De verwoesting van Jeruzalem in meervoudig perspectief.
Mattheus 24, 15 - 20
en Lukas 21, 20 - 24
1.1 Vertaling
1.1.1 Mattheus 24, 15 - 20
15 a Welnu vanaf het ogenblik dat jullie het gruwelijke van de verwoesting zien
wat voorzegd is door de profeet Daniel,
dat het voltrokken wordt over de heilige plaats:
15 b Die het leest, moet het gaan verstaan (P).
16 Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen.
17 Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is
18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P) dat jullie vlucht
niet in de winter noch op de sabbat zal zijn.
1.1.1 Aantekeningen bij vertaling
Het woordje οὖν vertaal ik met 'welnu'. Dit omdat er nu een nieuwe passage komt waarin door Jezus instructies gegeven wordt aan zijn volgelingen. οὖν wordt namelijk ook gebruikt om iets nieuws aan de orde te stellen (Walter Bauer 'Wörterbuch zum Neuen Testament' deel 6, Berlin/New York 1988, 1199). Dat is hier mijns inziens het geval.
Ik zie vers 15 a als de achtergrond, het gruwelijke van de verwoesting van Jeruzalem, van de opdrachten die Jezus geeft aan zijn volgelingen in vers 15b tot en met 18 Om die reden laat ik vers 15b tot en met vers 18 inspringen. Deze opdrachten zijn in vers 15b tot en met vers 18 verwoord in de derde persoon van de gebiedende wijs.
In vers 19 wordt beschreven hoe groot de nood zal zijn vooral voor de zwakkeren. In vers 20 wordt een opdracht gegeven in de tweede persoon van de gebiedende wijs. Die opdracht is persoonlijk en intiem (vanwege deze tweede persoon). Deze heb ik eveneens laten inspringen. Het is een instructie die past bij de moeilijke omstandigheden die verwoord worden in vers 19 via een wee-uitspraak.
Wat ook opvalt is dat de opdrachten die verwoord zijn in imperatieven in de presens (= P) of in de aoristus (= A) staan. Volgens een aantal grammatica' s ( P.M Hensels 'Nieuwtestamentisch Grieks. Een beknopte grammatica', Bussum, 2008, 243-244 en dr. T. L. Heres, 'Cursusboek Klassiek Grieks' Venlo 2006 , & 13.2.5) is een gebiedende wijs in de presens meer een algemeen bevel van een doorgaande handeling en een gebiedende wijs in de aoristus meer een specifiek bevel van een eenmalige handeling. Bijvoorbeeld: ga fietsen (presens) is een algemeen bevel van een doorgaande handeling maar: pak je fiets (aoristus) is een specifiek bevel van een eenmalige handeling. Om die reden reden heb ik vers 15b, vers 16 en vers 20 waar er sprake is van een gebiedende wijs in de presens (= P) het woord 'gaan' toegevoegd. Het ziet dan meer op een doorgaande handeling, die dient plaats te vinden zoals: gaan verstaan (vers 15b) op de vlucht gaan (vers 16) en gaan bidden (vers 20).
1.1.2. Lukas 21: 20 - 24
20 a Echter vanaf het ogenblik dat jullie de omsingeling door legioenen zien van Jeruzalem!,
b merk dan (A) op dat de verwoesting van haar (Jeruzalem) nabij is gekomen
21 Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P)
en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P)
ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar.
22 Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn, waarop alle dingen die (reeds) beschreven staan, vervuld zullen
worden.
23 Wee hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen want er zal een grote
nood zijn in het land en een grote toorn tegen dit volk.
24 Ze zullen geveld worden door de scherpte van het zwaard en als gevangen weggevoerd worden naar allerlei
volken en Jeruzalem zal onder de voet gelopen worden door volken tot de tijd van de volken vervuld zal zijn.
1.1.2. Aantekeningen bij vertaling
ὑπὸ στρατοπέδων vertaal ik met door Romeinse legioenen. De Griekse geschiedschrijver Polybius (circa. 200 v. Chr. tot. 120 v. Chr.) gebruikt dit woord specifiek voor de Romeinse legioenen (Walter Bauer ''Wörterbuch zum Neuen Testament' , Berlin/New York 1988, 1538). De schrijver van Lukas, een ontwikkeld man, gebruikt dit woord mijns inziens met het oog op de Romeinse legioenen.
Vers 20a is de achtergrond van de opdrachten die Jezus geeft in vers 20b en 21. Deze opdrachten heb ik weer laten inspringen. Vers 22 geeft een motivatie van de omsingeling van Jeruzalem die beschreven staat in vers 20. Om die reden laat ik vers 22 niet inspringen. In vers 23 en 24 wordt de nood beschreven die er dan zal zijn.
De opdrachten staan, in vers 20b in de aoristus tweede persoon meervoud en in vers 21 in de derde persoon van de gebiedende wijs presens (= P). Vanwege de imperatief presens heb ik 'op de vlucht gaan' vertaald (zie aantekeningen voor hoe men mijns inziens de imperatief presens dient vertalen bij 1.1.1).
Een aantal vertalers vertaalt ἡμέραι ἐκδικήσεως met 'dagen van wraak' (bijv. de HSV en SV). Dit kan mijns inziens misverstanden oproepen. Wraak kan namelijk een buitensporige vergelding aanduiden. Vergelding lijkt mij een betere vertaling (zoals bijv. 'Groot Nieuws' doet) omdat dit woord aangeeft dat er sprake is van een proportionele straf.
2. De structuur van beide perikopen
2.1. De macrostructuur van Mattheus 24: 15- 20
Mattheus is opgebouwd uit 5 redevoeringen van Jezus : 5-7 de Bergrede, 10 de uitzendrede, 13 de gelijkenisrede, Mattheus 18 de gemeenterede en 23-25 de wee-rede en de komst van het koninkrijk ( Wim J.C. Weren p 174).
Mattheus 23-25 is de vijfde redevoering en handelt over de rampen die gaan komen en de vestiging van het koninkrijk. Onze perikoop, Mattheus 24: 15-20 staat dus in de vijfde redevoering van Jezus. In Mattheus 23 lezen we een achttal wee-uitspraken (Οὐαὶ) van Jezus (vers 13,14,15,16, 23, 25, 27 en 29) over de leiders van het volk. Het is een zeer felle redevoering. In Mattheus 24:19 lezen we ook een wee-uitspraak: 'Wee (Οὐαὶ) dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen'.
