The gospel according to Isaiah 53
Darrell L. Bock and Mitch Glaser editors
Christelijke opvatting (hoofdstuk 1)
De pyramide van Frans Delitzsch
Volgens de christelijke opvatting is de knecht in Jesaja 52:13-53-12 Jezus. Zie bijvoorbeeld Filippensen 2:7. In de literaire historische kritiek wordt de knecht uit Jesaja 53 divers opgevat. Volgens moderne theologen zou de knecht binnen deze context kunnen slaan op een rest van Israël zelf of de profeet of een jongere generatie. Frans Delitzsch komt met drie verklaringen voor de knecht in Jesaja 40-55:
Lijden, het offer en de verzoening
In Jesaja 53 is sprake van lijden maar ook van een offer en van verzoening. Het woord asjam schuldoffer valt in dit hoofdstuk. Asjam in vers 10: "wanneer zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben zal hij zaad zien". Kipper verzoenen valt weliswaar niet in dit hoofdstuk maar de zaak zelf is wel aanwezig. De Knecht draagt de straf in plaats van en stilt zo Gods toorn. In Jesaja 52:15a lezen we dat de Knecht vele volken (gojim) zal besprenkelen (nazah).
Asjam, schuldoffer komt voor in Leviticus 14:13 en nazah besprenkelen komt voor in Leviticus 14:7. Daar gaat het om een melaatse die is genezen.
Nazah besprenkelen Leviticus 14:7:"En hij moet hiermee zevenmaal sprenkelen op hem die van de melaatsheid gereinigd wordt. Daarna moet hij hem rein verklaren, en de levende vogel in het open veld weg laten vliegen".
Asjam Leviticus 14:13: "Daarna moet hij het lam slachten op de plaats waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats. Want het schuldoffer, evenals het zondoffer, is voor de priester. Het is allerheiligst.
Wat betreft de context van Jesaja 52:13-53:12 daar gaat het lied van de jubel aan vooraf in Jesaja 52:7-12: Jesaja 52:7-12 ik citeer 52:7-9: "Hoe lieflijk zijn op de bergende voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw God is Koning. Een stem, uw wachters verheffen hun stem, tezamen juichen zij, want zij zullen het zien, oog in oog, als de HEERE terugkeert naar Sion. Breek uit in gejubel, juich tezamen, puinhopen van Jeruzalem, want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost". Hoe God deze verlossing kan bewerkstelligen staat in Jesaja 53.
De Joodse opvatting over Jesaja 53 (hoofdstuk 2)
Frans Delitzsch ziet Jesaja 53 als een van de meeste diepe, centrale en meest verheven profetie van het Oude Testament. Het lijkt, volgens hem, wel of deze profetie aan de voet van het kruis is geschreven en of deze tekst is verlicht door de hemels licht van Hem die zit aan Gods rechterhand. In Jesaja 53 wordt Psalm 22 en 110 ontrafeld. Jesaja 53 is het centrum van het boek van vertroosting (Jesaja 40-66).
Daar tegenover staat het Jodendom dat minder goed uit de voeten kan met Jesaja 53. Het Jodendom ziet daar Jezus van Nazareth die zij aan het kruis gehangen niet in. Sommigen Joodse uitleggers zoals de Targum Jonathan zien de Messias in Jesaja 53 maar dan in zijn overwinning. Dit bereikt Jonathan door Jesaja 53 om te werken (blz 61). De Messiaanse uitleg van Jesaja 53 waarbij een omwerking moest plaatsvinden omdat de Messias niet lijden kan werd niet dominant binnen het Jodendom. De Middeleeuwse uitleggers Rashi en Ibn Ezra en Radak stelden dat de knecht in Jesaja 53 het lijdende volk Israël is. Die uitleg werd gangbaar en is contra-messiaans en contra-missionair. Het is bedoeld om het christendom de wind uit de zeilen te nemen.
De uitleg van Rashi Ibn Ezra
52:13 verhoging van Israël uit exil
52:14 vele volken zijn verbaasd over Israëls desolate toestand door exil
52:15 de priesterlijke term: vele volken besprengen (nazah) wil zeggen dat het gaat om wraak. Dus bloed vergieten van de volken en niet het bloed van de verzoening
53:2 spruit uit exil
53:3 Israël als volk was veracht.
