Verhaal en feit in de Bijbelse tijd
Drs. Hans de Wolf
Wie de schrijver is
Drs. Hans de Wolf is emeritus-predikant in de GKV. Dit boekje is uitgegeven door Stichting Woord & Wereld. Deze stichting heeft als doel om de gemeenteleden te onderwijzen in de gereformeerde leer. Het is een leerzaam cahier.
Het doel van zijn boek
In de GKV staat het Schriftgezag onder druk. De schrijver is er duidelijk in dat de geschiedschrijving in de Bijbel geen verzonnen verhalen bevat. In GKV kring zijn er die stellen dat het boek Jona een gelijkenis is. Zo wil het boek ook gelezen worden. Echter in Mattheus 12 tekent Jezus Jona als een echt persoon en onderstreept Jezus dat Jona daadwerkelijk in de vis is geweest.
Feitelijke geschiedenis maar wel met een veelkleurige boodschap
Hans de Wolf houdt vast aan de feitelijke geschiedenis van de Bijbelverhalen. Toch gaat hij de moeilijkheden niet uit de weg. Zo geeft het boek Kronieken de geschiedenis van Israel anders weer dan de boeken Samuel en Koningen. Dit heeft te maken met de boodschap (zie, hoofdstuk 5 Geschiedschrijving als boodschap). De schrijver van Kronieken richt zich op de eredienst in de tempel een van de goede dingen in Juda en laat daarom Davids zonde weg. David heeft namelijk ontzaglijk veel mogen betekenen voor de eredienst. De schrijver van Kronieken staat wat verder achter de geschiedenis en de wegvoering in ballingschap. Hij blikt terug op de goede dingen om zo de weg te wijzen voor de toekomst nu de tempel weer gebouwd wordt of in aanbouw is. De schrijvers van Samuel tot en met Koningen laten vooral zien waarom het misging met Israel en waarom men in ballingschap terecht kwam. Dit ter waarschuwing want alleen de zuiver eredienst voorkomt ballingschap. Beide geschriften zijn in de canon terechtgekomen en beide geschriften geven een ander beeld van David. Ze vullen elkaar aan. Overigens veronderstelt Kronieken wel de boeken van Samuel en Koningen. Die deden al de ronde en zodoende kon de schrijver van Kronieken (sommigen denken aan Ezra) een andere insteek nemen. De schrijver verdoezelt de zond van David niet maar gaat er aan voorbij om te laten zien dat er ook goede dingen waren in Juda (2 Kronieken 12:12). David zette zich buitengewoon in voor de eredienst.
Uit welke kringen de schrijvers kwamen
De geschiedschrijving in Israel week af van de volken. Zij kenden niet zo omvattende geschiedschrijving. Daarbij heeft de Bijbelse geschiedschrijving een duidelijke boodschap zonder de geschiedenis geweld aan te doen. Bij de volken vond men de geschiedschrijvers aan de hoven van de koningen. Zij schreven de overwinningen en prestaties van hun koningen in annalen (Egypte en Mesopotamië). Dit soort verslagen waren niet bepaald objectief en feitelijk. Verliespartijen werden verzwegen en ze waren tot meerder eer van de koningen.
In de Bijbel zien we de profetisch kritische geschiedschrijving. De schrijvers durven kritiek uit te oefenen op de leiders (priesters, vorsten en koningen). Niet onaannemelijk is dat deze schrijvers rondom de tempel zich bevonden of aan het hof van de koning. Slechts weinige mensen konden schrijven. Het hof en de tempel kenden wel hun schrijvers ( hoofdstuk 5 Geschiedschrijving als boodschap). Alle schrijvers waren in zekere zin profeten. Niet dat ze afstamden uit de gilde van de profeten maar omdat ze de geschiedenis van bovenaf zoals God deze ziet konden weergeven, waren het mannen die door Gods zelf, door de Heilige Geest, werden gedreven.
