3 Vanaf de jeugd...
'Vanaf de jeugd' is vaak het begin van een mooie uitspraak. Hoe eerder men bijvoorbeeld iets leert, des te beter het is. Jong geleerd, oud gedaan, zegt men veelal. In Psalm 129 (vers 2) lezen we dat Israel moet zeggen: 'Ze hebben mij ten zeerste benauwd vanaf mijn jeugd (נעורים)'. Ploegers hebben de rug van Israel geploegd en hun voren lang gemaakt, lezen we een klein stukje verder. Een zweep over de rug doet pijn maar een ploeg die over de rug heen gaat, is onvoorstelbaar. Met deze beeldspraak zegt Psalm 129 dat Israel, het van God verkoren volk (Deut. 7) een omstreden verleden en een even omstreden heden heeft. De rug van Israel is vele keren geploegd en dat is bijzonder pijnlijk!
Heel anders is het met Moab, een broedervolk van Israel. Moab is 'vanaf zijn jeugd (נעורים) gerust geweest' merkt Jeremia op (48 vers 11). Moab kende lange tijd niet die strijd die Israel kende. Moab was gerust. Niemand bemoeide zich met Moab. Met Israel lagen de zaken anders. Dat volk werd en wordt niet met rust gelaten. Daarom moet Israel zeggen: 'Ze hebben mij vanaf mijn jeugd ten zeerste benauwd'.
Even wat anders. Moet Israel nu klagen vanwege het beklagenswaardige leven dat zij hadden en hebben? Israel moet toch zeggen: 'Ze hebben mij vanaf mijn jeugd ten zeerste benauwd?' Toch is het zinvol om de zin geheel te lezen want er staat iets moois achter: 'Ook hebben ze mij niet overmeesterd'. Of anders gezegd: 'Ook hebben ze mij niet kunnen overwinnen'. Dat moet Israel ook zeggen. Het gaat namelijk niet om de klacht maar om de oplossing er van en die is meesterlijk.
Wat is het geheim hier achter? Het geheim hier achter lezen we in vers 4 waar staat: 'Jahweh, de Rechtvaardige, heeft de touwen van de goddelozen afgesneden'. De band met Zijn volk kan wel rekken maar niet breken. Dat moet Israel maar telkens in verwondering zeggen: 'Ze hebben mij inderdaad vanaf mijn jeugd benauwd! maar dan niet stoppen maar zeggen vol verwondering: 'Ook hebben ze mij niet kunnen overmeesteren' dankzij Jahweh (Hij die er bij is) want God was aan mijn zij. Hij ondersteunde mij...
Nieuwe ideeën
1 Zich laten dopen Markus 10 vers 38
toleratief: zich laten dopen
2 Geen goed inzicht hebben
οὐ γινώσκετε τί αἰτεῖσθε,Mattheus 20 vers 22
indirect reflexief vragen voor jezelf
4 Bevel en feit
In Johannes 5 lezen we dat Jezus een lamme genas die zich bevond in het badhuis Bethesda. Omdat Jezus dit deed op de sabbat kwam Hij in conflict met de Joden. Jezus laat in het twistgesprek merken dat Hij de beloofde Messias is maar de Joden willen dit niet geloven. Om die reden zegt Jezus (Johannes 5 vers 39): 'Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen'.
Deze tekst kan vanuit de grondtekst, het Grieks, op twee manieren gelezen worden. Namelijk als een opdracht/bevel (imperatief): 'Onderzoek de Schriften...' maar ook als feit (indicatief): 'jullie onderzoeken de Schriften...'. De Statenvertaling koos voor de opdracht. Jezus gaf de Joden de opdracht om de Schriften te onderzoeken. Dat deden de Joden weliswaar maar nu moest men het doen met het oog op Hem want dan zou men ontdekken dat Hij de beloofde Messias is.