53:4 Israël, de ware knecht lijdt om de zonde van de volken....
53:6 schapen dwalen, de wij-groep zijn de volken die dwalen.
53:10 Israël zal na exil worden beloond.
De identiteit en missie van de Knecht (hoofdstuk 3)
Bernard Duhm gaf de naam over de teksten van de knecht de servant song mee in zijn beroemde boek: Das Buch Jesaja übersetz und erklärt. Duhm las deze liederen los van de 2de Jesaja. Deze liederen lopen door in de 3de Jesaja. Zo zag Duhm Jesaja 61:1-3 ook als lied van de knecht. Jesaja 61:1-3 heeft raakvlakken met Jesaja 42:1-9.
Sociale achtergrond van de knecht (ebed) 1 schuldslavernij of krijgsgevangene en dus oorlogsslaaf. Mozes wordt 17 maal de ebed Jahweh genoemd. Jozua tweemaal. David noemt zich tweemaal zo: Psalm 18:1
''Voor de koorleider, een psalm van de dienaar van de HEERE, van David'' en in Psalm 36 Psalm 36:1 ''Een psalm van David, de dienaar van de HEERE, voor de koorleider''. Profeten worden knechten genoemd maar ook Job.
2 Samuël 3:118 staat: Bij mijn knecht David.
In Jesaja 49:5-6 moet de knecht wel de Messias zijn want de knecht ebed moet Jakob terug brengen. In Jesaja 42:6 staat dat de knecht tot een verbond voor het volk is en in 42:7 dat hij blinden de ogen opent. Jesaja 42:1 begint ook te wijzen op de knecht: zie mijn knecht
In Zacharia 3:8 wordt de Spruit de Messias ook de knecht genoemd: Want zie ik ga de knecht de Spruit doen komen = Messias.
Jesaja 53:9 zegt over deze knecht: omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond geweest is Ziet op volmaakte toestand.
In Jesaja 1:4 staat de schuld van het volk en in het slot van Psalm 119 belijdt de knecht, die niet de eerst de beste is dat hij als een schaap gedwaald heeft. Natuurlijk kan de knecht ook Israel zijn maar niet in deze context. De knecht Israël is doof (Jesaja 42:18).
Individuele opvatting van de knecht in Jesaja 52:13: Mozes Josia Hizkia Jeremia Zerubbabel, Cyrus
In het Nieuwe Testament wordt de Knecht uit Jesaja 53 betrokken op Jezus. In Lukas 22:37 wordt Jesaja 53:12 geciteerd: "Want Hij droeg de zonde van velen en heeft voor de overtreders gebeden". Jezus zegt dat de tekst op Hem slaat in deze tekst.
Markus 10:45: " Zijn ziel geven tot een losprijs (Lutron/Asjam) voor velen". Geen letterlijk citaat maar wel in de sfeer van Jesaja 53:10 dus een allusie, toespeling
Markus 10:45:"Dit is mijn bloed, het bloed van het Nieuwe Testament dat voor velen vergoten wordt". Geen letterlijk citaat meer een allusie, toespeling op Jesaja 53.
Jesaja 41:8: ''Maar u, Israël, Mijn dienaar/knecht u, Jakob, die Ik heb verkozen,
het nageslacht/zaad van Abraham, die Mij liefhad". Het volk Israel is het zaad van Abraham en de knecht maar in het zaad van Abraham zullen alle geslachten gezegend worden (Genesis 12:3b). Dat ziet op een toespitsing. Die toespitsing vindt plaats in de Knecht van JHWH uit Jesaja 52:13- 53:12.
Opbouw in 5 strofen:
52:13-15 het succes van de Knecht voorzegt: Hij handelt verstandig Hij besprenkelt vele volken
53:1-3 De verwerping. Reden: geen glorieuze koning zonder Hadar (Psalm 96:6): koninklijke heerlijkheid
53:4-6 De kern draait om de verzoening
53:7-9 de onderwerping: geen protest. De Knecht verdedigt zich niet ondanks de falende rechters bij het proces
53:10-12 De verhoging van de Knecht: Zaad zien; Jesaja 54.