In Mattheus 24 vers 11 is sprake van pseudo-profeten (ψευδοπροφῆται) voorafgaande aan onze perikoop en in vers 24 (ψευδοπροφῆται), volgend na onze perikoop eveneens. In onze perikoop, Mattheus 24 vers 15 staat dat als de het gruwelijke van de verwoesting van de stad Jeruzalem plaatsvindt men moet beseffen dat dan gaat gebeuren waarover de profeet Daniel geschreven heeft. Kortom, Jezus geeft zijn volgelingen dus richtlijnen naar wie men moet luisteren in deze moeilijke tijden namelijk naar de ware profeet Daniel en niet naar allerlei valse profeten en hun toekomstscenario's (Wim Weren, 'Belichting van het Bijbelboek Mattheus, 's-Hertogenbosch, 1994, 222)
2.2. De mesostructuur van Mattheus 24: 15- 20
In vers 15 b tot en met 18 wordt beschreven wat men moet doen als het gruwelijke van de verwoesting van Jeruzalem plaatsvindt. Dit houdt verband met Mattheus 24 vers 1 waar de discipelen na de ontmoedigende rede van Jezus in Mattheus 23 tegen de leiders van het volk Jezus wijzen op de mooie tempel. Jezus stelt dat deze ook zal worden afgebroken (24 vers 2). Dit is de straf vanwege het feit dat ze Jezus zullen doden (Mattheus 26 en
27). Maar hoe moeten Jezus' volgelingen hiermee omgaan?
In ons gedeelte geeft Jezus bevelen aan zijn volgelingen om te vluchten. De bevelen staan allen in de derde persoon enkelvoud/meervoud. Er is sprake van variatie in de bevelen. De eerste twee bevelen staan in de presens en de andere twee bevelen staan in de aoristus (zie 1.1.1).
In vers 20 volgt een nieuwe intieme opdracht om te bidden in de presens gegeven (ziet op doorgaande handeling). Dit vanwege de grote nood die er zal zijn (24: 19).
2.3. Wat opvalt aan de macro- en mesostructuur
Wat opvalt aan de macrostructuur is dat men niet mot luisteren naar de pseudo-profeten men moet luisteren naar de ware profeet Daniel.
Wat opvalt aan de mesostructuur is dat er in Mattheus 24: 15-20 vijf bevelen (instructies) staan in de volgende formaties: Presens, Presens, Aoristus, Aoristus en Presens. Jezus geeft zijn volgelingen nauwkeurig advies wat men moet doen als de stad en tempel verwoest zullen worden.
2.4 De macrostructuur van Lukas 21: 20-24
Jezus is aangekomen in Jeruzalem (Lukas 19:28-46). Hier zal zijn lijden en dood plaats vinden (Lukas 22 en 23).
Lukas 21 staat tussen de aankomst en het lijden en de dood (Paulus Hubertus Mechtildis 'Lukas evangelist van de gemeenschap: een onderzoek naar de pragmatische effecten in Lukas 15-17', Nijmegen, 1986, p 52-54). Lukas 21:5-36 vormt de eschatologische redevoering (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1654). In Lukas 21 vers 11 lezen we dat de volgelingen Jezus wijzen op de mooie tempel. Jezus stelt dat deze tempel geheel verwoest zal worden (21:5). Dit betekent niet het einde van de wereld Er zullen zelf nog vele oorlogen komen (21:9). De volgelingen van Jezus zullen vervolgd worden (21:12). Maar toch zal men hen niet kunnen wegvagen. Er zullen altijd volgelingen van Jezus blijven (21:32). Wel dient men waakzaam te zijn en te bidden (21 34-36).
2.5 De mesostructuur van Lukas 21: 20-24
In ons gedeelte geeft Jezus zijn volgelingen de opdracht om te vluchten (21:21) als men ziet dat de stad omringd wordt door de legioenen (21:20). Jezus stelt dat Jeruzalem telkens tegen de voet zal gelopen worden door de volken (21:24). Dit zijn de dagen van straf voor deze stad (21:22). Het Jodendom heeft zijn identiteit verloren. Vluchten is dus de beste oplossing (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1655).
2.6 Wat opvalt aan de macro- en mesostructuur
Wat opvalt aan de macrostructuur is dat Jezus zijn volgelingen erop wijst dat met de val van Jeruzalem het wereldeinde er nog niet is (21:9) en dat Jezus, ondanks alle vervolgingen die er zullen komen, volgelingen zal blijven houden (21:12).
Wat opvalt aan de mesostructuur is dat Jezus stelt dat Jeruzalem telkens door de volkeren te voet zal worden gelopen. Zijn volgelingen moet zich dus niet inlaten met deze stad maar deze juist ontvluchten (21:21). De stad ondergaat de dagen van straf (21:22). Met moet dat opmerken (21:20b). 'Opmerken' staat in de aoristus. Het ziet erop dat men snel tot het besef moet komen. Het 'vluchten staat in de gebiedende wijs presens (zie aantekeningen 1.1.2). Net als de twee bevelen om niet in te gaan maar juist uit te gaan. Het verlaten van de stad staat centraal en vraagt niet om een vertoeven noch een terugkeer naar maar om een doorgaande handeling...: ren voor je leven.
3. Genre en het lezerspubliek van Mattheus en Lukas
3.1. Genre en het lezerspubliek van Mattheus en Lukas
Over het genre van de evangeliën is al veel geschreven en het laatste woord niet gezegd. Toch is het vaststellen van het genre van de evangeliën van groot belang want dat bepaalt hoe men de evangeliën dient te lezen (A.W. Zwiep PDF 'Exegesis New Testament', 32). Een liefdesbrief dient men anders te lezen dan een juridisch rapport.
In de klassieke oudheid waren er rond de tijd van het Nieuwe Testament veel levensbeschrijvingen. Te denken valt aan opus magnum Bίοι Παράλληλοι van Plutarchos (46 - 120 na chr). Plutarchos vergeleek in dit werk heldhaftige Grieken en Romeinen met elkaar (bijv. Alexander met Caesar). Ook de evangeliën vallen onder dit genre. Richard A Burridge stelt echter dat de evangeliën hun eigen manier van beschrijven hebben (Burridge, The Gospels and Acts, 515). Het is niet vergelijkbaar met de toen geldende retoriek en of er beïnvloeding was, is niet aantoonbaar.
(Richard A Burridge spreekt liever van 'bios', 'leven van Jezus' dan van een biografie van Jezus omdat men biografie veelal opvat in de moderne zin van het woord).
3.2 Het lezerspubliek van Mattheus
Een biografie over Jezus schreven de evangelisten niet vrijblijvend. De evangeliën hebben een persuasief karakter en willen hun lezerspubliek overtuigen. Zo wil Mattheus zijn Joodse lezer overtuigen dat Jezus de Messias is en om die reden begint hij met een geslachtsregister. Mattheus heeft dus een Joodse achtergrond (Burridge, The Gospels and Acts,515-516). Bij Lukas ligt het iets anders. Lukas begint met wat men in de klassieke oudheid een prooiomion noemt (1;1-4). Iets wat men ook tegenkomt in 'Historiën' van Herodotus (Alet Holwerda e.a. 'Aan de macht? Herodotus over machthebbers en onderdanen', Lunteren, 2001, 38).
