Holwerda herdacht
Bijdragen over het leven en werk van Benne Holwerda (1909-1952)
George Harinck (red.)
Wie hij was
Holwerda was een gereformeerd predikant en werd later hoogleraar toen hij in 1944 koos voor de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Hij verwierf al jong bekendheid met zijn heilshistorische wijze van preken. Hij verwierf ook bekendheid als hoogleraar in het Oude Testament door zich enerzijds af te zetten tegen de Schriftkritiek van Wellhausen en anderzijds tegen het Kuyperiaanse dogmatisch lezen van de Schrift (onder anderen het begrip verkiezing).
Zijn prediking
Dr. Kees de Ruijter verricht in deze bundel de aftrap. Hij bespreekt Holwerda als prediker. Holwerda maakte zich sterk voor een heilshistorische prediking. Van een exemplarische prediking was Holwerda minder gecharmeerd. De Ruijter merkt terecht op dat Holwerda te jong gestorven is (hij werd slechts 42 jaar) waardoor hij zijn visie niet geheel kon uitwerken. In deze bijdrage geeft De Ruijter een aantal fraaie preekfragmenten weer.
Persoonlijk mis ik bij De Ruijter het verschil tussen een heilshistorische preek een exemplarische preek en waarom Holwerda koos voor een heilshistorische preek. Deze uitwerking komen we wel bij Henk de Jong tegen. Volgens De Jong is een heilshistorische lezing een lezing waarbij de vraag gesteld wordt hoever het heil toen reeds aanwezig was en hoeveel wij nu hebben ontvangen. Dat laatste is nu veel meer in de nieuwtestamentische bedeling dan destijds. Dit feit dient verwerkt te worden in de prediking. Neem Jakob bij Bethel. We zien daar Gods genade in het leven van Jakob. Die genade is nu voor ons nog groter nu God zich geopenbaard heeft in Zijn Zoon. Maar daar tegenover staat ook Gods toorn ook groter is als we deze genade vertreden en het bloed van Jezus onrein achtte (zie Hebr. 10:28-29).
In een exemplarische prediking dient Jakob bij Bethel als voorbeeld. De vraag wordt dan gesteld: ‘Kent u deze troost die Jakob bij Bethel ontving?’ Kortom in een exemplarische prediking staat de doorwerking van Gods genade in het leven van een christen centraal. In een heilhistorische lezing staat meer Gods handelen en beloften centraal. Dat handelen en de daarmee verbonden beloften worden naarmate de Openbaring vordert steeds rijker. In die rijke bedeling leeft de christelijke gemeente thans.
Waarom heilshistorisch preken
Deze manier van prediking zal hoogst vermoedelijk te maken hebben met de reden van de Vrijmaking. De vrijgemaakten richten zich op het verbond van God en diens vaste beloften en niet op Gods verkiezing en de daarmee verbonden veronderstelde wedergeboorte zoals kuyperianen deden. Deze verkiezing kan slechts worden afgeleid uit de doorwerking van de genade en dat vraagt weer om een exemplarische prediking. Door de nadruk te leggen op een heilshistorische prediking kon Holwerda Gods verbond en de steeds rijkere beloften benadrukken. De gemeente bevragen op de doorwerking van het geloof leidt volgens de vrijgemaakten tot geloofstwijfel. Schilder zag dit terug in kringen waar ze de Nadere Reformatie in eren houden.
Overigens vullen beide benaderingen elkaar mooi aan. Gods genade die in de nieuwtestamentische bedeling ruimschoots voorhanden is, mag rijkelijk aangeboden worden. Tegelijkertijd mag de gemeente bevraagd worden in hoeverre zij deze aangeboden genade hebben mogen toe-eigenen en wat daar de vruchten van zijn in hun leven. Jakob is een prachtig exempel van de doorwerking van Gods genade als hij op zijn sterfbed zegt: ‘Op uw zaligheid wacht ik HEERE’. Uit deze uitspraak kunnen we opmaken dat Jakob de zaligheid van God reeds geproefd en gesmaakt heeft en dat hij naar meer verlangd. Hij verlangt op zijn sterfbed naar Huis. Gods zaligheid is zijn enige houvast en troost geworden in leven en sterven (Zondag 1).