Twee vragen: Zag Jezus zich als de Knecht uit Jesaja 53 en hoe zagen de evangelisten Hem? Jesaja 53 is van grote betekenis geweest voor de volgers van Jezus. Zij zagen in Hem de Knecht uit Jesaja 53.
Verwijzingen naar Jesaja 52:13-53:12 in de evangeliën en bij de apostelen
Het gaat om quotes, directe aanhalingen en allusies, toespelingen.
Jesaja 52:15 --> Romeinen 15:21
Jesaja 53:1 --> Johannes 12:38, Romeinen 10:16 (1)
Jesaja 53:4 --> Mattheus 8:17 (2)
Jesaja 53:7-8 --> Handelingen 8:32-33
Jesaja 53:9 --> 1 Petrus 2:22
Jesaja 53:12 --> Lukas 22:37 (3)
3 maal directe quote
Allusies (toespelingen) voorbeelden (verhoging/spruit):
Jesaja 52:13 Zijn verhoging in Johannes 3:14, 8:28 en 12:32
Mattheus gebruikt Jesaja veel. Bijvoorbeeld Immanuel God met ons Mattheus 11:18-23 komt uit Jesaja 7:14
Jesaja 53 als een wortel toespeling in Mattheus 2:23. Nazareth netser wortel/ spruit. woordspeling.
in Jesaja 60:21 worden de gelovige nakomelingen netseri genoemd. Synoniem aan netser was tsemeach, spruit Jesaja 4:2 en 53:2 Jeremia 23:15, 33:15. Joreq jonge plant en sjoresj in Jesaja 53:2.
Het geringe verachte dorpje Spruit, Nazareth was zijn startpunt. Jezus van Nazareth, van het dorpje spruit, een gering begin maar wel een begin. De vijanden zeggen laatdunkend: hij was ook bij Jezus de Nazarener (Mattheus 26:71). Maar positief is het dat daar wel de wortels liggen van onze verlossing.
ALLE GERECHTIGHEID DOEN EN VELEN RECHTVAARDIG MAKEN
Bij Jezus' doop blijkt Hij de rechte zoon te zijn. Vraag Johannes de Doper aan Jezus Mattheüs 3:14-15: "Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij? Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons ALLE GERECHTIGHEID te vervullen. Toen liet hij het Hem toe". Het woord gerechtigheid tsedaqa ( in Grieks dikaiosune sleutelwoord in Mattheus 3:15, 5:6, 10, 20, 6:1, 23, 21:32) is weer verbonden met Jesaja 53:11: "Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden.
Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen". Mattheüs 3:17 en 17:5 geliefde zoon Jesaja 42:1 uitverkoren Knecht. waar God een welbehagen in heeft.
JEZUS DE HELENDE KNECHT EN VERGEEEFT
Hij draagt ziekten (Mattheus 8:16-17 en Jesaja 53:4)
Hij vergeeft door de zonden te dragen. Zijn bloed als rantsoen voor velen Mattheus 20:28 en Jesaja 53:10-12
Gods wil: Het behaagde God Hem te verbrijzelen. Jesaja 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen. Mattheus 26:24: "De Zoon van de mens gaat wel heen zoals geschreven is (bijv. in Jesaja 53:10) (maar wee die mens door wie Hij verraden wordt)". Jezus voorzegt in Mattheus zijn lijden (17:22, 20:18, 26:24) zoals in Jesaja 53 voorzegd is.
JEZUS ZWEEG
Mattheus appelleert aan Jesaja 53:7 in Mattheus 26:63.
Jesaja 53:7:
Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt,
maar Hij deed Zijn mond niet open.
Als een lam werd Hij ter slachting geleid;
als een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
zo deed Hij Zijn mond niet open.
Mattheus 26:63 Maar Jezus zweeg.
En de hogepriester antwoordde Hem:
Ik bezweer U bij de levende God,
dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God.