De heldere vertelstructuur en vormgeving die de schrijvers hanteerden
De Bijbelschrijvers waren mensen die enerzijds geïnspireerd werden door God maar anderzijds het schrijven zelf geleerd hebben. Zij brachten dan ook structuur aan in de geschiedverhalen die hen werden overgeleverd. Soms waren zij eindredacteur. Ze gebruikten dan reeds bestaande verslagen. Neem het boek Jozua. Dat boek is overzichtelijk geschreven. Eerst staan de veroveringen centraal van het land dan de verdeling van het land en tenslotte een oproep om de HEERE te dienen want daarom heeft God het land gegeven. De heldere structuur was er de geschiedenis voor de lezers overzichtelijk te maken. Dit is iets wat men in de uitleg en prediking ook dient te doen.
Zonder meer zal men qua schrijfwijze beïnvloed zijn door de omliggende volken. Hans de Wolf laat dit thema liggen omdat hij vooral schrijft over geschiedschrijving maar heel de poëzie van de Bijbel lijkt qua structuur op die van de omliggende volken. Toch is er een groot verschil waar Hans de Wolf terecht op wijst. Het betreft de inhoud. In de Bijbel staat niet de mens centraal en diens prestatie maar God. De annalen van de koningen van de volken stonden vol met heldenverhalen en overwinningen. Nederlagen werden weggepoetst.
Verbasteringstheorie
Hans de Wolf hangt terecht de verbasteringstheorie aan. Dat wil zeggen dat de volkeren rondom Israel ook hun hun scheppingsverhalen en zondvloedverhalen hebben. Zij hebben deze verhalen wel gehoord maar zij hebben slechts de klok horen luiden maar weten niet waar de klepel hangt. Ze hebben de zaak daarom verbasterd. Alleen Israel heeft dankzij Gods hulp, door de Heilige Geest, de zaak goed opgeleverd. Deze theorie staat haaks op de ontleningstheorie. Men stelt dan dat Israel de scheppingsverhalen van de volken heeft overgenomen en heeft aangepast en in eigen kader heeft gezet. Zo sprak Friedrich Delitzsch van 'Babel und Bibel'. In dit boek stelt hij dat een groot deel van de Bijbel in Babel tijdens ballingschap is geschreven. Men nam het scheppingsverhaal (Enuma Elisj) van Babel en het zondvloedverhaal (Gilgamesj epos) over en gaf er een eigen gezicht aan. Zo ontkracht men de Schrift. Het is dan geen openbaring van God maar slechts een ontleding van de volkeren rondom.
Ezechiel 20 en de afgodendienst in Egypte
Hans de Wolf laat zien dat de Bijbelschrijvers de geschiedenis divers verwerken zonder de historische feiten geweld aan te doen. Zo vragen de oudsten van het volk in Ezechiel 20 om de HEERE te vragen. De oudsten hopen op een gunstige uitslag. Ze denken dat God hen wel weer terug zal brengen uit Babel naar Israel. Ezechiel moet namens God de gruwelen van de vaderen vermelden. Ezechiel vermeldt dan ook dat ze al in Egypte de afgoden dienden (Ezechiel 20:7-8). Hans de Wolf ziet dit niet als een verzonnen geschiedenis van de schrijver maar terecht als een feit. Nu de oudsten menen dat het nog wel meevalt met het verleden moet Ezechiel alle zwarte bladzijden opnoemen. Deze geschiedenis wordt weliswaar niet de Thora vermeld maar wel door Jozua zij het summier in Jozua 24:14. Jozua moet hier persoonlijk van geweten hebben. Hij heeft de uittocht en het verblijf in Egypte meegemaakt. Ezechiel verzint dit dus niet uit zijn duim. Bovendien is hij een profeet die in Gods raad heeft gestaan en die dus de zonde eerlijk bekend moet maken (Jeremia 23 vers 22)
Gods voorzienigheid sluit toeval uit
In Ruth 2 staat dat Ruth bij toeval op de akker van Boaz kwam. Dit is geredeneerd vanuit de menselijke kant. Ruth wist niets af van het feit dat Boaz familie was van Elimelech. Toeval vanuit God gezien bestaat niet in de Bijbel zegt Hans de Wolf terecht. In het boek wordt juist Gods hand zichtbaar als men het goed leest. Dit geldt volgens Hans de Wolf ook voor het boek Ester. In dit boek in de Hebreeuwse versie wordt Gods naam niet genoemd toch is Zijn hand aanwezig. Hij wendt het lot van de Joden en spaart zo zijn volk. Kortom de Bijbelschrijvers tekenen Gods hand in de geschiedenis.
