet. Nietzsche ging dus weer een stap verder dan Kant (het hellend vlak). Nietzsche had weliswaar gezegd dat een mens zelf zijn leven moet invullen (geen slavenmoraal en luisteren naar Boven zoals bij het christendom maar herenmoraal, eigen baas zijn en niemands knecht) maar dat thema had hij nog niet helemaal uitgewerkt.
Jean Paul Sartre leefde halverwege de 20ste eeuw en hij nam het thema dat Friedrich Nietzsche aangereikt had op, samen met zijn echtgenote Simone de Beauvoir (een feministe) met wie hij een vrije relatie had (zonder een gezin op te bouwen). Volgens Sartre was er geen God en had het leven geen vooraf bepaald plan. Alles is toevallig (contingent). Elk individu moet daarom zijn eigen leven scheppen. Er is volgens hem geen natuurlijk orde maar de maatschappij en religie vormt mensen...maar dat moet men niet toelaten. Het is angstaanjagend om vrij te zijn en daarom kiezen mensen de veilige weg die van de maatschappij of religie. Sartre pakte de vrijheid met beide handen (zie Tête-à-tête Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre portret van een relatie blz 37).
In de jaren 60 van de vorige eeuw brak dit idee in ons vaderland door maar het gaf ook veel verwarring. Natuurlijk zijn er ook goede kanten aan dit soort ontwikkelingen. De vrouw is geen slaaf van de man enzovoorts. Maar de kerken liepen leeg of de kerken bewogen mee. Men combineerde planmatige schepping en toevallige evolutie met elkaar. Men werd niet alleen baas in eigen buik maar zelfs baas in eigen Boek (Bijbel). Wat men niet geloofde, streepte men weg.
Echter ook op dit punt kunnen we van Dordt leren. Het leven is niet doelloos. God heeft een reddingsplan met de gevallen mens en wie tot het geloof komt, mag weten dat Gods plannen niet falen. Ja die is eeuwig in Gods hand en dus veilig wat de toekomst ook mag brengen... Zonde, wereld, dood en graf hebben niet het laatste woord. Wie in het geloof op Jezus ziet die vreest voor dood en helle niet...
1.12. Leestip en internet:
De Heilige oorlog (The holy war) van John Buyan. Bunyan laat zien hoeveel moeite God en Jezus moeten doen om de stad mensenziel in te winnen maar God blijft die moeite te doen. Hij laat Zijn werk en Kerk niet los...
'Dicht bij Dordt' ds. A. C. Uitslag http://www.hertog.nl/artikel/9789033129407/Dicht-bij-Dordt/
Prekenserie over de DL op het internet van ds. C.G Vreugdenhil
2. Vragen (thuis maken)
Leerdoel:
Hoofdstuk 5 artikel 4: Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden. Toch werkt God bij de leiding van hun leven niet altijd zo in de bekeerden, dat zij in sommige gevallen door hun eigen schuld niet zouden kunnen afdwalen van de weg waarop zij genadig geleid worden; zij worden dan verleid door hun zondige begeerten en volgen die. Daarom moeten zij voortdurend waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. Wanneer zij dit niet doen, bestaat niet alleen de mogelijkheid dat zij door het vlees, de wereld en de satan meegesleept worden en tot zware en afschuwelijke zonden gebracht worden, maar gebeurt het ook werkelijk dat zij daarin – en God laat dit rechtvaardig toe – soms worden meegesleept. Dit wordt ons duidelijk aangetoond in de Schrift, waar beschreven staat, hoe treurig David, Petrus en andere heiligen in zonde gevallen zijn.
Artikel 4 van hoofdstuk 5 zegt: Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden.
1. Is dit in overeenstemming met Johannes 10:27-30?
Hoofdstuk 5 artikel 10: Deze zekerheid komt dus niet voort uit een of andere speciale openbaring zonder of buiten het Woord, maar uit het geloof in Gods beloften, die Hij in zijn Woord zo overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft. Zij komt ook voort uit het getuigenis van de Heilige Geest, die met onze geest getuigt, dat wij Gods kinderen en erfgenamen zijn, en tenslotte hieruit, dat de gelovigen zich met heilige ernst toeleggen op een goed geweten en goede werken.
2. In hoofdstuk 5 artikel 9: 10 stelt dat de gelovigen zeker kunnen zijn van deze volharding. Hoe kan dat volgens dit artikel?
2.2. De leer van de zekerheid van de volharding maakt niet zorgeloos
Hoofdstuk 5 artikel 12 Deze zekerheid van de volharding verleidt de ware gelovigen beslist niet tot hoogmoed en zondige zorgeloosheid. Integendeel, hieruit komen voort nederigheid, kinderlijke eerbied, een godvrezend leven, vurige gebeden, standvastigheid in alle strijd, in het kruis dragen en in het belijden van de waarheid en ook blijvende blijdschap in God. Het overdenken van die weldaad is voor hen juist een aansporing zich ernstig en voortdurend te oefenen in dankbaarheid en goede werken Dit blijkt immers uit de getuigenissen van de Schrift en de voorbeelden van de heiligen.
Hoofdstuk 5 artikel 13 Bij hen die weer opgericht worden, nadat zij in zonde gevallen zijn, herleeft het vertrouwen te zullen volharden. Maar dat veroorzaakt zeker geen zorgeloosheid en slordigheid in de dienst van God. Nee, zij zorgen er juist des te meer voor, nauwgezet op de wegen van de Here te blijven.
1. Wie stellen dat de leer zekerheid van de volharding christenen zorgeloos maakt en waarom is dit volgens de Dordtse vaderen niet het geval (zie bovenstaande artikelen)?
2.3. De heerlijke troost van de verkiezing
Hoofdstuk 5 artikel 10 En als Gods uitverkorenen in deze wereld de vaste troost dat zij de overwinning zullen behouden, moesten missen en zonder dit onbedrieglijke onderpand van de eeuwige heerlijkheid moesten leven, dan zouden zij de beklagenswaardigste van alle mensen zijn.
Hoofdstuk 5 artikel 15 Deze leer dat de ware gelovigen en heiligen zullen volharden en daar zeker van mogen zijn, heeft God tot eer van zijn naam en tot troost van allen die Hem vrezen, zeer overvloedig in zijn Woord geopenbaard en Hij prent die in de harten van de gelovigen in.
1. De leer van de zekerheid van de volharding is volgens Dordt een troostleer.
Kun jij je daar in vinden en wat is eigenlijk deze troost (denk aan de heilsonzekerheid van Rome en de remonstranten)?
Hoofdstuk 5 artikel 15 vervolg: Weliswaar wordt deze leer door het vlees niet begrepen, door de satan gehaat, door de wereld bespot, door onkundige mensen en huichelaars misbruikt en door dwaalgeesten bestreden, maar de bruid van Christus heeft haar altijd als een schat van oneindige waarde innig liefgehad en standvastig verdedigd. God zal ervoor zorgen, dat zij dit ook zal blijven doen; tegen Hem kan geen plan iets uitrichten en is geen enkele macht opgewassen. Deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen
2. Hoe kan men de troostleer van de volharding van de heiligen misbruiken?
3. Hoe beginnen de hoofdstukken 1,2, 3/4, 5 en hoe eindigen de hoofdstukken van de Dordtse leerregels (positieve zijde)? Let op de laatste verzen van hoofdstuk 1, 2, 3/4, 5. Is dit slotakkoord terecht?
2.4. Dordt bespot en veracht
Da Costa schreef in zijn geschrift 'Bezwaren tegen de geest van deze eeuw' : Hoe velen beschimpen en bespotten niet de Dordtsche Synode, die niet eens weten in welke eeuw dezelve by een geroepen is, althans die zich nimmer de moeite gegeven hebben van het aldaar gebeurde met aandacht na te gaan'
1. Iemand zegt: de Dordtse leerregels zijn star en heel dogmatisch. Ik heb genoeg aan mijn Bijbel. Wat kan de reden zijn dat iemand zo denkt en wat zou je hem antwoorden en aanraden te doen? Wat heb je zelf geleerd van deze leerregels?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voor de pauze gezamenlijk mag je voorbereiden maar hoeft niet . Wel printen en meenemen.
.1. Johannes 10:22-30
22 En het was het feest der vernieuwing des tempels te Jeruzalem; en het was winter.
23 En Jezus wandelde in den tempel, in het voorhof van Salomo.
24 De Joden dan omringden Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt Gij onze ziel op? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons vrijuit.
25 Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd, en gij gelooft het niet. De werken, die Ik doe in den Naam Mijns Vaders, die getuigen van Mij.
26 Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb.
27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.
28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.
29 Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders.
30 Ik en de Vader zijn een.
1.2. Johannes 15:1-7: 1 Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.
2 Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.
3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
4 Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.
5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
6 Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
7 Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.