DE BEGRAVENIS VAN JEZUS
Hij is bij de rijke in zijn dood geweest (Jesaja 53:7 en Mattheus 27:56-60)
ZAAD/NAGESLACHT ZIEN
"Als zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij zaad zien" (Jesaja 53:10). Om die reden zegt Jezus in Mattheus 28:19: "Door zijn kennis zal mijn Knecht velen rechtvaardigen". Mattheus vertelt als enige dat Jozef van Arimathea rijk was. Een rijk, rechtschapen lid van het sanhedrin, het zal niet gemakkelijk voor Jozef zijn geweest om Jezus te volgen, maar toen alle discipelen vluchtten, kwam hij naar voren om Jezus een behoorlijke begrafenis te geven.
JEZUS EN JESAJA 53
Was Jezus zich bewust dat Hij de Knecht is uit Jesaja 53? Veel moderne theologen menen van niet. Zij zeggen dat de discipelen na Zijn dood Jesaja 53 op Hem toepaste. Wilkins concludeert het omgekeerde. Jezus wist van Zijn lijden en Hij wees Zijn discipelen op Zijn komende lijden. Na Zijn dood zagen Zijn discipelen dit ook en paste zij Jesaja 53 op Hem toe.
JESAJA 53 EN HANDELINGEN
Handelingen 8 is een sleutelpassage. Daar staat in vers 33: "In zijn vernedering is zijn oordeel weggenomen (LXX) "Hij is uit de angst en het gericht weggenomen" (Jesaja 53:8a in de MT) vers 33: "want zij leven wordt van de aarde weggenomen" LXX "Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden" (Jesaja 53:8b)
Handelingen 8:32 En het Schriftgedeelte dat hij las, was dit: Hij is als een schaap naar de slachting geleid en zoals een lam stemmeloos is bij de scheerder, zo doet Hij Zijn mond niet open. Ook hier wordt Jesaja 53 geciteerd. Het gaat hier om de onderwerping van de Borg.
Jezus wordt Gods Knecht genoemd in Handelingen 3:13, 26; 4:27 en 30. Jesaja 56:3-5 ontmanden eunuch ontmand geen dorre boom maar krijgt een eeuwige naam. Kamerheer is ontmande. Anders dan Deuteronomium 23:1 waar staat dan een gesnedene, eunuch niet in de gemeente van God mag komen.
JESAJA IN DE BRIEVEN VAN PETRUS
Petrus merkt op over de profeten en over het belang (1 Petrus 1:10-12): "Naar deze zaligheid hebben de profeten, die geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd. Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna. Aan hen werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar ons dienden in de dingen die u nu verkondigd zijn door hen die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die vanuit de hemel gezonden is; dingen, waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen".
Petrus zelf merkt op bij de genezing van de kreupele aan de schone poort: (Handelingen 3:13): De God van Abraham, Izak en Jakob, de God van onze vaderen, heeft Zijn KIND/KNECHT Jezus VERHEERLIJKT, Die u hebt overgeleverd. U hebt Hem verloochend vóór Pilatus, toen die oordeelde dat men Hem zou loslaten. Het woord kind kan ook knecht betekenen en dan is er verwantschap met, een allusie, toespeling op Jesaja 52:13: "Zie Mijn Knecht... Hij zal verheerlijkt worden", volgens de LXX vertaling. Vervolgens merkt Petrus op (Handelingen 3:18): "Maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou".
Handelingen 3:13:
ὁ Θεὸς Ἀβραὰμ καὶ Ἰσαὰκ καὶ Ἰακώβ, ὁ Θεὸς τῶν πατέρων ἡμῶν, ἐδόξασεν τὸν Παῖδααὐ τοῦ Ἰησοῦν,
Jesaja 52:13 (LXX, Septuaginta):
Ιδοὺ συνήσει ὁ παῖς μου καὶ ὑψωθήσεται καὶ δοξασθήσεται σφόδρα
Blz 46
Darrell L. Bock and Mitch Glaser editors
Christelijke opvatting (hoofdstuk 1)
De pyramide van Frans Delitzsch
Volgens de christelijke opvatting is de knecht in Jesaja 52:13-53-12 Jezus. Zie bijvoorbeeld Filippensen 2:7. In de literaire historische kritiek wordt de knecht uit Jesaja 53 divers opgevat. Volgens moderne theologen zou de knecht binnen deze context kunnen slaan op een rest van Israël zelf of de profeet of een jongere generatie. Frans Delitzsch komt met drie verklaringen voor de knecht in Jesaja 40-55:
- Een collectieve verklaring: heel Israël (Jesaja 41:8-9), zie ook Lukas 1:54 de lofzang van Maria: "Hij heeft het opgenomen voor Israël, Zijn knecht, door aan Zijn barmhartigheid te denken".