Hooglied (g)een gewoon liefdeslied
Hans de Wolf waarschuwt terecht voor vergeestelijken van de geschiedverhalen. Dan doet men de feitelijke geschiedenis geen recht en men kan dan allerlei eigenwillige geestelijke lessen ophangen aan het geschiedverhaal maar dit ligt mijns inziens anders met het Hooglied. Dit een een beeldend boek. Hans de Wolf echter leest Hooglied als een gewoon liefdeslied. Natuurlijk kan men het ook als een allegorie lezen waarbij het gaat om Gods liefde (Bruidegom) tot zijn volk (bruid) maar men kan niet alles vergeestelijken stelt Hans de Wolf. Daar heeft Hans de Wolf gelijk in. Ik lees Hooglied de naam zegt het al als een zeer hoogstaand lied. Het gewone huwelijk haalt dit niveau niet. Het gaat daarom allereerst over God (Bruidegom) en zijn volk (bruid) en vervolgens meer nieuwtestamentisch om Jezus en zijn volk. In het Oude Testament vergelijkt God zich vaker bij een Bruidegom stelt Kohlbrugge in zijn proefschrift over Psalm 45 (bijv boek Hosea) en in het Nieuwe Testament noemt Johannes de Doper zich de vriend van de Bruidegom (Johannes 3;29).
Drs. Hans de Wolf
Wie de schrijver is
Drs. Hans de Wolf is emeritus-predikant in de GKV. Dit boekje is uitgegeven door Stichting Woord & Wereld. Deze stichting heeft als doel om de gemeenteleden te onderwijzen in de gereformeerde leer. Het is een leerzaam cahier.
Het doel van zijn boek
In de GKV staat het Schriftgezag onder druk. De schrijver is er duidelijk in dat de geschiedschrijving in de Bijbel geen verzonnen verhalen bevat. In GKV kring zijn er die stellen dat het boek Jona een gelijkenis is. Zo wil het boek ook gelezen worden. Echter in Mattheus 12 tekent Jezus Jona als een echt persoon en onderstreept Jezus dat Jona daadwerkelijk in de vis is geweest.
Feitelijke geschiedenis maar wel met een veelkleurige boodschap
Hans de Wolf houdt vast aan de feitelijke geschiedenis van de Bijbelverhalen. Toch gaat hij de moeilijkheden niet uit de weg. Zo geeft het boek Kronieken de geschiedenis van Israel anders weer dan de boeken Samuel en Koningen. Dit heeft te maken met de boodschap (zie, hoofdstuk 5 Geschiedschrijving als boodschap). De schrijver van Kronieken richt zich op de eredienst in de tempel een van de goede dingen in Juda en laat daarom Davids zonde weg. David heeft namelijk ontzaglijk veel mogen betekenen voor de eredienst. De schrijver van Kronieken staat wat verder achter de geschiedenis en de wegvoering in ballingschap. Hij blikt terug op de goede dingen om zo de weg te wijzen voor de toekomst nu de tempel weer gebouwd wordt of in aanbouw is. De schrijvers van Samuel tot en met Koningen laten vooral zien waarom het misging met Israel en waarom men in ballingschap terecht kwam. Dit ter waarschuwing want alleen de zuiver eredienst voorkomt ballingschap. Beide geschriften zijn in de canon terechtgekomen en beide geschriften geven een ander beeld van David. Ze vullen elkaar aan. Overigens veronderstelt Kronieken wel de boeken van Samuel en Koningen. Die deden al de ronde en zodoende kon de schrijver van Kronieken (sommigen denken aan Ezra) een andere insteek nemen. De schrijver verdoezelt de zond van David niet maar gaat er aan voorbij om te laten zien dat er ook goede dingen waren in Juda (2 Kronieken 12:12). David zette zich buitengewoon in voor de eredienst.
