De doop in de Nederlandse belijdenisgeschriften
H Kakes
Achtergrond
Hendrik Kakes schreef een proefschrift over de doop in de Nederlandse belijdenisgeschriften waarop hij in 1953 promoveerde. De achtergrond van het schrijven van dit proefschrift is de hernieuwde discussie over de rechtmatigheid van de kinderdoop die door Karl Barth ter discussie werd gesteld en de scheuring in 1944 van de Gereformeerde kerken waartoe Kakes behoorde. Kakes tendeert in dit proefschrift richting de veronderstelde wedergeboorte toch valt er wel wat te leren van dit proefschrift. Ik pak om die reden zondag 27 vraag en antwoord 74 er uit.
De doop in zondag 27 vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus
Luther en de lutheranen zagen niet zo de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Testament. Het Oude was meer wet dan evangelie en om die reden had Luther en de zijnen geen oog voor het genadeverbond. Huldrich Zwingli echter uit Zürich heeft het genadeverbond weer op de kaart gezet. De bondelingen zijn Abraham en zijn zaad blijkens Genesis 17. Heinrich Bullinger de opvolger van Zwingli, heeft dit wat verder uitgewerkt wat in hoofdlijnen bij Zwingli reeds aanwezig was. Bij de Dopersen en Wederdopers hoorden de kinderen er niet bij. Ook waardeerden zij het Oude Testament onder en was hun geloofsopvatting individualistisch. Kinderen worden door de doop niet ingelijfd in de gemeente.
Zondag 27 vraag en antwoord 74
Ook de HC gaat in het spoor van Zwingli. Kinderen zijn volgens zondag 27 vraag en antwoord 74 in het verbond begrepen en delen net als de volwassen in de toezegging van belofte van de vergeving van de zonde en van de Heilige Geest die dit wil werken in het hart van de kinderen.
Ter verdediging van de kinderdoop zijn er drie argument te vinden bij de reformatoren en die vinden wij terg in de zondag 27 vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus:
1) Kinderen zijn net als de volwassenen in het verbond begrepen,
2 kinderen zijn net al de volwassen in de gemeente begrepen en
3) kinderen hebben net als de volwassen de belofte van de vergeving van de zonde in toezegging. De wederdopers ontkenden dat kinderen in het genadeverbond waren en dat zij behoorden tot de gemeente en het heil hen was toegezegd. Alleen de gelovigen die tot hun verstand zijn gekomen behoren tot de gemeente. Aan hen is het heil toegezegd. Kinderen kunnen dat nog niet verstaan.
Nog een kort fragment van een preek een CGK dominee, wijlen ds. Jan van der Vlies
Zondag 27 vraag en antwoord 74
Zal men ook de jonge kinderen dopen? Ja het; want mitsdien zij evenals de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen, (let op: toegezegd wordt), zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken van het verbond van de Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.
Het moest ons nu eigenlijk wel duidelijk zijn, wanneer we de kern gezien hebben van het Sacrament, dat het Sacrament inhoudt dat God Zijn belofte, Zijn Woord onderstreept. Hij stelt tekenen aangaande Zijn spreken. Wanneer wij er oog voor krijgen dat hier het kernwoord is: toegezegd door de belovende God. Wel, dan moet ik eerlijk zeggen, dat ik ineens niet meer zoveel opheb met die volwassendoop. Daardoor maakt men ten diepste van de Doop: ik geloof.
Maar wat is de Doop? Niet ik geloof, maar Ik beloof! Ik beloof in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes! Dat is iets anders dan: ik geloof. God spreekt: Ik beloof. Nu gaat het ook wel om het geloof daarin, gemeente, maar de nadruk van het Sacrament ligt op het beloven van God. Daarom zal men ook de jonge kinderen dopen!
