Psalm 120 Een pelgrimslied op weg naar de Jerusjaliem, stad van vrede
Gebedsverhoring
1 Ik riep tot de HEERE in mijn benauwdheid,
en Hij verhoorde mij.
Gebed
2 HEERE, red mijn ziel van de valse lippen,
van de tong vol bedrog.
Hij spreekt de vijand aan
3 Wat zal de tong vol bedrog jou brengen?
Wat zal die tong jou opleveren?
4 Het zijn scherpe pijlen van een machtig man,
en gloeiende houtskool (waarmee jullie iedereen afbranden)
Een terugblik naar het vreselijke vertrekpunt
5 Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verbleef,
dat ik woonde in of nabij de tenten van Kedar.
6 Langdurig heeft mijn ziel gewoond
bij hen die de vrede (sjalom) steeds haten.
7 Ik ben vreedzaam (sjalom) geweest, maar als ik aan het spreken was,
zochten zij oorlog.
King James heeft: I am for peace: but when I speak, they are for war:
Ik ben voor vrede: maar als ik spreek, zijn zij voor oorlog.
Het is oorlog maar niemand die het ziet
Huib Modderkolk schreef een boek "Het is oorlog maar niemand die het ziet". Over dat boek staat het volgende vermeld: Een digitaal platgelegde Rotterdamse haven. Artsen die ineens niet meer bij medische dossiers kunnen. De moderne tijd biedt talloze voordelen: we werken sneller en zijn altijd en overal bereikbaar. Maar er zijn ook nieuwe gevaren. Arjen Lubach zei over dit onthullende boek: Wie vroeger de wereld wilde begrijpen, las de Bijbel. Wie de wereld van nu wil begrijpen, leest dit boek.
Toch denk ik dat de Bijbel een spade dieper gaat. Ongetwijfeld heeft Modderkolk een goed boek geschreven: "Het is oorlog maar niemand die het ziet". Toch denk ik dat de schrijver van Psalm 120 hetzelfde boek zou hebben kunnen schrijven en zelf heeft geschreven maar dan een spade dieper. Er woedt een geestelijke oorlog maar bijna niemand die het ziet, had de kop van Psalm 120 kunnen zijn.
De anonieme schrijver van deze Psalm merkt op dat hij in nabij de tenten van Kedar (een ruig nomade volk) woonde. Hij verbleef namelijk als vreemdeling tussen mensen die hem vijandig gezind waren. De vraag is of we dit letterlijk moeten nemen maar hij voelde zich in elk geval qua geloofsbeleving ver weg van de stad Jeruzalem,de stad van vrede. De dichter zelf is vreedzaam (vol sjalom) maar de mensen om hem heen strijden met hem en hun woorden zijn als dolken. Zij zochten steeds de oorlog, zo eindigt de Psalm.
Oorlog? Dat zijn forse woorden. Moeten we die niet wat afzwakken en wat milder vertalen. Mensen zijn toch niet zo slecht? Is de dichter niet te somber?
Wij weten allemaal hoe ruïnerend een oorlog kan zijn. Oorlog maakt mensen kapot. De dichter wordt door al die woorden van mensen die vervreemd zijn van zijn God diep verwond. Ze raken hem als dolkstoten. Dit komt omdat hij zo betrokken is op God en zo graag vrede wil. Hij is een beetje op God gaan lijken die de bron van vrede en sjalom is.
Hij zegt: Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verbleef, dat ik woonde in de tenten van Kedar. Het woord wee werd gebruikt als klacht bij het overlijden van een mens. Ook de dichter beschouwde zich al een dode. Duizend zorgen en duizend doden leefden er in zijn angstvallige hart.
Wee mij. Ik sterf bijna daar nabij de tenten van Kedar zo ver weg van Jeruzalem van de stad van vrede. De dichter leefde daar waar de taal van de haat was. Die taal wordt helaas overal gesproken en je hoeft er niet hard voor te studeren. Ook geleerden spreken de taal van de haat als het gaat om God. Ze lachen je weg als je nog in de schepping in zes dagen gelooft.
De dichter was dus een vreemdeling voordat hij op reis ging. Hij voelde zich een vreemdeling omdat hij een andere taal sprak en een andere tongval had. Hij sprak de taal van de liefde en hij wenste dat er vrede was in zijn haatdragende omgeving maar die anderen spraken vloeiend de taal van de haat. Haat die alles kapot maakt.