Uit welke kringen de schrijvers kwamen
De geschiedschrijving in Israel week af van de volken. Zij kenden niet zo omvattende geschiedschrijving. Daarbij heeft de Bijbelse geschiedschrijving een duidelijke boodschap zonder de geschiedenis geweld aan te doen. Bij de volken vond men de geschiedschrijvers aan de hoven van de koningen. Zij schreven de overwinningen en prestaties van hun koningen in annalen (Egypte en Mesopotamië). Dit soort verslagen waren niet bepaald objectief en feitelijk. Verliespartijen werden verzwegen en ze waren tot meerder eer van de koningen.
In de Bijbel zien we de profetisch kritische geschiedschrijving. De schrijvers durven kritiek uit te oefenen op de leiders (priesters, vorsten en koningen). Niet onaannemelijk is dat deze schrijvers rondom de tempel zich bevonden of aan het hof van de koning. Slechts weinige mensen konden schrijven. Het hof en de tempel kenden wel hun schrijvers ( hoofdstuk 5 Geschiedschrijving als boodschap). Alle schrijvers waren in zekere zin profeten. Niet dat ze afstamden uit de gilde van de profeten maar omdat ze de geschiedenis van bovenaf zoals God deze ziet konden weergeven, waren het mannen die door Gods zelf, door de Heilige Geest, werden gedreven.
De heldere vertelstructuur en vormgeving die de schrijvers hanteerden
De Bijbelschrijvers waren mensen die enerzijds geïnspireerd werden door God maar anderzijds het schrijven zelf geleerd hebben. Zij brachten dan ook structuur aan in de geschiedverhalen die hen werden overgeleverd. Soms waren zij eindredacteur. Ze gebruikten dan reeds bestaande verslagen. Neem het boek Jozua. Dat boek is overzichtelijk geschreven. Eerst staan de veroveringen centraal van het land dan de verdeling van het land en tenslotte een oproep om de HEERE te dienen want daarom heeft God het land gegeven. De heldere structuur was er de geschiedenis voor de lezers overzichtelijk te maken. Dit is iets wat men in de uitleg en prediking ook dient te doen.
Zonder meer zal men qua schrijfwijze beïnvloed zijn door de omliggende volken. Hans de Wolf laat dit thema liggen omdat hij vooral schrijft over geschiedschrijving maar heel de poëzie van de Bijbel lijkt qua structuur op die van de omliggende volken. Toch is er een groot verschil waar Hans de Wolf terecht op wijst. Het betreft de inhoud. In de Bijbel staat niet de mens centraal en diens prestatie maar God. De annalen van de koningen van de volken stonden vol met heldenverhalen en overwinningen. Nederlagen werden weggepoetst.
Verbasteringstheorie
Hans de Wolf hangt terecht de verbasteringstheorie aan. Dat wil zeggen dat de volkeren rondom Israel ook hun hun scheppingsverhalen en zondvloedverhalen hebben. Zij hebben deze verhalen wel gehoord maar zij hebben slechts de klok horen luiden maar weten niet waar de klepel hangt. Ze hebben de zaak daarom verbasterd. Alleen Israel heeft dankzij Gods hulp, door de Heilige Geest, de zaak goed opgeleverd. Deze theorie staat haaks op de ontleningstheorie. Men stelt dan dat Israel de scheppingsverhalen van de volken heeft overgenomen en heeft aangepast en in eigen kader heeft gezet. Zo sprak Friedrich Delitzsch van 'Babel und Bibel'. In dit boek stelt hij dat een groot deel van de Bijbel in Babel tijdens ballingschap is geschreven. Men nam het scheppingsverhaal (Enuma Elisj) van Babel en het zondvloedverhaal (Gilgamesj epos) over en gaf er een eigen gezicht aan. Zo ontkracht men de Schrift. Het is dan geen openbaring van God maar slechts een ontleding van de volkeren rondom.