- Een overblijfsel Jesaja 42:1-4 maar ook volgens de moderne theologen Jesaja 53
- Met als top van de pyramide de individuele knecht uit Jesaja 53, knecht als individu. Bijvoorbeeld Jojachin zie 2 Koningen 25:27-30. Maar ook de profeet zelf of een anonieme profeet.
Lijden, het offer en de verzoening
In Jesaja 53 is sprake van lijden maar ook van een offer en van verzoening. Het woord asjam schuldoffer valt in dit hoofdstuk. Asjam in vers 10: "wanneer zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben zal hij zaad zien". Kipper verzoenen valt weliswaar niet in dit hoofdstuk maar de zaak zelf is wel aanwezig. De Knecht draagt de straf in plaats van en stilt zo Gods toorn. In Jesaja 52:15a lezen we dat de Knecht vele volken (gojim) zal besprenkelen (nazah).
Asjam, schuldoffer komt voor in Leviticus 14:13 en nazah besprenkelen komt voor in Leviticus 14:7. Daar gaat het om een melaatse die is genezen.
Nazah besprenkelen Leviticus 14:7:"En hij moet hiermee zevenmaal sprenkelen op hem die van de melaatsheid gereinigd wordt. Daarna moet hij hem rein verklaren, en de levende vogel in het open veld weg laten vliegen".
Asjam Leviticus 14:13: "Daarna moet hij het lam slachten op de plaats waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats. Want het schuldoffer, evenals het zondoffer, is voor de priester. Het is allerheiligst.
Wat betreft de context van Jesaja 52:13-53:12 daar gaat het lied van de jubel aan vooraf in Jesaja 52:7-12: Jesaja 52:7-12 ik citeer 52:7-9: "Hoe lieflijk zijn op de bergende voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw God is Koning. Een stem, uw wachters verheffen hun stem, tezamen juichen zij, want zij zullen het zien, oog in oog, als de HEERE terugkeert naar Sion. Breek uit in gejubel, juich tezamen, puinhopen van Jeruzalem, want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost". Hoe God deze verlossing kan bewerkstelligen staat in Jesaja 53.
De Joodse opvatting over Jesaja 53 (hoofdstuk 2)
Frans Delitzsch ziet Jesaja 53 als een van de meeste diepe, centrale en meest verheven profetie van het Oude Testament. Het lijkt, volgens hem, wel of deze profetie aan de voet van het kruis is geschreven en of deze tekst is verlicht door de hemels licht van Hem die zit aan Gods rechterhand. In Jesaja 53 wordt Psalm 22 en 110 ontrafeld. Jesaja 53 is het centrum van het boek van vertroosting (Jesaja 40-66).
Daar tegenover staat het Jodendom dat minder goed uit de voeten kan met Jesaja 53. Het Jodendom ziet daar Jezus van Nazareth die zij aan het kruis gehangen niet in. Sommigen Joodse uitleggers zoals de Targum Jonathan zien de Messias in Jesaja 53 maar dan in zijn overwinning. Dit bereikt Jonathan door Jesaja 53 om te werken (blz 61). De Messiaanse uitleg van Jesaja 53 waarbij een omwerking moest plaatsvinden omdat de Messias niet lijden kan werd niet dominant binnen het Jodendom. De Middeleeuwse uitleggers Rashi en Ibn Ezra en Radak stelden dat de knecht in Jesaja 53 het lijdende volk Israël is. Die uitleg werd gangbaar en is contra-messiaans en contra-missionair. Het is bedoeld om het christendom de wind uit de zeilen te nemen.
