Het genadeverbond in het doopformulier
Als wij gedoopt worden
Want als wij gedoopt worden in de Naam van de Vader, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, …
Het staat er duidelijk: als wij gedoopt worden in de naam van de Vader. Dit geldt dus voor elk gedoopt kind. Er staat namelijk: als wij. Er is geen uitzondering. We mogen hier niet gaan separeren door te stellen dat wat hier volgt alleen de uitverkoren kinderen betreft. Het gaat hier namelijk om een brede verbondsopvatting die men niet inperkend kan en mag lezen vanuit een smalle verbondsopvatting. Wie dat doet, doet het doopformulier geweld aan en toont de moeite die men heeft met het reformatorisch doopformulier.
We lezen vervolgens: zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht,... De Vader betuigt, deelt plechtig mee en verzegelt of anders gezegd staat er garant voor dat Hij met ons (als wij gedoopt worden) een eeuwig verbond der genade opricht. God de Vader richt dus in de doop met de dopeling een eeuwig verbond der genade op.
Deze zinsnede wordt veelal verkeerd gelezen. Men leest dan dat God van eeuwigheid een verbond der genade heeft gemaakt waarin slecht de uitverkorenen zijn begrepen. Het eeuwige verbond is dan in de eeuwigheid opgericht. Het is een reeds voltooid verbond waarbij de kaarten reeds geschud zijn. Door dit zo te lezen belooft God niet aan elke dopeling hem of haar te zullen wassen in het bloed van Zijn Zoon. De doop wordt zo een wassen neus. God belooft in dat geval, als het een verbond is dat in de eeuwigheid is opgericht, niets want niemand weet wie er tot de verkorenen behoort. Het is maar afwachten wat God gaat doen. Er is dan geen hoopvol verwachten en een biddend pleiten om de vervulling van Zijn genadeverbond.
God de Vader richt een eeuwig verbond der genade op
Zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, …
Men moet echter goed lezen. God de Vader richt ('richt' staat in de tegenwoordige tijd) een eeuwig verbond der genade op met elke dopeling wanneer deze gedoopt wordt. Dat staat er. Aan elke dopeling wordt dus de beloften van het genadeverbond, zoals de vergeving der zonden en het eeuwige leven, toegezegd. Genade wil namelijk in dit verband zeggen dat men onverdiend alle toezeggingen die in het verbond begrepen en verzegeld zijn, zonder prijs kan verkrijgen als men Hem erom vraagt.
Maar hoe zit het met het eeuwige verbond der genade? Dit wordt in de tijd opgericht zo lezen we in het doopformulier. 'Eeuwig' wil in dit verband zeggen: van Gods kant altijd geldig. Dat wil zeggen: zo lang men leeft kan men aanspraak maken op de beloofde zaak.
Hoe zit dat dan? De besnijdenis wordt ook een eeuwige inzetting genoemd (Genesis 17:13b) en het verbond dat God met Abraham en zijn zaad opricht evenzo (Genesis 17:7). Wie stelt dat het verbond met Abraham en zijn geslacht in de hemel gesloten is met alle uitverkorenen uit het zaad van Abraham moet ook stellen dat men daar toen besneden is. Wie het verbond vereeuwigt, moet dit ook doen met de besnijdenis. Echter we lezen dat God door de besnijdenis het verbond opricht en dat dit teken een eeuwig verbond zal zijn (Gen. 17:13b). Het gaat dus om een eeuwig verbond der genade dat opgericht wordt in de tijd tijdens de doop.
'Eeuwig' wil in dit verband zeggen dat men het teken van de besnijdenis en in het Nieuwe Testament het teken van de doop niet kan wegschuiven. God heeft heel wat beloofd en dat voor eens en altijd. Van Zijn kant Zijn alle dingen gereed. De doop is een blijvend teken. Of anders gezegd: men is gedoopt voor het leven. Dat water droogt nooit meer op. Echter God komt er wel op terug wat de dopeling gedaan heeft met Zijn heerlijke toezeggingen in de doop. Dat is de leer van het doopformulier.
De scheiding valt daarom niet bij de doop zelf. Die is voor iedereen even geldig maar valt bij de dopeling. Wat doet hij of zij met de doop? Dat is beslissend. Daarom worden de ouders en zelfs heel de gemeente ingeschakeld om de kinderen die gedoopt zijn te onderwijzen in de leer van de doop. Zo wil God werken. Hij schakelt daarbij de ouders en heel de gemeente in. In die weg vervult Hij Zijn rijke beloften gedaan bij de doop.