Misschien zeg je wel is dit niet te zwart-wit. Ik ben ook christen en ik spreek ook weleens hatelijk in plaats van hartelijk. Is deze vreemdeling niet de Heere Jezus? Ja dat is mooi gezegd. Je gaat nu nog weer een spade dieper. Jezus kreeg op de meest diepe wijze te maken met een hatelijke omgeving maar toch ook zijn volgelingen krijgen er mee te maken. Daarom moeten wij ook beseffen dat hoe meer wij de taal van de vrede gaan leren spreken door het geloof in Jezus. Des gaan wij ontdekken dat anderen de taal van de haat hanteren.
Bovenaan de Psalm staat: Ik riep tot de HEERE in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij. Daarna vermeldt dichter wat hij bad en waar hij last van had en waar hij naar verlangde, naar de vrede... naar de sjalom en hij blikt terug op een hatelijke omgeving die hij door de gebedsverhoring heeft verlaten. Dat is in het kort deze Psalm maar deze Psalm staat in een bundel... Dus de Psalm is een onderdeel van deze bundel.
Deze Psalm is namelijk terecht gekomen in de bundel pelgrimsliederen ook wel liederen Hamma'alot genoemd. Psalm 120 is een pelgrimslied geworden. Een lied dat gezongen werd door de pelgrims die op weg gingen, driemaal per jaar, naar Jeruzalem naar de grote feesten. Psalm 121 is het reislied naar Jeruzalem en Psalm 122 het lied van de aankomst in de stad Jeruzalem, stad van de sjalom.
De dichter van Psalm 120 houdt het dus niet meer uit in de tent van de haatdragende mensen. Hij verlangt naar vrede ja naar de stad van vrede van sjalom, Jerusjaliem. Ook zijn spraak is vredig (sjalom). Straks zal zijn gebed daar zijn voor de sjalom voor Jerusjaliem. Sja'aloe sjelem jerusjaliem: bid voor de vrede van Jeruzalem (Psalm 121:6).
Hoe vergaat het ons? Hoeveel christenen houden het wel uit in de tent van haatdragende mensen? Als Gods Woord gelasterd wordt en de naam Jezus geschonden wordt, vinden zij dat weliswaar niet fijn maar ja het is nu eenmaal zo en het zijn voor de rest wel aardige mensen die dat doen. Ook in dat opzicht is het waar Het is oorlog maar bijna niemand die het ziet. Er vindt in ons land en zelfs onder kerkmensen een vreselijke geestelijke strijd plaats.
Psalm 120 is een pelgrimslied. De pelgrim vertrekt vanuit de vreemde door de gevaarlijke bergen zoals we lezen in psalm 121 en hij komt aan in Jeruzalem zoals we kunnen lezen in psalm 122. Bij ons liggen de zaken anders. Wij hoeven niet op weg te gaan naar Jeruzalem zoals deze pelgrims We mogen weten dat het nieuwe Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel volgens Openbaring 21. Deze stad komt naar ons toe.
Wij leven nu wel in oorlogsgebied. Om ons heen zien we de plagen zich voltrekken die beschreven staan in het boek Openbaring. Mensen krijgen korte lontjes en leren steeds beter de spraak van de haat spreken. In dat opzicht is onze situatie niet anders dan die van de dichter uit Psalm 120. De overheid wil het christendom aan banden leggen. In de Twee Kamer spreken ze de taal van de haat als het om het christendom gaat en om christelijke principes.
Laten wij die op weg zijn naar de stad van de vrede (sjalom) daarom voor onszelf en anderen waakzaam zijn en de taal van de liefde en vrede (sjalom) leren spreken door anderen te wijzen op Jezus die onze vrede (sjaloom) is en door Hem stamelend na te spreken. En nog wat! Psalm 120 laat ook zien dat ons gebed zin heeft. De dichter zegt: Ik riep tot de HEERE (de God van het verbond) in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij.
Poëtische opmerking:
Psalm 120 is an illuminating example of how viewpoints differ whether this is a song of lament or song of trust/thanksgiving. Trust: Psalm 120:1b also fulfills an important thematic introductory function which underlines its being a song of trust Stichon lb is strongly emphasized. The opening words function as anacrusis for the whole poem: Yahweh is the One you should turn to in times of need! This is also effectively underlined by the chiasticpattern of lb: To Yahweh ... in my need... I called... he answered (me)
Patroon: Tot Jahweh (Hij) in de benauwdheid van mij (ik) riep ik (ik) en Hij antwoordde mij (Hij)
Dus:
Hij Ik
X
Ik Hij
Yahweh can grate-fully be trusted because he answers!