3.3. Het lezerspubliek en Lukas
Lukas gaat bovendien geografisch te werk. Hij schreef ook een vervolg op zijn evangelie, Handelingen waar het ontstaan van de gemeente uit de Joden en volken wordt vermeld en dit werk maakt een beweging van Jeruzalem naar Rome. Met een variant op de uitspraak van Horatius: de veroveraar (Rome) werd nu zelf veroverd (door Jezus en zijn volgelingen). Kortom, het evangelie van Lukas is geschreven voor de volken die delen in het heil van Jezus (Burridge, The Gospels and Acts, 516-517). Lukas heeft dus een ander lezerspubliek dan Mattheus.
3.4 slotopmerking
Het verschil in lezerspubliek ten aanzien van het evangelie van Mattheus en Lukas is voor de exegese van Mattheus 24:15-20 en Lukas 21: 20-24 van belang. Het bepaalt hoe we deze beide eschatologische discoursen dienen te lezen. Ik kom er nog op terug (zie 6. Traditie en redactie...).
5. Synoptisch overzicht Mattheus, Markus en Lukas en de overeenkomsten en verschillen
5.1 Synoptisch overzicht Mattheus, Markus en Lukas
Mattheus 24, 15 - 20
15 a Welnu vanaf het ogenblik dat jullie het gruwelijke van de verwoesting zien
wat voorzegd is door de profeet Daniel,
dat het voltrokken wordt over de heilige plaats:
15 b Die het leest, moet het gaan verstaan (P).
16 Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen.
17 Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is
18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P) dat jullie vlucht
niet in de winter noch op de sabbat zal zijn.
Markus 13:14-18:
14 Vanaf het moment echter dat jullie zien het gruwelijke van de verwoesting,
voltrokken wordend waar het niet behoort .
Die het leest, moet het gaan verstaan (P)
Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen
15 Maar die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A)
Ook moet hij niet ingaan (A) om iets te nemen uit zijn huis.
16 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P)
dat het (jullie vlucht) niet in de winter zal zijn.
Lukas 21: 20 - 24
20 a Echter vanaf het ogenblik dat jullie de omsingeling door legioenen zien van Jeruzalem.
b Merk dan (A) op dat de verwoesting van haar (Jeruzalem) nabij is gekomen
21 Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P)
en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P)
ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar.
22 Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn, waarop alle dingen die (reeds) beschreven staan, vervuld zullen
worden.
23 Wee hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen want er zal een grote
nood zijn in het land en een grote toorn tegen dit volk.
24 Ze zullen geveld worden door de scherpte van het zwaard en als gevangen weggevoerd worden naar allerlei
volken en Jeruzalem zal onder de voet gelopen worden door volken tot de tijd van de volken vervuld zal zijn.
5.2. De overeenkomsten en verschillen en enkele voorlopige conclusies.
De overeenkomsten tussen de versie van Mattheus en Markus is opvallend. De opdrachten die Jezus geeft komen bijna geheel overeen, zelfs de grammaticale vorm (presens of aoristus). De versie van Markus is iets korter. Mattheus heeft als extra's de bewijsplaats voor het gruwelijke van de verwoesting de profeet Daniel. Mattheus zegt dat het voltrokken wordt over de heilige plaats (tempel). Mattheus stelt dat men moet bidden dat de vlucht niet op de sabbat zal zijn. Voor verdere exegese is dit mijns inziens een belangrijk punt.
Volgens de versie van Mattheus geeft Jezus ten opzichte van de versie van Lukas meer opdrachten in aoristus. Namelijk deze: Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is 18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen (17 en 18). Het zijn korte specifieke opdrachten (vandaar de aoristus) die passen bij het lezerspubliek van Mattheus namelijk de Joods christelijke lezer.
De zin uit de versie van Mattheus 'Jullie moeten dan gaan bidden (P) dat jullie vlucht niet in de winter noch op de sabbat zal zijn' (20), ontbreekt in de versie van Lukas. Lukas geeft wel twee opdrachten van Jezus die men niet vindt in de versie van Mattheus namelijk deze opdrachten in de presens: en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P) ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar (21).
Lukas spreekt mijns inziens heldere taal over wat er gaat gebeuren. Het is volgens hem de dag van de vergelding (22), Het gaat om een grote toorn tegen dit volk (23b). De inwoners van Jeruzalem zullen naar allerlei volken worden weggevoerd en Jeruzalem zal door de volken telkens onder de voet gelopen worden (24). Dit komt men niet tegen bij Mattheus. Lukas wil vooral zijn lezerspubliek wat bestaat uit de volken laten beseffen dat het evangelie weliswaar begonnen is in Jeruzalem maar dat de beweging ingezet door de Geest beweging verder gaat. Men moet het niet zoeken in Jeruzalem noch zich met deze stad inlaten. Deze stad ontvluchten (presens) en niet ingaan (presens) is het beste (zie 2.5).
6. Traditie en redactie in Mattheus 24: 15–20 en Lukas 21: 20–24.
6.1 Traditie en redactie in Mattheus 24: 15-20
De redacteur van het evangelie van Mattheus schreef voor een Joods christelijke gemeenschap en trachtte aan te tonen dat Jezus de ware Joodse Messias is (zie 3.2.) Waar Mattheus afwijkt van Markus krijgen wij een inzicht in hoe de redacteur van het evangelie van Mattheus Jezus opvatte (Barth. D. Ehrman, 'The New Testament. A historical introduction tot the early writings' Oxford, 2000, 85). Er zijn er die stellen dat de redacteur van Mattheus een schrijver was uit de volken die ook voor de volken schreef (Ulrich Luz, 'The theology of the gospel of Matthew', Bern 1993, 11). Maar die visie laat ik liggen.
Uit het synoptisch overzicht (zie 5.1 en 5.2.) is gebleken dat de versie van Mattheus een aantal extra' heeft ten opzichte van Markus en Lukas. Namelijk: de verwoesting van 'de heilige plaats' die voorzegd is door 'de profeet Daniel' (15) en dat men moet bidden dat de vlucht niet zal zijn op 'de sabbat' (20).
Uit de Bergrede (Matheus 5-7) blijkt dat Mattheus Jezus beschrijft als soort rabbi die de wet niet wilde afschaffen ( Ulrich Luz, 'The theology of the gospel of Matthew', Bern 1993, 11), daar werd Jezus van verdacht, maar juist volledig geldig wilde maken (Mattheus 5: 17-19).
Deze achtergrond geeft een beter verstaan van Mattheus 24:15-20 en de hand van de redacteur. Mattheus stelt richting zijn Joods-christelijk lezers dat Jezus actualiserend teruggreep op de gezaghebbende profeet Daniel, die de ondergang van de heilige plaats reeds had beschreven (9;27) en dat een vlucht op de sabbat niet wenselijk is omdat men dan het sabbatsgebod overtreedt. Er kan overigens ook een praktische kant aan zitten namelijk dat dan de poorten vanwege de sabbat gesloten zijn (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1531). Ook in dat geval schreef Mattheus voor een Joods lezerspubliek maar dan wat betreft de sabbat om meer praktische redenen. In elk geval geeft Mattheus duidelijke gespecificeerde opdrachten die passen bij een Joods-christelijk lezerspubliek.