1.3. Johannes 10:28 de Vader en Zoon houden de schapen stevig in hun hand: dubbele houdgreep
Johannes 15 benadrukt de verantwoordelijkheid namelijk het blijven in Hem
Wat betekent het om als rank in de wijnstok te zijn?
Is dat door de doop en het genadeverbond? Of door wedergeboorte?
In dat laatste geval kan men nooit meer van Hem gescheiden worden (Johannes 10:28). Johannes 15:6 wijst erop dat men nog kan afvallen. Hier lijkt dus sprake te zijn van een inenting van alle leden door het woord en de doop.
Men moet wel sappen trekken uit Hem. Dat is gebruikmaken van Zijn genade en beloften
anders kan men geen vrucht dragen. Met moet dan wel met Hem verbonden blijven. Wie geen sappen trekt
uit Christus wordt als een onvruchtbare rank geworpen in het vuur.
2. Stellingen juist/ onjuist
Stelling 1
3/4 artikel 17
De almachtige werking van God waardoor Hij ons natuurlijk leven voortbrengt en in stand houdt, sluit het gebruik van middelen (usus mediorum) niet uit, maar vereist die juist. Daarmee heeft God immers naar zijn oneindige wijsheid en goedheid zijn kracht willen uitoefenen. Zo is het ook met de bovennatuurlijke werking van God waardoor Hij ons opnieuw geboren doet worden: deze sluit niet uit en neemt evenmin weg het gebruik van het evangelie, dat de wijze God tot zaad van de wedergeboorte en voedsel voor de ziel bestemd heeft.
Dordt stelt in DL3/4 artikel 17 (zie hierboven het artikel) dat de inspanning van de kerkmensen om zalig te worden door het gebruik van de middelen vrucht op leveren. Juist/ onjuist
Stelling 2
3/4: 17 vervolg: De apostelen en de leraars die hen hebben nagevolgd, hebben het volk over deze genade van God eerbiedig onderwezen om God te eren en alle menselijke hoogmoed neer te drukken. Intussen hebben zij toch niet nagelaten, de mensen met het heilig onderwijs van het evangelie te houden onder de bediening van het Woord, van de sacramenten en van de kerkelijke tucht.Daarom moeten ook nu zij die in de gemeente onderwijzen of onderwezen worden, het beslist niet wagen God te verzoeken, door te scheiden wat Hij naar zijn welbehagen voor altijd heeft willen samenvoegen. Want door al dat onderwijs wordt de genade geschonken en hoe meer wij ons inzetten bij het volbrengen van onze roeping, des te heerlijker openbaart zich het heilzaam werk van God in ons en zo gaat zijn werk des te voorspoediger voort.
Zowel om de middelen als om de heilbrengende vrucht en kracht daarvan komt alleen aan deze God toe alle eer tot in eeuwigheid. Amen.
Genade en genademiddelen zijn twee aparte zaken. Gods werkt de genade maar dit kan Hij doen zonder de middelen. Is deze stelling waar volgens dl 3/4: 17 of niet waar?
Stelling 3
3/4 artikel 17 De almachtige werking van God waardoor Hij ons natuurlijk leven voortbrengt en in stand houdt, sluit het gebruik van middelen (usus mediorum) niet uit, maar vereist die juist. Daarmee heeft God immers naar zijn oneindige wijsheid en goedheid zijn kracht willen uitoefenen.
Bekijk artikel 17 van hoofdstuk 3/4 en beantwoord de stelling: Er is geen enkel verband tussen bezwaren tegen inenten (de middelen gebruiken) en bezwaren tegen het aanbod van genade (middelen gebruiken). juist/onjuist
Invoering van de Statenvertaling
Vervolgens was het zaak de nieuwe vertaling ingang te doen vinden. Zoals bij elke verandering moest ook nu de nodige weerstand overwonnen worden: bevatte de oude vertaling (Deux- Aes Bijbel) niet alles wat voor de zaligheid van node was? Had men al die jaren soms over een valse Bijbel beschikt? Dit was toch slechts een onnodige nieuwigheid, waaruit meer kwaads dan goeds zou voortkomen?!
Op de meeste plaatsen in ons land werkten overheid en kerk eendrachtig samen bij de invoering van de Statenbijbel. De Groningers gaven het goede voorbeeld. Reeds in 1638 was elke kerk in deze provincie van twee nieuwe Bijbels voorzien. De Amsterdammers vertraagden echter zoveel als mogelijk was. Zij konden maar moeilijk verkroppen dat de nieuwe "overzetting" voorlopig alleen in Leiden en niet in hun stad gedrukt mocht worden. De stadsregering van Amsterdam stond haar drukkers daarom zelfs toe, nadrukken te maken met verkorte kanttekeningen. Dat dit tot de nodige wrijvingen met de Leidenaren heeft geleid, zal niemand verbazen.
Gelderland was het gewest waar de invoering de meeste tijd heeft gekost. De Gelderse synode had in 1638 bepaald, dat men overal de nieuwe vertaling met de meeste zachtheid en discretie in gebruik zou doen nemen. In de steden verliep de vervanging vlot, maar op het platteland was het enthousiasme beduidend geringer.
De remonstrantse dichter Jacob Westerbaan liet in 1655 duidelijk merken dat hij weinig waardering kon opbrengen voor het werk van de statenvertalers. Zo schreef hij: maar al zijn de woorden aldaar duytsch [= Nederlands] zo valt even-wel is de zin op vele plaatsen duister, omdat het Hebreeusch-duytsch, of verduytscht Hebreeusch is, dat om de eigen manier van spreken in die Hebreeuwse taal als het van woord tot woord is vertaald nog wel duister blijven kan. Volgens Westerbaan waren de statenvertalers dus te dicht bij het Hebreeuws gebleven, waardoor moeilijk te begrijpen Nederlands was ontstaan. De dichter vertolkte echter het gevoelen van een minderheid. Verreweg de meeste mensen waren blij met deze "getrouwe overzetting".
Stelling 4
Invoering van een nieuwe vertaling levert altijd weerstand op. Juist/onjuist
3. The golden chain, de gouden ketting van het heil (William Perkins)
Romeinen 8:29 Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, het beeld Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen 30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Dit stukje staat in de Romeinenbrief na Romeinen 7 de geestelijke strijd op leven en dood, merkt Luther op. Gelukkig houdt Jezus als goede Herder de gelovige vast die anders in de strijd zou omkomen: Ik ellendig mens. Wie zal mij verlossen? Die strijd is heel persoonlijk en men denkt er alleen voor te staan. Om die reden sprkeet Paulus in de ik vorm...
Meteen na de gouden ketting volgt het lied van de overwinning
31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn. 32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? 33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt 34 Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt. 35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
4. Dordt leert geen afval van de heiligen maar wel een verval van de heiligen.
We lezen in Klaagliederen 4: 1 Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen van het heiligdom vooraan op alle straten verworpen! 2 Beth. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers!
We kijken en vergelijken het leven van koning David en koning Achab. Is er een overeenkomst tussen David die in de zonde viel met Batseba de vrouw van Uria en Achab die de wijngaard van Naboth inpikte? Welke gevolgen hadden deze zonde voor het de gezinnen van beide koningen? Zie 2 Samuel 11 en 12 en 1 koningen 21. Gebruik daar bij de begrippen David en de vrouw van Uria Achab en de wijngaard van Nabot.
5. Testvragen
1. Simon Episcopius was de woordvoerder van de remonstranten tijdens de synode en hij hield lange redevoeringen, draaide om de hete brij heen en was hoogleraar in Leiden. Juist/onjuist
2. De remonstranten wilden een conferentie met een gezamenlijk overleg over hun remonstrantie maar waren boos dat ze op de synode gedaagd werden en erkenden de synodeleden niet als hun rechters. Juist/onjuist
3. Leden van de synode werden onder ede gesteld. Ze moesten onder ede zeggen dat ze zich zouden houden aan Gods woord en niet aan menselijke opvattingen. juist/onjuist.
4. De synode verliep zeer roerig. De remonstranten wilden hun standpunt niet verdedigen en later toen zijn werden weggezonden hadden de contraremonstranten ook stevige debatten over het opstellen van de contraremonstrantie. juist/onjuist.
5. Bogerman drong erop aan dat de leerregels vooral pastoraal en begrijpelijk moesten zijn voor het kerkvolk. Toch werden zij allereerst opgesteld in het Latijn en er was veel debat over de uiteindelijke tekst. Bogerman heeft niet zijn zin gekregen. Hij was de enige die zo dacht. Juist/onjuist.