Geschiedenissen niet lossnijden
Holwerda merkt op (B Holwerda, Begonnen hebbende van Mozes..., Goes, 1953, 92-93) dat een exemplarische prediking toegestaan is, mits het verband waarin de tekst staat recht gedaan wordt. De geloofstwijfel van Johannes de Doper is niet exact hetzelfde als die van Thomas. De geloofsbeproeving van Abraham op de Moria is een andere dan die van de Kananese vrouw. Wie deze geschiedenissen lossnijdt uit het verband (atomisme: lossnijden van verband) waarin deze geschiedenissen staan, loopt de kans twee keer hetzelfde te zeggen. Kortom men moet deze geschiedenissen in het verband van de tekst en heilshistorie lezen (synthetisch= verbinden met het verband) Bij een exemplarische prediking neemt men de geschiedenissen op zichzelf en snijdt men die los van het verband van de tekst en het heilsgeschiedenis. Waar is het dat Jezus van alle twijfels verlost ook in onze tijd maar de geloofstwijfel van Johannes de Doper, die van Thomas en die van ons steken anders in elkaar en dat moet aan de orde komen.
Zijn belezenheid
Ondanks dat Holwerda niet gepromoveerd was, hij richtte zich aanvankelijk op het Nieuwe Testament, was hij zeer belezen. Toen hij in 1945 aangesteld werd als hoogleraar voor het Oude Testament kocht hij zoveel boeken dat de belastinginspecteur op bezoek kreeg. Deze vond het wel al te gortig en kon zich niet voorstellen dat iemand 50% van zijn inkomen besteedde aan boeken. Toen Holwerda zijn boekenkast liet zien was de belastinginspecteur overtuigd, zo blijkt uit de herinneringen van zijn zoon Klaas en zijn dochter Janny.
Gert Kwakkel onderstreept dit in zijn bijdrage. Holwerda was slechts 7 jaren hoogleraar en had volgens Gert Kwakkel, die thans hoogleraar is voor het Oude Testament in Kampen, in die korte periode al meer gelezen in de vakliteratuur dan hij vermoedelijk zelf zal doen in heel zijn loopbaan.
Die belezenheid strekte zich uit tot zowel de theologische en exegetische werken over het Oude Testament als de archeologische werken en tekst vondsten. Bij de laatste twee legt Klaas R. Veenhof de vinger. Maar daar was hij wel minder in thuis. Ook benadrukte Holwerda de antithese tussen Israel en de volken. De volken eveneens scheppingsverhalen en zondvloedverhalen maar in de Gods Openbaring zijn deze verhalen echte geschiedenissen die bij de volkeren zijn verbasterd. Zij hebben de waarheid waarmee zij eerst bekend waren weggedrukt en weggeduwd nadat zij zich hadden afgescheiden van Israel (Romeinen 1).
Zijn scherpte
In 1942, toen hij predikant was in Amersfoort, had Holwerda het voor de bezwaarden (onder anderen Klaas Schilder) opgenomen maar de behandeling van de synode was hard. Later toen Holwerda zich vrijmaakte noemde hij de synodalen de hoer uit Openbaring 17. Ook Jongeling stond op dit standpunt. Deze harde reactie was van uit de pijn uit het verleden wel te begrijpen maar heeft er voor gezorgd, zo laat Ernst M. Hooiveld in zijn bijdrage zien, dat leden van de vrijgemaakte kerk zich als de enige ware kerk gingen zien. Het gesprek met de kuyperianen kwam niet meer op gang.
'In gesprek' met Wellhausen
In zijn loopbaan als hoogleraar ging Holwerda wel ‘het gesprek’ aan met de overleden Schriftcriticus Julius Wellhausen. Gert Kwakkel laat in zijn bijdrage zien dat Exodus 20 waar het maken van een altaar centraal staat en Deuteronomium 12 waar het volgens Wellhausen gaat om de centralisatie en concentratie van de eredienst door Holwerda anders gelezen werd. Volgens Wellhausen zou er sprake zijn van een beweging veel altaren en veel goden (Exodus 20) naar slechts één altaar en één God (Deuteronomium 12). In een universitaire redevoering genaamd ‘De plaats die de HEERE verkiezen zal’ (Deuteronomium 12) stelde Holwerda dat er hier geen sprake is vaan centralisatie maar dat deze zin gelezen moet worden tegen de achtergrond van de kanaänitische afgodsaltaren.