Als God met Zijn Woord tot ons komt als gemeente, als God met Zijn Evangelie tot ons komt, als God tot ons komt in de bediening van het Verbond, zouden dan de jonge kinderen uitgezonderd moeten worden? Ik dacht het toch niet. Als we maar zien, dat het niet een sterveling is, die zijn geloof uitspreekt voor God, maar dat God Zijn naam uitspreekt voor een zondaar: Ik beloof. O, dan kan de zaak duidelijk zijn!
Het is God gemeente, Die Zijn Kerk hier op aarde bouwt. Het is een groot wonder, dat God de Kerk die de zaligheid beërven zal, ook bouwt door middel van mensen, door het heilig huwelijk waarin de vrouw zalig zal worden in kinderen te baren. (1 Tim.2:15).
Het is dus niet zo dat Abraham gezegd heeft tot God: ik geloof. Maar God was het, Die tot Abraham kwam: Ik beloof. Daarom begrijpen we dat het niet alleen over Abraham loopt, maar over Abraham en zijn zaad. Zoals wij dat ook opgenomen vinden in het doopformulier. Dan gaan we er ook iets van begrijpen dat die tekst opgenomen is: "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal" (Hand.2:39).
Nu moeten we wel even opmerken, dat het doopformulier niet spreekt dat wij in genade aangenomen worden. Maar het doopformulier spreekt dat wij in Christus tot genade aangenomen worden.
Dan gaat het ook om een geweldige verantwoordelijkheid voor gedoopte kinderen, maar ook voor doopouders. Daarom is ook in het formulier de geschiedenis opgenomen van moeders die hun kinderen tot Jezus brachten, opdat Hij ze zegenen zou. Christus heeft hen omhelst, de handen opgelegd en gezegend.
Wat dachten de discipelen toen eigenlijk gemeente? Ze hebben de moeders en hun kinderen afgeweerd. Wat worden er veel vergissingen gemaakt in het Koninkrijk Gods. Wat denken we vaak dat het alleen is voor volwassen mensen. De discipelen dachten dat Christus er niet was voor kinderen, maar alleen voor groten. Maar wat zegt Jezus? "Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet; want de zulken is het Koninkrijk Gods" (Mark.10:14).
Doopstof, geliefde gemeente, is worstelstof om er ten aanzien van onszelf mee voor God op de knieën te komen. En om er ten aanzien van onze kinderen mee op de knieën te komen. Want de kern van het Sacrament, ik heb het u gezegd, is niet de belijdenis: ik geloof, maar God Die zegt: Ik beloof. Maar als het dan nooit komt tot het 'ik geloof' in onze levens, in onze harten, dan is het toch voor eeuwig verloren.
Juist de apostel Johannes, die met recht genoemd wordt de apostel der liefde, die zo bijzonder liefelijk prediken kon, schrijft: "die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt" (1 Joh.5:10).
Dat geldt dan voor een gedoopt voorhoofd des te meer, gemeente. Om God tot een leugenaar gemaakt te hebben, dat zal recht vreselijk zijn. Wie in een weg van ongeloof de verbondszegen veracht, zal tot in der eeuwigheid onder de verbondswraak leven. Dat is de ernst van de zaak. God zegt: Ik beloof! Het geloof behoeft niet groot te zijn, maar het zal er wel op aankomen of wij ooit geloof beoefend hebben.
Misschien vraagt u nu wel in uw hart, wat is dan geloof? Krummacher heeft gezegd: "Geloof is: God voor een waarachtig Man houden". Daarin ligt de ganse zaligheid. "Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp" (Mark.9:24).
Dan is het een kostelijke zaak, geliefde gemeente, het Sacrament. Ik herhaal wat Calvijn gezegd heeft: De Sacramenten zijn de krukken waarop een kreupele Kerk mag gaan. AMEN.