6. In het voorwoord lezen we hoe God met zijn kerk was die net was ontkomen uit de Roomse kooi en nu weer in gevaar was gekomen. Op de synode kon het er stevig aan toegaan. Gomarus maakte nogal eens ruzie en ook Sibrandus Lubbertus was niet een makkelijk man. Gomarus kreeg een aanvaring met de theologen uit Bremen. Die dreigden op te stappen en een boek uit te geven over de laakbare praktijken van enkele leden van de synode. Dat zou de synode geen goed hebben gedaan. Men wist de zaak te sussen. In de acta heeft men deze ruzie weergegeven als een dispuut om de zaak toe te dekken. Deze historische kant heft het feit niet op dat de goede Herder erbij was. Dat blijkt uit de mooie afloop: de leerregels. Juist/onjuist
7 De remonstrant Johannes Wtenbogaert betoogde in zijn 'Kerckelicke historie' uit 1646 dat de remonstrantse predestinatieleer uit de vroege zestiende eeuw dateerde. Een man als Cornelis Hoen zou deze leer ook hebben vertolkt. Wtenbogaert probeerde ver na de synode nog zijn gelijk te halen. Hier tegenover plaatste de contraremonstrant en synodelid Jacobus Trigland zijn 'Kerckelijcke geschiedenissen' in 1650. Dus vier jaar later. Trigland stelde dat de vrome en de godzalige Hoen de remonstrantse gevoelens niet vertolkte. Dit laat zien dat het schrijven van boeken over kerkhistorische personen niet puur informatief is. Het gaat soms om het eigen gelijk of om de eigen visie te onderbouwen. Juist/onjuist.
6. We bekijken de vragen in 2 groepjes
Zelf neem ik geen deel aan de vraagbespreking om jullie inbreng te vergroten.
7. We kijken gezamenlijk of we uit de vragen zijn gekomen en we bespreken eventueel de volgende vraag plenair
2. Iemand zegt: de Dordtse leerregels zijn star en heel dogmatisch. Ik heb genoeg aan mijn Bijbel. Wat kan de reden zijn dat iemand zo denkt en wat zou je hem antwoorden en aanraden te doen? Wat heb je zelf geleerd van deze leerregels?
Voor de liefhebbers
The Canons of Dort had not only defenders, moderate accepters, and offenders, but also critical accepters. One of these was Herman Friedrich Kohlbrugge (1803-1875). In the first part of this article this agreement with the doctrine of Dort is investigated. It appears that he accepted the reformed tradition, including the doctrine of predestination, and disagreed with the Arminian interpretation of grace. In the second part of this article, Kohlbrugge's criticism of Dort is highlighted and placed in context; an analysis which leads one to a deeper understanding of the way in which Kohlbrugge accepted the theological and spiritual content of Dort. The article concludes that Kohlbrugge remained faithful to the Canons of Dort throughout his life, that he understood the Canons to be an interpretative explanation of the Belgic Confession and the Heidelberg Catechism, and that he interpreted the Canons of Dort in a dynamic Christ-centred way.
https://research.vu.nl/en/publications/dort-outwitted-by-the-remonstrants-kohlbrugges-evaluation-of-the-
Dr de Lind van Wijngaarden als waarschuwend voorbeeld
Hij was een van de oprichters van de Hervormde Bond tot behoud van de orthodoxie in de Hervormde kerk.. Promoveerde op Walaeus statenvertaler (Nieuwe Testament) en stond aanvankelijk in de lijn van Dordt. Hij schreef mooie boeken zoals 'De staf van Aaron, 'Betlehems bornput' maar gleed weg naar de alverzoening. Niemand zal uiteindelijk verloren gaan of men gelooft of niet. Wie niet gelooft zal een tijdje naar de hel gaan maar dan toch weer mogen komen in de hemel.
https://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog06_01/bie_005biog06_01_0014.php
Beste cursisten,
Gaarne dit document kopiëren/uitprinten en meenemen op 8 juli 2023
Huiswerk:
Lezen 1.1. tot en met 1.12 en maken onderstaande vragen bij 2.1 tot en met 2.4.
Lezen hoofdstuk 5 van Dordtse leeregels en slotwoord
1. De troost van de verkiezing
Leerdoelen leesstukjes 1.1-1.8:
- ontdekken dat de leer van de verkiezing een troostleer is voor gelovigen die veelal ten dode wankelen vanwege hun inwonende zonden (indwelling sins).
- het optreden van de remonstranten tijdens de synode en het waarom van het wegsturen van hen
- hoe het afliep met de remonstranten als waarschuwend voorbeeld voor ons om niet de Bijbel op eigen manier te lezen maar om vooral ook te luisteren naar de stem van de Gereformeerde Kerk... verwoordt in de Dordtse leerregels, de catechismus en de Nederlandse geloofsbelijdenis
- De diverse reacties op de leerregels. Ze worden verstaan en bezongen maar ook misbruikt of (deels) verwaarloosd en soms zelfs geheel en al verguisd.
- Gods werk in het hart van een zondaar mag men niet maken tot een vast schema.
- het verschil ontdekken tussen het hedendaagse (post)moderne levensgevoel waarin de mens zijn leven bepaalt en zin moet zien te geven en anderzijds Gods onwrikbare heerlijke en heilzame heilsplan met de gevallen mens in het algemeen en Zijn kinderen in het bijzonder
1.1. Wat aan de orde komt
Kan iemand vallen in de zonde en toch een kind van God zijn? Voor wie is de leer van de verkiezing een troost? Dit soort vragen willen we in deze les beantwoorden. Wat zou dat overigen voor Simson, David en Petrus hebben betekend als God hen niet vast hield. Daar willen we in deze les bij stilstaan. Jezus als de goede Herder heeft van Zijn schapen gezegd: 'Niemand kan ze uit Mijn hand rukken (Johannes 10:29). De volharding is heel pastoraal. Zijn onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen... maar het kan er soms op lijken dat ze nog verloren gaan. Welk verschil is er tussen David en Achab of Petrus en Judas? Matthew Meade zegt in zijn boek 'De bijna christen ontdekt' dat de ongelovige soms een betere levenswandel heeft dan de godzalige. De kinderen van duisternis wandelen soms voorzichtiger dan de kinderen van het licht. Jeremia klaagde in Klaagliederen: Hoe is het goud verdonkerd!
1.2. Enkele leerregels
Hoofdstuk 5 artikel 1
Degenen die God naar zijn voornemen roept tot de gemeenschap met zijn Zoon, onze Here Jezus Christus, en door de Heilige Geest opnieuw geboren doet worden, verlost Hij wel van de tirannie en slavernij van de zonde. Maar Hij verlost hen in dit leven niet helemaal van het vlees en het lichaam der zonde
Hier ligt de oorzaak van het vallen in de zonde van de heiligen. Gods werkt zijn genade niet volledig uit in Zijn kinderen maar Hij stelt hen wel verantwoordelijk. Dat lezen we in artikel 4 en 5. In 6 lezen we ook iets van Gods barmhartigheid. Luther noemde de gelovige: tegelijk/ zowel rechtvaardig en/als zondaar (simul justus et peccator)
Hoofdstuk 5 artikel 4
Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden. Toch werkt God bij de leiding van hun leven niet altijd zo in de bekeerden, dat zij in sommige gevallen door hun eigen schuld niet zouden kunnen afdwalen van de weg waarop zij genadig geleid worden; zij worden dan verleid door hun zondige begeerten en volgen die. Daarom moeten zij voortdurend waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. Wanneer zij dit niet doen, bestaat niet alleen de mogelijkheid dat zij door het vlees, de wereld en de satan meegesleept worden en tot zware en afschuwelijke zonden gebracht worden, maar gebeurt het ook werkelijk dat zij daarin – en God laat dit rechtvaardig toe – soms worden meegesleept. Dit wordt ons duidelijk aangetoond in de Schrift, waar beschreven staat, hoe treurig David, Petrus en andere heiligen in zonde gevallen zijn.
Hoofdstuk 5 artikel 5
Met zulke grove zonden wekken zij Gods toon in hoge mate op; zij verdienen opnieuw de dood; zij bedroeven de Heilige Geest; zij oefenen zich een tijdlang niet meer in het geloof; zij brengen grote schade toe aan hun geweten en ervaren soms voor een tijd de genade niet meer. Eerst wanneer zij door ernstig berouw op de goede weg terugkeren, doet God zijn vaderlijk aangezicht weer over hen lichten.
Hoofdstuk 5 artikel 6
Want God, die rijk is aan barmhartigheid, neemt naar het onveranderlijk voornemen van de uitverkiezing de Heilige Geest niet helemaal van de zijnen weg, zelfs niet wanneer zij zo treurig in zonde zijn gevallen. Hij laat hen ook niet zo diep vallen, dat zij de genade van de aanneming tot kinderen en de staat van de rechtvaardiging verliezen, of dat zij de zonde tot de dood of de zonde tegen de Heilige Geest bedrijven en helemaal door God verlaten, zich in de eeuwige ondergang storten.
1.3 Augustinus en de volharding
Augustinus schreef een geschrift tegen hen die meenden dat de volharding een inspanning van de mens zelf is. Dit geschrift heet 'Over het geschenk van de volharding' (De dono perseverantiae). Augustinus zag de volharding als een heerlijk werk en geschenk van God. Hij houdt de gelovigen staande en op koers.
