Catechese, onderricht aan jongeren
Onderwijs in Zeeland destijds
Huib Uil heeft een onderzoek gedaan naar het onderwijs in Zeeland en Staats-Vlaanderen 1578-1801. De titel van zijn proefschrift luidt: De scholen syn planthoven van de gemeente'. Huib Uil tekent de diverse scholen die er waren. Natuurlijk waren er de Latijnse scholen maar ook de zeevaartscholen. De Gereformeerde kerk trachtte vooral een vinger in de pap te houden bij het benoemen van schoolonderwijzers. Men zag het grote belang in van goed gereformeerd onderwijs. Langzamerhand werd de invloed van de Gereformeerde Kerk terug gedrongen. Het toezicht op het onderwijs door middel van periodieke visitaties verdween. In de 18de eeuw werd het onderwijs veelkleuriger: een Joodse en Lutherse school werd toegestaan in Middelburg. Huib Uil stelt dat er een nauwe samenwerking was tussen school en kerk. Schoolmeesters waren in de kerk voorzanger en voorlezer. In de kerkdiensten zong men de op school geleerde psalmen. Huib Uil stelt dat de nadruk in het onderwijs lag op het hoofd. Het trainen van het geheugen werd van groot belang geacht maar natuurlijk trachtte men ook het hart te bereiken.
Opvoeden in het ware geloof
Dr W. Verboom heeft zijn proefschrift geschreven over de catechese van de Reformatie en Nadere Reformatie. Wie catechismussen naleest van de Nadere Reformatie omtrent het vierde gebod komt tot de ontdekking dat nadere reformatoren het belang van de school inzagen. Kinderen moeten niet alleen leren lezen en schrijven maar ook opgevoed worden in de kennen en het dienen van God, stelde men. Op dat punt is er geen onderscheid tussen de reformatie en de nadere reformatie. Wel ontstond er een verschil tussen de Reformatie en Nadere Reformatie ten aanzien van de manier van leren.
De verhindering
Bij de Reformatie lag het leren uit het hoofd en met het hart meer op een lijn. Bij de (laatste fase van de) Nadere Reformatie ging er een breuk ontstaan. De waarheid leren uit het hoofd en de waarheid leren met het hart ging men steeds meer als verschillende aspecten zien. Dr. Verboom merkt op dat bij W. Teelinck deze zaken bij elkaar houdt. Bij Teelinck proeft men nog de verwachting dat de catechese een middel is tot geloofskennis en de godzaligheid in het algemeen onder het volk. De gewenste vruchten bleven echter uit en H. Witsius (1636-1708) klaagde al in zijn geschrift 'Twist van de Heere met zijn wijngaard': 'menig praat van de dingen van de Heere die er toch niet meer van weet dan als van horen zeggen' J. Koelman past dit zelfs toe in 'De wekker van leraren' op de predikanten. Bij hen is nauwelijks de gedaante van de ware deugden te vinden. Lodensteyn zucht in de 'Beschouwinge van Zion' dat hij bij doorvragen slechts met woorden, die hun geleerd zijn, gepaaid wordt maar de zaak missen zij.
Twee zelfstandige waarheden
Vanuit bovenstaande situatie is het begrijpelijk dat men geloven met het hart niet meer als haalbaar zag. Het gevaar is dan groot dat men twee manieren van catechese gaat bevorderen. Het leren uit het hoofd voor de meerderheid en het leren met het hart voor de enkeling en deze kennis is geheel anders dan de verstandelijke kennis van de waarheid. De taal van het hart wordt zo oncontroleerbaar en de taal van het verstand heeft geen deuren meer naar het heil. Het zijn twee zelfstandige waarheden geworden. Alleen God Zelf kan deze overbruggen maar het is maar afwachten of Hij dat doet.
Wenselijkheid in plaats van haalbaarheid
Kortom het gevaar is groot dat men vanwege de haalbaarheid niet meer inzet op het wenselijke. Wenselijk is en blijft het dat alle jongeren de Heere mogen leren kennen. Men doet feitelijk als het goed is geen belijdenis van de leer van de gereformeerde theologie noch minder van leer van eigen kerkverband. Dan bouwt men alleen de kerkmuren op en bidt men zondags voorwaardelijk: breng bij een wat in waarheid (lees: onze waarheid) bijeen hoort. Geloofsbelijdenis doet men met hoofd en hart. De verstandelijke benadering moet evenzeer gericht zijn op het hart. De deuren naar het heil moet open blijven staan... voor alle leden.
Verhinder ze niet...
Wie die twee losmaakt, zegt eigenlijk: voor velen van jullie is de zaligheid toch niet haalbaar maar we kunnen nog wel wat verstandelijke leden gebruiken. Leden verworden dan tot een soort database. Ze weten hoe het zit maar ze hebben er nog geen deel aan. Dat komt nog... Van uitstel komt afstel daarom zei Jezus: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder ze niet. Het gaat om hun eeuwige heil. Jong geleerd is oud gedaan.