'Op elke plaats die de HEERE verkiezen zal'
Deuteronomium is een boek waarin Israel op het punt staat het heilige land in te gaan en is er het gevaar dat de Israëlieten de afgoden altaren van de inwoners van Kanaän overnemen en dus zelf vervallen vroeg of laat in deze afgodendienst. Om die reden krijgen ze de instructie om altaren te bouwen en dan leest Holwerda de tekst iets aangepast (wat vanuit het Hebreeuws kan omdat er sprake is van een imperfectum zou het kunnen gaan om een algemene doorgaande opdracht): ‘op elke plaats die de HEERE verkiezen zal’. Zo is er geen spanning tussen Exodus 20 en Deuteronomium 12. In Exodus 20 gaat het er om hoe een altaar gebouwd moete worden en in Deuteronomium 12 waar het altaar mag komen namelijk op elke plaats die de HEERE verkiezen zal.
Kwakkel heeft waardering voor Holwerda en diens inspanning om Wellhausen te verslaan op het (eigen) terrein van de Bijbelwetenschappen en niet vanuit een dogmatische positie af te wijzen (geloofsargument) maar Kwakkel heeft wel zijn bedenkingen bij deze lezing vooral omdat deze visie nergens een concrete uitwerking krijgt. Toch verhelderd deze visie twee zaken:
De Schrift aan het woord laten
Kwakkel beschrijft dat Holwerda wars was van dogmatische redeneringen waardoor doorgaans de Schrift onder gesneeuwd dreigt te raken. Holwerda liep vermoedelijk deze allergie op door zijn omgang met de Kuyperianen. De Kuyperianen benadrukten doorgaans sterk de verkiezing en de rechtvaardiging van eeuwigheid. Bij de Kuyperianen deelde heel de gemeente in deze weldaden. Bij de hypercalvinisten, zoals Steenblok die uit Kuyperiaanse kringen kwam slechts enkelen. Holwerda wilde echter Schriftgetrouw zijn en de Schrift aan het woord laten zonder dogmatische opvattingen. Maar ook hij was sterk gefixeerd op Gods handelen in de tijd (Hij plaatste het verbond geheel en de verkiezing deels in de tijd)
De mythe van onbevangen lezen
Kwakkel nuanceert deze afwijzende visie van Holwerda van een dogmatische lezing van de Schrift door te stellen dat we nooit de Bijbel (kunnen) benaderen zonder enige voorkennis. Kwakkel geeft een voorbeeld. Zo stelde Holwerda terecht de vraag of het woord verkiezing altijd duidt op de verkiezing van eeuwigheid of dat het gaat om Gods heils handelen in de tijd. Deze vraag komt echter op vanuit een dogmatisch denken, stelt Kwakkel terecht. Het komt niet uit een onbevangen lezen van de Schrift zelf op. Anderzijds roept mijns inziens de Schrift deze vragen vroeg of laat wel op bij het bestuderen van het begrip verkiezing. Hoe kon men anders op deze dogmatische onderscheidingen komen? Anderzijds het feit dat Holwerda zich beziggehouden heeft met het begrip verkiezing heeft alles te maken met de vrijmaking. De vrijmaking richtte zich meer op Gods heils handelen in de tijd via het verbond en de beloften. Ook daaruit blijkt dat Holwerda niet geheel onbevangen te werk ging.
Gods heilshandelen in de tijd
Holwerda bestudeerde in de Schrift het begrip verkiezing en stelde dat het veelal gaat om Gods handelen in de tijd en maar zelden om God verkiezing van eeuwigheid (zoals in Efeze 1:4). Holwerda ontkende niet Gods verkiezing van eeuwigheid maar zag dit als achtergrond van Gods handelen in de tijd. Zo verkoos God via Jakob heel het volk van Israel. Pas verderop in de Schrift kunnen wel lezen van de verkiezing van eeuwigheid (Efeze 1:4). Daar loopt het op uit. Ook op dit punt las Holwerda de Bijbel heilshistorisch. Dat wil zeggen van voren naar achteren.
