Hermann Friedrich Kohlbrugge.
Wie hij was
Hij werd 15 augustus 1803 in Amsterdam geboren in een gezin dat lid was van de Hersteld Evangelisch-Lutherse kerk. Kohlbrugge zijn vader was van Duitse afkomst en zijn moeder kwam uit Nederland. Hij ging theologie studeren en kwam in conflict met een predikant. Kohlbrugge verweet die predikant dat hij niet Schriftuurlijk was. Dit conflict kostte hem zijn ambt. Daarna zocht hij aansluiting bij de Nederlandse Hervormde Kerk. Hier werd hij echter niet toegelaten als predikant. Kohlbrugge kreeg wel contact met de mensen van het Reveil, zoals Isaac da Costa. Maar ook met hem kreeg Kohlbrugge een meningsverschil over de heiligmaking (Romeinen 7:14).
Kohlbrugge promoveerde op 27 jarige leeftijd cum laude op Psalm 45. In zijn proefschrift behandelde hij het bruiloftslied in dit Bijbelgedeelte als een beeld van de verhouding tussen Christus en de gelovige. Op 5 maart 1875 stierf hij in Elberfeld in Duitsland.
Elberfeld als uitvalbasis
Doordat Kohlbrugge buiten de Hersteld Evangelisch-Lutherse kerk kwam te staan, had hij veel tijd om te schrijven. Daarnaast preekte hij vaak in Elberfeld. Dat lag in Duitsland. In deze plaats, die in Wuppertal in Duitsland lag, vond er een opwekking plaats onder de prediking van Kohlbrugge, Krumacher en Geyser. Dr. J. Kommers heeft over deze opwekking in Wuppertal zijn proefschrift geschreven. Kommers merkte destijds (2005) in een gesprek met het RD over hen op: 'Hun prediking had een troostvolle, evangelische ondertoon. De predikers zagen zich als instrumenten in Gods hand waardoor het Woord van God tot de mensen komt' (...) .'Zij gaven zich wel steeds rekenschap van hun preekwerk. Zij kenden de Bijbelse talen grondig en het ontbrak hun preken niet aan exegetische rugdekking. Deze drie predikers hebben de prediking bevrijd van steriele rechtzinnigheid doordat ze hun exegetische ontdekkingen in hun voortdurend schriftonderzoek homiletisch vruchtbaar maakten." (bron: http://www.digibron.nl/search/detail/012dc40a3320e1d723ebe338/opwekking-wuppertal-begon-in-weeshuis).
Kohlbrugge en Luther
Dr. A de Reuver toont in zijn proefschrift aan dat Kohlbrugge dicht tegen Luther aan stond in zijn theologie. Kohlbrugge hield geloof en wedergeboorte helemaal bij elkaar. Met de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, die wedergeboorte zagen als een ingestort geloofsvermogen (met name Comrie), verschilde Kohlbrugge grondig. Kohlbrugge legde niet de nadruk op de wedergeboorte in engere zin, de levendmaking. Hij legde de nadruk op het geloof dat rechtvaardigend van aard is. Daardoor stond hij dichter bij Luther en Calvijn (Dr. A de Reuver, Bedelen bij de Bron. Kohlbrugge' s geloofsopvatting vergeleken met de Reformatie en Nadere Reformatie', blz. 600). Evenals Luther deed Kohlbrugge een belangrijke ontdekking in de brief aan de Romeinen. Het gaf hem net als Luther een nieuw inzicht ten aanzien van het belang van het evangelie. Bij Luther zorgde de vondst uit de brief aan de Romeinen voor een nieuw inzicht in de rechtvaardigmaking. Bij Kohlbrugge zorgde de vondst uit de brief aan de Romeinen voor een nieuw inzicht in de heiligmaking...
Romeinen 7:14. Ik ben vleselijk komma
Tijdens de voorbereiding van een preek over Romeinen 7:14 deed Kohlbrugge namelijk een ontdekking. Voorheen las hij deze tekst anders. Dat was gebruikelijk in die tijd. Men las veelal: Ik ben vleselijk verkocht onder de zonde maar ik ben dus ook nog geestelijk. Kohlbrugge ontdekte dat in het Grieks 'vleselijk' niet als bijwoord staat beschreven (sarkinoos met een omega). Dan zou men moeten lezen: Ik ben vleselijk verkocht onder de zonde en zou men erbij kunnen denken, maar ik ben ook nog geestelijk. Nee in het Grieks staat 'vleselijk' als bijvoeglijk naamwoord (sarkinos met een omikron). Dus, ik ben vleselijk. Dat is altijd vleselijk. 'Vleselijk' moet men alleen verbinden met 'ik' en niet met 'verkocht'. 'Vleselijk' is een bijvoeging bij 'ik' en niet een bijwoord bij 'verkocht'. Kortom de gelovige is altijd vleselijk vandaar die komma in de tekst.