Ezechiel 20 en de afgodendienst in Egypte
Hans de Wolf laat zien dat de Bijbelschrijvers de geschiedenis divers verwerken zonder de historische feiten geweld aan te doen. Zo vragen de oudsten van het volk in Ezechiel 20 om de HEERE te vragen. De oudsten hopen op een gunstige uitslag. Ze denken dat God hen wel weer terug zal brengen uit Babel naar Israel. Ezechiel moet namens God de gruwelen van de vaderen vermelden. Ezechiel vermeldt dan ook dat ze al in Egypte de afgoden dienden (Ezechiel 20:7-8). Hans de Wolf ziet dit niet als een verzonnen geschiedenis van de schrijver maar terecht als een feit. Nu de oudsten menen dat het nog wel meevalt met het verleden moet Ezechiel alle zwarte bladzijden opnoemen. Deze geschiedenis wordt weliswaar niet de Thora vermeld maar wel door Jozua zij het summier in Jozua 24:14. Jozua moet hier persoonlijk van geweten hebben. Hij heeft de uittocht en het verblijf in Egypte meegemaakt. Ezechiel verzint dit dus niet uit zijn duim. Bovendien is hij een profeet die in Gods raad heeft gestaan en die dus de zonde eerlijk bekend moet maken (Jeremia 23 vers 22)
Gods voorzienigheid sluit toeval uit
In Ruth 2 staat dat Ruth bij toeval op de akker van Boaz kwam. Dit is geredeneerd vanuit de menselijke kant. Ruth wist niets af van het feit dat Boaz familie was van Elimelech. Toeval vanuit God gezien bestaat niet in de Bijbel zegt Hans de Wolf terecht. In het boek wordt juist Gods hand zichtbaar als men het goed leest. Dit geldt volgens Hans de Wolf ook voor het boek Ester. In dit boek in de Hebreeuwse versie wordt Gods naam niet genoemd toch is Zijn hand aanwezig. Hij wendt het lot van de Joden en spaart zo zijn volk. Kortom de Bijbelschrijvers tekenen Gods hand in de geschiedenis.
Hooglied (g)een gewoon liefdeslied
Hans de Wolf waarschuwt terecht voor vergeestelijken van de geschiedverhalen. Dan doet men de feitelijke geschiedenis geen recht en men kan dan allerlei eigenwillige geestelijke lessen ophangen aan het geschiedverhaal maar dit ligt mijns inziens anders met het Hooglied. Dit een een beeldend boek. Hans de Wolf echter leest Hooglied als een gewoon liefdeslied. Natuurlijk kan men het ook als een allegorie lezen waarbij het gaat om Gods liefde (Bruidegom) tot zijn volk (bruid) maar men kan niet alles vergeestelijken stelt Hans de Wolf. Daar heeft Hans de Wolf gelijk in. Ik lees Hooglied de naam zegt het al als een zeer hoogstaand lied. Het gewone huwelijk haalt dit niveau niet. Het gaat daarom allereerst over God (Bruidegom) en zijn volk (bruid) en vervolgens meer nieuwtestamentisch om Jezus en zijn volk. In het Oude Testament vergelijkt God zich vaker bij een Bruidegom stelt Kohlbrugge in zijn proefschrift over Psalm 45 (bijv boek Hosea) en in het Nieuwe Testament noemt Johannes de Doper zich de vriend van de Bruidegom (Johannes 3;29).