Gods heils handelen in de tijd loopt uit op Zijn voornemen van eeuwigheid. Wie achteraan (met Gods verkiezing) begint, begint te hoog. Wie vooraan begint (met Gods verbond en de welmenende roeping) mag door genade opstijgen en mag door genade stamelend zeggen ‘gezet te zijn in de hemel met Christus’. Dan komt alles in eeuwigheidslicht te staan.
Voortgaande discussie
Holwerda stierf op jonge leeftijd en ging in, in de vreugde van Zijn Heiland. In de laatste bijdrage stelt dr. Erik de Boer dat Holwerda vanwege zijn vroege sterven waardoor hij zijn werk niet heeft kunnen voltooien, huiswerk heeft meegegeven. De Boer ziet dat vooral liggen op het punt van de verkiezing. Holwerda stelde zoals we reeds zagen dat Gods verkiezing vooral zijn heils handelen in de tijd betreft.
Dat huiswerk op het punt van de verkiezing is opgepakt. Benne Holwerda zelf ging weliswaar de grens niet over in Efeze 1:4 maar hij naderde in zijn uitleg wel de visie van Karl Barth en Woelderink. Binnen de vrijgemaakte kerk ging zijn broer Douwe Holwerda deze grens wel over en stelde dat ‘voor de grondlegging der wereld’ in Efeze 1:4 ziet op ‘voor de grondlegging van Israel’.
In 1965 promoveerde H. Venema, een studiegenoot van Benne Holwerda, op het begrip ‘verkiezing’ in het Nieuwe Testament en benadrukte dat verkiezen vooral Gods heils handelen in de tijd betekent en gaf zo de erfenis van Holwerda gestalte die erop aan gedrongen had dit te onderzoeken. Kamphuis liet zich voorzichtiger uit over het begrip ‘verkiezing’ in Efeze 1:4. ‘ Voor de grondlegging van de wereld’ in Efeze 1:4 staat wel degelijk in eeuwigheidsperspectief. Het is de achtergrond van Gods handelen in de tijd waarin Hij zondaren in de tijd roept.
Aardig is dat het begrip verkiezing een rol speelde bij Holwerda zowel bij diens weerlegging van Wellhausen (Holwerda las Deut. 12 ‘op elke plaats die de HEERE verkiezen zal’) en bij zijn weerlegging van de kuyperianen die verbond en verkiezing in de eeuwigheid plaatsten. Holwerda stelde tegenover de kuyperianen dat de verkiezing veelal Gods heils handelen in de tijd is (God verkoos heel Israel Deut. 7 en ook Judas) maar op de achtergrond wel Gods heils handelen van eeuwigheid resoneert (Efeze 1:4). De gemeente van Christus begint niet met de verkiezing van God als gemeente en de daaruit voortvloeiende veronderstelde wedergeboorte maar met Gods verbond een zijn zekere beloften dat Hij het zal doen in de tijd als wij tot Hem komen.
Een mens van vlees en bloed
De scribenten in dit boek laten zien dat Holwerda geen heilige was. Hij noemde de synodalen de hoer uit Openbaring 17. Hij verbrak zo het gesprek met hen en kweekte het gevoelen dat de GKV de enige ware kerk is. Ook kan men hem niet vrijwaren van enkele eenzijdigheden en stokpaardjes.
Kortom, Holwerda was een mens van vlees en bloed maar wel iemand van statuur, iemand die omdat hij leefde in de Schrift wat te zeggen had en iemand die wars was van elke vorm van Schriftkritiek. In alles wilde hij Gods woord laten spreken en het laatste woord laten hebben.
Bijdragen over het leven en werk van Benne Holwerda (1909-1952)
George Harinck (red.)
Wie hij was
Holwerda was een gereformeerd predikant en werd later hoogleraar toen hij in 1944 koos voor de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Hij verwierf al jong bekendheid met zijn heilshistorische wijze van preken. Hij verwierf ook bekendheid als hoogleraar in het Oude Testament door zich enerzijds af te zetten tegen de Schriftkritiek van Wellhausen en anderzijds tegen het Kuyperiaanse dogmatisch lezen van de Schrift (onder anderen het begrip verkiezing).
