De juichkreet van de reformatie
De reden van deze juichkreet
Vele eeuwen had de kerk haar leden gevangen gehouden in een systeem van goede werken. Bij de doop ontving de dopeling inwendige genade (gratia infusa) waarmee hij of zij aan de slag moest gaan om door de werken van de wet rechtvaardig te worden voor een God die de rechtvaardigheid opeist. Luther echter mocht ontdekken dat God de goddeloze rechtvaardigt. De rechtvaardiging is niet alleen een eis maar ook een geschenk. God ziet namelijk de goddeloze die gelooft in Zijn Zoon en met Hem verbonden is niet langer als een goddeloze. God kijkt dan naar de gerechtigheid van Zijn Zoon en spreekt de zondaar vrij. Zijn Zoon staat voor de zondaar in. De zondaar heeft door dit geloof vrede met God. Dit geeft een vreugde die de kerk, in de dagen van Luther en de dagen voor Luther, niet kende. Men wist namelijk nooit of men rechtvaardig was voor God. Dit zorgde voor onzekerheid en angst. Wat zou er gebeuren als men stierf? Zou men in de hemel komen? Men kende de juichkreet en overwinningskreet van het geloof niet.
De juichkreet van Luther
Christenen die de leer van Luther aanhingen werden vaak vervolgd. Ze kwamen op de brandstapel terecht. Was dit het allemaal wel waard? Luther meende van wel. Hij maakte het volgende lied: 'Nemen zij lijf, goed, eer, kind en vrouw: laat het maar los, ze hebben er geen winst van (Nehmen sie den Leib, Gut, Ehr, Kind und Weib: lass fahren dahin, sie haben’s kein’ Gewinn). Bij ons bekend als 'Delf vrouw en kinderen het graf. Neem goed en bloed ons af. Het brengt u geen gewin. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken'. Men komt het ook in zangbundels als volgt tegen: 'Al rooft g'ons al ons goed, vrouw, kind, en eer en bloed, ontneem 't ons alles vrij! Gij wint er toch niets bij: het Rijk blijft ons behouden!'. Kortom, de juichkreet van de reformatie is: We gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Het is een blij vooruitzicht dankzij de rechtvaardiging van de goddeloze.
De juichkreet in ons doopformulier
We lezen in ons doopformulier: 'Als wij gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, zo verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament dat Hij in ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toe-eigenende dat wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonden, en de dagelijkse vernieuwing van ons leven totdat wij EINDELIJK onder de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden'.
We kennen allemaal wel het gebruik van het woord EINDELIJK als juichkreet. Iemand is bijvoorbeeld een paar keer gezakt voor zijn rijexamen en slaagt uiteindelijk. Die persoon zegt dan met een blij gezicht: ik heb EINDELIJK mijn rijbewijs. Hij is er blij mee. Ditzelfde treffen we aan in ons doopformulier. Daar lezen we het verlangen van de reformatie naar het eeuwige leven met God. Er staat namelijk: 'totdat wij EINDELIJK onder de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden'. De Geest die de vergeving en de vernieuwing werkt, werkt in de gedoopte zondaar dit verlangen en dit heerlijke vooruitzicht. Kortom, EINDELIJK is de juichkreet van de reformatie. Aan de verdrukking op aarde komt een einde en dan zal men EINDELIJK altijd bij de Zaligmaker zijn. Het geloof verheugt zich al op die dag...
De juichkreet in de Nederlandse geloofsbelijdenis
Dit heerlijke vooruitzicht dat we aantreffen in ons doopformulier treffen we nog veel helder aan in de geloofsbelijdenis van Guido de Bres. Daar lezen we aan het slot van artikel 37 over het laatste oordeel: 'En daarentegen zullen de gelovigen en uitverkorenen gekroond worden met heerlijkheid en eer. Gods Zoon zal hun naam belijden voor God Zijn Vader en Zijn uitverkoren engelen; alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden; hun zaak, die nu tegenwoordig door veel rechters en overheden als ketters en goddeloos veroordeeld wordt, zal bekend worden de zaak van Gods Zoon te zijn. En tot een genadige vergelding zal de Heere hen zo'n heerlijkheid doen bezitten, als het hart nooit zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Heere'.