Verkocht ONDER de zonde
Nu dachten de Grieken bij vleselijk aan vlees van de slager. De Joodse hoorders die het Oude Testament kenden, wisten dat vleselijk vergankelijk of zondig kan betekenen (Genesis 6:3 en 12 en Jesaja 40:6). Om nu voor al zijn hoorders duidelijk te maken wat vleselijk inhoudt, voegt Paulus er aan toe: verkocht onder de zonde. Let op niet alleen verknocht aan de zonde maar er ook aan verkocht. En niet alleen verkocht aan de zonde maar ook nog eens verkocht ONDER (In Grieks: hypo) de zonde. Kortom de gelovige ligt geheel en al ONDER de heerschappij van de zonde. Kohlbrugge deed dus een bizarre ontdekking want wat blijft er dan over van een gelovige als die helemaal vleselijk is? Om die reden zijn er theologen geweest die Romeinen 7 vers 14 laten slaan op Paulus toen hij nog niet veranderd was. Ja toen was hij vleselijk en toen was hij verkocht ONDER de zonde. Op die manier kan men het principe van de christen als gespleten mens in het vervolg na Romeinen 7: 14 handhaven. Kohlbrugge kwam echter met een andere oplossing. Kohlbrugge stelde Christus centraal. De gelovige is van zichzelf helemaal zondig maar door het geloof in Christus helemaal nieuw (2 Korinthe 5:17). Kijkt de gelovige naar zichzelf dan ziet hij een zondaar die er niets van terecht brengt. Kijkt hij naar Christus dan leeft hij. In Hem is de zondaar een nieuw schepsel voor God. Door het geloof in Hem kan men goede vruchten voortbrengen. Zonder Jezus, de ware Wijnstok kan de gelovige als rank niets doen. Door het geloof alleen trekt men levenssappen uit Hem en kan men vruchten dragen. Het levensbeginsel ligt niet in de rank (gelovige) maar in de ware Wijnstok. In Hem is het leven en in Hem kan en mag men leven voor God (Coram Deo).
Briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge
Da Costa was het niet eens met de preek die Kohlbrugge hield over Romeinen 7:14. Hij schreef een brief aan Kohlbrugge. Hij schreef in deze brief dat op deze manier het Koningschap van Jezus in de harten van de gelovigen niet tot zijn recht komt als men zo Romeinen 7:14 uitlegt. Kohlbrugge deed volgens hem tekort aan het werk van Christus in de zondaar. Da Costa sprak van het nieuwe beginsel en schreef: 'De nieuwe mens, dat nieuwe beginsel, ziedaar de Christus in ons' ('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 17)
Kohlbrugge gaf antwoord in een brief en stelde dat men in Christus geheel en al een nieuw schepsel is. Hij schreef: 'De nieuwe mens, dat nieuwe beginsel, ziedaar de Christus in ons!!, schrijft gij. Dit is onschriftuurlijk en daarom verwerpelijk! De nieuwe mens is niet Christus in ons, maar naar de nieuwe geboorte zijn wij God maaksel, schepsel in Christus en niet Christus het maaksel of schepsel in ons (2 Korinthe 5:17) ' (('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 33)
Buiten het geloof in Jezus is de gelovige een groot zondaar. Hij legde de nadruk op het in Christus zijn door het geloof en wilde niet weten van de Christus in de gelovige waarover de gelovige te pas en onpas over kan beschikken. Van zichzelf is de gelovige een diep gevallen mens die helemaal aangewezen is op de genade die in Christus voorhanden is.
De mening van dr. W. Aalders
Aalders stelt in zijn boek 'De grote ontsporing. Over de verhouding van de Reformatie en de moderne theologie' dat Da Costa volgens Kohlbrugge een scheiding maakte tussen Christus voor ons als onze rechtvaardiging en Christus in ons als onze heiliging. Kohlbrugge had zijn bezorgdheid over dit systeem. Heiliging zou zo worden tot een uitwendige zaak los van Christus. Het zou een soort groeiproces zijn. Volgens Aalders zou dit idee nog verder doorbreken bij dr. A. Kuyper bij wie Christus en de wereld een centraal thema werd. Kuyper leerde dat wedergeboorte een soort groeiproces was van een kiem, levensbeginsel, gewerkt door God. Hij ontwikkelde dit idee in navolging van Maccovius en Comrie. Dit groeiproces, het nieuwe beginsel in de mens zou instaat zijn om voor de Koning in deze wereld te strijden (Pro Rege). Dit leidde echter tot een groot menselijk activisme ('De grote ontsporing. Over de verhouding van de Reformatie en de moderne theologie' Den Haag, jaartal onbekend, p. 95-99).
