Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Predikant
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) was de zoon van Ferdinand Jakob Domela Nieuwenhuis, een luthers predikant en hoogleraar. In 1870 werd Domela Nieuwenhuis benoemd tot predikant in Harlingen. Daar richtte hij vanwege de Frans-Pruisische oorlog een afdeling van de Vredesbond op. In 1872 schreef hij twee artikelen in 'De Gids' over de vredesbeweging. Hij steunde de arbeiders die om loonsverhoging vroegen. Vervolgens werkte hij nog als predikant in Beverwijk en Den Haag, maar zijn werk als predikant deed hij met steeds meer tegenzin. In die periode stierf zijn eerste en zijn tweede vrouw waardoor hij steeds meer ging twijfelen aan het bestaan van een almachtige God. Het werk van vrijzinnige theologen sterkte hem in die twijfel. Zodoende ging hij in 1875 naar Duitsland om daar het sociale probleem te bestuderen. Tijdens zijn functie als predikant was hij al in contact gekomen met sociale problemen, door de vele gesprekken die hij voerde met de leden van zijn gemeente. Deze gesprekken hadden zijn grote sociale bewogenheid in hem doen ontwaken. In de periode die er opvolgde verloor Ferdinand Domela Nieuwenhuis helaas zijn geloof in een persoonlijke God. Op 1 september 1879 legde hij zijn ambt neer als predikant in Den Haag.
Socialist
Ferdinand Domela bekeerde zich tot het socialisme doordat hij zich verdiepte in de werken van Marx en Engels. Hij werd lid van de Friese Volks Partij (FVP) en wist door te dringen tot in de kamer. Meteen al als lid van de kamer stelde hij de gedwongen winkelnering aan de orde. Arbeiders in de veengebieden werden namelijk door de veenbaas gedwongen om bij de veenbaas producten te kopen die elders in de winkels veel goedkoper waren. Nieuwenhuis vond dat, dat niet kon en legde de vinger bij dit sociale onrecht.
Later trok Nieuwenhuis zich terug uit de politiek en werd hij anarchist. Hij liet toen weinig van zich horen en stak al zijn tijd in het blad 'De Vrije socialist' als redacteur. Hij vertaalde overigens ook Utopia van Thomas More in het Nederlands. In dat boek wordt de ideale maatschappij beschreven. More had zich tijdens zijn leven als ambtenaar geërgerd aan het vele onrecht en de sociale uitbuiting die hij tegenkwam in zijn werk. Daarom schreef hij dit boek. Nieuwenhuis herkende zich in de visie van More (Utopia is ook weer geen blauwdruk voor een social heilstaat).
De Bijbel is een sociaal boek
Nieuwenhuis schreef 'De geschiedenis van het socialisme' In dit werk laat hij zien dat het socialisme oude papieren heeft. Ferdinand Domela beschreef de sociale wetten die beschreven staan in het Oude Testament en met name in Thora. Nieuwenhuis merkte op in zijn boek 'De geschiedenis van het socialisme': Hoeveel bepalingen zijn niet gemaakt ten gunste van de arme! Zo dat men de dagloner op de dag zelf, waarop hij arbeidt, dus vóór het ondergaan van de zon, zijn loon zal betalen, want hij is arm (Deut. 24:15 of Lev. 19:13); dat men geen woeker mag nemen van zijn broeder, maar hem zal lenen wat hij nodig heeft zonder er interest voor te vragen. Dat men niet mag binnengaan in het huis van hem, van wie men iets geleend heeft, om hem een pand te ontnemen, maar moet afwachten tot hij zijn pand naar buiten brengt; (...) dat men de armen en nooddruftige dagloner niet mag onderdrukken, onverschillig of hij een broeder dan wel een vreemdeling is' (bron: www.marxists.org).
Van Luthers predikant tot socialist
Hoewel Ferdinand Domela Nieuwenhuis aanvankelijk een luthers predikant was, week hij af van het spoor van Luther. In de dagen van Nieuwenhuis, hij leefde eind 19de eeuw, was de Lutherse kerk overigens al aardig vrijzinnig. Dit is te merken aan Nieuwenhuis. Domela Nieuwenhuis heeft zich laten meeslepen door de vrijzinnige theologen. Wat hij overhield van de Bijbel was alleen de sociale gerechtigheid. Helaas vond hij dit niet bij de christenen terug. Daarom ging hij zijn eigen weg en verliet de kerk.