6.2 Traditie en redactie in Lukas 21: 20-24
De redacteur van het evangelie van Lukas schreef voor christelijke gemeente uit de volken (en is daar vermoedelijk ook uit afkomstig). Voor hem was het duidelijk dat de rol van het volk Israel had afgedaan (blijkens Lukas 21:22 en 24 Handelingen 28:25-29). Hij laat zich zien als iemand die thuis is in de Grieks-Romeinse geschiedschrijving (bijv. Lukas 1:1-4. Minder goed thuis is hij in de geografie en de gewoonten van Palestina (Udo Schnelle 'Einleitung in das Neue Testament', Göttingen, 1999, 260).
Mijns inziens moet men de redacteur van het evangelie van Lukas tevens zien als de schrijver van een dubbel werk namelijk: het evangelie en de Handelingen. De beweging, beginnend van Jeruzalem en dan naar het einde van de aarde zoals beschreven wordt in het boek handelingen (en voorgeschreven wordt in Handelingen 1:8) komt men ook enigszins tegen in Lukas 21:20-24. Hier staat: 'Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P) en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P) ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar (21). De reden is: 'Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn' (22). Jeruzalem heeft geen rooskleurige toekomst want het zal langdurige vertrapt worden door de volken (24). Kortom het christendom is volgens de redacteur van het evangelie van Lukas een beweging die weliswaar begonnen is in Jeruzalem maar en niet mag blijven steken. Met moet niet als de vrouw van Lot terug verlangen naar deze stad die ligt onder Gods toorn. Vluchten en niet terugkeren is zijn devies.
Samenvatting van de opdrachten
1. Maak je eigen (voorlopige) vertaling van Matt 24: 15–20 (6 verzen) en Luke 21: 20–24 (5 verzen) op basis van NA 28 en met behulp van de basishulpmiddelen (vertaling van ongeveer 200 woorden) + 400 woorden uitleg / opmerkingen). BDAG is verplicht; een geavanceerde Griekse grammatica ook. Je definitieve vertaling - in te leveren aan het einde van deze cursus , nadat je alle andere opdrachten hebt doorlopen - moet in gepolijst, acceptabel, correct en up-to-date Nederlands of Engels zijn (dus geen werkvertaling! ) (ongeveer 600 woorden / studiebelasting 10 uur).
2. Beschrijf de positie van de pericope in de context van de evangeliën van Matthew en Luke (macrostructuur) en de interne structuur van de pericope (mesostructuur). In welke mate beïnvloedt de literaire context van de pericope de uitkomst van je exegese? (ongeveer 400 woorden / studiebelasting 10 uur).
3. Lees de twee artikelen van Burridge over het genre van de evangeliën (zie onder ingangsniveau). Op een bepaald punt in uw exegetische paper te beantwoorden: Wat zijn de effecten en implicaties van een (eventuele) generieke classificatie voor uw interpretatie van de evangeliën en voor het lezen van het Eschatologisch discours (Mark 13 parr.) In het bijzonder? Is genre belangrijk? (ongeveer 200 woorden / studiebelasting 10 uur).
4. Lees het artikel van Brant J. Pitre, 'Apocalypticism and Apocalyptic Teaching', in Dictionary of Jesus and the Gospels: Second Edition, ed. Joel B. Green, Jeannine K. Brown en Nicholas Perrin (Downers Grove: IVP Academic, 2013), 23–33, en raadplegen de commentaren. Identificeer en bespreek in uw paper de typische apocalyptische elementen in het synoptische eschatologische discours. Wat zijn de implicaties voor je exegese? (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
5. Maak een synoptisch schema van de Griekse tekst van Matt 24: 15–20; Markus 13: 14–18; Lukas 21: 20–24 om de onderlinge relaties (verschillen en overeenkomsten) zichtbaar te maken. Om methodologisch correct te zijn, zal het op een bepaald punt in uw paper nodig zijn om uw positie ten aanzien van het synoptische probleem te vermelden en bewustzijn te tonen van gevallen waarin uw exegese erdoor wordt beïnvloed (gehinderd of geholpen) (1 grafiek + ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
6. Maak een traditie- en redactiekritische studie van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24. Probeer de Matthean en Lukan 'vingerafdrukken' te definiëren, hun bronmateriaal en hun redactionele aanpassingen. Kun je een algemene neiging detecteren in de behandeling van hun bronmateriaal door Matthew en Luke? Passen de verschillen bij hun doelstellingen? (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
7. Maak een narratologische analyse van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24, met behulp van de criteria / vragenlijst in de aantekeningen. Probeer het standpunt van de geïmpliceerde auteurs en hun communicatie over te brengen (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
8. Beschrijf, vanuit historisch oogpunt , de ontwikkeling van het Eschatologisch Discours van de oorspronkelijke setting ( Sitz-im-Leben Jesu ) via de Sitz-im-Leben der Gemeinde (Grieks of Aramees?) Naar de Sitz-im- Leben der Verfasser (de evangelieschrijvers). Met andere woorden, probeer te beschrijven hoe deze toespraak van Jezus in verschillende situaties is gecontextualiseerd (500 woorden / studiebelasting 10 uur).
9. Ontcijfer en interpreteer het volledige tekstapparaat van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24 volledig uit NA 28 (dat het meest actuele tekstapparaat bevat). Bespreek in je eindartikel alleen de exegetically relevante varianten en geef je (geïnformeerde) oordeel hierover (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
10. SYNTHESE: Schrijf nu de definitieve versie van uw paper inclusief een bespreking van de algemene (theologische) boodschap: welke boodschap willen Matthew en Luke overbrengen aan hun (eerste!) Lezers? (500 woorden / studiebelasting 14 uur)
Deze 10 opdrachten tellen samen ongeveer 4200 woorden op (je kunt de resterende woorden gebruiken om je werk te bewerken tot een leesbare tekst, inclusief inleiding en conclusie, voetnoten, enz.). Een volledige bibliografie moet worden opgenomen (niet opgenomen in het aantal woorden). De studielast van 10 uur. per opdracht komt overeen met 54 sbu literatuurstudie (ong. 500-600 pp. à 10 pp. per uur) (= onderzoeksfase) en 54 sbu exegesewerkstuk (= productieve fase).
Mattheus 24, 15 - 20
en Lukas 21, 20 - 24
1.1 Vertaling
1.1.1 Mattheus 24, 15 - 20
15 a Welnu vanaf het ogenblik dat jullie het gruwelijke van de verwoesting zien
wat voorzegd is door de profeet Daniel,
dat het voltrokken wordt over de heilige plaats:
15 b Die het leest, moet het gaan verstaan (P).