Heiligmaking is geen zaak van de christen zelf
Kohlbrugge wilde niets weten van een heiligmaking los van het geloof in Christus. Hij zei in preek over Romeinen 7:14: 'Er zijn veel christenen die menen dat de heliging hun werk is nadat zij gerechtvaardigd zijn. Daarop leggen zij zich met vlijt toe. Maar in plaats van vooruit te komen, bespeuren zij meer en meer dat zij teruggaan, zij worden geesteloos en als een dorre boom. Het ongeloof breekt erop in. De satan krijgt hier de handen ruim en nu eer zij het nog vermoeden, wordt hun alles duister. Het verderf dat in hun hart zit, laat zich meer en meer zien en thans komt het hun in de zin of zij ooit wel genade ontvangen hebben en ze zijn nu bezig met het gehele werk van God in de twijfel te trekken en te verloochenen. Heft het hoofd op van uit het stof. 'Ik ben vleselijk' zegt de apostel. Zorg eerst daarvoor dat gij Christus weer vindt. Wanneer wij belijden: Ik ben vleselijk en zwart. Dan geldt Zijn woord boven alles: Ik zie aan u geen vlek, zo liefelijk en heilig zijt gij voor Mij' ('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 80)
Samen met alle heiligen
Helaas kwam het tot een breuk tussen Da Costa en Kohlbrugge. Wij kunnen echter van beide theologen leren. Van Kohlbrugge kunnen we leren hoe het zit met de heiligmaking. Van Da Costa kunnen we leren over het herstel van Israël en het duizendjarige rijk. Da Costa had veel hoop voor zijn eigen volk. Kohlbrugge had net als Luther niet veel verwachting voor het Joodse volk. Ook had hij niets op met een duizend jarig vrederijk...
Wie hij was
Hij werd 15 augustus 1803 in Amsterdam geboren in een gezin dat lid was van de Hersteld Evangelisch-Lutherse kerk. Kohlbrugge zijn vader was van Duitse afkomst en zijn moeder kwam uit Nederland. Hij ging theologie studeren en kwam in conflict met een predikant. Kohlbrugge verweet die predikant dat hij niet Schriftuurlijk was. Dit conflict kostte hem zijn ambt. Daarna zocht hij aansluiting bij de Nederlandse Hervormde Kerk. Hier werd hij echter niet toegelaten als predikant. Kohlbrugge kreeg wel contact met de mensen van het Reveil, zoals Isaac da Costa. Maar ook met hem kreeg Kohlbrugge een meningsverschil over de heiligmaking (Romeinen 7:14).
Kohlbrugge promoveerde op 27 jarige leeftijd cum laude op Psalm 45. In zijn proefschrift behandelde hij het bruiloftslied in dit Bijbelgedeelte als een beeld van de verhouding tussen Christus en de gelovige. Op 5 maart 1875 stierf hij in Elberfeld in Duitsland.
Elberfeld als uitvalbasis
Doordat Kohlbrugge buiten de Hersteld Evangelisch-Lutherse kerk kwam te staan, had hij veel tijd om te schrijven. Daarnaast preekte hij vaak in Elberfeld. Dat lag in Duitsland. In deze plaats, die in Wuppertal in Duitsland lag, vond er een opwekking plaats onder de prediking van Kohlbrugge, Krumacher en Geyser. Dr. J. Kommers heeft over deze opwekking in Wuppertal zijn proefschrift geschreven. Kommers merkte destijds (2005) in een gesprek met het RD over hen op: 'Hun prediking had een troostvolle, evangelische ondertoon. De predikers zagen zich als instrumenten in Gods hand waardoor het Woord van God tot de mensen komt' (...) .'Zij gaven zich wel steeds rekenschap van hun preekwerk. Zij kenden de Bijbelse talen grondig en het ontbrak hun preken niet aan exegetische rugdekking. Deze drie predikers hebben de prediking bevrijd van steriele rechtzinnigheid doordat ze hun exegetische ontdekkingen in hun voortdurend schriftonderzoek homiletisch vruchtbaar maakten." (bron: http://www.digibron.nl/search/detail/012dc40a3320e1d723ebe338/opwekking-wuppertal-begon-in-weeshuis).