Onderwijs in Zeeland destijds
Huib Uil heeft een onderzoek gedaan naar het onderwijs in Zeeland en Staats-Vlaanderen 1578-1801. De titel van zijn proefschrift luidt: De scholen syn planthoven van de gemeente'. Huib Uil tekent de diverse scholen die er waren. Natuurlijk waren er de Latijnse scholen maar ook de zeevaartscholen. De Gereformeerde kerk trachtte vooral een vinger in de pap te houden bij het benoemen van schoolonderwijzers. Men zag het grote belang in van goed gereformeerd onderwijs. Langzamerhand werd de invloed van de Gereformeerde Kerk terug gedrongen. Het toezicht op het onderwijs door middel van periodieke visitaties verdween. In de 18de eeuw werd het onderwijs veelkleuriger: een Joodse en Lutherse school werd toegestaan in Middelburg. Huib Uil stelt dat er een nauwe samenwerking was tussen school en kerk. Schoolmeesters waren in de kerk voorzanger en voorlezer. In de kerkdiensten zong men de op school geleerde psalmen. Huib Uil stelt dat de nadruk in het onderwijs lag op het hoofd. Het trainen van het geheugen werd van groot belang geacht maar natuurlijk trachtte men ook het hart te bereiken.
Opvoeden in het ware geloof
Dr W. Verboom heeft zijn proefschrift geschreven over de catechese van de Reformatie en Nadere Reformatie. Wie catechismussen naleest van de Nadere Reformatie omtrent het vierde gebod komt tot de ontdekking dat nadere reformatoren het belang van de school inzagen. Kinderen moeten niet alleen leren lezen en schrijven maar ook opgevoed worden in de kennen en het dienen van God, stelde men. Op dat punt is er geen onderscheid tussen de reformatie en de nadere reformatie. Wel ontstond er een verschil tussen de Reformatie en Nadere Reformatie ten aanzien van de manier van leren.
De verhindering
Bij de Reformatie lag het leren uit het hoofd en met het hart meer op een lijn. Bij de (laatste fase van de) Nadere Reformatie ging er een breuk ontstaan. De waarheid leren uit het hoofd en de waarheid leren met het hart ging men steeds meer als verschillende aspecten zien. Dr. Verboom merkt op dat bij W. Teelinck deze zaken bij elkaar houdt. Bij Teelinck proeft men nog de verwachting dat de catechese een middel is tot geloofskennis en de godzaligheid in het algemeen onder het volk. De gewenste vruchten bleven echter uit en H. Witsius (1636-1708) klaagde al in zijn geschrift 'Twist van de Heere met zijn wijngaard': 'menig praat van de dingen van de Heere die er toch niet meer van weet dan als van horen zeggen' J. Koelman past dit zelfs toe in 'De wekker van leraren' op de predikanten. Bij hen is nauwelijks de gedaante van de ware deugden te vinden. Lodensteyn zucht in de 'Beschouwinge van Zion' dat hij bij doorvragen slechts met woorden, die hun geleerd zijn, gepaaid wordt maar de zaak missen zij.
Twee zelfstandige waarheden
Vanuit bovenstaande situatie is het begrijpelijk dat men geloven met het hart niet meer als haalbaar zag. Het gevaar is dan groot dat men twee manieren van catechese gaat bevorderen. Het leren uit het hoofd voor de meerderheid en het leren met het hart voor de enkeling en deze kennis is geheel anders dan de verstandelijke kennis van de waarheid. De taal van het hart wordt zo oncontroleerbaar en de taal van het verstand heeft geen deuren meer naar het heil. Het zijn twee zelfstandige waarheden geworden. Alleen God Zelf kan deze overbruggen maar het is maar afwachten of Hij dat doet.
Wenselijkheid in plaats van haalbaarheid
Kortom het gevaar is groot dat men vanwege de haalbaarheid niet meer inzet op het wenselijke. Wenselijk is en blijft het dat alle jongeren de Heere mogen leren kennen. Men doet feitelijk als het goed is geen belijdenis van de leer van de gereformeerde theologie noch minder van leer van eigen kerkverband. Dan bouwt men alleen de kerkmuren op en bidt men zondags voorwaardelijk: breng bij een wat in waarheid (lees: onze waarheid) bijeen hoort. Geloofsbelijdenis doet men met hoofd en hart. De verstandelijke benadering moet evenzeer gericht zijn op het hart. De deuren naar het heil moet open blijven staan... voor alle leden.
Verhinder ze niet...
Wie die twee losmaakt, zegt eigenlijk: voor velen van jullie is de zaligheid toch niet haalbaar maar we kunnen nog wel wat verstandelijke leden gebruiken. Leden verworden dan tot een soort database. Ze weten hoe het zit maar ze hebben er nog geen deel aan. Dat komt nog... Van uitstel komt afstel daarom zei Jezus: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder ze niet. Het gaat om hun eeuwige heil. Jong geleerd is oud gedaan.