Bron: https://www.bewaarhetpand.nl/index.php/leespreken/70-heidelbergse-catechismus/ds-j-van-der-vlies/170-zondag-27-vraag-en-antwoord-72-73-74
H Kakes
Achtergrond
Hendrik Kakes schreef een proefschrift over de doop in de Nederlandse belijdenisgeschriften waarop hij in 1953 promoveerde. De achtergrond van het schrijven van dit proefschrift is de hernieuwde discussie over de rechtmatigheid van de kinderdoop die door Karl Barth ter discussie werd gesteld en de scheuring in 1944 van de Gereformeerde kerken waartoe Kakes behoorde. Kakes tendeert in dit proefschrift richting de veronderstelde wedergeboorte toch valt er wel wat te leren van dit proefschrift. Ik pak om die reden zondag 27 vraag en antwoord 74 er uit.
De doop in zondag 27 vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus
Luther en de lutheranen zagen niet zo de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Testament. Het Oude was meer wet dan evangelie en om die reden had Luther en de zijnen geen oog voor het genadeverbond. Huldrich Zwingli echter uit Zürich heeft het genadeverbond weer op de kaart gezet. De bondelingen zijn Abraham en zijn zaad blijkens Genesis 17. Heinrich Bullinger de opvolger van Zwingli, heeft dit wat verder uitgewerkt wat in hoofdlijnen bij Zwingli reeds aanwezig was. Bij de Dopersen en Wederdopers hoorden de kinderen er niet bij. Ook waardeerden zij het Oude Testament onder en was hun geloofsopvatting individualistisch. Kinderen worden door de doop niet ingelijfd in de gemeente.
Zondag 27 vraag en antwoord 74
Ook de HC gaat in het spoor van Zwingli. Kinderen zijn volgens zondag 27 vraag en antwoord 74 in het verbond begrepen en delen net als de volwassen in de toezegging van belofte van de vergeving van de zonde en van de Heilige Geest die dit wil werken in het hart van de kinderen.
Ter verdediging van de kinderdoop zijn er drie argument te vinden bij de reformatoren en die vinden wij terg in de zondag 27 vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse catechismus:
1) Kinderen zijn net als de volwassenen in het verbond begrepen,
2 kinderen zijn net al de volwassen in de gemeente begrepen en
3) kinderen hebben net als de volwassen de belofte van de vergeving van de zonde in toezegging. De wederdopers ontkenden dat kinderen in het genadeverbond waren en dat zij behoorden tot de gemeente en het heil hen was toegezegd. Alleen de gelovigen die tot hun verstand zijn gekomen behoren tot de gemeente. Aan hen is het heil toegezegd. Kinderen kunnen dat nog niet verstaan.
Nog een kort fragment van een preek een CGK dominee, wijlen ds. Jan van der Vlies
Zondag 27 vraag en antwoord 74
Zal men ook de jonge kinderen dopen? Ja het; want mitsdien zij evenals de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen, (let op: toegezegd wordt), zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken van het verbond van de Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.
Het moest ons nu eigenlijk wel duidelijk zijn, wanneer we de kern gezien hebben van het Sacrament, dat het Sacrament inhoudt dat God Zijn belofte, Zijn Woord onderstreept. Hij stelt tekenen aangaande Zijn spreken. Wanneer wij er oog voor krijgen dat hier het kernwoord is: toegezegd door de belovende God. Wel, dan moet ik eerlijk zeggen, dat ik ineens niet meer zoveel opheb met die volwassendoop. Daardoor maakt men ten diepste van de Doop: ik geloof.
Maar wat is de Doop? Niet ik geloof, maar Ik beloof! Ik beloof in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes! Dat is iets anders dan: ik geloof. God spreekt: Ik beloof. Nu gaat het ook wel om het geloof daarin, gemeente, maar de nadruk van het Sacrament ligt op het beloven van God. Daarom zal men ook de jonge kinderen dopen!