De uitleg van Rashi Ibn Ezra
52:13 verhoging van Israël uit exil
52:14 vele volken zijn verbaasd over Israëls desolate toestand door exil
52:15 de priesterlijke term: vele volken besprengen (nazah) wil zeggen dat het gaat om wraak. Dus bloed vergieten van de volken en niet het bloed van de verzoening
53:2 spruit uit exil
53:3 Israël als volk was veracht.
53:4 Israël, de ware knecht lijdt om de zonde van de volken....
53:6 schapen dwalen, de wij-groep zijn de volken die dwalen.
53:10 Israël zal na exil worden beloond.
De identiteit en missie van de Knecht (hoofdstuk 3)
Bernard Duhm gaf de naam over de teksten van de knecht de servant song mee in zijn beroemde boek: Das Buch Jesaja übersetz und erklärt. Duhm las deze liederen los van de 2de Jesaja. Deze liederen lopen door in de 3de Jesaja. Zo zag Duhm Jesaja 61:1-3 ook als lied van de knecht. Jesaja 61:1-3 heeft raakvlakken met Jesaja 42:1-9.
Sociale achtergrond van de knecht (ebed) 1 schuldslavernij of krijgsgevangene en dus oorlogsslaaf. Mozes wordt 17 maal de ebed Jahweh genoemd. Jozua tweemaal. David noemt zich tweemaal zo: Psalm 18:1
''Voor de koorleider, een psalm van de dienaar van de HEERE, van David'' en in Psalm 36 Psalm 36:1 ''Een psalm van David, de dienaar van de HEERE, voor de koorleider''. Profeten worden knechten genoemd maar ook Job.
2 Samuël 3:118 staat: Bij mijn knecht David.
In Jesaja 49:5-6 moet de knecht wel de Messias zijn want de knecht ebed moet Jakob terug brengen. In Jesaja 42:6 staat dat de knecht tot een verbond voor het volk is en in 42:7 dat hij blinden de ogen opent. Jesaja 42:1 begint ook te wijzen op de knecht: zie mijn knecht
In Zacharia 3:8 wordt de Spruit de Messias ook de knecht genoemd: Want zie ik ga de knecht de Spruit doen komen = Messias.
Jesaja 53:9 zegt over deze knecht: omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond geweest is Ziet op volmaakte toestand.
In Jesaja 1:4 staat de schuld van het volk en in het slot van Psalm 119 belijdt de knecht, die niet de eerst de beste is dat hij als een schaap gedwaald heeft. Natuurlijk kan de knecht ook Israel zijn maar niet in deze context. De knecht Israël is doof (Jesaja 42:18).
Individuele opvatting van de knecht in Jesaja 52:13: Mozes Josia Hizkia Jeremia Zerubbabel, Cyrus
In het Nieuwe Testament wordt de Knecht uit Jesaja 53 betrokken op Jezus. In Lukas 22:37 wordt Jesaja 53:12 geciteerd: "Want Hij droeg de zonde van velen en heeft voor de overtreders gebeden". Jezus zegt dat de tekst op Hem slaat in deze tekst.
Markus 10:45: " Zijn ziel geven tot een losprijs (Lutron/Asjam) voor velen". Geen letterlijk citaat maar wel in de sfeer van Jesaja 53:10 dus een allusie, toespeling
Markus 10:45:"Dit is mijn bloed, het bloed van het Nieuwe Testament dat voor velen vergoten wordt". Geen letterlijk citaat meer een allusie, toespeling op Jesaja 53.
Jesaja 41:8: ''Maar u, Israël, Mijn dienaar/knecht u, Jakob, die Ik heb verkozen,
het nageslacht/zaad van Abraham, die Mij liefhad". Het volk Israel is het zaad van Abraham en de knecht maar in het zaad van Abraham zullen alle geslachten gezegend worden (Genesis 12:3b). Dat ziet op een toespitsing. Die toespitsing vindt plaats in de Knecht van JHWH uit Jesaja 52:13- 53:12.