Volgens Augustinus heeft God de mens valbaar geschapen en de mens is vervolgens herstelbaar gevallen. Er is gelukkig nog eens staat van herstel mogelijk dankzij Gods genade. Gods genade herstelt de mens maar die mens kan nog steeds zondigen zonder af te vallen maar wel te vervallen. Maar in de staat van de heerlijkheid is de mens volledig onvalbaar en onvervalbaar hersteld. Deze staat is dus nog heerlijker dan die van Adam in het paradijs omdat die nog kon zondigen en op aarde omdat men dan nog kan vervallen in de zonde (David, Simson). Het is dan een eeuwig gelukkige staat waarvan geldt: niet kunnen zondigen (non posse peccare) dus nooit meer gescheiden van Gods gunst en gemeenschap.
Zie https://www.monergism.com/thethreshold/articles/onsite/four-fold.html voor Augustinus' invloed op Thomas Bostons werk 'De viervoudige staat' (Human nature in fourfold state)
1.4. De Schrift ten aanzien van de volharding
1.4.1 Volhouden tot het einde is een opgave voor de gelovigen en een gave van God
De volharding is in de Schrift een opgave: 'Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen (Openbaring 3:5). Dit voorkomt zorgeloosheid maar de volharding is ook een gave, een geschenk want de goede Herder zegt 'Niemand zal ze(de schapen) uit Mijn hand rukken' (Johannes 10:28). Dit voorkomt moedeloosheid bij de dwaalzieke schapen. Ook God de Vader staat garant voor de schapen (Johannes 10:29): 'En niemand kan ze rukken uit de hand van Mijn Vader.' Calvijn merkt troostvol op naar de gelovige lezers van zijn commentaar op het evangelie van Johannes: 'De zaligheid van de vromen hangt niet af van het goeddunken van de vijanden. De vijanden moeten eerst God (de Vader en de Zoon) overwinnen, willen ze ons kunnen treffen'.
Hier (Johannes 10:28 en 29) zien we de twee handen van God (Vader en Zoon) waarmee Hij de Zijnen vasthoudt. Denk ook aan de hand van de engelen (dit deden zij namens God) die Lot meetrokken uit Sodom (Genesis 19:16) maar ze wijzen dan ook weer op zijn verantwoordelijkheid als zij hem de opdracht geven: ' Behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt (Genesis 19:7b).
1.4.2. De krachtige aansporing van de schrijver van het boek Hebreeën
De schrijver die zijn brief schreef aan de Hebreeën is een bewogen en bezorgd man. In Hebreeën 3 heeft hij het volk Israel getekend als waarschuwend voorbeeld. Waarom gingen zij niet in, in het land van de rust? Omdat ze ongelovig waren. In hoofdstuk 4 spoort hij zijn gemeenteleden aan ('laat ons' is kenmerkend voor zijn aansporende stijl). Hij zegt: 'Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u zal schijnen achtergebleven te zijn. Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben'. Let op hij spoort heel de gemeente aan met zijn kenmerkende stijl 'laat ons' en hij is bang dat er slechts iemand dus eentje niet zal ingaan in de rust. Eentje die achterblijft en niet de loopbaan loopt die ook de heiligen zijn gegaan in het bloedspoor van de grote Hogepriester op weg naar het land van de eeuwige rust. Dat is wat anders dan dat men bidt of er nog eens eentje mocht worden toegebracht... We moeten ons zorgen maken dat er zelfs eentje van ons gezin (incluis wij), van onze familie en van onze gemeente schijnt achter te blijven (de schijn wekt) en dat die niet zal ingaan in de eeuwige rust. Wat een huiswerk heeft een christen!!
1.5 Internet:
De oorzaak van het verval van de heiligen is de inwonende zonden bij de heiligen die weer tot uitbraak komen.
Spurgeon en de Puriteinen noemden dit de de indwelling sins (Je kunt de preek van Spurgeon over de inwonenden zonde, geschreven in het Engels na lezen als je daar behoefte aan hebt op internet: https://www.spurgeon.org/resource-library/sermons/indwelling-sin#flipbook/ )
Citaat uit deze preek: It is a doctrine, as I believe, taught us in Holy Writ, that when a man is saved by divine grace, he is not wholly cleansed from the corruption of his heart.
1.6. Hoe het afliep met de remonstranten
Zij werden in januari 1619 door Bogerman weggezonden met de legendarische woorden: exite exite dimittimini jullie moeten vertrekken (2x) jullie worden weggezonden. Zij kwamen overigens al te laat op de synode namelijk in december 1618 toen de synode al even aan de gang was. De synodeleden zwoeren tijdens de synode God dat ze alleen de Bijbelse waarheid zouden voorstaan maar de remonstranten erkenden de synode niet en zagen de contra-remonstranten als intolerante scheurmakers. Zij wilden hun remonstrantie niet verdedigen maar slechts een gesprek erover. Zij werden echter gedaagd voor en door de synode en kwamen in het midden van de zaal te zitten. Op het verzoek van de voorzitter om hun bezwaar tegen de catechismus en de Nederlandse geloofsbelijdenis te onderbouwen vanuit de Schrift kwam geen behoorlijke reactie. Men erkende zogenaamd alleen de Schrift... maar men kon zich vanuit de Schrift niet verdedigen. Hun woordvoerder Simon Episcopius kwam om die reden met allerlei uitvluchten.
- Ds Nicolaas Schotsman verhaalt in een van zijn herdenkingspreken in 1819 hoe in de Grote Kerk van Dordt door de plaatselijke predikant en synodelid Balthasar Lydius de vergadering werd geopend (met een indrukwekkende preek waarin Gods zegen gevraagd werd). Toen werd de volgende dag Bogerman gekozen als voorzitter (preses).Toen de vergadering ordelijk was samengesteld besloot men om 13 voornaamste remonstranten door brieven aan te schrijven met het verzoek dat ze binnen 14 dagen voor de synode zouden verschijnen om hun gevoelen duidelijk te maken. Ze lieten op zich wachten en daarom vergaderde men over andere zaken en men kwam onder andere tot het besluit om de Bijbel te vertalen. Uiteindelijk verschenen de remonstrantse predikanten. De synodeleden stelden een voor een met een plechtige eed dat ze alleen het Woord van God als richtsnoer zouden hanteren. Deze plechtige gebeurtenis maakte geen enkele indruk op de remonstranten... Zij erkenden de synode niet en zagen hen als vijanden van de waarheid en als scheurmakers... Zij wilden nog zelf een tweede synode oproepen met een gelijk aantal leden en ze wilden hun eigen voorzitter en scriba hebben. De gehele vergadering inclusief de buitenlandse gasten was verbijsterd over hun aanmatiging... (bron: Dr. C.R. van den Berg 'Nicolaas Schotsman en zijn Eere-zuil. De Dordtse synode1618-1619 herdacht')
Na de synode stichtte de gevluchte Uittenbogaard (hij was niet op de synode uit angst om opgepakt te worden als een opstandeling net als Oldenbarnevelt. Episcopius verving hem en was woordvoerder) in Antwerpen in 1525 'De Remonstrantse Broederschap'. Enkele jaren later werd in Amsterdam een remonstrants seminarium gesticht en gedoogd. Later werd dit verplaatst naar de door de verlichting modern geworden universiteit van Leiden. Zodoende schoven de remonstranten ten tijde van de verlichting mee met de moderne Schriftvisie want zij pasten de inhoud van het geloof aan, aan de moderne Bijbel-onderzoeken. Het klassieke belijden van de Schrift kwam steeds meer onder druk te staan. Ook de leer van Drie-eenheid liet men varen te samen met de wonderen en heilsfeiten... Men sloeg steeds meer het pad van de vrijzinnigheid in onder het mom van goed Schrift-onderzoek. Veel jongeren trokken weg en men vergrijsde want de vrijzinnigheid heeft geen kinderen. Lege preken, lege banken. Wat dus eerst begon met kritiek op de belijdenisgeschriften eindigde in kritiek op de Schrift zelf. Wie meent zelf te kunnen geloven zal vroeg of laat ook de geloofsinhoud aanpassen. Het ene heeft het andere tot gevolg. Wat overblijft is een beetje geloven... maar dat kan men ook uitstekend buiten de kerk. (bronnen: Dr. C.R. van den Berg 'Nicolaas Schotsman en zijn Eere-zuil. De Dordtse synode 1618-1619 herdacht' , Redactie W.B. Drees 'Een beetje geloven. Actualiteit en achtergronden van het vrijzinnig christendom en Lucie N.K. van Aken De Remonstrantse Broederschap in verleden en heden)
1.7.De Dordtse leerregels bezongen en verguisd. Gods hand en ons vaderland
1.7.1. De leerregels voor gelezen
Op 6 mei 1619 zat de Grote Kerk in Dordt vol met mensen. In deze Grote Kerk werd in november 1618 de synode door de plaatselijke predikant en lid van de synode Balthasar Lydius geopend met een indrukwekkend gebed om Gods wijsheid en licht. Op 6 mei werd de synode afgesloten door het voorlezen van de Dordtse leerregels. Aan deze leerregels had een kleine commissie gewerkt. Er waren onder andere twee Engelse theologen bij betrokken en een aantal Nederlandse theologen zoals Bogerman, Polyander, Trigland en Walaeus. De scriba van de synode, Festus Hommius las de leerregels voor. Mooi moet dat geklonken hebben in de Grote Kerk van Dordt waar veel belangstellende gemeenteleden waren...