Een goede aanvulling op Luther
Stelde Luther de verzoening door voldoening aan de orde. Nieuwenhuis was het alleen te doen om sociale gerechtigheid. De vraag van Luther hoe ben ik rechtvaardig voor God?, stelde hij terzijde. Van uit de perspectieven van Luther kan men stellen dat ondanks het vele goede dat Nieuwenhuis deed, hij toch de arbeiders te weinig mee gaf. Domela maakte zich namelijk alleen druk om hun tijdelijke belangen. Overigens neemt dat niet weg dat Nieuwenhuis een goede aanvulling is op Luther. Een goed christen is namelijk ook een socialist net als Jacobus die zei namelijk: "Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dag. Het loon van de arbeiders die uw velden gemaaid hebben, dat door u achtergehouden is, schreeuwt tot God. Ja de jammerklachten van hen die geoogst hebben, zijn doorgedrongen tot de oren van de Heere van de hemelse legermachten" .(Jacobus 5:1-4).
Pikant detail is dat Luther deze brief van Jacobus een strooien brief noemde. Luther was echter wel een sociaal man en stelde zijn huis open voor iedereen.
Het evangelie is er volgens Luther vooral voor de geestelijke armen
Luther was zeer bewogen met de leden van de kerk die een voorwaardelijk evangelie kregen voorgeschoteld. Er was namelijk sprake van een gedwongen kerknering. Alleen zij die geld gaven aan de kerk en de leer van de kerk bewandelden, maakten kans op de zaligheid. Luther echter wees op de rijke beloften in Gods woord voor gevallen zondaren. Zalig wordt men op de koste van God Zelf. Dat is het ware evangelie voor de armen en armen zijn zij die nog buiten Christus leven of ze het voelen of niet. Een goede prediking zorgt er overigens voor dat de gemeenteleden dat gaan voelen en beseffen want dan krijgt Christus waarde.
Predikant
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) was de zoon van Ferdinand Jakob Domela Nieuwenhuis, een luthers predikant en hoogleraar. In 1870 werd Domela Nieuwenhuis benoemd tot predikant in Harlingen. Daar richtte hij vanwege de Frans-Pruisische oorlog een afdeling van de Vredesbond op. In 1872 schreef hij twee artikelen in 'De Gids' over de vredesbeweging. Hij steunde de arbeiders die om loonsverhoging vroegen. Vervolgens werkte hij nog als predikant in Beverwijk en Den Haag, maar zijn werk als predikant deed hij met steeds meer tegenzin. In die periode stierf zijn eerste en zijn tweede vrouw waardoor hij steeds meer ging twijfelen aan het bestaan van een almachtige God. Het werk van vrijzinnige theologen sterkte hem in die twijfel. Zodoende ging hij in 1875 naar Duitsland om daar het sociale probleem te bestuderen. Tijdens zijn functie als predikant was hij al in contact gekomen met sociale problemen, door de vele gesprekken die hij voerde met de leden van zijn gemeente. Deze gesprekken hadden zijn grote sociale bewogenheid in hem doen ontwaken. In de periode die er opvolgde verloor Ferdinand Domela Nieuwenhuis helaas zijn geloof in een persoonlijke God. Op 1 september 1879 legde hij zijn ambt neer als predikant in Den Haag.
Socialist
Ferdinand Domela bekeerde zich tot het socialisme doordat hij zich verdiepte in de werken van Marx en Engels. Hij werd lid van de Friese Volks Partij (FVP) en wist door te dringen tot in de kamer. Meteen al als lid van de kamer stelde hij de gedwongen winkelnering aan de orde. Arbeiders in de veengebieden werden namelijk door de veenbaas gedwongen om bij de veenbaas producten te kopen die elders in de winkels veel goedkoper waren. Nieuwenhuis vond dat, dat niet kon en legde de vinger bij dit sociale onrecht.