16 Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen.
17 Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is
18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P) dat jullie vlucht
niet in de winter noch op de sabbat zal zijn.
1.1.1 Aantekeningen bij vertaling
Het woordje οὖν vertaal ik met 'welnu'. Dit omdat er nu een nieuwe passage komt waarin door Jezus instructies gegeven wordt aan zijn volgelingen. οὖν wordt namelijk ook gebruikt om iets nieuws aan de orde te stellen (Walter Bauer 'Wörterbuch zum Neuen Testament' deel 6, Berlin/New York 1988, 1199). Dat is hier mijns inziens het geval.
Ik zie vers 15 a als de achtergrond, het gruwelijke van de verwoesting van Jeruzalem, van de opdrachten die Jezus geeft aan zijn volgelingen in vers 15b tot en met 18 Om die reden laat ik vers 15b tot en met vers 18 inspringen. Deze opdrachten zijn in vers 15b tot en met vers 18 verwoord in de derde persoon van de gebiedende wijs.
In vers 19 wordt beschreven hoe groot de nood zal zijn vooral voor de zwakkeren. In vers 20 wordt een opdracht gegeven in de tweede persoon van de gebiedende wijs. Die opdracht is persoonlijk en intiem (vanwege deze tweede persoon). Deze heb ik eveneens laten inspringen. Het is een instructie die past bij de moeilijke omstandigheden die verwoord worden in vers 19 via een wee-uitspraak.
Wat ook opvalt is dat de opdrachten die verwoord zijn in imperatieven in de presens (= P) of in de aoristus (= A) staan. Volgens een aantal grammatica' s ( P.M Hensels 'Nieuwtestamentisch Grieks. Een beknopte grammatica', Bussum, 2008, 243-244 en dr. T. L. Heres, 'Cursusboek Klassiek Grieks' Venlo 2006 , & 13.2.5) is een gebiedende wijs in de presens meer een algemeen bevel van een doorgaande handeling en een gebiedende wijs in de aoristus meer een specifiek bevel van een eenmalige handeling. Bijvoorbeeld: ga fietsen (presens) is een algemeen bevel van een doorgaande handeling maar: pak je fiets (aoristus) is een specifiek bevel van een eenmalige handeling. Om die reden reden heb ik vers 15b, vers 16 en vers 20 waar er sprake is van een gebiedende wijs in de presens (= P) het woord 'gaan' toegevoegd. Het ziet dan meer op een doorgaande handeling, die dient plaats te vinden zoals: gaan verstaan (vers 15b) op de vlucht gaan (vers 16) en gaan bidden (vers 20).
1.1.2. Lukas 21: 20 - 24
20 a Echter vanaf het ogenblik dat jullie de omsingeling door legioenen zien van Jeruzalem!,
b merk dan (A) op dat de verwoesting van haar (Jeruzalem) nabij is gekomen
21 Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P)
en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P)
ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar.
22 Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn, waarop alle dingen die (reeds) beschreven staan, vervuld zullen
worden.
23 Wee hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen want er zal een grote
nood zijn in het land en een grote toorn tegen dit volk.
24 Ze zullen geveld worden door de scherpte van het zwaard en als gevangen weggevoerd worden naar allerlei
volken en Jeruzalem zal onder de voet gelopen worden door volken tot de tijd van de volken vervuld zal zijn.
1.1.2. Aantekeningen bij vertaling
ὑπὸ στρατοπέδων vertaal ik met door Romeinse legioenen. De Griekse geschiedschrijver Polybius (circa. 200 v. Chr. tot. 120 v. Chr.) gebruikt dit woord specifiek voor de Romeinse legioenen (Walter Bauer ''Wörterbuch zum Neuen Testament' , Berlin/New York 1988, 1538). De schrijver van Lukas, een ontwikkeld man, gebruikt dit woord mijns inziens met het oog op de Romeinse legioenen.
Vers 20a is de achtergrond van de opdrachten die Jezus geeft in vers 20b en 21. Deze opdrachten heb ik weer laten inspringen. Vers 22 geeft een motivatie van de omsingeling van Jeruzalem die beschreven staat in vers 20. Om die reden laat ik vers 22 niet inspringen. In vers 23 en 24 wordt de nood beschreven die er dan zal zijn.
De opdrachten staan, in vers 20b in de aoristus tweede persoon meervoud en in vers 21 in de derde persoon van de gebiedende wijs presens (= P). Vanwege de imperatief presens heb ik 'op de vlucht gaan' vertaald (zie aantekeningen voor hoe men mijns inziens de imperatief presens dient vertalen bij 1.1.1).
Een aantal vertalers vertaalt ἡμέραι ἐκδικήσεως met 'dagen van wraak' (bijv. de HSV en SV). Dit kan mijns inziens misverstanden oproepen. Wraak kan namelijk een buitensporige vergelding aanduiden. Vergelding lijkt mij een betere vertaling (zoals bijv. 'Groot Nieuws' doet) omdat dit woord aangeeft dat er sprake is van een proportionele straf.
2. De structuur van beide perikopen
2.1. De macrostructuur van Mattheus 24: 15- 20
Mattheus is opgebouwd uit 5 redevoeringen van Jezus : 5-7 de Bergrede, 10 de uitzendrede, 13 de gelijkenisrede, Mattheus 18 de gemeenterede en 23-25 de wee-rede en de komst van het koninkrijk ( Wim J.C. Weren p 174).
Mattheus 23-25 is de vijfde redevoering en handelt over de rampen die gaan komen en de vestiging van het koninkrijk. Onze perikoop, Mattheus 24: 15-20 staat dus in de vijfde redevoering van Jezus. In Mattheus 23 lezen we een achttal wee-uitspraken (Οὐαὶ) van Jezus (vers 13,14,15,16, 23, 25, 27 en 29) over de leiders van het volk. Het is een zeer felle redevoering. In Mattheus 24:19 lezen we ook een wee-uitspraak: 'Wee (Οὐαὶ) dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen'.
In Mattheus 24 vers 11 is sprake van pseudo-profeten (ψευδοπροφῆται) voorafgaande aan onze perikoop en in vers 24 (ψευδοπροφῆται), volgend na onze perikoop eveneens. In onze perikoop, Mattheus 24 vers 15 staat dat als de het gruwelijke van de verwoesting van de stad Jeruzalem plaatsvindt men moet beseffen dat dan gaat gebeuren waarover de profeet Daniel geschreven heeft. Kortom, Jezus geeft zijn volgelingen dus richtlijnen naar wie men moet luisteren in deze moeilijke tijden namelijk naar de ware profeet Daniel en niet naar allerlei valse profeten en hun toekomstscenario's (Wim Weren, 'Belichting van het Bijbelboek Mattheus, 's-Hertogenbosch, 1994, 222)
2.2. De mesostructuur van Mattheus 24: 15- 20
In vers 15 b tot en met 18 wordt beschreven wat men moet doen als het gruwelijke van de verwoesting van Jeruzalem plaatsvindt. Dit houdt verband met Mattheus 24 vers 1 waar de discipelen na de ontmoedigende rede van Jezus in Mattheus 23 tegen de leiders van het volk Jezus wijzen op de mooie tempel. Jezus stelt dat deze ook zal worden afgebroken (24 vers 2). Dit is de straf vanwege het feit dat ze Jezus zullen doden (Mattheus 26 en
27). Maar hoe moeten Jezus' volgelingen hiermee omgaan?
