Cornelis Hoen en zijn visie op transsubstantiatieleer
1.1 Populair proefschrift van Spruyt
Bart Jan Spruyt (1964) promoveerde in 1996 op Cornelis Hoen en zijn avondmaalsbrief. Ik bespreek de populaire versie van zijn proefschrift die als titel heeft 'Ketter aan het Binnenhof. Cornelis Hoen en zijn tractaat tegen de transsubstantiatieleer'.
1.2 De inhoud van het boek en het hoe van deze boekbespreking
Spruyt tekent eerst het leven van Hoen, vervolgens bespreekt hij de achtergronden en inhoud van de avondmaalsbrief. Daarna beschrijft hij de invloed van zijn avondmaalsbrief. Tot slot bespreekt Spruyt hoe men door de eeuwen heen gedacht heeft over Hoen. Dit laatste hoofdstuk is van belang met het oog op 400 jaar Dordt. In deel 1 (1.3 t/m 1.9) volg ik deze route van Spruyt grotendeels.
In deel 2 (2.1 t/m 2.4) actualiseer ik de visie van Hoen en verlaat ik de bespreking van de populaire versie van het proefschrift van Bart Jan Spruyt. Dit heeft een speciale reden want mijns inziens is ook in onze tijd een juist zicht op de doop en het avondmaal van groot belang.
1.3 Wie Hoen was (1440-1525)
Hoen werd geboren in 1440 in Den Haag, studeerde in Leuven rechten en was in Den Haag werkzaam als advocaat aan het Hof van Holland (Binnenhof). Om die reden koos Spruyt de titel van zijn populaire versie van zijn proefschrift 'Ketter aan het Binnenhof'. In deze periode was Spruyt zelf politiek verslaggever van het Reformatorisch Dagblad.
1.4 Hoen en zijn geestverwanten
Aan het Hof van Holland was een kring van Humanisten actief die het werk van Erasmus en Luther lazen. Tot hen behoorden naast Hoen ook Johannes Pistorius (Jan de Bakker de eerste Martelaar in Holland), Guilielmus Gnapheus (Willem de Volder) en Johannes Sartorius. In 1522 werd deze kring verdacht van ketterij en in januari 1523 werd Hoen gevangengezet in Geertruidenberg. Het Hof van Holland protesteerde tegen de gevangenneming van een van zijn leden. Het onderzoek in deze zaak werd aanvankelijk door de inquisitie gedaan. Echter toen de inquisiteurs probeerden om Hoen en De Volder te ontvoeren, overspeelden zij hun hand en werd de zaak afgehandeld door het Hof van Holland. Het Hof van Holland stelde Hoen in oktober 1523 voorwaardelijk in vrijheid. Op straffe van een boete van 3000 dukaten mocht hij Den Haag niet meer verlaten. Voor het betalen van de boete stonden enkele familieleden borg.
1.5 Uitgave van het Nieuwe Testament in het Nederlands
Spruyt plaatst in zijn populaire versie van zijn proefschrift de avondmaalsbrief in de historische context om te kijken hoe Hoen op het idee kwam om de transsubstantiatieleer naar het rijk der fabelen te schrijven.
Allereerst zijn er natuurlijk de invloeden van de kringen van intellectuelen uit Delft en Den Haag. In de late Middelleeuwen kwam de stadse cultuur op. Burgers gingen nu ook studeren. Daarnaast was er de invloed van de humanisten die terug wilden naar de bronnen en wars waren van traditionele opvattingen.
Zo gaf in 1516 de humanist Erasmus het Griekse Nieuwe Testament uit. Men was nu niet langer aangewezen op de Latijnse vertaling, de Vulgata van Hieronymus. Men kon nu zelf de grondtekst bestuderen. Zo verscheen in 1524 in Delft een vertaling van het Nieuwe Testament waarbij men gebruik heeft gemaakt van de Latijnse vertaling van Erasmus (Grieks beheerste men vermoedelijk minder goed). Wanneer de vertaling afweek van de Vulgata werd de afwijkende vertaling van de Vulgata tussen haakjes vermeld.
In de proloog op de brief aan de Romeinen vermelden de auteurs, geheel in het spoor van Luther, dat de rechtvaardiging door het geloof in Christus van belang is. Spruyt vermoedt dat Cornelis Hoen en Gnapheus de auteurs zijn. Alleen nieuwe bronnen kunnen op dit punt volledige zekerheid geven.