Zijn prediking
Dr. Kees de Ruijter verricht in deze bundel de aftrap. Hij bespreekt Holwerda als prediker. Holwerda maakte zich sterk voor een heilshistorische prediking. Van een exemplarische prediking was Holwerda minder gecharmeerd. De Ruijter merkt terecht op dat Holwerda te jong gestorven is (hij werd slechts 42 jaar) waardoor hij zijn visie niet geheel kon uitwerken. In deze bijdrage geeft De Ruijter een aantal fraaie preekfragmenten weer.
Persoonlijk mis ik bij De Ruijter het verschil tussen een heilshistorische preek een exemplarische preek en waarom Holwerda koos voor een heilshistorische preek. Deze uitwerking komen we wel bij Henk de Jong tegen. Volgens De Jong is een heilshistorische lezing een lezing waarbij de vraag gesteld wordt hoever het heil toen reeds aanwezig was en hoeveel wij nu hebben ontvangen. Dat laatste is nu veel meer in de nieuwtestamentische bedeling dan destijds. Dit feit dient verwerkt te worden in de prediking. Neem Jakob bij Bethel. We zien daar Gods genade in het leven van Jakob. Die genade is nu voor ons nog groter nu God zich geopenbaard heeft in Zijn Zoon. Maar daar tegenover staat ook Gods toorn ook groter is als we deze genade vertreden en het bloed van Jezus onrein achtte (zie Hebr. 10:28-29).
In een exemplarische prediking dient Jakob bij Bethel als voorbeeld. De vraag wordt dan gesteld: ‘Kent u deze troost die Jakob bij Bethel ontving?’ Kortom in een exemplarische prediking staat de doorwerking van Gods genade in het leven van een christen centraal. In een heilhistorische lezing staat meer Gods handelen en beloften centraal. Dat handelen en de daarmee verbonden beloften worden naarmate de Openbaring vordert steeds rijker. In die rijke bedeling leeft de christelijke gemeente thans.
Waarom heilshistorisch preken
Deze manier van prediking zal hoogst vermoedelijk te maken hebben met de reden van de Vrijmaking. De vrijgemaakten richten zich op het verbond van God en diens vaste beloften en niet op Gods verkiezing en de daarmee verbonden veronderstelde wedergeboorte zoals kuyperianen deden. Deze verkiezing kan slechts worden afgeleid uit de doorwerking van de genade en dat vraagt weer om een exemplarische prediking. Door de nadruk te leggen op een heilshistorische prediking kon Holwerda Gods verbond en de steeds rijkere beloften benadrukken. De gemeente bevragen op de doorwerking van het geloof leidt volgens de vrijgemaakten tot geloofstwijfel. Schilder zag dit terug in kringen waar ze de Nadere Reformatie in eren houden.
Overigens vullen beide benaderingen elkaar mooi aan. Gods genade die in de nieuwtestamentische bedeling ruimschoots voorhanden is, mag rijkelijk aangeboden worden. Tegelijkertijd mag de gemeente bevraagd worden in hoeverre zij deze aangeboden genade hebben mogen toe-eigenen en wat daar de vruchten van zijn in hun leven. Jakob is een prachtig exempel van de doorwerking van Gods genade als hij op zijn sterfbed zegt: ‘Op uw zaligheid wacht ik HEERE’. Uit deze uitspraak kunnen we opmaken dat Jakob de zaligheid van God reeds geproefd en gesmaakt heeft en dat hij naar meer verlangd. Hij verlangt op zijn sterfbed naar Huis. Gods zaligheid is zijn enige houvast en troost geworden in leven en sterven (Zondag 1).
Geschiedenissen niet lossnijden
Holwerda merkt op (B Holwerda, Begonnen hebbende van Mozes..., Goes, 1953, 92-93) dat een exemplarische prediking toegestaan is, mits het verband waarin de tekst staat recht gedaan wordt. De geloofstwijfel van Johannes de Doper is niet exact hetzelfde als die van Thomas. De geloofsbeproeving van Abraham op de Moria is een andere dan die van de Kananese vrouw. Wie deze geschiedenissen lossnijdt uit het verband (atomisme: lossnijden van verband) waarin deze geschiedenissen staan, loopt de kans twee keer hetzelfde te zeggen. Kortom men moet deze geschiedenissen in het verband van de tekst en heilshistorie lezen (synthetisch= verbinden met het verband) Bij een exemplarische prediking neemt men de geschiedenissen op zichzelf en snijdt men die los van het verband van de tekst en het heilsgeschiedenis. Waar is het dat Jezus van alle twijfels verlost ook in onze tijd maar de geloofstwijfel van Johannes de Doper, die van Thomas en die van ons steken anders in elkaar en dat moet aan de orde komen.