De leerregels aan de positieve zijde beginnen in het menselijke dal (opmerking van ds C den Boer in zijn boek 'Om 't eeuwig welbehagen') en eindigen elk hoofdstuk met de lofzang op Gods genadewerk. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt de mens er buiten gezet van diens kant om vervolgens deze mens op te wekken om door Gods genadige aanbod deel te krijgen aan Gods eeuwige gemeenschap en dan volgt aan het einde van elk hoofdstuk een lofprijzing. Alle menselijke roem sluit Dordt uit maar die roemen wilt die moet roemen in God en in Zijn Zoon die naar de aarde kwam voor doodschuldige zondaren.
1.7.2. Het gebed van Bogerman om rust in land en kerk en de latere onrust.
Tenslotte eindigde Bogerman met gebed en vroeg God of Hij de rust in de kerk en in het land weer terug wilde geven en of Hij hen die afgedwaald waren van de gereformeerde leer weer terug wilde brengen in de moederschoot van de vaderlandse gereformeerde kerk. Dit gebed is deels verhoord. Voor lange tijd hebben de Dordtse leerregels een zekere rust gebracht in de vaderlandse kerk maar in de 18de en 19de eeuw toen de verlichting ging doorbreken en men een positiever mensbeeld kreeg wilde men zich niet meer binden aan Dordt. Men verzweeg Dordt. In de 19de eeuw, de eeuw van de afscheiding hield Nicolaas Schotsman een aantal preken over de Dordtse leerregels in het herdenkingsjaar 1819 maar hij was een uitzondering. Da Costa klaagde (19de eeuw) in zijn pamflet 'Bezwaren tegen de geest van deze eeuw' dat men in de vaderlandse kerk de Dordtse leerregels geheel en al terzijde heeft gesteld! Vanuit dat oogpunt gezien valt het te begrijpen dat in 1834 de afscheiding begon... Die begon ook opmerkelijk. Voor zijn bekering had Hendrick de Cock, de vader van de afscheiding nog nooit een letter gelezen van de 'Institutie' van Calvijn. Heel dat gedachtegoed was voor hem een vreemde wereld. Hij was aanvankelijk een modern theoloog maar door het lezen van Calvijn veranderde zijn visie. Ook in onze tijd is het wenselijk om terug te keren naar de leer van vrije genade van Dordt. Lichte kerken bekritiseren Dordt openlijk. Het is allemaal te zwaar en de zware kerken beroepen zich eenzijdig op Dordt (doodstaat mens) maar verzwijgen het ruime aanbod en de Christus' prediking.
1.7.3 Wonderen van de Allerhoogste
Abraham van de Velde, leefde in de 17de eeuw, heeft in zijn boek 'Wonderen des Allerhoogste' de geschiedenis van onze protestantse natie beschreven. Hij beschrijft hoe Willem van Oranje ons land van de Spaanse en Roomse tirannie heeft trachten te bevrijden. Hij beschrijft hoe wonderlijk God soms in deze strijd handelde. Soms gebruikte God de wind om de vijand op zee te verjagen enzovoorts. Van de Velde beschrijft ook hoe God leraren zond om de Vaderlandse kerk te zuiveren van de valse leer.
- Te denken valt ook aan de Dordtse vaderen... Een feit is dat God het hart neigde van Willem van Oranje om ons vaderland van de overheersing van Spanje te bevrijden en toen ons de republiek verdeeld was over de Bijbelse leer van de verkiezing koos Mauritz, beïnvloed door zijn godzalige neef graaf Willem Lodewijk die graaf was in de noordelijke provincies, voor de contra-remonstranten. Hij zorgde er voor dat er een nationale synode werd gehouden en daar rolde de Dordtse leerregels uit... Die regels zijn lange tijd de grondslagen geweest van de vaderlandse gereformeerde kerk.
Abraham van de Velde schrijft over de strijd met Spanje het volgende in zijn boek Wonderen des Allerhoogste:
- 'Het is opmerkelijk dat de Heere in hetzelfde jaar (1588) met regen en wind tegen onze vijand heeft gestreden. De Prins van Parma, die Bergen op Zoom belegerde, werd zelf door het ongemak van het weer belegerd (storm en regen) zodat hij tot grote vreugde van de inwoners van Bergen op Zoom vertrekken moest'.
Abraham van de Velde zag het huisgezin als als een kleine (gereformeerde) gemeente:
- Nu gelijk in grote huis van de republiek (natie) de regering de godzaligheid moet bevorderen en in het kerkelijke huis de predikers. Zo moeten ook de huisvaders en huismoeders dit doen in hun huisgezin (...) En al is het dat vele hun kinderen onderwijzen in de leer van de godzaligheid toch heeft het geen kracht: en waarom? Omdat kinderen dikwijls zien, dat hun ouders hun eigen leringen tegenspreken met hun eigen leven. Het is zoals het Latijnse gezegde het voorstelt: Doctrina sine opera non est Doctrina. Een leer zonder werk is geen leer. Of anders gezegd: een leer zonder deze leer zelf voor te leven is geen leer. (...) Alle ouders moeten daarom vooral toezien dat zij hun kinderen en huisgenoten met een goed voorbeeld voorgaan... Dit kan niemand in eigen kracht daarom is Jakobus 1:5 zo leerzaam: 'En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God zal begeren, Die een iegelijk mild geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden'.
1.8 Hoe God werk in een hart van een zondaar.
J. Edwards, Religious Affections, Works 1, 254-255: “ De wijze waarop de Geest werkt in hen die wedergeboren worden is vaak erg mysterieus en onnavolgbaar. We horen Zijn geluid, het effect is waarneembaar, maar niemand weet vanwaar het werk van de Geest komt, noch waar het heen gaat. (…)
Gevreesd moet worden dat sommigen te ver zijn gegaan in het geven van aanwijzingen voor de Geest en in het uitzetten van Zijn voetstappen, door Hem te beperken tot bepaalde stappen en methodes. De ervaring leert dat Gods Geest niet te volgen of te traceren is in de wijze waarop Hij in sommige van de beste christenen werkt, wat betreft de methode van hun bekering. Een vaststaand schema, door de publieke opinie aanvaard, heeft een sterke doch onmerkbare invloed op het vormen van iemands ideeën over zijn eigen ervaringen. (…)
Vaak zijn de ervaringen in het begin als een verwarde chaos, zoals Thomas Shepard het uitdrukt, maar vervolgens worden die ervaringen eruit gelicht die het meest lijken op die bepaalde stappen waar men zo op hamert; daarover wordt het meest nagedacht en van tijd tot tijd worden juist deze ervaringen verteld. Daardoor komen zij steeds helderder naar voren, terwijl andere ervaringen, doordat zij wat verwaarloosd worden, verduisteren. De ervaren bekering wordt onbewust omgevormd totdat het een exacte overeenstemming vertoont met het vastliggende schema. Predikanten die aan zulke mensen leiding moeten geven, benadrukken vaak de noodzaak van deze volgorde. (…)
Waar we in de eerste plaats mee te maken hebben bij het zelfonderzoek en bij onze benadering van anderen is de aard van het effectieve werk van God in de ziel. We mogen de stappen die de Geest genomen heeft om dat effect te bereiken voor Zijn rekening laten. Wij worden in de Schrift vaak opgeroepen om ons zelf te beproeven aan de vruchten, maar nergens aan de wijze waarop zij worden voortgebracht."
De Dordtse vaderen merken op over de wedergeboorte.
Hoofdstuk 3/4 artikel 12
Dit is de wedergeboorte, de vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de dood en levendmaking, die God zonder ons in ons tot stand brengt en waarover in de Schrift zo indrukwekkend gesproken wordt. God brengt deze wedergeboorte niet tot stand door alleen te laten prediken of een appel op ons te doen. Zij geschiedt niet op zo’n manier dat de mens, wanneer God voor zijn deel het werk voltooid heeft, nog steeds bij machte is al dan niet wedergeboren en bekeerd te worden. Nee, het is een volstrekt bovennatuurlijke, zeer krachtige en tegelijk zeer liefdevolle, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking. (...)