1.6 Hoens voorgangers
Spruyt laat zien dat de avondmaalsbrief van Hoen niet uit de kerkelijke lucht komt vallen. Wyclif, Hus en de Katharen leverden ook als kritiek op de lichamelijk tegenwoordigheid van Jezus in het brood en de wijn. Maar ook Wyclif, Hus en de Katharen hadden weer hun voorgangers....
In 1215 werd de leer van de transsubstantiatie officieel tijdens het vierde Lateraanse concilie vastgelegd. Achter deze ontwikkeling zat paus Innocentius de derde. Men deed toen voorkomen of dit altijd de leer van de kerk was geweest. Dat was niet het geval. Zo beriepen Wyclif en Hus zich terecht met hun verwerping van de transsubstantiatie leer op de Vroege Kerk. Zelfs in de middeleeuwse kerk was de leer van de transsubstantiatie niet geheel onomstreden. In de negende eeuw bestreed de monnik Ratramnus de transsubstantiatie leer tegenover de monnik Radbertus. In de elfde eeuw toen de transsubstantiatie leer nog niet het officiële dogma van de kerk was maar wel gemeengoed aan het worden was, stelde Berengarius deze leer eveneens ter discussie. Volgens Berengarius bedoelde Jezus te zeggen toen Hij zei: dit is mijn lichaam (hoc est corpus meum) dit (be)tekent mijn lichaam (hoc signat/figurat corpus meum). Ratramnus had al gewezen op de 'Ik ben' uitspraken van Jezus.Toen Jezus zei: 'Ik ben de ware Wijnstok', was Hij ook niet lichamelijk aanwezig in deze wijnstok volgens Ratramnus. Jezus bedoelde toen: 'De ware wijnstok beeldt uit Wie Ik ben'.
1.7 De avondmaalsbrief van Hoen
In zijn avondmaalsbrief greep Hoen terug op traditionele argumenten. Met name op het argument dat men niet een is-gelijk-teken mag zetten tussen het vlees van Jezus en het brood van het avondmaal en tussen het bloed van Jezus en de wijn van het avondmaal (1.6). Het brood en de wijn wijzen heen en tekenen het verbroken lichaam en het vergoten bloed van Jezus. Het komt dus op het geloof aan. Er gebeurt niets met brood en wijn. Met een historisch geloof of een geloof in het kerkelijk dogma omtrent het avondmaal ontvangt men niets. In het avondmaal onderstreept Jezus dat Hij Zijn lichaam verbroken heeft en Zijn bloed vergoten heeft ter vergeving voor de zonden van doodschuldige zondaren. Op dit punt is Hoen schatplichtig aan Luther (De Babylonische gevangenschap van de kerk).
Maar als jurist komt Hoen nog met een andere insteek. In het avondmaal biedt de hemelse Bruidegom Jezus Zijn trouwring aan, aan Zijn bruid. Het avondmaal is dus een teken van Zijn trouw voor een zwarte zondige bruid dat Hij haar bemint ondanks haar slechte afkomst en niet dankzij haar goede afkomst. De bruid als zij naar haar ring kijkt moet denken aan de trouw van de Bruidegom hoewel Hij lichamelijk afwezig is.
1.8 De invloed van Hoen
In 1525 en 1526 verschenen er twee Latijnse edities en twee Duitse vertalingen van de avondmaalsbrief van Cornelis Hoen. Het is Hinne Rode geweest die ermee op stap ging en die deze edities Luther, Zwingli en Bucer heeft voorgelegd. Luther vond de avondmaalsbrief te profaan maar Zwingli en Bucer konden zich er in vinden. Spruyt merkt op: 'Hoens brief spoorden Zwingli en Bucer aan om een symbolische opvatting over het avondmaal te ontwikkelen die van Luthers interpretatie verschilde' (p 68). Dat muisje zou nog eens staartje krijgen. De kampen omtrent de strijd over de juiste opvatting van de aanwezigheid van Christus tijdens het avondmaal begonnen zich te vormen...
1.9 De Dordtse synode
Tijdens de Dordtse synode beriepen de remonstranten zich op Erasmus en Hoen. Zij waren niet van die scherpslijpers en zij vormden de ware gereformeerde kerk volgens de remonstranten. Trigland dacht daar anders over. Trigland heeft aangetoond dat Hoen in elk geval niet aan de kant van de remonstranten stond. Trigland toonde dit aan vanuit de avondmaalsbrief van Hoen. Volgens Trigland had de godzalige Hoen niets met de remonstranten van doen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.1 Een reformatorische kijk op de sacramenten
De Reformatie gaf een ander zicht op de sacramenten. Ook in onze dagen is het zicht op de doop en het avondmaal een heikel punt. De doop is niet zomaar een kerkelijke traditie en het avondmaal voor Gods kinderen. Ook is men met de doop op zich niet zalig. Men mag geen is-gelijk-teken zetten. De doop tekent en verzegelt de zaligheid. Kortom de doop geeft een hemelse aanwijzing langs welke weg de gevallen mens de zaligheid alleen kan verkrijgen.