Leest men deze tekst echter als een feit dan klinkt er een verwijt in door: 'Jullie vorsen de Schriften ijverig na, omdat jullie menen daarin het eeuwige leven te hebben, en (juist) die zijn het die (aldoor) van mij getuigen'. Het grondwoord voor onderzoeken mag men ook vertalen met ijverig navorsen/napluizen. Dat deden de Joden in Jeruzalem en dat was dan ook de plaats waar Jezus zich bevond. De Joden vervielen echter in een wettische godsdienst. Zij lazen de Schrift als een wetboek met slechts uiterlijke bevelen: 'gij zult... dit doen en dat doen' en niet als een wetboek dat beveelt zich te bekeren en God met het heel hart te dienen. Iets wat de mens niet kan en daarom heeft de mens God van harte nodig. Om die reden hadden de Joden geen oog voor de heilsfeiten en beloften (indicatief). God belooft immers: 'Ik zal het stenen hart wegnemen'. Hij doet het Hij alleen want Hij beveelt Hem te gehoorzamen (imperatief) en Hij belooft (indicatief) er Zelf voor te zorgen dat men Hem gehoorzaamt als men met de nood van Zijn bevel tot Hem komt.
Daarnaast hadden de Joden een aardse Messias verwachting. Ook hier voor geldt net als de uiterlijke bevelen die God heeft gegeven dat deze oppervlakkig Messias verwachting op zich waar is maar het is niet de hele zaak. De Messias is in de Schrift niet alleen de Bevrijder van de aardse vijand maar allereerst de Bevrijder van alle geestelijke vijanden. Om die reden ging Jezus' prediking een dimensie dieper dan die van de Joden en om die reden zei Hij verwijtend tot hen: 'Jullie vorsen de Schriften ijverig na, omdat jullie menen daarin het eeuwige leven te hebben, en (juist) die zijn het die (aldoor) van Mij getuigen'.
Opvallend is het dat het woord 'getuigen' in het tegenwoordig deelwoord (participium) staat. Men mag dan ook vertalen: 'die zijn getuigende van Mij'. Dat ziet op een doorgaande handeling. Wie de Schriften mag gaan lezen met het oog op Jezus die ziet dat de Schriften aldoor van Hem getuigen. Dat is iets wat Luther deed.
Juist met het oog op Gods bevelen (imperatief) aan ons gevallen mensen, krijgt Jezus waarde, ontdekte Luther Wat wij niet kunnen heeft Hij gedaan. Gods bevelen zijn door de komst van Jezus in feite feiten geworden. Als God beveelt: 'Gij zult Mij met heel uw hart dienen' dan mag men door het geloof zeggen: 'Ik kan het niet maar Jezus Mijn Zaligmaker heeft U volmaakt gediend in mijn plaats. Zo wordt het bevel 'Dien Mij' een feit want door het geloof in Christus dient de zondaar God.
5 Een tweesnijdend scherp zwaard
In Hebreeën 4:12 lezen we dat volgens de schrijver van de brief aan de Hebreeën Gods Woord een tweesnijdend scherp zwaard is. Althans zo wordt het wel samengevat. Moet men bij dit tweesnijdende scherpe zwaard denken aan wet en evangelie? Zonder meer is deze lezing van Gods woord heel waardevol. Neem de wet. Daar eist God gehoorzaamheid. Hij eist: gij zult... Tegelijkertijd kan men het ook lezen als een belofte: Ik ben de HEERE uw God,elk die helemaal op Mij steunt, zal dit met vallen en opstaan (zie Romeinen 7 ) ook gaan doen. 'Gij zult...' kan men dus lezen als eis en belofte. God eist gehoorzaamheid maar als de God van het verbond schenkt Hij dat ook. Zo is de wet een tweesnijdend zwaard. Het zwaard snijdt aan twee kanten. Als eis vernedert het de zondaar en als belofte richt het de zondaar weer op.
Deze lezing van het twee snijdende scherpe zwaard is Bijbel gezien correct. Het ligt in de lijn van de Schrift maar is het ook exegetisch verantwoord? Is het de goede uitleg van de tekst zelf?
Daar valt we iets op af te dingen. Allereerst stelt de schrijver dat Gods woord levend en krachtig is. Dat zijn twee bijvoegingen. In sommige kringen stelt men dat Gods Woord een dode letter is. Gods Woord is dan een dood object dat door de Geest of door de kerkelijke toevoegingen (Rome) tot leven gewekt moet worden. Luther echter stelde dat Gods Woord de levende stem van God is (viva vox Dei). Wij zijn van huis uit dood voor Gods levende Woord. Dat is de correcte situatie.
