Johannes Drusius (1550-1616):
voorbereider van de Statenvertaling
Een hebraïst van groot formaat
Johannes Drusius was een Hebraïst van groot formaat. Hij gaf les aan de net opgerichte universiteit van Franeker (in 1585) en werd in heel Europa geroemd om zijn kunde van de Hebreeuwse taal. Drusius stierf voordat de synode van Dordt begon. Hij kreeg echter in 1600 de opdracht van de Staten Generaal om moeilijke passages van het Oude Testament en Nieuwe Testament te voorzien van een verhelderende uitleg betreffende de grondtekst. Zijn leerlingen Baudartius, Bogerman en Bucerus konden bij hun vertaling van het Oude Testament gebruik maken van deze commentaren en van zijn inspirerende lessen destijds. Zo sprak hij nog nadat hij was gestorven.
Een taalkundige focus
Drusius gaf aan de universiteit van Franeker een taalkundige focus. Hij wilde vooral nauwkeurig luisteren naar de stem van God in de Schrift zoals deze bedoeld is en beschreven staat in de grondtaal. Johannes Maccovius echter die wij ook bespreken op deze site (zie onder kopje 'Dordt 400 jaar' de pagina met als titel 'Johannes Maccovius') gaf aan de universiteit van Franeker een scholastische focus waarbij hij het grote gevaar liep de Schrift te overstemmen door de logica van het dogma. De start van de universiteit van Franeker met Drusius als taalkundige inspirator was dus bijzonder fraai. Maar ook tegen Drusius had men bedenkingen... net als later tegen Maccovius.
Zijn afkomst
Van den Driesche werd geboren als zoon van Johannes van den Driesche en Maria van der Varent. Hij ging Grieks en Latijn studeren in Gent en later filosofie in Leuven. Zijn vader was een vurig protestant en moest naar Londen vluchten. Zijn moeder was katholiek en wilde niet dat hij zijn vader achterna ging. Ze liet Van den Driesche daarom terugkomen naar Oudenaarde en stuurde hem naar Doornik.
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche)
Zijn studie en docentschap
Eind 1567 slaagde Van den Driesche er dan toch in om naar zijn vader in Engeland te vluchten. Daar ging hij Hebreeuws studeren aan de universiteit van Cambridge. Op de leeftijd van tweeëntwintig jaar werd hij in Oxford hoogleraar oosterse talen.
In 1576 keerde hij na de pacificatie van Gent met zijn vader terug naar de Nederlanden. Hij werd aangesteld als hoogleraar oosterse talen in Leiden. In 1585 verhuisde hij naar Friesland waar hij werd aangesteld aan de universiteit van Franeker Daar bleef hij tot zijn dood. Hij was een orientalist van Europese faam. Zijn colleges werden bezocht door protestantse studenten uit heel Europa
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche) .
Zijn opdracht van de Staten-Generaal
In 1600 kreeg hij de opdracht van de Staten-Generaal om notities te maken bij de moeilijkste passages uit het Oude Testament. Hij kreeg daarvoor een salaris van 400 gulden per jaar. In de zeventiende en de achttiende eeuw gold zijn werk als standaardliteratuur voor oriëntalisten. Hoewel hij een persoonlijke vriend was van Jacobus Arminius en Johannes Uitenbogaard, heeft hij niet actief deelgenomen aan de strijd tussen de Rekkelijken en de Preciezen. Toch kreeg hij veel kritiek van collega's, die zijn rechtzinnigheid betwijfelden en zijn exegesen ter discussie stelden (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche).
Hieronder de titel van een boek van Johannes Drusius
over de moeilijke plaatsen in Jozua, Richteren en Samuel
Drusius schreef in het Latijn, uitgegeven 2 jaren na zijn sterven:
Drusius, Johannes:
Ad loca difficiliora Josuae, Iudicum, Sam.