Zijn belezenheid
Ondanks dat Holwerda niet gepromoveerd was, hij richtte zich aanvankelijk op het Nieuwe Testament, was hij zeer belezen. Toen hij in 1945 aangesteld werd als hoogleraar voor het Oude Testament kocht hij zoveel boeken dat de belastinginspecteur op bezoek kreeg. Deze vond het wel al te gortig en kon zich niet voorstellen dat iemand 50% van zijn inkomen besteedde aan boeken. Toen Holwerda zijn boekenkast liet zien was de belastinginspecteur overtuigd, zo blijkt uit de herinneringen van zijn zoon Klaas en zijn dochter Janny.
Gert Kwakkel onderstreept dit in zijn bijdrage. Holwerda was slechts 7 jaren hoogleraar en had volgens Gert Kwakkel, die thans hoogleraar is voor het Oude Testament in Kampen, in die korte periode al meer gelezen in de vakliteratuur dan hij vermoedelijk zelf zal doen in heel zijn loopbaan.
Die belezenheid strekte zich uit tot zowel de theologische en exegetische werken over het Oude Testament als de archeologische werken en tekst vondsten. Bij de laatste twee legt Klaas R. Veenhof de vinger. Maar daar was hij wel minder in thuis. Ook benadrukte Holwerda de antithese tussen Israel en de volken. De volken eveneens scheppingsverhalen en zondvloedverhalen maar in de Gods Openbaring zijn deze verhalen echte geschiedenissen die bij de volkeren zijn verbasterd. Zij hebben de waarheid waarmee zij eerst bekend waren weggedrukt en weggeduwd nadat zij zich hadden afgescheiden van Israel (Romeinen 1).
Zijn scherpte
In 1942, toen hij predikant was in Amersfoort, had Holwerda het voor de bezwaarden (onder anderen Klaas Schilder) opgenomen maar de behandeling van de synode was hard. Later toen Holwerda zich vrijmaakte noemde hij de synodalen de hoer uit Openbaring 17. Ook Jongeling stond op dit standpunt. Deze harde reactie was van uit de pijn uit het verleden wel te begrijpen maar heeft er voor gezorgd, zo laat Ernst M. Hooiveld in zijn bijdrage zien, dat leden van de vrijgemaakte kerk zich als de enige ware kerk gingen zien. Het gesprek met de kuyperianen kwam niet meer op gang.
'In gesprek' met Wellhausen
In zijn loopbaan als hoogleraar ging Holwerda wel ‘het gesprek’ aan met de overleden Schriftcriticus Julius Wellhausen. Gert Kwakkel laat in zijn bijdrage zien dat Exodus 20 waar het maken van een altaar centraal staat en Deuteronomium 12 waar het volgens Wellhausen gaat om de centralisatie en concentratie van de eredienst door Holwerda anders gelezen werd. Volgens Wellhausen zou er sprake zijn van een beweging veel altaren en veel goden (Exodus 20) naar slechts één altaar en één God (Deuteronomium 12). In een universitaire redevoering genaamd ‘De plaats die de HEERE verkiezen zal’ (Deuteronomium 12) stelde Holwerda dat er hier geen sprake is vaan centralisatie maar dat deze zin gelezen moet worden tegen de achtergrond van de kanaänitische afgodsaltaren.
'Op elke plaats die de HEERE verkiezen zal'
Deuteronomium is een boek waarin Israel op het punt staat het heilige land in te gaan en is er het gevaar dat de Israëlieten de afgoden altaren van de inwoners van Kanaän overnemen en dus zelf vervallen vroeg of laat in deze afgodendienst. Om die reden krijgen ze de instructie om altaren te bouwen en dan leest Holwerda de tekst iets aangepast (wat vanuit het Hebreeuws kan omdat er sprake is van een imperfectum zou het kunnen gaan om een algemene doorgaande opdracht): ‘op elke plaats die de HEERE verkiezen zal’. Zo is er geen spanning tussen Exodus 20 en Deuteronomium 12. In Exodus 20 gaat het er om hoe een altaar gebouwd moete worden en in Deuteronomium 12 waar het altaar mag komen namelijk op elke plaats die de HEERE verkiezen zal.