Er valt nog iets op af te dingen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt dat Gods Woord scherper (tomooteros) is dan elk tweesnijdend zwaard. Dus het Woord van God is zelfs meer dan een tweesnijdend scherp zwaard. Het is nog veel en veel scherper. Gods Woord als het Zijn werking doet, blijft niet steken aan de oppervlakte maar het gaat door (diikneomai). Men mag ook zeggen het is doordringend en indringend. Er wordt een tegenwoordig deelwoord gebuikt net als in Psalm 19 waar David laat zien dat het Woord van God bekerende (tegenwoordig deelwoord) de ziel is. Dit tegenwoordig deelwoord ziet op de steeds maar doorgaande handeling van Gods Woord. Bij de ene gaat dat sneller dan bij de ander. Niet elke preek is raak maar men wordt wel geraakt soms zelf onmerkbaar. Kenmerkend is het dat Gods Woord steeds dieper doordringt. Hoe dan ook. Het eindigt in het hart... Soms stukje bij beetje maar het kan ook heel snel gaan... daar zijn Bijbelse voorbeelden genoeg van...
Gods Woord is scherper dan elk tweesnijdend scherp zwaard. Opvallend is het dat de schrijver steeds twee woordparen gebruikt. Woorden die elkaar versterken zoals: Gods Woord is levend en krachtig, het dringt door tot verdeling van de ziel en de geest, de samenvoegselen en het merg, het is een oordeler van het verlangen en het denken. Kortom met deze twee elkaar aanvullende woordparen geeft de heilige schrijver aan dat Gods Woord de hele mens raakt en doordringt tot in het diepst van het hart. Daar komt het Woord tot rust! Het is om daar te komen scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. Noodzakelijk is wel dat het Woord van God als zwaard gehanteerd wordt en dat men het dus niet met een eigentijdse visie bot maakt. In dat geval dringt het niet verder door dan de huid en loopt men hooguit schrammen of bulten op. Om het harde hart te raken moet het Woord gehanteerd worden zoals het er staat. Dan treft het harten en de prediking van wet en evangelie is natuurlijk een goede methode om dit zwaard ter hand te nemen.
6 Niet wankelen...
:יָֽסַד־אֶ֭רֶץ עַל־מְכֹונֶ֑יהָ בַּל־תִּ֝מֹּ֗וט עֹולָ֥ם וָעֶֽד
Dat ga je geen bal an' is een populaire - maar niet al te nette uitspraak die men eerder iemand als Ruud Wilders hoort bezigen dan Hans Wiegel, de nestor van de politiek. Kortom, wie een beetje van stijlvol spreken houdt, zal deze uitdrukking niet zo tof vinden en dat is heel begrijpelijk.
Hoogst vermoedelijk is deze uitspraak van Joodse afkomst. Het woordje 'bal' is in het Hebreeuws een ontkenning die vooral in de poëtische teksten van de Bijbel wordt gebezigd. Het betekent: niet of niets. 'Dat ga je geen bal an' betekent dus: dat ga je niets aan. Het is dus afkomstig uit het Bijbels Hebreeuws.
Zo lezen we in Psalm 104 vers 5. (:יָֽסַד־אֶ֭רֶץ עַל־מְכֹונֶ֑יהָ בַּל־תִּ֝מֹּ֗וט עֹולָ֥ם וָעֶֽד ) 'Stevig gefundeerd heeft Hij de aarde op de fundamenten van haar. Niet (bal) wankelen zal zij voor eens en altijd/ Zij zal nooit en te nimmer wankelen'.
Hier belijdt de dichter niet dat de aarde nooit kan vergaan maar dat God de aarde in haar huidige gestalte vasthoudt en dat zolang als Hij deze aarde vasthoudt er niets kan gebeuren.
Ook houdt de dichter er geen primitief wereldbeeld op na. Hij denkt niet dat de aarde letterlijk een fundament heeft net als een huis (zie dissertatie van Houtman, De hemel in het Oude Testament). Het is beeldende taal waarin de dichter zich uitdrukt. Hij laat zien dat God de aarde vasthoudt. Hij geeft daar op poëtische wijze gestalte aan.
Maar nog meer dan dat God de aarde vasthoudt, houdt Hij zich aan Zijn verbond. Dat lezen we in Jesaja 54:10-11: 'Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond van mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. Gij verdrukte, door onweer voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen heel sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren funderen'.