In ons gedeelte geeft Jezus bevelen aan zijn volgelingen om te vluchten. De bevelen staan allen in de derde persoon enkelvoud/meervoud. Er is sprake van variatie in de bevelen. De eerste twee bevelen staan in de presens en de andere twee bevelen staan in de aoristus (zie 1.1.1).
In vers 20 volgt een nieuwe intieme opdracht om te bidden in de presens gegeven (ziet op doorgaande handeling). Dit vanwege de grote nood die er zal zijn (24: 19).
2.3. Wat opvalt aan de macro- en mesostructuur
Wat opvalt aan de macrostructuur is dat men niet mot luisteren naar de pseudo-profeten men moet luisteren naar de ware profeet Daniel.
Wat opvalt aan de mesostructuur is dat er in Mattheus 24: 15-20 vijf bevelen (instructies) staan in de volgende formaties: Presens, Presens, Aoristus, Aoristus en Presens. Jezus geeft zijn volgelingen nauwkeurig advies wat men moet doen als de stad en tempel verwoest zullen worden.
2.4 De macrostructuur van Lukas 21: 20-24
Jezus is aangekomen in Jeruzalem (Lukas 19:28-46). Hier zal zijn lijden en dood plaats vinden (Lukas 22 en 23).
Lukas 21 staat tussen de aankomst en het lijden en de dood (Paulus Hubertus Mechtildis 'Lukas evangelist van de gemeenschap: een onderzoek naar de pragmatische effecten in Lukas 15-17', Nijmegen, 1986, p 52-54). Lukas 21:5-36 vormt de eschatologische redevoering (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1654). In Lukas 21 vers 11 lezen we dat de volgelingen Jezus wijzen op de mooie tempel. Jezus stelt dat deze tempel geheel verwoest zal worden (21:5). Dit betekent niet het einde van de wereld Er zullen zelf nog vele oorlogen komen (21:9). De volgelingen van Jezus zullen vervolgd worden (21:12). Maar toch zal men hen niet kunnen wegvagen. Er zullen altijd volgelingen van Jezus blijven (21:32). Wel dient men waakzaam te zijn en te bidden (21 34-36).
2.5 De mesostructuur van Lukas 21: 20-24
In ons gedeelte geeft Jezus zijn volgelingen de opdracht om te vluchten (21:21) als men ziet dat de stad omringd wordt door de legioenen (21:20). Jezus stelt dat Jeruzalem telkens tegen de voet zal gelopen worden door de volken (21:24). Dit zijn de dagen van straf voor deze stad (21:22). Het Jodendom heeft zijn identiteit verloren. Vluchten is dus de beste oplossing (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1655).
2.6 Wat opvalt aan de macro- en mesostructuur
Wat opvalt aan de macrostructuur is dat Jezus zijn volgelingen erop wijst dat met de val van Jeruzalem het wereldeinde er nog niet is (21:9) en dat Jezus, ondanks alle vervolgingen die er zullen komen, volgelingen zal blijven houden (21:12).
Wat opvalt aan de mesostructuur is dat Jezus stelt dat Jeruzalem telkens door de volkeren te voet zal worden gelopen. Zijn volgelingen moet zich dus niet inlaten met deze stad maar deze juist ontvluchten (21:21). De stad ondergaat de dagen van straf (21:22). Met moet dat opmerken (21:20b). 'Opmerken' staat in de aoristus. Het ziet erop dat men snel tot het besef moet komen. Het 'vluchten staat in de gebiedende wijs presens (zie aantekeningen 1.1.2). Net als de twee bevelen om niet in te gaan maar juist uit te gaan. Het verlaten van de stad staat centraal en vraagt niet om een vertoeven noch een terugkeer naar maar om een doorgaande handeling...: ren voor je leven.
3. Genre en het lezerspubliek van Mattheus en Lukas
3.1. Genre en het lezerspubliek van Mattheus en Lukas
Over het genre van de evangeliën is al veel geschreven en het laatste woord niet gezegd. Toch is het vaststellen van het genre van de evangeliën van groot belang want dat bepaalt hoe men de evangeliën dient te lezen (A.W. Zwiep PDF 'Exegesis New Testament', 32). Een liefdesbrief dient men anders te lezen dan een juridisch rapport.
In de klassieke oudheid waren er rond de tijd van het Nieuwe Testament veel levensbeschrijvingen. Te denken valt aan opus magnum Bίοι Παράλληλοι van Plutarchos (46 - 120 na chr). Plutarchos vergeleek in dit werk heldhaftige Grieken en Romeinen met elkaar (bijv. Alexander met Caesar). Ook de evangeliën vallen onder dit genre. Richard A Burridge stelt echter dat de evangeliën hun eigen manier van beschrijven hebben (Burridge, The Gospels and Acts, 515). Het is niet vergelijkbaar met de toen geldende retoriek en of er beïnvloeding was, is niet aantoonbaar.
(Richard A Burridge spreekt liever van 'bios', 'leven van Jezus' dan van een biografie van Jezus omdat men biografie veelal opvat in de moderne zin van het woord).
3.2 Het lezerspubliek van Mattheus
Een biografie over Jezus schreven de evangelisten niet vrijblijvend. De evangeliën hebben een persuasief karakter en willen hun lezerspubliek overtuigen. Zo wil Mattheus zijn Joodse lezer overtuigen dat Jezus de Messias is en om die reden begint hij met een geslachtsregister. Mattheus heeft dus een Joodse achtergrond (Burridge, The Gospels and Acts,515-516). Bij Lukas ligt het iets anders. Lukas begint met wat men in de klassieke oudheid een prooiomion noemt (1;1-4). Iets wat men ook tegenkomt in 'Historiën' van Herodotus (Alet Holwerda e.a. 'Aan de macht? Herodotus over machthebbers en onderdanen', Lunteren, 2001, 38).
3.3. Het lezerspubliek en Lukas
Lukas gaat bovendien geografisch te werk. Hij schreef ook een vervolg op zijn evangelie, Handelingen waar het ontstaan van de gemeente uit de Joden en volken wordt vermeld en dit werk maakt een beweging van Jeruzalem naar Rome. Met een variant op de uitspraak van Horatius: de veroveraar (Rome) werd nu zelf veroverd (door Jezus en zijn volgelingen). Kortom, het evangelie van Lukas is geschreven voor de volken die delen in het heil van Jezus (Burridge, The Gospels and Acts, 516-517). Lukas heeft dus een ander lezerspubliek dan Mattheus.