Opbouw in 5 strofen:
52:13-15 het succes van de Knecht voorzegt: Hij handelt verstandig Hij besprenkelt vele volken
53:1-3 De verwerping. Reden: geen glorieuze koning zonder Hadar (Psalm 96:6): koninklijke heerlijkheid
53:4-6 De kern draait om de verzoening
53:7-9 de onderwerping: geen protest. De Knecht verdedigt zich niet ondanks de falende rechters bij het proces
53:10-12 De verhoging van de Knecht: Zaad zien; Jesaja 54.
Twee vragen: Zag Jezus zich als de Knecht uit Jesaja 53 en hoe zagen de evangelisten Hem? Jesaja 53 is van grote betekenis geweest voor de volgers van Jezus. Zij zagen in Hem de Knecht uit Jesaja 53.
Verwijzingen naar Jesaja 52:13-53:12 in de evangeliën en bij de apostelen
Het gaat om quotes, directe aanhalingen en allusies, toespelingen.
Jesaja 52:15 --> Romeinen 15:21
Jesaja 53:1 --> Johannes 12:38, Romeinen 10:16 (1)
Jesaja 53:4 --> Mattheus 8:17 (2)
Jesaja 53:7-8 --> Handelingen 8:32-33
Jesaja 53:9 --> 1 Petrus 2:22
Jesaja 53:12 --> Lukas 22:37 (3)
3 maal directe quote
Allusies (toespelingen) voorbeelden (verhoging/spruit):
Jesaja 52:13 Zijn verhoging in Johannes 3:14, 8:28 en 12:32
Mattheus gebruikt Jesaja veel. Bijvoorbeeld Immanuel God met ons Mattheus 11:18-23 komt uit Jesaja 7:14
Jesaja 53 als een wortel toespeling in Mattheus 2:23. Nazareth netser wortel/ spruit. woordspeling.
in Jesaja 60:21 worden de gelovige nakomelingen netseri genoemd. Synoniem aan netser was tsemeach, spruit Jesaja 4:2 en 53:2 Jeremia 23:15, 33:15. Joreq jonge plant en sjoresj in Jesaja 53:2.
Het geringe verachte dorpje Spruit, Nazareth was zijn startpunt. Jezus van Nazareth, van het dorpje spruit, een gering begin maar wel een begin. De vijanden zeggen laatdunkend: hij was ook bij Jezus de Nazarener (Mattheus 26:71). Maar positief is het dat daar wel de wortels liggen van onze verlossing.
ALLE GERECHTIGHEID DOEN EN VELEN RECHTVAARDIG MAKEN
Bij Jezus' doop blijkt Hij de rechte zoon te zijn. Vraag Johannes de Doper aan Jezus Mattheüs 3:14-15: "Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij? Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons ALLE GERECHTIGHEID te vervullen. Toen liet hij het Hem toe". Het woord gerechtigheid tsedaqa ( in Grieks dikaiosune sleutelwoord in Mattheus 3:15, 5:6, 10, 20, 6:1, 23, 21:32) is weer verbonden met Jesaja 53:11: "Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden.
Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen". Mattheüs 3:17 en 17:5 geliefde zoon Jesaja 42:1 uitverkoren Knecht. waar God een welbehagen in heeft.
JEZUS DE HELENDE KNECHT EN VERGEEEFT
Hij draagt ziekten (Mattheus 8:16-17 en Jesaja 53:4)
Hij vergeeft door de zonden te dragen. Zijn bloed als rantsoen voor velen Mattheus 20:28 en Jesaja 53:10-12
Gods wil: Het behaagde God Hem te verbrijzelen. Jesaja 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen. Mattheus 26:24: "De Zoon van de mens gaat wel heen zoals geschreven is (bijv. in Jesaja 53:10) (maar wee die mens door wie Hij verraden wordt)". Jezus voorzegt in Mattheus zijn lijden (17:22, 20:18, 26:24) zoals in Jesaja 53 voorzegd is.
JEZUS ZWEEG
Mattheus appelleert aan Jesaja 53:7 in Mattheus 26:63.
Jesaja 53:7:
Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt,
maar Hij deed Zijn mond niet open.
Als een lam werd Hij ter slachting geleid;
als een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
zo deed Hij Zijn mond niet open.