God is dus niet onverschillig. Hem gaat Zijn schepping, de door Hem geschapen mensheid in het algemeen, Zijn bondsvolk in het bijzonder en Zijn werkelijke kinderen binnen Zijn bondsvolk in het allerbijzonderst ter harte
7 De slimme slang
וְהַנָּחָשׁ֙ הָיָ֣ה עָר֔וּם מִכֹּל֙ חַיַּ֣ת הַשָּׂדֶ֔ה
De statenvertaling heeft: de slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld. 'Listiger' klinkt negatief en dat terwijl de slang valt onder Gods goede schepping. De Groot Nieuws Bijbel heeft: de slang was het slimste dier dat God, de Heer gemaakt had. Dat is wel niet zo letterlijk vertaald maar het is wel de zaak waar het omgaat. De slang was voor de zondeval niet een gemeen listig dier maar wel een slim dier. Dit dier behoorde tot Gods goede schepping. De HSV heeft: de slang was het listigste van alle dieren van het veld. Ook hier lijkt Gods goede schepping in het geding. De HSV heeft braaf de SV gevolgd maar is dat dan zo verkeerd?
Het woordenboek werpt enig licht op de wat duistere vertaling van de HSV en SV. Van Dale noemt bij listig 1: slim, uitgekiend maar ook de meer pejoratieve (minachtende) betekenis: 2. sluw, geslepen. Listig heeft dus allereerst een positieve kant maar tenslotte ook een zeer negatieve kant. De HSV en SV doelen op deze eerste betekenis en daar is niets mis mee. Toch kan ik mij ook wel vinden in de Groot Nieuws Bijbel die niet het listigste maar het slimste vertaalt. Dit om de volgende reden want als men inderdaad doelt op de eerste betekenis van listig: slim, uitgekiend en niet op de negatieve betekenis van listig in de zin van sluw, geslepen waarom vertaalt men het woord עָר֔וּם dan niet gewoon met slim? Dan sluit men sluw en geslepen bij voorbaat uit.
Van die slimme slang maakte de satan gebruik. De slang was het slimme medium waardoor satan de mens wist te verleiden. Thans maakt satan ook gebruikt van sluwe en geslepen media. De slimme slang is na de val de sluwe slang geworden. De val heeft de macht van de satan dus vergroot. Gelukkig keert God het tij doordat Hij vijandschap zet... Het Zaad heeft de kop van de slang vermorzeld.
'Vanaf de jeugd' is vaak het begin van een mooie uitspraak. Hoe eerder men bijvoorbeeld iets leert, des te beter het is. Jong geleerd, oud gedaan, zegt men veelal. In Psalm 129 (vers 2) lezen we dat Israel moet zeggen: 'Ze hebben mij ten zeerste benauwd vanaf mijn jeugd (נעורים)'. Ploegers hebben de rug van Israel geploegd en hun voren lang gemaakt, lezen we een klein stukje verder. Een zweep over de rug doet pijn maar een ploeg die over de rug heen gaat, is onvoorstelbaar. Met deze beeldspraak zegt Psalm 129 dat Israel, het van God verkoren volk (Deut. 7) een omstreden verleden en een even omstreden heden heeft. De rug van Israel is vele keren geploegd en dat is bijzonder pijnlijk!
Heel anders is het met Moab, een broedervolk van Israel. Moab is 'vanaf zijn jeugd (נעורים) gerust geweest' merkt Jeremia op (48 vers 11). Moab kende lange tijd niet die strijd die Israel kende. Moab was gerust. Niemand bemoeide zich met Moab. Met Israel lagen de zaken anders. Dat volk werd en wordt niet met rust gelaten. Daarom moet Israel zeggen: 'Ze hebben mij vanaf mijn jeugd ten zeerste benauwd'.
Even wat anders. Moet Israel nu klagen vanwege het beklagenswaardige leven dat zij hadden en hebben? Israel moet toch zeggen: 'Ze hebben mij vanaf mijn jeugd ten zeerste benauwd?' Toch is het zinvol om de zin geheel te lezen want er staat iets moois achter: 'Ook hebben ze mij niet overmeesterd'. Of anders gezegd: 'Ook hebben ze mij niet kunnen overwinnen'. Dat moet Israel ook zeggen. Het gaat namelijk niet om de klacht maar om de oplossing er van en die is meesterlijk.