Kwakkel heeft waardering voor Holwerda en diens inspanning om Wellhausen te verslaan op het (eigen) terrein van de Bijbelwetenschappen en niet vanuit een dogmatische positie af te wijzen (geloofsargument) maar Kwakkel heeft wel zijn bedenkingen bij deze lezing vooral omdat deze visie nergens een concrete uitwerking krijgt. Toch verhelderd deze visie twee zaken:
- Zo zegt Elia klagend tegen de HEERE: ‘Zij hebben uw profeten gedood en uw altaren omver geworpen’. Daaruit blijkt dat er meerdere altaren ten tijde van de tempelsdienst in Jeruzalem waren (bijvoorbeeld in de steden van de Levieten) en dat deze geoorloofd waren (uw altaren).
- Ook het argument dat mensen in het noorden van Israel wel heel erg lang moesten reizen om in Jeruzalem hun (dagelijkse) offers te brengen snijdt hout. Dat men driemaal per jaar opging tijdens de grote feesten is, is nog tot daar aan toe. Dit is ook in de Schrift een verplichting (Deut. 16:16) maar hoe zat het met een schuldoffer? Moest men dan naar Jeruzalem of waren er ook altaren in de levietensteden en waarom woonden de Levieten verspreidt door het land en niet vlak bij Jeruzalem? Zonder meer heeft de afstand van de noordelijke stammen geleid tot een eerder verval. Zij zaten verder van Jeruzalem maar ze waren toch niet helemaal verstoken van een altaar in de buurt? We zouden Jeruzalem kunnen vergelijken met een Dom (Domus= huis) kerk waar men zo af en toe bij elkaar komt vanuit heel de stad. De afzonderlijke kerken in de stad waar de buurtgemeenschappen bij elkaar komen zijn de afzonderlijke altaren.
De Schrift aan het woord laten
Kwakkel beschrijft dat Holwerda wars was van dogmatische redeneringen waardoor doorgaans de Schrift onder gesneeuwd dreigt te raken. Holwerda liep vermoedelijk deze allergie op door zijn omgang met de Kuyperianen. De Kuyperianen benadrukten doorgaans sterk de verkiezing en de rechtvaardiging van eeuwigheid. Bij de Kuyperianen deelde heel de gemeente in deze weldaden. Bij de hypercalvinisten, zoals Steenblok die uit Kuyperiaanse kringen kwam slechts enkelen. Holwerda wilde echter Schriftgetrouw zijn en de Schrift aan het woord laten zonder dogmatische opvattingen. Maar ook hij was sterk gefixeerd op Gods handelen in de tijd (Hij plaatste het verbond geheel en de verkiezing deels in de tijd)
De mythe van onbevangen lezen
Kwakkel nuanceert deze afwijzende visie van Holwerda van een dogmatische lezing van de Schrift door te stellen dat we nooit de Bijbel (kunnen) benaderen zonder enige voorkennis. Kwakkel geeft een voorbeeld. Zo stelde Holwerda terecht de vraag of het woord verkiezing altijd duidt op de verkiezing van eeuwigheid of dat het gaat om Gods heils handelen in de tijd. Deze vraag komt echter op vanuit een dogmatisch denken, stelt Kwakkel terecht. Het komt niet uit een onbevangen lezen van de Schrift zelf op. Anderzijds roept mijns inziens de Schrift deze vragen vroeg of laat wel op bij het bestuderen van het begrip verkiezing. Hoe kon men anders op deze dogmatische onderscheidingen komen? Anderzijds het feit dat Holwerda zich beziggehouden heeft met het begrip verkiezing heeft alles te maken met de vrijmaking. De vrijmaking richtte zich meer op Gods heils handelen in de tijd via het verbond en de beloften. Ook daaruit blijkt dat Holwerda niet geheel onbevangen te werk ging.