Mattheus 26:63 Maar Jezus zweeg.
En de hogepriester antwoordde Hem:
Ik bezweer U bij de levende God,
dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God.
DE BEGRAVENIS VAN JEZUS
Hij is bij de rijke in zijn dood geweest (Jesaja 53:7 en Mattheus 27:56-60)
ZAAD/NAGESLACHT ZIEN
"Als zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij zaad zien" (Jesaja 53:10). Om die reden zegt Jezus in Mattheus 28:19: "Door zijn kennis zal mijn Knecht velen rechtvaardigen". Mattheus vertelt als enige dat Jozef van Arimathea rijk was. Een rijk, rechtschapen lid van het sanhedrin, het zal niet gemakkelijk voor Jozef zijn geweest om Jezus te volgen, maar toen alle discipelen vluchtten, kwam hij naar voren om Jezus een behoorlijke begrafenis te geven.
JEZUS EN JESAJA 53
Was Jezus zich bewust dat Hij de Knecht is uit Jesaja 53? Veel moderne theologen menen van niet. Zij zeggen dat de discipelen na Zijn dood Jesaja 53 op Hem toepaste. Wilkins concludeert het omgekeerde. Jezus wist van Zijn lijden en Hij wees Zijn discipelen op Zijn komende lijden. Na Zijn dood zagen Zijn discipelen dit ook en paste zij Jesaja 53 op Hem toe.
JESAJA 53 EN HANDELINGEN
Handelingen 8 is een sleutelpassage. Daar staat in vers 33: "In zijn vernedering is zijn oordeel weggenomen (LXX) "Hij is uit de angst en het gericht weggenomen" (Jesaja 53:8a in de MT) vers 33: "want zij leven wordt van de aarde weggenomen" LXX "Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden" (Jesaja 53:8b)
Handelingen 8:32 En het Schriftgedeelte dat hij las, was dit: Hij is als een schaap naar de slachting geleid en zoals een lam stemmeloos is bij de scheerder, zo doet Hij Zijn mond niet open. Ook hier wordt Jesaja 53 geciteerd. Het gaat hier om de onderwerping van de Borg.
Jezus wordt Gods Knecht genoemd in Handelingen 3:13, 26; 4:27 en 30. Jesaja 56:3-5 ontmanden eunuch ontmand geen dorre boom maar krijgt een eeuwige naam. Kamerheer is ontmande. Anders dan Deuteronomium 23:1 waar staat dan een gesnedene, eunuch niet in de gemeente van God mag komen.
JESAJA IN DE BRIEVEN VAN PETRUS
Petrus merkt op over de profeten en over het belang (1 Petrus 1:10-12): "Naar deze zaligheid hebben de profeten, die geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd. Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna. Aan hen werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar ons dienden in de dingen die u nu verkondigd zijn door hen die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die vanuit de hemel gezonden is; dingen, waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen".
Petrus zelf merkt op bij de genezing van de kreupele aan de schone poort: (Handelingen 3:13): De God van Abraham, Izak en Jakob, de God van onze vaderen, heeft Zijn KIND/KNECHT Jezus VERHEERLIJKT, Die u hebt overgeleverd. U hebt Hem verloochend vóór Pilatus, toen die oordeelde dat men Hem zou loslaten. Het woord kind kan ook knecht betekenen en dan is er verwantschap met, een allusie, toespeling op Jesaja 52:13: "Zie Mijn Knecht... Hij zal verheerlijkt worden", volgens de LXX vertaling. Vervolgens merkt Petrus op (Handelingen 3:18): "Maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou".
Handelingen 3:13:
ὁ Θεὸς Ἀβραὰμ καὶ Ἰσαὰκ καὶ Ἰακώβ, ὁ Θεὸς τῶν πατέρων ἡμῶν, ἐδόξασεν τὸν Παῖδααὐ τοῦ Ἰησοῦν,
Jesaja 52:13 (LXX, Septuaginta):
Ιδοὺ συνήσει ὁ παῖς μου καὶ ὑψωθήσεται καὶ δοξασθήσεται σφόδρα
Blz 46