Kohlbrugge en Luther
Dr. A de Reuver toont in zijn proefschrift aan dat Kohlbrugge dicht tegen Luther aan stond in zijn theologie. Kohlbrugge hield geloof en wedergeboorte helemaal bij elkaar. Met de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, die wedergeboorte zagen als een ingestort geloofsvermogen (met name Comrie), verschilde Kohlbrugge grondig. Kohlbrugge legde niet de nadruk op de wedergeboorte in engere zin, de levendmaking. Hij legde de nadruk op het geloof dat rechtvaardigend van aard is. Daardoor stond hij dichter bij Luther en Calvijn (Dr. A de Reuver, Bedelen bij de Bron. Kohlbrugge' s geloofsopvatting vergeleken met de Reformatie en Nadere Reformatie', blz. 600). Evenals Luther deed Kohlbrugge een belangrijke ontdekking in de brief aan de Romeinen. Het gaf hem net als Luther een nieuw inzicht ten aanzien van het belang van het evangelie. Bij Luther zorgde de vondst uit de brief aan de Romeinen voor een nieuw inzicht in de rechtvaardigmaking. Bij Kohlbrugge zorgde de vondst uit de brief aan de Romeinen voor een nieuw inzicht in de heiligmaking...
Romeinen 7:14. Ik ben vleselijk komma
Tijdens de voorbereiding van een preek over Romeinen 7:14 deed Kohlbrugge namelijk een ontdekking. Voorheen las hij deze tekst anders. Dat was gebruikelijk in die tijd. Men las veelal: Ik ben vleselijk verkocht onder de zonde maar ik ben dus ook nog geestelijk. Kohlbrugge ontdekte dat in het Grieks 'vleselijk' niet als bijwoord staat beschreven (sarkinoos met een omega). Dan zou men moeten lezen: Ik ben vleselijk verkocht onder de zonde en zou men erbij kunnen denken, maar ik ben ook nog geestelijk. Nee in het Grieks staat 'vleselijk' als bijvoeglijk naamwoord (sarkinos met een omikron). Dus, ik ben vleselijk. Dat is altijd vleselijk. 'Vleselijk' moet men alleen verbinden met 'ik' en niet met 'verkocht'. 'Vleselijk' is een bijvoeging bij 'ik' en niet een bijwoord bij 'verkocht'. Kortom de gelovige is altijd vleselijk vandaar die komma in de tekst.
Verkocht ONDER de zonde
Nu dachten de Grieken bij vleselijk aan vlees van de slager. De Joodse hoorders die het Oude Testament kenden, wisten dat vleselijk vergankelijk of zondig kan betekenen (Genesis 6:3 en 12 en Jesaja 40:6). Om nu voor al zijn hoorders duidelijk te maken wat vleselijk inhoudt, voegt Paulus er aan toe: verkocht onder de zonde. Let op niet alleen verknocht aan de zonde maar er ook aan verkocht. En niet alleen verkocht aan de zonde maar ook nog eens verkocht ONDER (In Grieks: hypo) de zonde. Kortom de gelovige ligt geheel en al ONDER de heerschappij van de zonde. Kohlbrugge deed dus een bizarre ontdekking want wat blijft er dan over van een gelovige als die helemaal vleselijk is? Om die reden zijn er theologen geweest die Romeinen 7 vers 14 laten slaan op Paulus toen hij nog niet veranderd was. Ja toen was hij vleselijk en toen was hij verkocht ONDER de zonde. Op die manier kan men het principe van de christen als gespleten mens in het vervolg na Romeinen 7: 14 handhaven. Kohlbrugge kwam echter met een andere oplossing. Kohlbrugge stelde Christus centraal. De gelovige is van zichzelf helemaal zondig maar door het geloof in Christus helemaal nieuw (2 Korinthe 5:17). Kijkt de gelovige naar zichzelf dan ziet hij een zondaar die er niets van terecht brengt. Kijkt hij naar Christus dan leeft hij. In Hem is de zondaar een nieuw schepsel voor God. Door het geloof in Hem kan men goede vruchten voortbrengen. Zonder Jezus, de ware Wijnstok kan de gelovige als rank niets doen. Door het geloof alleen trekt men levenssappen uit Hem en kan men vruchten dragen. Het levensbeginsel ligt niet in de rank (gelovige) maar in de ware Wijnstok. In Hem is het leven en in Hem kan en mag men leven voor God (Coram Deo).
Briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge
Da Costa was het niet eens met de preek die Kohlbrugge hield over Romeinen 7:14. Hij schreef een brief aan Kohlbrugge. Hij schreef in deze brief dat op deze manier het Koningschap van Jezus in de harten van de gelovigen niet tot zijn recht komt als men zo Romeinen 7:14 uitlegt. Kohlbrugge deed volgens hem tekort aan het werk van Christus in de zondaar. Da Costa sprak van het nieuwe beginsel en schreef: 'De nieuwe mens, dat nieuwe beginsel, ziedaar de Christus in ons' ('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 17)
Kohlbrugge gaf antwoord in een brief en stelde dat men in Christus geheel en al een nieuw schepsel is. Hij schreef: 'De nieuwe mens, dat nieuwe beginsel, ziedaar de Christus in ons!!, schrijft gij. Dit is onschriftuurlijk en daarom verwerpelijk! De nieuwe mens is niet Christus in ons, maar naar de nieuwe geboorte zijn wij God maaksel, schepsel in Christus en niet Christus het maaksel of schepsel in ons (2 Korinthe 5:17) ' (('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 33)
Buiten het geloof in Jezus is de gelovige een groot zondaar. Hij legde de nadruk op het in Christus zijn door het geloof en wilde niet weten van de Christus in de gelovige waarover de gelovige te pas en onpas over kan beschikken. Van zichzelf is de gelovige een diep gevallen mens die helemaal aangewezen is op de genade die in Christus voorhanden is.
De mening van dr. W. Aalders
Aalders stelt in zijn boek 'De grote ontsporing. Over de verhouding van de Reformatie en de moderne theologie' dat Da Costa volgens Kohlbrugge een scheiding maakte tussen Christus voor ons als onze rechtvaardiging en Christus in ons als onze heiliging. Kohlbrugge had zijn bezorgdheid over dit systeem. Heiliging zou zo worden tot een uitwendige zaak los van Christus. Het zou een soort groeiproces zijn. Volgens Aalders zou dit idee nog verder doorbreken bij dr. A. Kuyper bij wie Christus en de wereld een centraal thema werd. Kuyper leerde dat wedergeboorte een soort groeiproces was van een kiem, levensbeginsel, gewerkt door God. Hij ontwikkelde dit idee in navolging van Maccovius en Comrie. Dit groeiproces, het nieuwe beginsel in de mens zou instaat zijn om voor de Koning in deze wereld te strijden (Pro Rege). Dit leidde echter tot een groot menselijk activisme ('De grote ontsporing. Over de verhouding van de Reformatie en de moderne theologie' Den Haag, jaartal onbekend, p. 95-99).
Heiligmaking is geen zaak van de christen zelf
Kohlbrugge wilde niets weten van een heiligmaking los van het geloof in Christus. Hij zei in preek over Romeinen 7:14: 'Er zijn veel christenen die menen dat de heliging hun werk is nadat zij gerechtvaardigd zijn. Daarop leggen zij zich met vlijt toe. Maar in plaats van vooruit te komen, bespeuren zij meer en meer dat zij teruggaan, zij worden geesteloos en als een dorre boom. Het ongeloof breekt erop in. De satan krijgt hier de handen ruim en nu eer zij het nog vermoeden, wordt hun alles duister. Het verderf dat in hun hart zit, laat zich meer en meer zien en thans komt het hun in de zin of zij ooit wel genade ontvangen hebben en ze zijn nu bezig met het gehele werk van God in de twijfel te trekken en te verloochenen. Heft het hoofd op van uit het stof. 'Ik ben vleselijk' zegt de apostel. Zorg eerst daarvoor dat gij Christus weer vindt. Wanneer wij belijden: Ik ben vleselijk en zwart. Dan geldt Zijn woord boven alles: Ik zie aan u geen vlek, zo liefelijk en heilig zijt gij voor Mij' ('Hoogst belangrijke briefwisseling tussen Da Costa en Kohlbrugge' Amsterdam, 1933, p. 80)
Samen met alle heiligen
Helaas kwam het tot een breuk tussen Da Costa en Kohlbrugge. Wij kunnen echter van beide theologen leren. Van Kohlbrugge kunnen we leren hoe het zit met de heiligmaking. Van Da Costa kunnen we leren over het herstel van Israël en het duizendjarige rijk. Da Costa had veel hoop voor zijn eigen volk. Kohlbrugge had net als Luther niet veel verwachting voor het Joodse volk. Ook had hij niets op met een duizend jarig vrederijk...