Commentarius liber
Franekera 1618
Zijn pleidooi voor de grondtalen
Dr. P. Korteweg zegt van Drusius in zijn proefschrift (De Nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius) op pagina 85 : Drusius beoogde het verstaan van de bijbel te verbeteren met behulp van de door het humanisme tot bloei gebrachte filologie (taalkunde) en in het bijzonder de kennis van semitische talen en literaturen, zonder evenwel ooit de bedoeling te hebben gehad de gereformeerde leer aan te tasten (daar is hij van verdacht en daarom mocht hij niet meedoen met de Statenvertaling maar wel Bogerman een van zijn leerlingen. Baudartius en Bucerus behoorden ook tot zijn leerlingen H.R.) Dat hij desondanks onder de verdenking van onrechtzinnigheid is komen te staan, komt voor rekening van de polarisatie in de toenmalige theologische en sociaal culturele context en van de heersende kerkelijke en politieke instanties. Daardoor alleen heeft Drusius de roep van ketterij kregen. Drusius is een beoefenaar van zuiver filologische (taalkundige) exegese van de bijbel geweest, met volledig respect voor de tekst en zijn boodschap. Hij was overtuigd van het nut van deze benadering voor theologie en kerk. Hij wees geenszins het goed recht en belang van de systematische theologie af. Maar de bijbel moest zijns inziens niet naar analogie van het geloof uitgelegd worden, maar naar de eisen die taal- en letterkunde stelden (Bron: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/4953 ).
Zijn inbreng bij de totstandkoming van de Statenvertaling
Dr. Theodor Dunkelgrün van de Universiteit van Cambridge zei in een lezing over Johannes Drusius het volgende: Drusius (Johannes van den Driesche) overleed weliswaar voordat de synode officieel opdracht tot de vertaling had gegeven, maar in de jaren die daaraan vooraf gingen, hadden de Staten Generaal Drusius een stipendium verleend om commentaren op de gehele Bijbel te schrijven, met het oog op de komende nieuwe vertaling. Bovendien waren de drie vertalers van het Oude Testament voor de Statenvertaling (Baudartius, Bogerman en Bucerus) oud-studenten van Drusius. De Vlaamse balling, die in Cambridge, Oxford en Leiden gedoceerd had alvorens hoogleraar Hebreeuws te Franeker te worden, was een spilfiguur in de totstandkoming van de Statenvertaling. Zijn commentaren geven diep inzicht in zijn ongeëvenaarde kennis van de joodse oudheid, het aller vroegste christendom, en rabbijnse tradities, en daarmee op de geleerde gereedschapskist van de vertalers (Bron: http://www.exorientelux.nl/activiteit/de-statenvertaling-van-de-bijbel-en-het-nabije-oosten/).
voorbereider van de Statenvertaling
Een hebraïst van groot formaat
Johannes Drusius was een Hebraïst van groot formaat. Hij gaf les aan de net opgerichte universiteit van Franeker (in 1585) en werd in heel Europa geroemd om zijn kunde van de Hebreeuwse taal. Drusius stierf voordat de synode van Dordt begon. Hij kreeg echter in 1600 de opdracht van de Staten Generaal om moeilijke passages van het Oude Testament en Nieuwe Testament te voorzien van een verhelderende uitleg betreffende de grondtekst. Zijn leerlingen Baudartius, Bogerman en Bucerus konden bij hun vertaling van het Oude Testament gebruik maken van deze commentaren en van zijn inspirerende lessen destijds. Zo sprak hij nog nadat hij was gestorven.
Een taalkundige focus
Drusius gaf aan de universiteit van Franeker een taalkundige focus. Hij wilde vooral nauwkeurig luisteren naar de stem van God in de Schrift zoals deze bedoeld is en beschreven staat in de grondtaal. Johannes Maccovius echter die wij ook bespreken op deze site (zie onder kopje 'Dordt 400 jaar' de pagina met als titel 'Johannes Maccovius') gaf aan de universiteit van Franeker een scholastische focus waarbij hij het grote gevaar liep de Schrift te overstemmen door de logica van het dogma. De start van de universiteit van Franeker met Drusius als taalkundige inspirator was dus bijzonder fraai. Maar ook tegen Drusius had men bedenkingen... net als later tegen Maccovius.
Zijn afkomst
Van den Driesche werd geboren als zoon van Johannes van den Driesche en Maria van der Varent. Hij ging Grieks en Latijn studeren in Gent en later filosofie in Leuven. Zijn vader was een vurig protestant en moest naar Londen vluchten. Zijn moeder was katholiek en wilde niet dat hij zijn vader achterna ging. Ze liet Van den Driesche daarom terugkomen naar Oudenaarde en stuurde hem naar Doornik.
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche)
Zijn studie en docentschap
Eind 1567 slaagde Van den Driesche er dan toch in om naar zijn vader in Engeland te vluchten. Daar ging hij Hebreeuws studeren aan de universiteit van Cambridge. Op de leeftijd van tweeëntwintig jaar werd hij in Oxford hoogleraar oosterse talen.