Wat is het geheim hier achter? Het geheim hier achter lezen we in vers 4 waar staat: 'Jahweh, de Rechtvaardige, heeft de touwen van de goddelozen afgesneden'. De band met Zijn volk kan wel rekken maar niet breken. Dat moet Israel maar telkens in verwondering zeggen: 'Ze hebben mij inderdaad vanaf mijn jeugd benauwd! maar dan niet stoppen maar zeggen vol verwondering: 'Ook hebben ze mij niet kunnen overmeesteren' dankzij Jahweh (Hij die er bij is) want God was aan mijn zij. Hij ondersteunde mij...
Nieuwe ideeën
1 Zich laten dopen Markus 10 vers 38
toleratief: zich laten dopen
2 Geen goed inzicht hebben
οὐ γινώσκετε τί αἰτεῖσθε,Mattheus 20 vers 22
indirect reflexief vragen voor jezelf
4 Bevel en feit
In Johannes 5 lezen we dat Jezus een lamme genas die zich bevond in het badhuis Bethesda. Omdat Jezus dit deed op de sabbat kwam Hij in conflict met de Joden. Jezus laat in het twistgesprek merken dat Hij de beloofde Messias is maar de Joden willen dit niet geloven. Om die reden zegt Jezus (Johannes 5 vers 39): 'Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen'.
Deze tekst kan vanuit de grondtekst, het Grieks, op twee manieren gelezen worden. Namelijk als een opdracht/bevel (imperatief): 'Onderzoek de Schriften...' maar ook als feit (indicatief): 'jullie onderzoeken de Schriften...'. De Statenvertaling koos voor de opdracht. Jezus gaf de Joden de opdracht om de Schriften te onderzoeken. Dat deden de Joden weliswaar maar nu moest men het doen met het oog op Hem want dan zou men ontdekken dat Hij de beloofde Messias is.
Leest men deze tekst echter als een feit dan klinkt er een verwijt in door: 'Jullie vorsen de Schriften ijverig na, omdat jullie menen daarin het eeuwige leven te hebben, en (juist) die zijn het die (aldoor) van mij getuigen'. Het grondwoord voor onderzoeken mag men ook vertalen met ijverig navorsen/napluizen. Dat deden de Joden in Jeruzalem en dat was dan ook de plaats waar Jezus zich bevond. De Joden vervielen echter in een wettische godsdienst. Zij lazen de Schrift als een wetboek met slechts uiterlijke bevelen: 'gij zult... dit doen en dat doen' en niet als een wetboek dat beveelt zich te bekeren en God met het heel hart te dienen. Iets wat de mens niet kan en daarom heeft de mens God van harte nodig. Om die reden hadden de Joden geen oog voor de heilsfeiten en beloften (indicatief). God belooft immers: 'Ik zal het stenen hart wegnemen'. Hij doet het Hij alleen want Hij beveelt Hem te gehoorzamen (imperatief) en Hij belooft (indicatief) er Zelf voor te zorgen dat men Hem gehoorzaamt als men met de nood van Zijn bevel tot Hem komt.
Daarnaast hadden de Joden een aardse Messias verwachting. Ook hier voor geldt net als de uiterlijke bevelen die God heeft gegeven dat deze oppervlakkig Messias verwachting op zich waar is maar het is niet de hele zaak. De Messias is in de Schrift niet alleen de Bevrijder van de aardse vijand maar allereerst de Bevrijder van alle geestelijke vijanden. Om die reden ging Jezus' prediking een dimensie dieper dan die van de Joden en om die reden zei Hij verwijtend tot hen: 'Jullie vorsen de Schriften ijverig na, omdat jullie menen daarin het eeuwige leven te hebben, en (juist) die zijn het die (aldoor) van Mij getuigen'.
Opvallend is het dat het woord 'getuigen' in het tegenwoordig deelwoord (participium) staat. Men mag dan ook vertalen: 'die zijn getuigende van Mij'. Dat ziet op een doorgaande handeling. Wie de Schriften mag gaan lezen met het oog op Jezus die ziet dat de Schriften aldoor van Hem getuigen. Dat is iets wat Luther deed.
Juist met het oog op Gods bevelen (imperatief) aan ons gevallen mensen, krijgt Jezus waarde, ontdekte Luther Wat wij niet kunnen heeft Hij gedaan. Gods bevelen zijn door de komst van Jezus in feite feiten geworden. Als God beveelt: 'Gij zult Mij met heel uw hart dienen' dan mag men door het geloof zeggen: 'Ik kan het niet maar Jezus Mijn Zaligmaker heeft U volmaakt gediend in mijn plaats. Zo wordt het bevel 'Dien Mij' een feit want door het geloof in Christus dient de zondaar God.