3.4 slotopmerking
Het verschil in lezerspubliek ten aanzien van het evangelie van Mattheus en Lukas is voor de exegese van Mattheus 24:15-20 en Lukas 21: 20-24 van belang. Het bepaalt hoe we deze beide eschatologische discoursen dienen te lezen. Ik kom er nog op terug (zie 6. Traditie en redactie...).
5. Synoptisch overzicht Mattheus, Markus en Lukas en de overeenkomsten en verschillen
5.1 Synoptisch overzicht Mattheus, Markus en Lukas
Mattheus 24, 15 - 20
15 a Welnu vanaf het ogenblik dat jullie het gruwelijke van de verwoesting zien
wat voorzegd is door de profeet Daniel,
dat het voltrokken wordt over de heilige plaats:
15 b Die het leest, moet het gaan verstaan (P).
16 Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen.
17 Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is
18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P) dat jullie vlucht
niet in de winter noch op de sabbat zal zijn.
Markus 13:14-18:
14 Vanaf het moment echter dat jullie zien het gruwelijke van de verwoesting,
voltrokken wordend waar het niet behoort .
Die het leest, moet het gaan verstaan (P)
Dan moeten die in Judea zich bevinden op vlucht gaan (P) naar de bergen
15 Maar die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A)
Ook moet hij niet ingaan (A) om iets te nemen uit zijn huis.
16 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen.
19 Wee dan hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen.
20 Jullie moeten maar gaan bidden (P)
dat het (jullie vlucht) niet in de winter zal zijn.
Lukas 21: 20 - 24
20 a Echter vanaf het ogenblik dat jullie de omsingeling door legioenen zien van Jeruzalem.
b Merk dan (A) op dat de verwoesting van haar (Jeruzalem) nabij is gekomen
21 Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P)
en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P)
ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar.
22 Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn, waarop alle dingen die (reeds) beschreven staan, vervuld zullen
worden.
23 Wee hen die een kind in de buik hebben en hen die een kind de borst geven in die dagen want er zal een grote
nood zijn in het land en een grote toorn tegen dit volk.
24 Ze zullen geveld worden door de scherpte van het zwaard en als gevangen weggevoerd worden naar allerlei
volken en Jeruzalem zal onder de voet gelopen worden door volken tot de tijd van de volken vervuld zal zijn.
5.2. De overeenkomsten en verschillen en enkele voorlopige conclusies.
De overeenkomsten tussen de versie van Mattheus en Markus is opvallend. De opdrachten die Jezus geeft komen bijna geheel overeen, zelfs de grammaticale vorm (presens of aoristus). De versie van Markus is iets korter. Mattheus heeft als extra's de bewijsplaats voor het gruwelijke van de verwoesting de profeet Daniel. Mattheus zegt dat het voltrokken wordt over de heilige plaats (tempel). Mattheus stelt dat men moet bidden dat de vlucht niet op de sabbat zal zijn. Voor verdere exegese is dit mijns inziens een belangrijk punt.
Volgens de versie van Mattheus geeft Jezus ten opzichte van de versie van Lukas meer opdrachten in aoristus. Namelijk deze: Die op het dak zich bevindt, moet er niet vanaf komen (A) en meenemen dat wat is zijn huis is 18 Ook moet die zich op de akker bevindt, niet terugkeren (A) om zijn kleed mee te nemen (17 en 18). Het zijn korte specifieke opdrachten (vandaar de aoristus) die passen bij het lezerspubliek van Mattheus namelijk de Joods christelijke lezer.
De zin uit de versie van Mattheus 'Jullie moeten dan gaan bidden (P) dat jullie vlucht niet in de winter noch op de sabbat zal zijn' (20), ontbreekt in de versie van Lukas. Lukas geeft wel twee opdrachten van Jezus die men niet vindt in de versie van Mattheus namelijk deze opdrachten in de presens: en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P) ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar (21).
Lukas spreekt mijns inziens heldere taal over wat er gaat gebeuren. Het is volgens hem de dag van de vergelding (22), Het gaat om een grote toorn tegen dit volk (23b). De inwoners van Jeruzalem zullen naar allerlei volken worden weggevoerd en Jeruzalem zal door de volken telkens onder de voet gelopen worden (24). Dit komt men niet tegen bij Mattheus. Lukas wil vooral zijn lezerspubliek wat bestaat uit de volken laten beseffen dat het evangelie weliswaar begonnen is in Jeruzalem maar dat de beweging ingezet door de Geest beweging verder gaat. Men moet het niet zoeken in Jeruzalem noch zich met deze stad inlaten. Deze stad ontvluchten (presens) en niet ingaan (presens) is het beste (zie 2.5).
6. Traditie en redactie in Mattheus 24: 15–20 en Lukas 21: 20–24.
6.1 Traditie en redactie in Mattheus 24: 15-20
De redacteur van het evangelie van Mattheus schreef voor een Joods christelijke gemeenschap en trachtte aan te tonen dat Jezus de ware Joodse Messias is (zie 3.2.) Waar Mattheus afwijkt van Markus krijgen wij een inzicht in hoe de redacteur van het evangelie van Mattheus Jezus opvatte (Barth. D. Ehrman, 'The New Testament. A historical introduction tot the early writings' Oxford, 2000, 85). Er zijn er die stellen dat de redacteur van Mattheus een schrijver was uit de volken die ook voor de volken schreef (Ulrich Luz, 'The theology of the gospel of Matthew', Bern 1993, 11). Maar die visie laat ik liggen.
Uit het synoptisch overzicht (zie 5.1 en 5.2.) is gebleken dat de versie van Mattheus een aantal extra' heeft ten opzichte van Markus en Lukas. Namelijk: de verwoesting van 'de heilige plaats' die voorzegd is door 'de profeet Daniel' (15) en dat men moet bidden dat de vlucht niet zal zijn op 'de sabbat' (20).
Uit de Bergrede (Matheus 5-7) blijkt dat Mattheus Jezus beschrijft als soort rabbi die de wet niet wilde afschaffen ( Ulrich Luz, 'The theology of the gospel of Matthew', Bern 1993, 11), daar werd Jezus van verdacht, maar juist volledig geldig wilde maken (Mattheus 5: 17-19).
Deze achtergrond geeft een beter verstaan van Mattheus 24:15-20 en de hand van de redacteur. Mattheus stelt richting zijn Joods-christelijk lezers dat Jezus actualiserend teruggreep op de gezaghebbende profeet Daniel, die de ondergang van de heilige plaats reeds had beschreven (9;27) en dat een vlucht op de sabbat niet wenselijk is omdat men dan het sabbatsgebod overtreedt. Er kan overigens ook een praktische kant aan zitten namelijk dat dan de poorten vanwege de sabbat gesloten zijn (International commentaar op de Bijbel, band 2, Kampen, 2001, 1531). Ook in dat geval schreef Mattheus voor een Joods lezerspubliek maar dan wat betreft de sabbat om meer praktische redenen. In elk geval geeft Mattheus duidelijke gespecificeerde opdrachten die passen bij een Joods-christelijk lezerspubliek.