De reden van deze juichkreet
Vele eeuwen had de kerk haar leden gevangen gehouden in een systeem van goede werken. Bij de doop ontving de dopeling inwendige genade (gratia infusa) waarmee hij of zij aan de slag moest gaan om door de werken van de wet rechtvaardig te worden voor een God die de rechtvaardigheid opeist. Luther echter mocht ontdekken dat God de goddeloze rechtvaardigt. De rechtvaardiging is niet alleen een eis maar ook een geschenk. God ziet namelijk de goddeloze die gelooft in Zijn Zoon en met Hem verbonden is niet langer als een goddeloze. God kijkt dan naar de gerechtigheid van Zijn Zoon en spreekt de zondaar vrij. Zijn Zoon staat voor de zondaar in. De zondaar heeft door dit geloof vrede met God. Dit geeft een vreugde die de kerk, in de dagen van Luther en de dagen voor Luther, niet kende. Men wist namelijk nooit of men rechtvaardig was voor God. Dit zorgde voor onzekerheid en angst. Wat zou er gebeuren als men stierf? Zou men in de hemel komen? Men kende de juichkreet en overwinningskreet van het geloof niet.
De juichkreet van Luther
Christenen die de leer van Luther aanhingen werden vaak vervolgd. Ze kwamen op de brandstapel terecht. Was dit het allemaal wel waard? Luther meende van wel. Hij maakte het volgende lied: 'Nemen zij lijf, goed, eer, kind en vrouw: laat het maar los, ze hebben er geen winst van (Nehmen sie den Leib, Gut, Ehr, Kind und Weib: lass fahren dahin, sie haben’s kein’ Gewinn). Bij ons bekend als 'Delf vrouw en kinderen het graf. Neem goed en bloed ons af. Het brengt u geen gewin. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken'. Men komt het ook in zangbundels als volgt tegen: 'Al rooft g'ons al ons goed, vrouw, kind, en eer en bloed, ontneem 't ons alles vrij! Gij wint er toch niets bij: het Rijk blijft ons behouden!'. Kortom, de juichkreet van de reformatie is: We gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Het is een blij vooruitzicht dankzij de rechtvaardiging van de goddeloze.
De juichkreet in ons doopformulier
We lezen in ons doopformulier: 'Als wij gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, zo verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament dat Hij in ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toe-eigenende dat wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonden, en de dagelijkse vernieuwing van ons leven totdat wij EINDELIJK onder de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden'.
We kennen allemaal wel het gebruik van het woord EINDELIJK als juichkreet. Iemand is bijvoorbeeld een paar keer gezakt voor zijn rijexamen en slaagt uiteindelijk. Die persoon zegt dan met een blij gezicht: ik heb EINDELIJK mijn rijbewijs. Hij is er blij mee. Ditzelfde treffen we aan in ons doopformulier. Daar lezen we het verlangen van de reformatie naar het eeuwige leven met God. Er staat namelijk: 'totdat wij EINDELIJK onder de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden'. De Geest die de vergeving en de vernieuwing werkt, werkt in de gedoopte zondaar dit verlangen en dit heerlijke vooruitzicht. Kortom, EINDELIJK is de juichkreet van de reformatie. Aan de verdrukking op aarde komt een einde en dan zal men EINDELIJK altijd bij de Zaligmaker zijn. Het geloof verheugt zich al op die dag...
De juichkreet in de Nederlandse geloofsbelijdenis
Dit heerlijke vooruitzicht dat we aantreffen in ons doopformulier treffen we nog veel helder aan in de geloofsbelijdenis van Guido de Bres. Daar lezen we aan het slot van artikel 37 over het laatste oordeel: 'En daarentegen zullen de gelovigen en uitverkorenen gekroond worden met heerlijkheid en eer. Gods Zoon zal hun naam belijden voor God Zijn Vader en Zijn uitverkoren engelen; alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden; hun zaak, die nu tegenwoordig door veel rechters en overheden als ketters en goddeloos veroordeeld wordt, zal bekend worden de zaak van Gods Zoon te zijn. En tot een genadige vergelding zal de Heere hen zo'n heerlijkheid doen bezitten, als het hart nooit zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Heere'.