Artikel 13 merkt op over wat beschreven staat in artikel 12: 'Hoe dit in zijn werk gaat, kunnen de gelovigen in dit leven niet volledig begrijpen. Intussen vinden zij rust in de wetenschap en ervaring, dat zij door deze genade van God van harte geloven en hun Verlosser liefhebben'. Daar gaat het om!
1.9 Onzeker
De remonstranten leerden dat men nooit zeker kan zijn van het heil. Zekerheid zagen zij als een gevaar want dan wordt de mens zorgeloos. Een vaststaande verkiezing van eeuwigheid waarbij God alles doet maakt degenen die mogen weten dat ze verkoren zijn zorgeloos en de andere wanhopig en hopeloos.
Een aantal remonstranten stookte het kerkvolk op. De kennis was nog niet zo groot. Wel had men de Heidelbergse catechismus maar niet iedereen preekte daar uit. Dordt stelde dit verplicht om zo het volk te onderwijzen te samen met een goede vertaling van de Bijbel (inmiddels verouderd).
Onzekerheid is ook het kenmerk van de Roomse leer. Op het concilie van Trente (1546-1563) is men in gegaan op de nieuwe leer (nije leer) van de Reformatie(, was natuurlijk de aloude leer van de Schrift. Men vervloekte de personen (niet de leer alleen) die leren dat men zeker kan zijn van de zaligheid. Dat maakt mensen zorgeloos en men moet blijven werken met gebruikmaking van de genade en de sacramenten om te komen tot de rechtvaardigheid. Slechts enkelen kunnen zeker zijn van de zaligheid (in de Bijbel de apostelen) door een bijzondere werking en ervaring van de Geest. Maar dat valt weinige te beurt.
In de rechterflank staat de zekerheid van zalig worden ook op de tocht. Slechts enkelen geraken tot die zekerheid. De Heidelbergse catechismus is volgens hen een hoog bekeerde aan het woord. Men zwakt de Heidelbergse Catechismus erg af en komt met een eigen uitleg.
Het is goed om heel pastoraal te blijven (zie DL 1 artikel 16) want het beginnend geloof kan heel erg zwak zijn maar de prediking moet de zwak gelovige erop wijzen dat God het meent en deze niet werpen op zijn of haar bevinding. Van Gods kant zijn alle dingen gereed. De prediking moet de zwak gelovige zuigelingen dus opvoeden tot men een volkomen man wordt. Om daar te komen is de waarachtigheid van het aanbod en Gods trouw een belangrijke pilaar. Valt die om in de prediking dan wordt alles onzeker en de gelovigen terug geworpen op zijn of haar bevinding. Bevinding is echter een gevolg van Gods welmenend aanbod van genade en gaat er niet aan vooraf. Geloof heeft vele namen zoals zoeken hongeren, dorsten maar ook vertrouwen. Het geloof heeft daden en niet elke daad omvat het volledig vast vertrouwen volgens Comrie (zie
http://www.500jaarluther.nl/comrie-en-het-abc-van-het-geloof.html).
1.10 Nu is het de welaangename tijd. NU is het de dag van zaligheid.
Luther spijkerde op 31 oktober 1517 95 stellingen op slotkapel in Wittenberg, Dat was een goed gekozen tijd want de volgende dag 1 november was het Allerheiligen en dus een feestdag en 2 november Allerzielen. Veel mensen zouden zij stellingen lezen. Deze twee feesten laten zien bij wie de roomsen de zaligheid zochten: 1 november bij de heiligen en niet bij de Heiland en met als gevolg dat men op 2 november missen hield voor alle zielen (van de kerk) die overleden waren en die bij hun sterven niet wisten waarheen zij reizen zouden (dat was bijna iedereen). Men zong dan voor de doden het zogenaamde requiem (een lied met de bede om rust: requiem) Requiem æternam dona eis, Domine/Geef hun (gestorvenen) eeuwige rust, Heere'. Veel beter had men kunnen zingen: Requiem æternam dona NOBIS: geef eeuwige rust aan ONS (levenden). Maar Rome suste de mensen in slaap. De Schrift stelt echter dat men ook te laat kan bidden: Heere (Domine) Heer (Domine)doe ons open (Mattheus 25:11). Namelijk als de deur (van de levenstijd op aarde) gesloten is (Mattheus 25:10). De Reformatie brak met de missen voor de doden en stelde dat men aan deze zijde van het graf met God verzoend kan en moet worden. Rome liet de mensen in hun waan en stelde het kan ook na de dood nog goed komen want wij hebben nog missen voor de doden. De Reformatie wees de mens op de genadetijd in het hier en nu. 'Let op/ zie! NU is het de zeer aangename/ welaangename tijd. Let op/zie! op NU is het dag van zaligheid' schreef Paulus aan de gemeente van Korinthe (2 Korinthe 6:2).
1.11. Een (post)modern doelloos leven of een bijbels levensdoel?
Eind 18de eeuw leefde in Duitsland de filosoof Immanuel Kant. Kant zei dat God wel te denken valt maar niet te kennen. Dus God is denkbaar dat nog wel maar niet kenbaar. Eind 19de eeuw stelde de Duitse filosoof Nietzsche dat God dood was en eigenlijk niet bestond. God valt weg te denken ja meer hij bestaat gewoon niet. Nietzsche ging dus weer een stap verder dan Kant (het hellend vlak). Nietzsche had weliswaar gezegd dat een mens zelf zijn leven moet invullen (geen slavenmoraal en luisteren naar Boven zoals bij het christendom maar herenmoraal, eigen baas zijn en niemands knecht) maar dat thema had hij nog niet helemaal uitgewerkt.
Jean Paul Sartre leefde halverwege de 20ste eeuw en hij nam het thema dat Friedrich Nietzsche aangereikt had op, samen met zijn echtgenote Simone de Beauvoir (een feministe) met wie hij een vrije relatie had (zonder een gezin op te bouwen). Volgens Sartre was er geen God en had het leven geen vooraf bepaald plan. Alles is toevallig (contingent). Elk individu moet daarom zijn eigen leven scheppen. Er is volgens hem geen natuurlijk orde maar de maatschappij en religie vormt mensen...maar dat moet men niet toelaten. Het is angstaanjagend om vrij te zijn en daarom kiezen mensen de veilige weg die van de maatschappij of religie. Sartre pakte de vrijheid met beide handen (zie Tête-à-tête Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre portret van een relatie blz 37).
In de jaren 60 van de vorige eeuw brak dit idee in ons vaderland door maar het gaf ook veel verwarring. Natuurlijk zijn er ook goede kanten aan dit soort ontwikkelingen. De vrouw is geen slaaf van de man enzovoorts. Maar de kerken liepen leeg of de kerken bewogen mee. Men combineerde planmatige schepping en toevallige evolutie met elkaar. Men werd niet alleen baas in eigen buik maar zelfs baas in eigen Boek (Bijbel). Wat men niet geloofde, streepte men weg.
Echter ook op dit punt kunnen we van Dordt leren. Het leven is niet doelloos. God heeft een reddingsplan met de gevallen mens en wie tot het geloof komt, mag weten dat Gods plannen niet falen. Ja die is eeuwig in Gods hand en dus veilig wat de toekomst ook mag brengen... Zonde, wereld, dood en graf hebben niet het laatste woord. Wie in het geloof op Jezus ziet die vreest voor dood en helle niet...
1.12. Leestip en internet:
De Heilige oorlog (The holy war) van John Buyan. Bunyan laat zien hoeveel moeite God en Jezus moeten doen om de stad mensenziel in te winnen maar God blijft die moeite te doen. Hij laat Zijn werk en Kerk niet los...
'Dicht bij Dordt' ds. A. C. Uitslag http://www.hertog.nl/artikel/9789033129407/Dicht-bij-Dordt/
Prekenserie over de DL op het internet van ds. C.G Vreugdenhil
2. Vragen (thuis maken)
Leerdoel:
- ontdekken dat de leer van de verkiezing een troostleer is voor gelovigen die veelal ten dode wankelen vanwege hun inwonende zonden (indwelling sins). In het leven van de aangevochten gelovigen krijgt de verkiezing en daarmee gepaard gaande de zekerheid van de volharding zijn allerbeste plaats.
Hoofdstuk 5 artikel 4: Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden. Toch werkt God bij de leiding van hun leven niet altijd zo in de bekeerden, dat zij in sommige gevallen door hun eigen schuld niet zouden kunnen afdwalen van de weg waarop zij genadig geleid worden; zij worden dan verleid door hun zondige begeerten en volgen die. Daarom moeten zij voortdurend waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. Wanneer zij dit niet doen, bestaat niet alleen de mogelijkheid dat zij door het vlees, de wereld en de satan meegesleept worden en tot zware en afschuwelijke zonden gebracht worden, maar gebeurt het ook werkelijk dat zij daarin – en God laat dit rechtvaardig toe – soms worden meegesleept. Dit wordt ons duidelijk aangetoond in de Schrift, waar beschreven staat, hoe treurig David, Petrus en andere heiligen in zonde gevallen zijn.