6.2 Traditie en redactie in Lukas 21: 20-24
De redacteur van het evangelie van Lukas schreef voor christelijke gemeente uit de volken (en is daar vermoedelijk ook uit afkomstig). Voor hem was het duidelijk dat de rol van het volk Israel had afgedaan (blijkens Lukas 21:22 en 24 Handelingen 28:25-29). Hij laat zich zien als iemand die thuis is in de Grieks-Romeinse geschiedschrijving (bijv. Lukas 1:1-4. Minder goed thuis is hij in de geografie en de gewoonten van Palestina (Udo Schnelle 'Einleitung in das Neue Testament', Göttingen, 1999, 260).
Mijns inziens moet men de redacteur van het evangelie van Lukas tevens zien als de schrijver van een dubbel werk namelijk: het evangelie en de Handelingen. De beweging, beginnend van Jeruzalem en dan naar het einde van de aarde zoals beschreven wordt in het boek handelingen (en voorgeschreven wordt in Handelingen 1:8) komt men ook enigszins tegen in Lukas 21:20-24. Hier staat: 'Dan moeten die zich bevinden in Judea op de vlucht gaan naar de bergen (P) en die in haar midden zijn, moeten uit haar uitgaan (P) ook die in de streken moeten niet ingaan (P) in haar (21). De reden is: 'Omdat dit de dagen van (haar) vergelding zijn' (22). Jeruzalem heeft geen rooskleurige toekomst want het zal langdurige vertrapt worden door de volken (24). Kortom het christendom is volgens de redacteur van het evangelie van Lukas een beweging die weliswaar begonnen is in Jeruzalem maar en niet mag blijven steken. Met moet niet als de vrouw van Lot terug verlangen naar deze stad die ligt onder Gods toorn. Vluchten en niet terugkeren is zijn devies.
Samenvatting van de opdrachten
1. Maak je eigen (voorlopige) vertaling van Matt 24: 15–20 (6 verzen) en Luke 21: 20–24 (5 verzen) op basis van NA 28 en met behulp van de basishulpmiddelen (vertaling van ongeveer 200 woorden) + 400 woorden uitleg / opmerkingen). BDAG is verplicht; een geavanceerde Griekse grammatica ook. Je definitieve vertaling - in te leveren aan het einde van deze cursus , nadat je alle andere opdrachten hebt doorlopen - moet in gepolijst, acceptabel, correct en up-to-date Nederlands of Engels zijn (dus geen werkvertaling! ) (ongeveer 600 woorden / studiebelasting 10 uur).
2. Beschrijf de positie van de pericope in de context van de evangeliën van Matthew en Luke (macrostructuur) en de interne structuur van de pericope (mesostructuur). In welke mate beïnvloedt de literaire context van de pericope de uitkomst van je exegese? (ongeveer 400 woorden / studiebelasting 10 uur).
3. Lees de twee artikelen van Burridge over het genre van de evangeliën (zie onder ingangsniveau). Op een bepaald punt in uw exegetische paper te beantwoorden: Wat zijn de effecten en implicaties van een (eventuele) generieke classificatie voor uw interpretatie van de evangeliën en voor het lezen van het Eschatologisch discours (Mark 13 parr.) In het bijzonder? Is genre belangrijk? (ongeveer 200 woorden / studiebelasting 10 uur).
4. Lees het artikel van Brant J. Pitre, 'Apocalypticism and Apocalyptic Teaching', in Dictionary of Jesus and the Gospels: Second Edition, ed. Joel B. Green, Jeannine K. Brown en Nicholas Perrin (Downers Grove: IVP Academic, 2013), 23–33, en raadplegen de commentaren. Identificeer en bespreek in uw paper de typische apocalyptische elementen in het synoptische eschatologische discours. Wat zijn de implicaties voor je exegese? (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
5. Maak een synoptisch schema van de Griekse tekst van Matt 24: 15–20; Markus 13: 14–18; Lukas 21: 20–24 om de onderlinge relaties (verschillen en overeenkomsten) zichtbaar te maken. Om methodologisch correct te zijn, zal het op een bepaald punt in uw paper nodig zijn om uw positie ten aanzien van het synoptische probleem te vermelden en bewustzijn te tonen van gevallen waarin uw exegese erdoor wordt beïnvloed (gehinderd of geholpen) (1 grafiek + ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
6. Maak een traditie- en redactiekritische studie van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24. Probeer de Matthean en Lukan 'vingerafdrukken' te definiëren, hun bronmateriaal en hun redactionele aanpassingen. Kun je een algemene neiging detecteren in de behandeling van hun bronmateriaal door Matthew en Luke? Passen de verschillen bij hun doelstellingen? (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
7. Maak een narratologische analyse van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24, met behulp van de criteria / vragenlijst in de aantekeningen. Probeer het standpunt van de geïmpliceerde auteurs en hun communicatie over te brengen (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
8. Beschrijf, vanuit historisch oogpunt , de ontwikkeling van het Eschatologisch Discours van de oorspronkelijke setting ( Sitz-im-Leben Jesu ) via de Sitz-im-Leben der Gemeinde (Grieks of Aramees?) Naar de Sitz-im- Leben der Verfasser (de evangelieschrijvers). Met andere woorden, probeer te beschrijven hoe deze toespraak van Jezus in verschillende situaties is gecontextualiseerd (500 woorden / studiebelasting 10 uur).
9. Ontcijfer en interpreteer het volledige tekstapparaat van Matt 24: 15–20 en Luke 21: 20–24 volledig uit NA 28 (dat het meest actuele tekstapparaat bevat). Bespreek in je eindartikel alleen de exegetically relevante varianten en geef je (geïnformeerde) oordeel hierover (ongeveer 500 woorden / studiebelasting 10 uur).
10. SYNTHESE: Schrijf nu de definitieve versie van uw paper inclusief een bespreking van de algemene (theologische) boodschap: welke boodschap willen Matthew en Luke overbrengen aan hun (eerste!) Lezers? (500 woorden / studiebelasting 14 uur)
Deze 10 opdrachten tellen samen ongeveer 4200 woorden op (je kunt de resterende woorden gebruiken om je werk te bewerken tot een leesbare tekst, inclusief inleiding en conclusie, voetnoten, enz.). Een volledige bibliografie moet worden opgenomen (niet opgenomen in het aantal woorden). De studielast van 10 uur. per opdracht komt overeen met 54 sbu literatuurstudie (ong. 500-600 pp. à 10 pp. per uur) (= onderzoeksfase) en 54 sbu exegesewerkstuk (= productieve fase).