5 Een tweesnijdend scherp zwaard
In Hebreeën 4:12 lezen we dat volgens de schrijver van de brief aan de Hebreeën Gods Woord een tweesnijdend scherp zwaard is. Althans zo wordt het wel samengevat. Moet men bij dit tweesnijdende scherpe zwaard denken aan wet en evangelie? Zonder meer is deze lezing van Gods woord heel waardevol. Neem de wet. Daar eist God gehoorzaamheid. Hij eist: gij zult... Tegelijkertijd kan men het ook lezen als een belofte: Ik ben de HEERE uw God,elk die helemaal op Mij steunt, zal dit met vallen en opstaan (zie Romeinen 7 ) ook gaan doen. 'Gij zult...' kan men dus lezen als eis en belofte. God eist gehoorzaamheid maar als de God van het verbond schenkt Hij dat ook. Zo is de wet een tweesnijdend zwaard. Het zwaard snijdt aan twee kanten. Als eis vernedert het de zondaar en als belofte richt het de zondaar weer op.
Deze lezing van het twee snijdende scherpe zwaard is Bijbel gezien correct. Het ligt in de lijn van de Schrift maar is het ook exegetisch verantwoord? Is het de goede uitleg van de tekst zelf?
Daar valt we iets op af te dingen. Allereerst stelt de schrijver dat Gods woord levend en krachtig is. Dat zijn twee bijvoegingen. In sommige kringen stelt men dat Gods Woord een dode letter is. Gods Woord is dan een dood object dat door de Geest of door de kerkelijke toevoegingen (Rome) tot leven gewekt moet worden. Luther echter stelde dat Gods Woord de levende stem van God is (viva vox Dei). Wij zijn van huis uit dood voor Gods levende Woord. Dat is de correcte situatie.
Er valt nog iets op af te dingen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt dat Gods Woord scherper (tomooteros) is dan elk tweesnijdend zwaard. Dus het Woord van God is zelfs meer dan een tweesnijdend scherp zwaard. Het is nog veel en veel scherper. Gods Woord als het Zijn werking doet, blijft niet steken aan de oppervlakte maar het gaat door (diikneomai). Men mag ook zeggen het is doordringend en indringend. Er wordt een tegenwoordig deelwoord gebuikt net als in Psalm 19 waar David laat zien dat het Woord van God bekerende (tegenwoordig deelwoord) de ziel is. Dit tegenwoordig deelwoord ziet op de steeds maar doorgaande handeling van Gods Woord. Bij de ene gaat dat sneller dan bij de ander. Niet elke preek is raak maar men wordt wel geraakt soms zelf onmerkbaar. Kenmerkend is het dat Gods Woord steeds dieper doordringt. Hoe dan ook. Het eindigt in het hart... Soms stukje bij beetje maar het kan ook heel snel gaan... daar zijn Bijbelse voorbeelden genoeg van...
Gods Woord is scherper dan elk tweesnijdend scherp zwaard. Opvallend is het dat de schrijver steeds twee woordparen gebruikt. Woorden die elkaar versterken zoals: Gods Woord is levend en krachtig, het dringt door tot verdeling van de ziel en de geest, de samenvoegselen en het merg, het is een oordeler van het verlangen en het denken. Kortom met deze twee elkaar aanvullende woordparen geeft de heilige schrijver aan dat Gods Woord de hele mens raakt en doordringt tot in het diepst van het hart. Daar komt het Woord tot rust! Het is om daar te komen scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. Noodzakelijk is wel dat het Woord van God als zwaard gehanteerd wordt en dat men het dus niet met een eigentijdse visie bot maakt. In dat geval dringt het niet verder door dan de huid en loopt men hooguit schrammen of bulten op. Om het harde hart te raken moet het Woord gehanteerd worden zoals het er staat. Dan treft het harten en de prediking van wet en evangelie is natuurlijk een goede methode om dit zwaard ter hand te nemen.
6 Niet wankelen...
:יָֽסַד־אֶ֭רֶץ עַל־מְכֹונֶ֑יהָ בַּל־תִּ֝מֹּ֗וט עֹולָ֥ם וָעֶֽד
Dat ga je geen bal an' is een populaire - maar niet al te nette uitspraak die men eerder iemand als Ruud Wilders hoort bezigen dan Hans Wiegel, de nestor van de politiek. Kortom, wie een beetje van stijlvol spreken houdt, zal deze uitdrukking niet zo tof vinden en dat is heel begrijpelijk.