Artikel 4 van hoofdstuk 5 zegt: Gods macht waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, is zo groot, dat zij niet door het vlees overwonnen kan worden.
1. Is dit in overeenstemming met Johannes 10:27-30?
Hoofdstuk 5 artikel 10: Deze zekerheid komt dus niet voort uit een of andere speciale openbaring zonder of buiten het Woord, maar uit het geloof in Gods beloften, die Hij in zijn Woord zo overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft. Zij komt ook voort uit het getuigenis van de Heilige Geest, die met onze geest getuigt, dat wij Gods kinderen en erfgenamen zijn, en tenslotte hieruit, dat de gelovigen zich met heilige ernst toeleggen op een goed geweten en goede werken.
2. In hoofdstuk 5 artikel 9: 10 stelt dat de gelovigen zeker kunnen zijn van deze volharding. Hoe kan dat volgens dit artikel?
2.2. De leer van de zekerheid van de volharding maakt niet zorgeloos
Hoofdstuk 5 artikel 12 Deze zekerheid van de volharding verleidt de ware gelovigen beslist niet tot hoogmoed en zondige zorgeloosheid. Integendeel, hieruit komen voort nederigheid, kinderlijke eerbied, een godvrezend leven, vurige gebeden, standvastigheid in alle strijd, in het kruis dragen en in het belijden van de waarheid en ook blijvende blijdschap in God. Het overdenken van die weldaad is voor hen juist een aansporing zich ernstig en voortdurend te oefenen in dankbaarheid en goede werken Dit blijkt immers uit de getuigenissen van de Schrift en de voorbeelden van de heiligen.
Hoofdstuk 5 artikel 13 Bij hen die weer opgericht worden, nadat zij in zonde gevallen zijn, herleeft het vertrouwen te zullen volharden. Maar dat veroorzaakt zeker geen zorgeloosheid en slordigheid in de dienst van God. Nee, zij zorgen er juist des te meer voor, nauwgezet op de wegen van de Here te blijven.
1. Wie stellen dat de leer zekerheid van de volharding christenen zorgeloos maakt en waarom is dit volgens de Dordtse vaderen niet het geval (zie bovenstaande artikelen)?
2.3. De heerlijke troost van de verkiezing
Hoofdstuk 5 artikel 10 En als Gods uitverkorenen in deze wereld de vaste troost dat zij de overwinning zullen behouden, moesten missen en zonder dit onbedrieglijke onderpand van de eeuwige heerlijkheid moesten leven, dan zouden zij de beklagenswaardigste van alle mensen zijn.
Hoofdstuk 5 artikel 15 Deze leer dat de ware gelovigen en heiligen zullen volharden en daar zeker van mogen zijn, heeft God tot eer van zijn naam en tot troost van allen die Hem vrezen, zeer overvloedig in zijn Woord geopenbaard en Hij prent die in de harten van de gelovigen in.
1. De leer van de zekerheid van de volharding is volgens Dordt een troostleer.
Kun jij je daar in vinden en wat is eigenlijk deze troost (denk aan de heilsonzekerheid van Rome en de remonstranten)?
Hoofdstuk 5 artikel 15 vervolg: Weliswaar wordt deze leer door het vlees niet begrepen, door de satan gehaat, door de wereld bespot, door onkundige mensen en huichelaars misbruikt en door dwaalgeesten bestreden, maar de bruid van Christus heeft haar altijd als een schat van oneindige waarde innig liefgehad en standvastig verdedigd. God zal ervoor zorgen, dat zij dit ook zal blijven doen; tegen Hem kan geen plan iets uitrichten en is geen enkele macht opgewassen. Deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen
2. Hoe kan men de troostleer van de volharding van de heiligen misbruiken?
3. Hoe beginnen de hoofdstukken 1,2, 3/4, 5 en hoe eindigen de hoofdstukken van de Dordtse leerregels (positieve zijde)? Let op de laatste verzen van hoofdstuk 1, 2, 3/4, 5. Is dit slotakkoord terecht?
2.4. Dordt bespot en veracht
Da Costa schreef in zijn geschrift 'Bezwaren tegen de geest van deze eeuw' : Hoe velen beschimpen en bespotten niet de Dordtsche Synode, die niet eens weten in welke eeuw dezelve by een geroepen is, althans die zich nimmer de moeite gegeven hebben van het aldaar gebeurde met aandacht na te gaan'
1. Iemand zegt: de Dordtse leerregels zijn star en heel dogmatisch. Ik heb genoeg aan mijn Bijbel. Wat kan de reden zijn dat iemand zo denkt en wat zou je hem antwoorden en aanraden te doen? Wat heb je zelf geleerd van deze leerregels?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voor de pauze gezamenlijk mag je voorbereiden maar hoeft niet . Wel printen en meenemen.
.1. Johannes 10:22-30
22 En het was het feest der vernieuwing des tempels te Jeruzalem; en het was winter.
23 En Jezus wandelde in den tempel, in het voorhof van Salomo.
24 De Joden dan omringden Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt Gij onze ziel op? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons vrijuit.
25 Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd, en gij gelooft het niet. De werken, die Ik doe in den Naam Mijns Vaders, die getuigen van Mij.
26 Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb.
27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.
28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.
29 Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders.
30 Ik en de Vader zijn een.
1.2. Johannes 15:1-7: 1 Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.
2 Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.
3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
4 Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.
5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
6 Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
7 Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.
1.3. Johannes 10:28 de Vader en Zoon houden de schapen stevig in hun hand: dubbele houdgreep
Johannes 15 benadrukt de verantwoordelijkheid namelijk het blijven in Hem
Wat betekent het om als rank in de wijnstok te zijn?
Is dat door de doop en het genadeverbond? Of door wedergeboorte?
In dat laatste geval kan men nooit meer van Hem gescheiden worden (Johannes 10:28). Johannes 15:6 wijst erop dat men nog kan afvallen. Hier lijkt dus sprake te zijn van een inenting van alle leden door het woord en de doop.
Men moet wel sappen trekken uit Hem. Dat is gebruikmaken van Zijn genade en beloften
anders kan men geen vrucht dragen. Met moet dan wel met Hem verbonden blijven. Wie geen sappen trekt
uit Christus wordt als een onvruchtbare rank geworpen in het vuur.
2. Stellingen juist/ onjuist
Stelling 1
3/4 artikel 17
De almachtige werking van God waardoor Hij ons natuurlijk leven voortbrengt en in stand houdt, sluit het gebruik van middelen (usus mediorum) niet uit, maar vereist die juist. Daarmee heeft God immers naar zijn oneindige wijsheid en goedheid zijn kracht willen uitoefenen. Zo is het ook met de bovennatuurlijke werking van God waardoor Hij ons opnieuw geboren doet worden: deze sluit niet uit en neemt evenmin weg het gebruik van het evangelie, dat de wijze God tot zaad van de wedergeboorte en voedsel voor de ziel bestemd heeft.
Dordt stelt in DL3/4 artikel 17 (zie hierboven het artikel) dat de inspanning van de kerkmensen om zalig te worden door het gebruik van de middelen vrucht op leveren. Juist/ onjuist
Stelling 2
3/4: 17 vervolg: De apostelen en de leraars die hen hebben nagevolgd, hebben het volk over deze genade van God eerbiedig onderwezen om God te eren en alle menselijke hoogmoed neer te drukken. Intussen hebben zij toch niet nagelaten, de mensen met het heilig onderwijs van het evangelie te houden onder de bediening van het Woord, van de sacramenten en van de kerkelijke tucht.Daarom moeten ook nu zij die in de gemeente onderwijzen of onderwezen worden, het beslist niet wagen God te verzoeken, door te scheiden wat Hij naar zijn welbehagen voor altijd heeft willen samenvoegen. Want door al dat onderwijs wordt de genade geschonken en hoe meer wij ons inzetten bij het volbrengen van onze roeping, des te heerlijker openbaart zich het heilzaam werk van God in ons en zo gaat zijn werk des te voorspoediger voort.
Zowel om de middelen als om de heilbrengende vrucht en kracht daarvan komt alleen aan deze God toe alle eer tot in eeuwigheid. Amen.
Genade en genademiddelen zijn twee aparte zaken. Gods werkt de genade maar dit kan Hij doen zonder de middelen. Is deze stelling waar volgens dl 3/4: 17 of niet waar?
Stelling 3
3/4 artikel 17 De almachtige werking van God waardoor Hij ons natuurlijk leven voortbrengt en in stand houdt, sluit het gebruik van middelen (usus mediorum) niet uit, maar vereist die juist. Daarmee heeft God immers naar zijn oneindige wijsheid en goedheid zijn kracht willen uitoefenen.