Bron: TRUST AND LAMENT IN THE MA'ALoT PSALMS
Gebedsverhoring
1 Ik riep tot de HEERE in mijn benauwdheid,
en Hij verhoorde mij.
Gebed
2 HEERE, red mijn ziel van de valse lippen,
van de tong vol bedrog.
Hij spreekt de vijand aan
3 Wat zal de tong vol bedrog jou brengen?
Wat zal die tong jou opleveren?
4 Het zijn scherpe pijlen van een machtig man,
en gloeiende houtskool (waarmee jullie iedereen afbranden)
Een terugblik naar het vreselijke vertrekpunt
5 Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verbleef,
dat ik woonde in of nabij de tenten van Kedar.
6 Langdurig heeft mijn ziel gewoond
bij hen die de vrede (sjalom) steeds haten.
7 Ik ben vreedzaam (sjalom) geweest, maar als ik aan het spreken was,
zochten zij oorlog.
King James heeft: I am for peace: but when I speak, they are for war:
Ik ben voor vrede: maar als ik spreek, zijn zij voor oorlog.
Het is oorlog maar niemand die het ziet
Huib Modderkolk schreef een boek "Het is oorlog maar niemand die het ziet". Over dat boek staat het volgende vermeld: Een digitaal platgelegde Rotterdamse haven. Artsen die ineens niet meer bij medische dossiers kunnen. De moderne tijd biedt talloze voordelen: we werken sneller en zijn altijd en overal bereikbaar. Maar er zijn ook nieuwe gevaren. Arjen Lubach zei over dit onthullende boek: Wie vroeger de wereld wilde begrijpen, las de Bijbel. Wie de wereld van nu wil begrijpen, leest dit boek.
Toch denk ik dat de Bijbel een spade dieper gaat. Ongetwijfeld heeft Modderkolk een goed boek geschreven: "Het is oorlog maar niemand die het ziet". Toch denk ik dat de schrijver van Psalm 120 hetzelfde boek zou hebben kunnen schrijven en zelf heeft geschreven maar dan een spade dieper. Er woedt een geestelijke oorlog maar bijna niemand die het ziet, had de kop van Psalm 120 kunnen zijn.
De anonieme schrijver van deze Psalm merkt op dat hij in nabij de tenten van Kedar (een ruig nomade volk) woonde. Hij verbleef namelijk als vreemdeling tussen mensen die hem vijandig gezind waren. De vraag is of we dit letterlijk moeten nemen maar hij voelde zich in elk geval qua geloofsbeleving ver weg van de stad Jeruzalem,de stad van vrede. De dichter zelf is vreedzaam (vol sjalom) maar de mensen om hem heen strijden met hem en hun woorden zijn als dolken. Zij zochten steeds de oorlog, zo eindigt de Psalm.
Oorlog? Dat zijn forse woorden. Moeten we die niet wat afzwakken en wat milder vertalen. Mensen zijn toch niet zo slecht? Is de dichter niet te somber?
Wij weten allemaal hoe ruïnerend een oorlog kan zijn. Oorlog maakt mensen kapot. De dichter wordt door al die woorden van mensen die vervreemd zijn van zijn God diep verwond. Ze raken hem als dolkstoten. Dit komt omdat hij zo betrokken is op God en zo graag vrede wil. Hij is een beetje op God gaan lijken die de bron van vrede en sjalom is.
Hij zegt: Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verbleef, dat ik woonde in de tenten van Kedar. Het woord wee werd gebruikt als klacht bij het overlijden van een mens. Ook de dichter beschouwde zich al een dode. Duizend zorgen en duizend doden leefden er in zijn angstvallige hart.
Wee mij. Ik sterf bijna daar nabij de tenten van Kedar zo ver weg van Jeruzalem van de stad van vrede. De dichter leefde daar waar de taal van de haat was. Die taal wordt helaas overal gesproken en je hoeft er niet hard voor te studeren. Ook geleerden spreken de taal van de haat als het gaat om God. Ze lachen je weg als je nog in de schepping in zes dagen gelooft.
De dichter was dus een vreemdeling voordat hij op reis ging. Hij voelde zich een vreemdeling omdat hij een andere taal sprak en een andere tongval had. Hij sprak de taal van de liefde en hij wenste dat er vrede was in zijn haatdragende omgeving maar die anderen spraken vloeiend de taal van de haat. Haat die alles kapot maakt.