Hoogst vermoedelijk is deze uitspraak van Joodse afkomst. Het woordje 'bal' is in het Hebreeuws een ontkenning die vooral in de poëtische teksten van de Bijbel wordt gebezigd. Het betekent: niet of niets. 'Dat ga je geen bal an' betekent dus: dat ga je niets aan. Het is dus afkomstig uit het Bijbels Hebreeuws.
Zo lezen we in Psalm 104 vers 5. (:יָֽסַד־אֶ֭רֶץ עַל־מְכֹונֶ֑יהָ בַּל־תִּ֝מֹּ֗וט עֹולָ֥ם וָעֶֽד ) 'Stevig gefundeerd heeft Hij de aarde op de fundamenten van haar. Niet (bal) wankelen zal zij voor eens en altijd/ Zij zal nooit en te nimmer wankelen'.
Hier belijdt de dichter niet dat de aarde nooit kan vergaan maar dat God de aarde in haar huidige gestalte vasthoudt en dat zolang als Hij deze aarde vasthoudt er niets kan gebeuren.
Ook houdt de dichter er geen primitief wereldbeeld op na. Hij denkt niet dat de aarde letterlijk een fundament heeft net als een huis (zie dissertatie van Houtman, De hemel in het Oude Testament). Het is beeldende taal waarin de dichter zich uitdrukt. Hij laat zien dat God de aarde vasthoudt. Hij geeft daar op poëtische wijze gestalte aan.
Maar nog meer dan dat God de aarde vasthoudt, houdt Hij zich aan Zijn verbond. Dat lezen we in Jesaja 54:10-11: 'Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond van mijn vrede zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. Gij verdrukte, door onweer voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen heel sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren funderen'.
God is dus niet onverschillig. Hem gaat Zijn schepping, de door Hem geschapen mensheid in het algemeen, Zijn bondsvolk in het bijzonder en Zijn werkelijke kinderen binnen Zijn bondsvolk in het allerbijzonderst ter harte
7 De slimme slang
וְהַנָּחָשׁ֙ הָיָ֣ה עָר֔וּם מִכֹּל֙ חַיַּ֣ת הַשָּׂדֶ֔ה
De statenvertaling heeft: de slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld. 'Listiger' klinkt negatief en dat terwijl de slang valt onder Gods goede schepping. De Groot Nieuws Bijbel heeft: de slang was het slimste dier dat God, de Heer gemaakt had. Dat is wel niet zo letterlijk vertaald maar het is wel de zaak waar het omgaat. De slang was voor de zondeval niet een gemeen listig dier maar wel een slim dier. Dit dier behoorde tot Gods goede schepping. De HSV heeft: de slang was het listigste van alle dieren van het veld. Ook hier lijkt Gods goede schepping in het geding. De HSV heeft braaf de SV gevolgd maar is dat dan zo verkeerd?
Het woordenboek werpt enig licht op de wat duistere vertaling van de HSV en SV. Van Dale noemt bij listig 1: slim, uitgekiend maar ook de meer pejoratieve (minachtende) betekenis: 2. sluw, geslepen. Listig heeft dus allereerst een positieve kant maar tenslotte ook een zeer negatieve kant. De HSV en SV doelen op deze eerste betekenis en daar is niets mis mee. Toch kan ik mij ook wel vinden in de Groot Nieuws Bijbel die niet het listigste maar het slimste vertaalt. Dit om de volgende reden want als men inderdaad doelt op de eerste betekenis van listig: slim, uitgekiend en niet op de negatieve betekenis van listig in de zin van sluw, geslepen waarom vertaalt men het woord עָר֔וּם dan niet gewoon met slim? Dan sluit men sluw en geslepen bij voorbaat uit.
Van die slimme slang maakte de satan gebruik. De slang was het slimme medium waardoor satan de mens wist te verleiden. Thans maakt satan ook gebruikt van sluwe en geslepen media. De slimme slang is na de val de sluwe slang geworden. De val heeft de macht van de satan dus vergroot. Gelukkig keert God het tij doordat Hij vijandschap zet... Het Zaad heeft de kop van de slang vermorzeld.