2.2 De Drie-enige God belooft
In de doop belooft de Drie-enige God elke dopeling te zullen zalig maken maar de doop moet wel door het geloof worden ingewilligd. Dit geloof wil de Geest werken. Dat heeft Hij beloofd in de doop. De Geest wil toe-eigenen hetgeen de dopeling in Christus heeft namelijk de vergeving van de zonde en de vernieuwing van het hart.
2.3 Wat de doop ons leert
De doop leert ons dat we verloren kinderen van Adam zijn die alleen door het bloed van Jezus, dat in de doop uitgebeeld wordt, gered kunnen worden. De belofte die in de doop verzegeld is, is pleitgrond. De gedoopte kinderen zijn kinderen van het verbond. Zonder meteen een is-gelijk-teken te zetten dat ze zalig zijn want dan zou het doopgebed waar gebeden wordt om Gods genade om de doop te realiseren niet meer nodig zijn.
God heeft overigens wel alle recht op Zijn gedoopte kinderen en gedoopte kinderen kunnen altijd aanspraak maken op de heilsgoederen ('Opent uwe mond en eist van Mij vrijmoedig. Op Mijn trouwverbond).
2.4 De kerkelijke weg
Wie zijn of haar doop mag leren verstaan die krijgt ook een begeerte om belijdenis te doen van het geloof en die krijgt ook de begeerte het geloof in de vergeving van de zonde te laten versterken door het avondmaal. De kerk moet de doopleden deze Reformatorische route wijzen. Dit is de weg die God wil dat alle gedoopte leden gaan. Helaas is dit niet altijd het geval. Of erger nog: doorgaans is het helaas niet het geval. Wie echter op de wind ziet, die zal niet zaaien. Maar wie met tranen zaait, zal met gejuich maaien.
1.1 Populair proefschrift van Spruyt
Bart Jan Spruyt (1964) promoveerde in 1996 op Cornelis Hoen en zijn avondmaalsbrief. Ik bespreek de populaire versie van zijn proefschrift die als titel heeft 'Ketter aan het Binnenhof. Cornelis Hoen en zijn tractaat tegen de transsubstantiatieleer'.
1.2 De inhoud van het boek en het hoe van deze boekbespreking
Spruyt tekent eerst het leven van Hoen, vervolgens bespreekt hij de achtergronden en inhoud van de avondmaalsbrief. Daarna beschrijft hij de invloed van zijn avondmaalsbrief. Tot slot bespreekt Spruyt hoe men door de eeuwen heen gedacht heeft over Hoen. Dit laatste hoofdstuk is van belang met het oog op 400 jaar Dordt. In deel 1 (1.3 t/m 1.9) volg ik deze route van Spruyt grotendeels.
In deel 2 (2.1 t/m 2.4) actualiseer ik de visie van Hoen en verlaat ik de bespreking van de populaire versie van het proefschrift van Bart Jan Spruyt. Dit heeft een speciale reden want mijns inziens is ook in onze tijd een juist zicht op de doop en het avondmaal van groot belang.
1.3 Wie Hoen was (1440-1525)
Hoen werd geboren in 1440 in Den Haag, studeerde in Leuven rechten en was in Den Haag werkzaam als advocaat aan het Hof van Holland (Binnenhof). Om die reden koos Spruyt de titel van zijn populaire versie van zijn proefschrift 'Ketter aan het Binnenhof'. In deze periode was Spruyt zelf politiek verslaggever van het Reformatorisch Dagblad.