Misschien zeg je wel is dit niet te zwart-wit. Ik ben ook christen en ik spreek ook weleens hatelijk in plaats van hartelijk. Is deze vreemdeling niet de Heere Jezus? Ja dat is mooi gezegd. Je gaat nu nog weer een spade dieper. Jezus kreeg op de meest diepe wijze te maken met een hatelijke omgeving maar toch ook zijn volgelingen krijgen er mee te maken. Daarom moeten wij ook beseffen dat hoe meer wij de taal van de vrede gaan leren spreken door het geloof in Jezus. Des gaan wij ontdekken dat anderen de taal van de haat hanteren.
Bovenaan de Psalm staat: Ik riep tot de HEERE in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij. Daarna vermeldt dichter wat hij bad en waar hij last van had en waar hij naar verlangde, naar de vrede... naar de sjalom en hij blikt terug op een hatelijke omgeving die hij door de gebedsverhoring heeft verlaten. Dat is in het kort deze Psalm maar deze Psalm staat in een bundel... Dus de Psalm is een onderdeel van deze bundel.
Deze Psalm is namelijk terecht gekomen in de bundel pelgrimsliederen ook wel liederen Hamma'alot genoemd. Psalm 120 is een pelgrimslied geworden. Een lied dat gezongen werd door de pelgrims die op weg gingen, driemaal per jaar, naar Jeruzalem naar de grote feesten. Psalm 121 is het reislied naar Jeruzalem en Psalm 122 het lied van de aankomst in de stad Jeruzalem, stad van de sjalom.
De dichter van Psalm 120 houdt het dus niet meer uit in de tent van de haatdragende mensen. Hij verlangt naar vrede ja naar de stad van vrede van sjalom, Jerusjaliem. Ook zijn spraak is vredig (sjalom). Straks zal zijn gebed daar zijn voor de sjalom voor Jerusjaliem. Sja'aloe sjelem jerusjaliem: bid voor de vrede van Jeruzalem (Psalm 121:6).
Hoe vergaat het ons? Hoeveel christenen houden het wel uit in de tent van haatdragende mensen? Als Gods Woord gelasterd wordt en de naam Jezus geschonden wordt, vinden zij dat weliswaar niet fijn maar ja het is nu eenmaal zo en het zijn voor de rest wel aardige mensen die dat doen. Ook in dat opzicht is het waar Het is oorlog maar bijna niemand die het ziet. Er vindt in ons land en zelfs onder kerkmensen een vreselijke geestelijke strijd plaats.
Psalm 120 is een pelgrimslied. De pelgrim vertrekt vanuit de vreemde door de gevaarlijke bergen zoals we lezen in psalm 121 en hij komt aan in Jeruzalem zoals we kunnen lezen in psalm 122. Bij ons liggen de zaken anders. Wij hoeven niet op weg te gaan naar Jeruzalem zoals deze pelgrims We mogen weten dat het nieuwe Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel volgens Openbaring 21. Deze stad komt naar ons toe.
Wij leven nu wel in oorlogsgebied. Om ons heen zien we de plagen zich voltrekken die beschreven staan in het boek Openbaring. Mensen krijgen korte lontjes en leren steeds beter de spraak van de haat spreken. In dat opzicht is onze situatie niet anders dan die van de dichter uit Psalm 120. De overheid wil het christendom aan banden leggen. In de Twee Kamer spreken ze de taal van de haat als het om het christendom gaat en om christelijke principes.
Laten wij die op weg zijn naar de stad van de vrede (sjalom) daarom voor onszelf en anderen waakzaam zijn en de taal van de liefde en vrede (sjalom) leren spreken door anderen te wijzen op Jezus die onze vrede (sjaloom) is en door Hem stamelend na te spreken. En nog wat! Psalm 120 laat ook zien dat ons gebed zin heeft. De dichter zegt: Ik riep tot de HEERE (de God van het verbond) in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij.
Poëtische opmerking:
Psalm 120 is an illuminating example of how viewpoints differ whether this is a song of lament or song of trust/thanksgiving. Trust: Psalm 120:1b also fulfills an important thematic introductory function which underlines its being a song of trust Stichon lb is strongly emphasized. The opening words function as anacrusis for the whole poem: Yahweh is the One you should turn to in times of need! This is also effectively underlined by the chiasticpattern of lb: To Yahweh ... in my need... I called... he answered (me)
Patroon: Tot Jahweh (Hij) in de benauwdheid van mij (ik) riep ik (ik) en Hij antwoordde mij (Hij)
Dus:
Hij Ik
X
Ik Hij
Yahweh can grate-fully be trusted because he answers!
Bron: TRUST AND LAMENT IN THE MA'ALoT PSALMS