F.T. Bos
Luther in het oordeel van de Sorbonne
De reden van dit onderzoek
Theologen van de Sorbonne, de universiteit in Parijs, schreven in 1521 een geschrift 'Determinatio' waarin de leer van Luther werd veroordeeld. Dit geschrift voegde niet veel toe aan wat reeds op de rijksdag te Worms had plaatsgevonden waar Luther in de ban werd gedaan, meent men. Bos denkt daar anders over. In dit proefschrift toont Bos juist het belang aan van dit geschrift van de Sorbonne. Allerlei theologen van de school van de Sorbonne hebben de werken van Luther doorgenomen en beoordeeld. Het geeft dus aan hoe de geschriften van Luther werden ontvangen door de verschillende theologische stromingen binnen de kerk van Rome (p. 2)
Achtergrondinformatie ten aanzien van de Sorbonne
Toen Luther zijn 95 stellingen uitgaf in 1517 konden de theologen van de Sorbonne zich daar aardig in vinden. Door de drukker Froben uit Basel raakten de 95 stellingen ook in het buitenland bekend (p. 5). In Parijs werd de uitgave van Froben goed verkocht. Humanisten en theologen waarderden deze 95 stellingen. Men keurde de uit de hand gelopen aflaatpraktijken af (p 20). De grote (dogmatische) strijd tussen de scholastici aan de Sorbonne was toen reeds ten einde. Wel diende een nieuwe strijd zich aan. Dit keer tussen de humanisten (alleen de tekst) en de scholastici (ook de filosofie) (p. 10). Toch was er in 1517 reeds een verschil tussen Luther en de theologen van de Sorbonne. Het verschil tussen Luther en de Sorbonne was dat Luther slechts sprak van de schat van het evangelie. De Sorbonne meende dat de kerk ook een schat heeft, door de overtollige goede werken, die men kan uitdelen (p. 21). De Sorbonne had wel kritiek op de praktijk van de aflaten maar bleef in wezen Rooms.
Determinatio
In 1521 was het oordeel over Luther geheel anders dan in 1517. Inmiddels had men kennis genomen van diverse geschriften van Luther. Dit had grote gevolgen. De Sorbonne veroordeelde dan ook in 1521 de leer van Luther in het geschrift 'Determinatio'. Vooral het geschrif van Luther 'De captivitate babylonica' (Een beschouwing over de babylonische gevangenschap) moest het ontgelden. Luther stelt in dit geschrift dat door de foutieve sacramentenleer de kerk terecht is gekomen in de babylonische gevangenschap. De gelovigen zijn vanwege deze sacramentenleer het zicht op het heil, dat van oorsprong in twee sacramenten (doop en avondmaal) werd aangeboden, geheel en al kwijtgeraakt. Er zijn vijf andere sacramenten bijgekomen die het zicht op het heil verduisteren, stelde Luther. Luther stelde dat in de doop en het avondmaal de rijke belofte van de vergeving van de zonden centraal staat. God biedt het heil voor niets aan. Zij die weer in de zonde vallen hoeven aan Gods genade niet te twijfelen. De belofte van vergeving die God in de doop aanbiedt, blijft het hele leven geldig. Er is geen genoegdoening van de kant van de mens nodig. Wel inkeer en terugkeer. Men hoeft dus geen aflaten te kopen om van de straf ontheven te worden. Bovendien zag Luther het evangelie als de ware schat en de kerk heeft van zichzelf niet een schat door overtollige goede werken zoals de theologen van de Sorbonne meenden (p. 111-129).
Over de geboden
In zijn uiteenzetting over de verschillende geboden betrok Luther het tiende gebod, gij zult niet begeren, er telkens bij om te laten zien dat men geen van de geboden houden kan. Luther ontkende dus dat de mens de mogelijkheid heeft de wet te vervullen. Zelfs de heiligen blijven zondaars en kunnen aan de hoge eisen van de wet niet voldoen. Ook in hun hart leeft de zondige begeerte. Hier tegenover stelden de theologen van Sorbonne dat God dus iets vraagt wat onmogelijk is. Dat zou toch onrechtvaardig zijn en dat zou dan ook een lastering van God zijn. Luther stelde dat God inderdaad door Zijn wet het onmogelijke van de mens vraagt maar de wet wijst naar Christus. Alleen door het geloof in Christus kan de wet worden vervuld. Zo krijgt God alle eer (p. 191-197).
Een wereld van verschil
Tot slot, de theologen van de Sorbonne weerlegden Luther niet vanuit de Schrift maar vanuit de besluiten van de kerk en concilies. Dit komt omdat hun insteek verschillend van aard was. Luther ging uit van de schat van het evangelie die de kerk zonder prijs moet uitdelen aan al de leden van de kerk. De theologen van de Sorbonne meenden dat de kerk bezitster en uitdeelster van de genade is. Bij de Sorbonne stond dus de kerk en de kerkleiding centraal en daarom ook de leeruitspraken van de kerk. Bij Luther stond God en diens heerlijke evangelie, verwoord in de Schrift, aan gevallen zondaren centraal (p. 241).