1.4 Hoen en zijn geestverwanten
Aan het Hof van Holland was een kring van Humanisten actief die het werk van Erasmus en Luther lazen. Tot hen behoorden naast Hoen ook Johannes Pistorius (Jan de Bakker de eerste Martelaar in Holland), Guilielmus Gnapheus (Willem de Volder) en Johannes Sartorius. In 1522 werd deze kring verdacht van ketterij en in januari 1523 werd Hoen gevangengezet in Geertruidenberg. Het Hof van Holland protesteerde tegen de gevangenneming van een van zijn leden. Het onderzoek in deze zaak werd aanvankelijk door de inquisitie gedaan. Echter toen de inquisiteurs probeerden om Hoen en De Volder te ontvoeren, overspeelden zij hun hand en werd de zaak afgehandeld door het Hof van Holland. Het Hof van Holland stelde Hoen in oktober 1523 voorwaardelijk in vrijheid. Op straffe van een boete van 3000 dukaten mocht hij Den Haag niet meer verlaten. Voor het betalen van de boete stonden enkele familieleden borg.
1.5 Uitgave van het Nieuwe Testament in het Nederlands
Spruyt plaatst in zijn populaire versie van zijn proefschrift de avondmaalsbrief in de historische context om te kijken hoe Hoen op het idee kwam om de transsubstantiatieleer naar het rijk der fabelen te schrijven.
Allereerst zijn er natuurlijk de invloeden van de kringen van intellectuelen uit Delft en Den Haag. In de late Middelleeuwen kwam de stadse cultuur op. Burgers gingen nu ook studeren. Daarnaast was er de invloed van de humanisten die terug wilden naar de bronnen en wars waren van traditionele opvattingen.
Zo gaf in 1516 de humanist Erasmus het Griekse Nieuwe Testament uit. Men was nu niet langer aangewezen op de Latijnse vertaling, de Vulgata van Hieronymus. Men kon nu zelf de grondtekst bestuderen. Zo verscheen in 1524 in Delft een vertaling van het Nieuwe Testament waarbij men gebruik heeft gemaakt van de Latijnse vertaling van Erasmus (Grieks beheerste men vermoedelijk minder goed). Wanneer de vertaling afweek van de Vulgata werd de afwijkende vertaling van de Vulgata tussen haakjes vermeld.
In de proloog op de brief aan de Romeinen vermelden de auteurs, geheel in het spoor van Luther, dat de rechtvaardiging door het geloof in Christus van belang is. Spruyt vermoedt dat Cornelis Hoen en Gnapheus de auteurs zijn. Alleen nieuwe bronnen kunnen op dit punt volledige zekerheid geven.
1.6 Hoens voorgangers
Spruyt laat zien dat de avondmaalsbrief van Hoen niet uit de kerkelijke lucht komt vallen. Wyclif, Hus en de Katharen leverden ook als kritiek op de lichamelijk tegenwoordigheid van Jezus in het brood en de wijn. Maar ook Wyclif, Hus en de Katharen hadden weer hun voorgangers....
In 1215 werd de leer van de transsubstantiatie officieel tijdens het vierde Lateraanse concilie vastgelegd. Achter deze ontwikkeling zat paus Innocentius de derde. Men deed toen voorkomen of dit altijd de leer van de kerk was geweest. Dat was niet het geval. Zo beriepen Wyclif en Hus zich terecht met hun verwerping van de transsubstantiatie leer op de Vroege Kerk. Zelfs in de middeleeuwse kerk was de leer van de transsubstantiatie niet geheel onomstreden. In de negende eeuw bestreed de monnik Ratramnus de transsubstantiatie leer tegenover de monnik Radbertus. In de elfde eeuw toen de transsubstantiatie leer nog niet het officiële dogma van de kerk was maar wel gemeengoed aan het worden was, stelde Berengarius deze leer eveneens ter discussie. Volgens Berengarius bedoelde Jezus te zeggen toen Hij zei: dit is mijn lichaam (hoc est corpus meum) dit (be)tekent mijn lichaam (hoc signat/figurat corpus meum). Ratramnus had al gewezen op de 'Ik ben' uitspraken van Jezus.Toen Jezus zei: 'Ik ben de ware Wijnstok', was Hij ook niet lichamelijk aanwezig in deze wijnstok volgens Ratramnus. Jezus bedoelde toen: 'De ware wijnstok beeldt uit Wie Ik ben'.
1.7 De avondmaalsbrief van Hoen
In zijn avondmaalsbrief greep Hoen terug op traditionele argumenten. Met name op het argument dat men niet een is-gelijk-teken mag zetten tussen het vlees van Jezus en het brood van het avondmaal en tussen het bloed van Jezus en de wijn van het avondmaal (1.6). Het brood en de wijn wijzen heen en tekenen het verbroken lichaam en het vergoten bloed van Jezus. Het komt dus op het geloof aan. Er gebeurt niets met brood en wijn. Met een historisch geloof of een geloof in het kerkelijk dogma omtrent het avondmaal ontvangt men niets. In het avondmaal onderstreept Jezus dat Hij Zijn lichaam verbroken heeft en Zijn bloed vergoten heeft ter vergeving voor de zonden van doodschuldige zondaren. Op dit punt is Hoen schatplichtig aan Luther (De Babylonische gevangenschap van de kerk).