In 1576 keerde hij na de pacificatie van Gent met zijn vader terug naar de Nederlanden. Hij werd aangesteld als hoogleraar oosterse talen in Leiden. In 1585 verhuisde hij naar Friesland waar hij werd aangesteld aan de universiteit van Franeker Daar bleef hij tot zijn dood. Hij was een orientalist van Europese faam. Zijn colleges werden bezocht door protestantse studenten uit heel Europa
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche) .
Zijn opdracht van de Staten-Generaal
In 1600 kreeg hij de opdracht van de Staten-Generaal om notities te maken bij de moeilijkste passages uit het Oude Testament. Hij kreeg daarvoor een salaris van 400 gulden per jaar. In de zeventiende en de achttiende eeuw gold zijn werk als standaardliteratuur voor oriëntalisten. Hoewel hij een persoonlijke vriend was van Jacobus Arminius en Johannes Uitenbogaard, heeft hij niet actief deelgenomen aan de strijd tussen de Rekkelijken en de Preciezen. Toch kreeg hij veel kritiek van collega's, die zijn rechtzinnigheid betwijfelden en zijn exegesen ter discussie stelden (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Driesche).
Hieronder de titel van een boek van Johannes Drusius
over de moeilijke plaatsen in Jozua, Richteren en Samuel
Drusius schreef in het Latijn, uitgegeven 2 jaren na zijn sterven:
Drusius, Johannes:
Ad loca difficiliora Josuae, Iudicum, Sam.
Commentarius liber
Franekera 1618
Zijn pleidooi voor de grondtalen
Dr. P. Korteweg zegt van Drusius in zijn proefschrift (De Nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius) op pagina 85 : Drusius beoogde het verstaan van de bijbel te verbeteren met behulp van de door het humanisme tot bloei gebrachte filologie (taalkunde) en in het bijzonder de kennis van semitische talen en literaturen, zonder evenwel ooit de bedoeling te hebben gehad de gereformeerde leer aan te tasten (daar is hij van verdacht en daarom mocht hij niet meedoen met de Statenvertaling maar wel Bogerman een van zijn leerlingen. Baudartius en Bucerus behoorden ook tot zijn leerlingen H.R.) Dat hij desondanks onder de verdenking van onrechtzinnigheid is komen te staan, komt voor rekening van de polarisatie in de toenmalige theologische en sociaal culturele context en van de heersende kerkelijke en politieke instanties. Daardoor alleen heeft Drusius de roep van ketterij kregen. Drusius is een beoefenaar van zuiver filologische (taalkundige) exegese van de bijbel geweest, met volledig respect voor de tekst en zijn boodschap. Hij was overtuigd van het nut van deze benadering voor theologie en kerk. Hij wees geenszins het goed recht en belang van de systematische theologie af. Maar de bijbel moest zijns inziens niet naar analogie van het geloof uitgelegd worden, maar naar de eisen die taal- en letterkunde stelden (Bron: https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/4953 ).
Zijn inbreng bij de totstandkoming van de Statenvertaling
Dr. Theodor Dunkelgrün van de Universiteit van Cambridge zei in een lezing over Johannes Drusius het volgende: Drusius (Johannes van den Driesche) overleed weliswaar voordat de synode officieel opdracht tot de vertaling had gegeven, maar in de jaren die daaraan vooraf gingen, hadden de Staten Generaal Drusius een stipendium verleend om commentaren op de gehele Bijbel te schrijven, met het oog op de komende nieuwe vertaling. Bovendien waren de drie vertalers van het Oude Testament voor de Statenvertaling (Baudartius, Bogerman en Bucerus) oud-studenten van Drusius. De Vlaamse balling, die in Cambridge, Oxford en Leiden gedoceerd had alvorens hoogleraar Hebreeuws te Franeker te worden, was een spilfiguur in de totstandkoming van de Statenvertaling. Zijn commentaren geven diep inzicht in zijn ongeëvenaarde kennis van de joodse oudheid, het aller vroegste christendom, en rabbijnse tradities, en daarmee op de geleerde gereedschapskist van de vertalers (Bron: http://www.exorientelux.nl/activiteit/de-statenvertaling-van-de-bijbel-en-het-nabije-oosten/).