Als wij gedoopt worden
Want als wij gedoopt worden in de Naam van de Vader, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, …
Het staat er duidelijk: als wij gedoopt worden in de naam van de Vader. Dit geldt dus voor elk gedoopt kind. Er staat namelijk: als wij. Er is geen uitzondering. We mogen hier niet gaan separeren door te stellen dat wat hier volgt alleen de uitverkoren kinderen betreft. Het gaat hier namelijk om een brede verbondsopvatting die men niet inperkend kan en mag lezen vanuit een smalle verbondsopvatting. Wie dat doet, doet het doopformulier geweld aan en toont de moeite die men heeft met het reformatorisch doopformulier.
We lezen vervolgens: zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht,... De Vader betuigt, deelt plechtig mee en verzegelt of anders gezegd staat er garant voor dat Hij met ons (als wij gedoopt worden) een eeuwig verbond der genade opricht. God de Vader richt dus in de doop met de dopeling een eeuwig verbond der genade op.
Deze zinsnede wordt veelal verkeerd gelezen. Men leest dan dat God van eeuwigheid een verbond der genade heeft gemaakt waarin slecht de uitverkorenen zijn begrepen. Het eeuwige verbond is dan in de eeuwigheid opgericht. Het is een reeds voltooid verbond waarbij de kaarten reeds geschud zijn. Door dit zo te lezen belooft God niet aan elke dopeling hem of haar te zullen wassen in het bloed van Zijn Zoon. De doop wordt zo een wassen neus. God belooft in dat geval, als het een verbond is dat in de eeuwigheid is opgericht, niets want niemand weet wie er tot de verkorenen behoort. Het is maar afwachten wat God gaat doen. Er is dan geen hoopvol verwachten en een biddend pleiten om de vervulling van Zijn genadeverbond.
God de Vader richt een eeuwig verbond der genade op
Zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, …
Men moet echter goed lezen. God de Vader richt ('richt' staat in de tegenwoordige tijd) een eeuwig verbond der genade op met elke dopeling wanneer deze gedoopt wordt. Dat staat er. Aan elke dopeling wordt dus de beloften van het genadeverbond, zoals de vergeving der zonden en het eeuwige leven, toegezegd. Genade wil namelijk in dit verband zeggen dat men onverdiend alle toezeggingen die in het verbond begrepen en verzegeld zijn, zonder prijs kan verkrijgen als men Hem erom vraagt.
Maar hoe zit het met het eeuwige verbond der genade? Dit wordt in de tijd opgericht zo lezen we in het doopformulier. 'Eeuwig' wil in dit verband zeggen: van Gods kant altijd geldig. Dat wil zeggen: zo lang men leeft kan men aanspraak maken op de beloofde zaak.
Hoe zit dat dan? De besnijdenis wordt ook een eeuwige inzetting genoemd (Genesis 17:13b) en het verbond dat God met Abraham en zijn zaad opricht evenzo (Genesis 17:7). Wie stelt dat het verbond met Abraham en zijn geslacht in de hemel gesloten is met alle uitverkorenen uit het zaad van Abraham moet ook stellen dat men daar toen besneden is. Wie het verbond vereeuwigt, moet dit ook doen met de besnijdenis. Echter we lezen dat God door de besnijdenis het verbond opricht en dat dit teken een eeuwig verbond zal zijn (Gen. 17:13b). Het gaat dus om een eeuwig verbond der genade dat opgericht wordt in de tijd tijdens de doop.
'Eeuwig' wil in dit verband zeggen dat men het teken van de besnijdenis en in het Nieuwe Testament het teken van de doop niet kan wegschuiven. God heeft heel wat beloofd en dat voor eens en altijd. Van Zijn kant Zijn alle dingen gereed. De doop is een blijvend teken. Of anders gezegd: men is gedoopt voor het leven. Dat water droogt nooit meer op. Echter God komt er wel op terug wat de dopeling gedaan heeft met Zijn heerlijke toezeggingen in de doop. Dat is de leer van het doopformulier.
De scheiding valt daarom niet bij de doop zelf. Die is voor iedereen even geldig maar valt bij de dopeling. Wat doet hij of zij met de doop? Dat is beslissend. Daarom worden de ouders en zelfs heel de gemeente ingeschakeld om de kinderen die gedoopt zijn te onderwijzen in de leer van de doop. Zo wil God werken. Hij schakelt daarbij de ouders en heel de gemeente in. In die weg vervult Hij Zijn rijke beloften gedaan bij de doop.