Maar als jurist komt Hoen nog met een andere insteek. In het avondmaal biedt de hemelse Bruidegom Jezus Zijn trouwring aan, aan Zijn bruid. Het avondmaal is dus een teken van Zijn trouw voor een zwarte zondige bruid dat Hij haar bemint ondanks haar slechte afkomst en niet dankzij haar goede afkomst. De bruid als zij naar haar ring kijkt moet denken aan de trouw van de Bruidegom hoewel Hij lichamelijk afwezig is.
1.8 De invloed van Hoen
In 1525 en 1526 verschenen er twee Latijnse edities en twee Duitse vertalingen van de avondmaalsbrief van Cornelis Hoen. Het is Hinne Rode geweest die ermee op stap ging en die deze edities Luther, Zwingli en Bucer heeft voorgelegd. Luther vond de avondmaalsbrief te profaan maar Zwingli en Bucer konden zich er in vinden. Spruyt merkt op: 'Hoens brief spoorden Zwingli en Bucer aan om een symbolische opvatting over het avondmaal te ontwikkelen die van Luthers interpretatie verschilde' (p 68). Dat muisje zou nog eens staartje krijgen. De kampen omtrent de strijd over de juiste opvatting van de aanwezigheid van Christus tijdens het avondmaal begonnen zich te vormen...
1.9 De Dordtse synode
Tijdens de Dordtse synode beriepen de remonstranten zich op Erasmus en Hoen. Zij waren niet van die scherpslijpers en zij vormden de ware gereformeerde kerk volgens de remonstranten. Trigland dacht daar anders over. Trigland heeft aangetoond dat Hoen in elk geval niet aan de kant van de remonstranten stond. Trigland toonde dit aan vanuit de avondmaalsbrief van Hoen. Volgens Trigland had de godzalige Hoen niets met de remonstranten van doen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.1 Een reformatorische kijk op de sacramenten
De Reformatie gaf een ander zicht op de sacramenten. Ook in onze dagen is het zicht op de doop en het avondmaal een heikel punt. De doop is niet zomaar een kerkelijke traditie en het avondmaal voor Gods kinderen. Ook is men met de doop op zich niet zalig. Men mag geen is-gelijk-teken zetten. De doop tekent en verzegelt de zaligheid. Kortom de doop geeft een hemelse aanwijzing langs welke weg de gevallen mens de zaligheid alleen kan verkrijgen.
2.2 De Drie-enige God belooft
In de doop belooft de Drie-enige God elke dopeling te zullen zalig maken maar de doop moet wel door het geloof worden ingewilligd. Dit geloof wil de Geest werken. Dat heeft Hij beloofd in de doop. De Geest wil toe-eigenen hetgeen de dopeling in Christus heeft namelijk de vergeving van de zonde en de vernieuwing van het hart.
2.3 Wat de doop ons leert
De doop leert ons dat we verloren kinderen van Adam zijn die alleen door het bloed van Jezus, dat in de doop uitgebeeld wordt, gered kunnen worden. De belofte die in de doop verzegeld is, is pleitgrond. De gedoopte kinderen zijn kinderen van het verbond. Zonder meteen een is-gelijk-teken te zetten dat ze zalig zijn want dan zou het doopgebed waar gebeden wordt om Gods genade om de doop te realiseren niet meer nodig zijn.
God heeft overigens wel alle recht op Zijn gedoopte kinderen en gedoopte kinderen kunnen altijd aanspraak maken op de heilsgoederen ('Opent uwe mond en eist van Mij vrijmoedig. Op Mijn trouwverbond).
2.4 De kerkelijke weg
Wie zijn of haar doop mag leren verstaan die krijgt ook een begeerte om belijdenis te doen van het geloof en die krijgt ook de begeerte het geloof in de vergeving van de zonde te laten versterken door het avondmaal. De kerk moet de doopleden deze Reformatorische route wijzen. Dit is de weg die God wil dat alle gedoopte leden gaan. Helaas is dit niet altijd het geval. Of erger nog: doorgaans is het helaas niet het geval. Wie echter op de wind ziet, die zal niet zaaien. Maar wie met tranen zaait, zal met gejuich maaien.