Gods heilshandelen in de tijd
Holwerda bestudeerde in de Schrift het begrip verkiezing en stelde dat het veelal gaat om Gods handelen in de tijd en maar zelden om God verkiezing van eeuwigheid (zoals in Efeze 1:4). Holwerda ontkende niet Gods verkiezing van eeuwigheid maar zag dit als achtergrond van Gods handelen in de tijd. Zo verkoos God via Jakob heel het volk van Israel. Pas verderop in de Schrift kunnen wel lezen van de verkiezing van eeuwigheid (Efeze 1:4). Daar loopt het op uit. Ook op dit punt las Holwerda de Bijbel heilshistorisch. Dat wil zeggen van voren naar achteren.
Gods heils handelen in de tijd loopt uit op Zijn voornemen van eeuwigheid. Wie achteraan (met Gods verkiezing) begint, begint te hoog. Wie vooraan begint (met Gods verbond en de welmenende roeping) mag door genade opstijgen en mag door genade stamelend zeggen ‘gezet te zijn in de hemel met Christus’. Dan komt alles in eeuwigheidslicht te staan.
Voortgaande discussie
Holwerda stierf op jonge leeftijd en ging in, in de vreugde van Zijn Heiland. In de laatste bijdrage stelt dr. Erik de Boer dat Holwerda vanwege zijn vroege sterven waardoor hij zijn werk niet heeft kunnen voltooien, huiswerk heeft meegegeven. De Boer ziet dat vooral liggen op het punt van de verkiezing. Holwerda stelde zoals we reeds zagen dat Gods verkiezing vooral zijn heils handelen in de tijd betreft.
Dat huiswerk op het punt van de verkiezing is opgepakt. Benne Holwerda zelf ging weliswaar de grens niet over in Efeze 1:4 maar hij naderde in zijn uitleg wel de visie van Karl Barth en Woelderink. Binnen de vrijgemaakte kerk ging zijn broer Douwe Holwerda deze grens wel over en stelde dat ‘voor de grondlegging der wereld’ in Efeze 1:4 ziet op ‘voor de grondlegging van Israel’.
In 1965 promoveerde H. Venema, een studiegenoot van Benne Holwerda, op het begrip ‘verkiezing’ in het Nieuwe Testament en benadrukte dat verkiezen vooral Gods heils handelen in de tijd betekent en gaf zo de erfenis van Holwerda gestalte die erop aan gedrongen had dit te onderzoeken. Kamphuis liet zich voorzichtiger uit over het begrip ‘verkiezing’ in Efeze 1:4. ‘ Voor de grondlegging van de wereld’ in Efeze 1:4 staat wel degelijk in eeuwigheidsperspectief. Het is de achtergrond van Gods handelen in de tijd waarin Hij zondaren in de tijd roept.
Aardig is dat het begrip verkiezing een rol speelde bij Holwerda zowel bij diens weerlegging van Wellhausen (Holwerda las Deut. 12 ‘op elke plaats die de HEERE verkiezen zal’) en bij zijn weerlegging van de kuyperianen die verbond en verkiezing in de eeuwigheid plaatsten. Holwerda stelde tegenover de kuyperianen dat de verkiezing veelal Gods heils handelen in de tijd is (God verkoos heel Israel Deut. 7 en ook Judas) maar op de achtergrond wel Gods heils handelen van eeuwigheid resoneert (Efeze 1:4). De gemeente van Christus begint niet met de verkiezing van God als gemeente en de daaruit voortvloeiende veronderstelde wedergeboorte maar met Gods verbond een zijn zekere beloften dat Hij het zal doen in de tijd als wij tot Hem komen.
Een mens van vlees en bloed
De scribenten in dit boek laten zien dat Holwerda geen heilige was. Hij noemde de synodalen de hoer uit Openbaring 17. Hij verbrak zo het gesprek met hen en kweekte het gevoelen dat de GKV de enige ware kerk is. Ook kan men hem niet vrijwaren van enkele eenzijdigheden en stokpaardjes.
Kortom, Holwerda was een mens van vlees en bloed maar wel iemand van statuur, iemand die omdat hij leefde in de Schrift wat te zeggen had en iemand die wars was van elke vorm van Schriftkritiek. In alles wilde hij Gods woord laten spreken en het laatste woord laten hebben.