Johannes Hoornbeeck
Wie hij was
Hoornbeeck (1617- 1666) was de opvolger van Voetius en heeft nog bij hem gestudeerd. Voetius had de opvatting dat je pas een dwaling kunt weer leggen als je goed op de hoogte bent van deze dwaling. Hoornbeeck ging in dat spoor en tegelijkertijd was hij een irenisch man die helder was in de zaak maar niet hard op de man speelde. Daar kunnen we nu nog wat van leren.
Hoornbeeck werd één jaar voordat de Dordtse synode werd gehouden (1618-1619) geboren. Eerst studeerde hij in Leiden (vooral de oude talen zoals Hebreeuws en Aramees) maar vanwege de pest aldaar week hij uit naar Utrecht. In Utrecht verdedigde hij bij Voetius een wetenschappelijke verhandeling op 14 mei 1636 'De sacrificio Melchizedeki' (Over het offer van Melchizedek).
Hij werd hoogleraar en de opvolger van Voetius in Utrecht. Hij benadrukte in zijn inaugurele redevoering het belang van het kennen van de grondtalen maar ook het belang van de praktische theologie.
Een praktisch theoloog
Dat was Hoornbeeck ten voeten uit. Hij schreef over de bekering van de Joden. Samen met Voetius schreef hij over de geestelijke verlatenheid (God kan om allerlei redenen de gelovige verlaten) en hoe men daar pastoraal mee om moet gaan. Ook schreef hij over de hoge rente die niet goed is voor de armen. Veel heeft hij tegen de roomsen geschreven maar zijn polemieken waren irenisch van toon. Het ging het om de zaak en niet om zijn tegenstanders het zwijgen op te leggen. Hij wilde hen overtuigen met grondige argumenten. Om de dialoog met de Joden aan te gaan las hij hun geschriften in het Aramees en Hebreeuws en hij bestudeerde de Talmoed, de Targoem en Kabbala. Hoornbeeck gaf als eerste in Nederland een homiletiek uit.
Wie hij was
Hoornbeeck (1617- 1666) was de opvolger van Voetius en heeft nog bij hem gestudeerd. Voetius had de opvatting dat je pas een dwaling kunt weer leggen als je goed op de hoogte bent van deze dwaling. Hoornbeeck ging in dat spoor en tegelijkertijd was hij een irenisch man die helder was in de zaak maar niet hard op de man speelde. Daar kunnen we nu nog wat van leren.
Hoornbeeck werd één jaar voordat de Dordtse synode werd gehouden (1618-1619) geboren. Eerst studeerde hij in Leiden (vooral de oude talen zoals Hebreeuws en Aramees) maar vanwege de pest aldaar week hij uit naar Utrecht. In Utrecht verdedigde hij bij Voetius een wetenschappelijke verhandeling op 14 mei 1636 'De sacrificio Melchizedeki' (Over het offer van Melchizedek).
Hij werd hoogleraar en de opvolger van Voetius in Utrecht. Hij benadrukte in zijn inaugurele redevoering het belang van het kennen van de grondtalen maar ook het belang van de praktische theologie.
Een praktisch theoloog
Dat was Hoornbeeck ten voeten uit. Hij schreef over de bekering van de Joden. Samen met Voetius schreef hij over de geestelijke verlatenheid (God kan om allerlei redenen de gelovige verlaten) en hoe men daar pastoraal mee om moet gaan. Ook schreef hij over de hoge rente die niet goed is voor de armen. Veel heeft hij tegen de roomsen geschreven maar zijn polemieken waren irenisch van toon. Het ging het om de zaak en niet om zijn tegenstanders het zwijgen op te leggen. Hij wilde hen overtuigen met grondige argumenten. Om de dialoog met de Joden aan te gaan las hij hun geschriften in het Aramees en Hebreeuws en hij bestudeerde de Talmoed, de Targoem en Kabbala. Hoornbeeck gaf als eerste in Nederland een homiletiek uit.