Als God met Zijn Woord tot ons komt als gemeente, als God met Zijn Evangelie tot ons komt, als God tot ons komt in de bediening van het Verbond, zouden dan de jonge kinderen uitgezonderd moeten worden? Ik dacht het toch niet. Als we maar zien, dat het niet een sterveling is, die zijn geloof uitspreekt voor God, maar dat God Zijn naam uitspreekt voor een zondaar: Ik beloof. O, dan kan de zaak duidelijk zijn!
Het is God gemeente, Die Zijn Kerk hier op aarde bouwt. Het is een groot wonder, dat God de Kerk die de zaligheid beërven zal, ook bouwt door middel van mensen, door het heilig huwelijk waarin de vrouw zalig zal worden in kinderen te baren. (1 Tim.2:15).
Het is dus niet zo dat Abraham gezegd heeft tot God: ik geloof. Maar God was het, Die tot Abraham kwam: Ik beloof. Daarom begrijpen we dat het niet alleen over Abraham loopt, maar over Abraham en zijn zaad. Zoals wij dat ook opgenomen vinden in het doopformulier. Dan gaan we er ook iets van begrijpen dat die tekst opgenomen is: "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal" (Hand.2:39).
Nu moeten we wel even opmerken, dat het doopformulier niet spreekt dat wij in genade aangenomen worden. Maar het doopformulier spreekt dat wij in Christus tot genade aangenomen worden.
Dan gaat het ook om een geweldige verantwoordelijkheid voor gedoopte kinderen, maar ook voor doopouders. Daarom is ook in het formulier de geschiedenis opgenomen van moeders die hun kinderen tot Jezus brachten, opdat Hij ze zegenen zou. Christus heeft hen omhelst, de handen opgelegd en gezegend.
Wat dachten de discipelen toen eigenlijk gemeente? Ze hebben de moeders en hun kinderen afgeweerd. Wat worden er veel vergissingen gemaakt in het Koninkrijk Gods. Wat denken we vaak dat het alleen is voor volwassen mensen. De discipelen dachten dat Christus er niet was voor kinderen, maar alleen voor groten. Maar wat zegt Jezus? "Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet; want de zulken is het Koninkrijk Gods" (Mark.10:14).
Doopstof, geliefde gemeente, is worstelstof om er ten aanzien van onszelf mee voor God op de knieën te komen. En om er ten aanzien van onze kinderen mee op de knieën te komen. Want de kern van het Sacrament, ik heb het u gezegd, is niet de belijdenis: ik geloof, maar God Die zegt: Ik beloof. Maar als het dan nooit komt tot het 'ik geloof' in onze levens, in onze harten, dan is het toch voor eeuwig verloren.
Juist de apostel Johannes, die met recht genoemd wordt de apostel der liefde, die zo bijzonder liefelijk prediken kon, schrijft: "die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt" (1 Joh.5:10).
Dat geldt dan voor een gedoopt voorhoofd des te meer, gemeente. Om God tot een leugenaar gemaakt te hebben, dat zal recht vreselijk zijn. Wie in een weg van ongeloof de verbondszegen veracht, zal tot in der eeuwigheid onder de verbondswraak leven. Dat is de ernst van de zaak. God zegt: Ik beloof! Het geloof behoeft niet groot te zijn, maar het zal er wel op aankomen of wij ooit geloof beoefend hebben.
Misschien vraagt u nu wel in uw hart, wat is dan geloof? Krummacher heeft gezegd: "Geloof is: God voor een waarachtig Man houden". Daarin ligt de ganse zaligheid. "Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp" (Mark.9:24).
Dan is het een kostelijke zaak, geliefde gemeente, het Sacrament. Ik herhaal wat Calvijn gezegd heeft: De Sacramenten zijn de krukken waarop een kreupele Kerk mag gaan. AMEN.
Bron: https://www.bewaarhetpand.nl/index.php/leespreken/70-heidelbergse-catechismus/ds-j-van-der-vlies/170-zondag-27-vraag-en-antwoord-72-73-74