Luther in het oordeel van de Sorbonne
De reden van dit onderzoek
Theologen van de Sorbonne, de universiteit in Parijs, schreven in 1521 een geschrift 'Determinatio' waarin de leer van Luther werd veroordeeld. Dit geschrift voegde niet veel toe aan wat reeds op de rijksdag te Worms had plaatsgevonden waar Luther in de ban werd gedaan, meent men. Bos denkt daar anders over. In dit proefschrift toont Bos juist het belang aan van dit geschrift van de Sorbonne. Allerlei theologen van de school van de Sorbonne hebben de werken van Luther doorgenomen en beoordeeld. Het geeft dus aan hoe de geschriften van Luther werden ontvangen door de verschillende theologische stromingen binnen de kerk van Rome (p. 2)
Achtergrondinformatie ten aanzien van de Sorbonne
Toen Luther zijn 95 stellingen uitgaf in 1517 konden de theologen van de Sorbonne zich daar aardig in vinden. Door de drukker Froben uit Basel raakten de 95 stellingen ook in het buitenland bekend (p. 5). In Parijs werd de uitgave van Froben goed verkocht. Humanisten en theologen waarderden deze 95 stellingen. Men keurde de uit de hand gelopen aflaatpraktijken af (p 20). De grote (dogmatische) strijd tussen de scholastici aan de Sorbonne was toen reeds ten einde. Wel diende een nieuwe strijd zich aan. Dit keer tussen de humanisten (alleen de tekst) en de scholastici (ook de filosofie) (p. 10). Toch was er in 1517 reeds een verschil tussen Luther en de theologen van de Sorbonne. Het verschil tussen Luther en de Sorbonne was dat Luther slechts sprak van de schat van het evangelie. De Sorbonne meende dat de kerk ook een schat heeft, door de overtollige goede werken, die men kan uitdelen (p. 21). De Sorbonne had wel kritiek op de praktijk van de aflaten maar bleef in wezen Rooms.
Determinatio
In 1521 was het oordeel over Luther geheel anders dan in 1517. Inmiddels had men kennis genomen van diverse geschriften van Luther. Dit had grote gevolgen. De Sorbonne veroordeelde dan ook in 1521 de leer van Luther in het geschrift 'Determinatio'. Vooral het geschrif van Luther 'De captivitate babylonica' (Een beschouwing over de babylonische gevangenschap) moest het ontgelden. Luther stelt in dit geschrift dat door de foutieve sacramentenleer de kerk terecht is gekomen in de babylonische gevangenschap. De gelovigen zijn vanwege deze sacramentenleer het zicht op het heil, dat van oorsprong in twee sacramenten (doop en avondmaal) werd aangeboden, geheel en al kwijtgeraakt. Er zijn vijf andere sacramenten bijgekomen die het zicht op het heil verduisteren, stelde Luther. Luther stelde dat in de doop en het avondmaal de rijke belofte van de vergeving van de zonden centraal staat. God biedt het heil voor niets aan. Zij die weer in de zonde vallen hoeven aan Gods genade niet te twijfelen. De belofte van vergeving die God in de doop aanbiedt, blijft het hele leven geldig. Er is geen genoegdoening van de kant van de mens nodig. Wel inkeer en terugkeer. Men hoeft dus geen aflaten te kopen om van de straf ontheven te worden. Bovendien zag Luther het evangelie als de ware schat en de kerk heeft van zichzelf niet een schat door overtollige goede werken zoals de theologen van de Sorbonne meenden (p. 111-129).
Over de geboden
In zijn uiteenzetting over de verschillende geboden betrok Luther het tiende gebod, gij zult niet begeren, er telkens bij om te laten zien dat men geen van de geboden houden kan. Luther ontkende dus dat de mens de mogelijkheid heeft de wet te vervullen. Zelfs de heiligen blijven zondaars en kunnen aan de hoge eisen van de wet niet voldoen. Ook in hun hart leeft de zondige begeerte. Hier tegenover stelden de theologen van Sorbonne dat God dus iets vraagt wat onmogelijk is. Dat zou toch onrechtvaardig zijn en dat zou dan ook een lastering van God zijn. Luther stelde dat God inderdaad door Zijn wet het onmogelijke van de mens vraagt maar de wet wijst naar Christus. Alleen door het geloof in Christus kan de wet worden vervuld. Zo krijgt God alle eer (p. 191-197).
Een wereld van verschil
Tot slot, de theologen van de Sorbonne weerlegden Luther niet vanuit de Schrift maar vanuit de besluiten van de kerk en concilies. Dit komt omdat hun insteek verschillend van aard was. Luther ging uit van de schat van het evangelie die de kerk zonder prijs moet uitdelen aan al de leden van de kerk. De theologen van de Sorbonne meenden dat de kerk bezitster en uitdeelster van de genade is. Bij de Sorbonne stond dus de kerk en de kerkleiding centraal en daarom ook de leeruitspraken van de kerk. Bij Luther stond God en diens heerlijke evangelie, verwoord in de Schrift, aan gevallen zondaren centraal (p. 241).