Later trok Nieuwenhuis zich terug uit de politiek en werd hij anarchist. Hij liet toen weinig van zich horen en stak al zijn tijd in het blad 'De Vrije socialist' als redacteur. Hij vertaalde overigens ook Utopia van Thomas More in het Nederlands. In dat boek wordt de ideale maatschappij beschreven. More had zich tijdens zijn leven als ambtenaar geërgerd aan het vele onrecht en de sociale uitbuiting die hij tegenkwam in zijn werk. Daarom schreef hij dit boek. Nieuwenhuis herkende zich in de visie van More (Utopia is ook weer geen blauwdruk voor een social heilstaat).
De Bijbel is een sociaal boek
Nieuwenhuis schreef 'De geschiedenis van het socialisme' In dit werk laat hij zien dat het socialisme oude papieren heeft. Ferdinand Domela beschreef de sociale wetten die beschreven staan in het Oude Testament en met name in Thora. Nieuwenhuis merkte op in zijn boek 'De geschiedenis van het socialisme': Hoeveel bepalingen zijn niet gemaakt ten gunste van de arme! Zo dat men de dagloner op de dag zelf, waarop hij arbeidt, dus vóór het ondergaan van de zon, zijn loon zal betalen, want hij is arm (Deut. 24:15 of Lev. 19:13); dat men geen woeker mag nemen van zijn broeder, maar hem zal lenen wat hij nodig heeft zonder er interest voor te vragen. Dat men niet mag binnengaan in het huis van hem, van wie men iets geleend heeft, om hem een pand te ontnemen, maar moet afwachten tot hij zijn pand naar buiten brengt; (...) dat men de armen en nooddruftige dagloner niet mag onderdrukken, onverschillig of hij een broeder dan wel een vreemdeling is' (bron: www.marxists.org).
Van Luthers predikant tot socialist
Hoewel Ferdinand Domela Nieuwenhuis aanvankelijk een luthers predikant was, week hij af van het spoor van Luther. In de dagen van Nieuwenhuis, hij leefde eind 19de eeuw, was de Lutherse kerk overigens al aardig vrijzinnig. Dit is te merken aan Nieuwenhuis. Domela Nieuwenhuis heeft zich laten meeslepen door de vrijzinnige theologen. Wat hij overhield van de Bijbel was alleen de sociale gerechtigheid. Helaas vond hij dit niet bij de christenen terug. Daarom ging hij zijn eigen weg en verliet de kerk.
Een goede aanvulling op Luther
Stelde Luther de verzoening door voldoening aan de orde. Nieuwenhuis was het alleen te doen om sociale gerechtigheid. De vraag van Luther hoe ben ik rechtvaardig voor God?, stelde hij terzijde. Van uit de perspectieven van Luther kan men stellen dat ondanks het vele goede dat Nieuwenhuis deed, hij toch de arbeiders te weinig mee gaf. Domela maakte zich namelijk alleen druk om hun tijdelijke belangen. Overigens neemt dat niet weg dat Nieuwenhuis een goede aanvulling is op Luther. Een goed christen is namelijk ook een socialist net als Jacobus die zei namelijk: "Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dag. Het loon van de arbeiders die uw velden gemaaid hebben, dat door u achtergehouden is, schreeuwt tot God. Ja de jammerklachten van hen die geoogst hebben, zijn doorgedrongen tot de oren van de Heere van de hemelse legermachten" .(Jacobus 5:1-4).
Pikant detail is dat Luther deze brief van Jacobus een strooien brief noemde. Luther was echter wel een sociaal man en stelde zijn huis open voor iedereen.
Het evangelie is er volgens Luther vooral voor de geestelijke armen
Luther was zeer bewogen met de leden van de kerk die een voorwaardelijk evangelie kregen voorgeschoteld. Er was namelijk sprake van een gedwongen kerknering. Alleen zij die geld gaven aan de kerk en de leer van de kerk bewandelden, maakten kans op de zaligheid. Luther echter wees op de rijke beloften in Gods woord voor gevallen zondaren. Zalig wordt men op de koste van God Zelf. Dat is het ware evangelie voor de armen en armen zijn zij die nog buiten Christus leven of ze het voelen of niet. Een goede prediking zorgt er overigens voor dat de gemeenteleden dat gaan voelen en beseffen want dan krijgt Christus waarde.