Bekijk artikel 17 van hoofdstuk 3/4 en beantwoord de stelling: Er is geen enkel verband tussen bezwaren tegen inenten (de middelen gebruiken) en bezwaren tegen het aanbod van genade (middelen gebruiken). juist/onjuist
Invoering van de Statenvertaling
Vervolgens was het zaak de nieuwe vertaling ingang te doen vinden. Zoals bij elke verandering moest ook nu de nodige weerstand overwonnen worden: bevatte de oude vertaling (Deux- Aes Bijbel) niet alles wat voor de zaligheid van node was? Had men al die jaren soms over een valse Bijbel beschikt? Dit was toch slechts een onnodige nieuwigheid, waaruit meer kwaads dan goeds zou voortkomen?!
Op de meeste plaatsen in ons land werkten overheid en kerk eendrachtig samen bij de invoering van de Statenbijbel. De Groningers gaven het goede voorbeeld. Reeds in 1638 was elke kerk in deze provincie van twee nieuwe Bijbels voorzien. De Amsterdammers vertraagden echter zoveel als mogelijk was. Zij konden maar moeilijk verkroppen dat de nieuwe "overzetting" voorlopig alleen in Leiden en niet in hun stad gedrukt mocht worden. De stadsregering van Amsterdam stond haar drukkers daarom zelfs toe, nadrukken te maken met verkorte kanttekeningen. Dat dit tot de nodige wrijvingen met de Leidenaren heeft geleid, zal niemand verbazen.
Gelderland was het gewest waar de invoering de meeste tijd heeft gekost. De Gelderse synode had in 1638 bepaald, dat men overal de nieuwe vertaling met de meeste zachtheid en discretie in gebruik zou doen nemen. In de steden verliep de vervanging vlot, maar op het platteland was het enthousiasme beduidend geringer.
De remonstrantse dichter Jacob Westerbaan liet in 1655 duidelijk merken dat hij weinig waardering kon opbrengen voor het werk van de statenvertalers. Zo schreef hij: maar al zijn de woorden aldaar duytsch [= Nederlands] zo valt even-wel is de zin op vele plaatsen duister, omdat het Hebreeusch-duytsch, of verduytscht Hebreeusch is, dat om de eigen manier van spreken in die Hebreeuwse taal als het van woord tot woord is vertaald nog wel duister blijven kan. Volgens Westerbaan waren de statenvertalers dus te dicht bij het Hebreeuws gebleven, waardoor moeilijk te begrijpen Nederlands was ontstaan. De dichter vertolkte echter het gevoelen van een minderheid. Verreweg de meeste mensen waren blij met deze "getrouwe overzetting".
Stelling 4
Invoering van een nieuwe vertaling levert altijd weerstand op. Juist/onjuist
3. The golden chain, de gouden ketting van het heil (William Perkins)
Romeinen 8:29 Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, het beeld Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen 30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Dit stukje staat in de Romeinenbrief na Romeinen 7 de geestelijke strijd op leven en dood, merkt Luther op. Gelukkig houdt Jezus als goede Herder de gelovige vast die anders in de strijd zou omkomen: Ik ellendig mens. Wie zal mij verlossen? Die strijd is heel persoonlijk en men denkt er alleen voor te staan. Om die reden sprkeet Paulus in de ik vorm...
Meteen na de gouden ketting volgt het lied van de overwinning
31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn. 32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? 33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt 34 Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt. 35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
4. Dordt leert geen afval van de heiligen maar wel een verval van de heiligen.
We lezen in Klaagliederen 4: 1 Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen van het heiligdom vooraan op alle straten verworpen! 2 Beth. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers!
We kijken en vergelijken het leven van koning David en koning Achab. Is er een overeenkomst tussen David die in de zonde viel met Batseba de vrouw van Uria en Achab die de wijngaard van Naboth inpikte? Welke gevolgen hadden deze zonde voor het de gezinnen van beide koningen? Zie 2 Samuel 11 en 12 en 1 koningen 21. Gebruik daar bij de begrippen David en de vrouw van Uria Achab en de wijngaard van Nabot.
5. Testvragen
1. Simon Episcopius was de woordvoerder van de remonstranten tijdens de synode en hij hield lange redevoeringen, draaide om de hete brij heen en was hoogleraar in Leiden. Juist/onjuist
2. De remonstranten wilden een conferentie met een gezamenlijk overleg over hun remonstrantie maar waren boos dat ze op de synode gedaagd werden en erkenden de synodeleden niet als hun rechters. Juist/onjuist
3. Leden van de synode werden onder ede gesteld. Ze moesten onder ede zeggen dat ze zich zouden houden aan Gods woord en niet aan menselijke opvattingen. juist/onjuist.
4. De synode verliep zeer roerig. De remonstranten wilden hun standpunt niet verdedigen en later toen zijn werden weggezonden hadden de contraremonstranten ook stevige debatten over het opstellen van de contraremonstrantie. juist/onjuist.
5. Bogerman drong erop aan dat de leerregels vooral pastoraal en begrijpelijk moesten zijn voor het kerkvolk. Toch werden zij allereerst opgesteld in het Latijn en er was veel debat over de uiteindelijke tekst. Bogerman heeft niet zijn zin gekregen. Hij was de enige die zo dacht. Juist/onjuist.
6. In het voorwoord lezen we hoe God met zijn kerk was die net was ontkomen uit de Roomse kooi en nu weer in gevaar was gekomen. Op de synode kon het er stevig aan toegaan. Gomarus maakte nogal eens ruzie en ook Sibrandus Lubbertus was niet een makkelijk man. Gomarus kreeg een aanvaring met de theologen uit Bremen. Die dreigden op te stappen en een boek uit te geven over de laakbare praktijken van enkele leden van de synode. Dat zou de synode geen goed hebben gedaan. Men wist de zaak te sussen. In de acta heeft men deze ruzie weergegeven als een dispuut om de zaak toe te dekken. Deze historische kant heft het feit niet op dat de goede Herder erbij was. Dat blijkt uit de mooie afloop: de leerregels. Juist/onjuist
7 De remonstrant Johannes Wtenbogaert betoogde in zijn 'Kerckelicke historie' uit 1646 dat de remonstrantse predestinatieleer uit de vroege zestiende eeuw dateerde. Een man als Cornelis Hoen zou deze leer ook hebben vertolkt. Wtenbogaert probeerde ver na de synode nog zijn gelijk te halen. Hier tegenover plaatste de contraremonstrant en synodelid Jacobus Trigland zijn 'Kerckelijcke geschiedenissen' in 1650. Dus vier jaar later. Trigland stelde dat de vrome en de godzalige Hoen de remonstrantse gevoelens niet vertolkte. Dit laat zien dat het schrijven van boeken over kerkhistorische personen niet puur informatief is. Het gaat soms om het eigen gelijk of om de eigen visie te onderbouwen. Juist/onjuist.
6. We bekijken de vragen in 2 groepjes
Zelf neem ik geen deel aan de vraagbespreking om jullie inbreng te vergroten.
7. We kijken gezamenlijk of we uit de vragen zijn gekomen en we bespreken eventueel de volgende vraag plenair
2. Iemand zegt: de Dordtse leerregels zijn star en heel dogmatisch. Ik heb genoeg aan mijn Bijbel. Wat kan de reden zijn dat iemand zo denkt en wat zou je hem antwoorden en aanraden te doen? Wat heb je zelf geleerd van deze leerregels?
Voor de liefhebbers
The Canons of Dort had not only defenders, moderate accepters, and offenders, but also critical accepters. One of these was Herman Friedrich Kohlbrugge (1803-1875). In the first part of this article this agreement with the doctrine of Dort is investigated. It appears that he accepted the reformed tradition, including the doctrine of predestination, and disagreed with the Arminian interpretation of grace. In the second part of this article, Kohlbrugge's criticism of Dort is highlighted and placed in context; an analysis which leads one to a deeper understanding of the way in which Kohlbrugge accepted the theological and spiritual content of Dort. The article concludes that Kohlbrugge remained faithful to the Canons of Dort throughout his life, that he understood the Canons to be an interpretative explanation of the Belgic Confession and the Heidelberg Catechism, and that he interpreted the Canons of Dort in a dynamic Christ-centred way.
https://research.vu.nl/en/publications/dort-outwitted-by-the-remonstrants-kohlbrugges-evaluation-of-the-
Dr de Lind van Wijngaarden als waarschuwend voorbeeld
Hij was een van de oprichters van de Hervormde Bond tot behoud van de orthodoxie in de Hervormde kerk.. Promoveerde op Walaeus statenvertaler (Nieuwe Testament) en stond aanvankelijk in de lijn van Dordt. Hij schreef mooie boeken zoals 'De staf van Aaron, 'Betlehems bornput' maar gleed weg naar de alverzoening. Niemand zal uiteindelijk verloren gaan of men gelooft of niet. Wie niet gelooft zal een tijdje naar de hel gaan maar dan toch weer mogen komen in de hemel.
https://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog06_01/bie_005biog06_01_0014.php