Les 2 Samenvatting
Op het punt van het verbond gaan de wegen uiteen in de rechterflank. De Ger. Gem stelde in 1931 dat er twee verbonden zijn. Met name Kersten verdedigde de twee verbondenleer te vuur en te zwaard en stelde dat de twee verbondenleer de zuivere leer is. Hij noemde tot ongenoegen van Prof J. van der Schuit en Jongeleen van de CGK de drieverbondenleer een verbondsontzenuwende leer. Jammer dat men zo vasthoudt aan de tweeverbondenleer als de enige juiste.
Komt bij dan Kersten minder ruim was dan Bostonen en het doopformulier inperkte zie voor een motivatie:
http://www.500jaarluther.nl/kersten-en-het-genadeverbond html
http://www.500jaarluther.nl/kerstens-visie-op-boston.html
Om die reden is het lastig om het aanbod uit de verf te laten komen. Harinck deed dat door terug te grijpen op Boston en de Erskines omdat die ook de twee verbonden leerden maar ruim waren in het aanbod. Steenblok stelde destijds dat deze theologen remonstrants waren en perkte het aanbod drastisch in. R Kok ging meer in de lijn van de Erskine 's en dat kwam hem duur te staan. In 1950 werd hij geschorst.
Golverdingen meent dat Kersten wel de juiste middenweg bewandelde (net als de Ger. Gem). Daar heb ik mijn grote vraagtekens bij. Zie mijn bespreking van zijn doctoraalscriptie http://www.500jaarluther.nl/om-het-behoud.html
Ds R. van Kooten geeft mij op dat punt gelijk. Niet bij Steenblok is het begonnen maar reeds bij Kersten. Om die reden kan de Ger. Gem in Ned zich ook op hem beroepen. Er zijn ook aanzetten in die richting maar men kan ook de kant van Boston en Erkines op zoals Harinck gepoogd heeft maar die vindt bij de meeste dominees geen gehoor. Er is ook een Steenblok kant in de Ger. Gem en die is aan de winnende hand.
Wat ik nu noemde is pijnlijk zoals een groot deel van de avond een beetje pijnlijk was maar om de zaak helder te krijgen is het van groot belang. 1931 maakt de samensprekingen tussen (broeders die Dordtse leerregels onderschrijven) de Ger. Gem en de Bewaar het Pand en aanverwant in de CGK en de HHK en deel van de Bond in de PKN lastig. Mijns inziens dienen de drie formulieren van enigheid gespreksbasis te zijn (Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels) en niet een kerkelijke uitspraak in 1931 van een kerkverband. Zo iets doe je alleen als je meent dat je in je gelijkstaat en dat staat men nog steeds zoals blijkt uit de artikelen in de Saambinder en de taal op de kansel.
1931 heeft dan ook als een splijtzwam gewerkt. Een kleine 20 jaar na dato (na 1931) was er de twist over de bediening van het verbond, het aanbod, tussen ds. R. Kok en dr. Steenblok. Kersten koos voor de middenweg (en in 1948 overleed hij aan alle spanningen, hartaanval, op de boerderij van zijn schoonvader op de Puthoekseweg in Waarde). De Ger. Gem volgde in dat vlees noch vis spoor van Kersten. Om die reden heeft de Ger. Gem twee flanken en nu het kader meer naar Steenblok trekt, verlaten er velen de Ger Gem. Ook dit is een pijnlijk proces waarbij er ook blijven in de Ger. Gem die zich ook verbonden weten met kerken buiten de Ger. Gem. Voor hen is het vaak extra lastig. Toch kan men een taak hebben in deze kerk. Al wordt het steeds moeilijker.
Even terugkomend op de leeruitspraken van 1931, blijkbaar heeft het vastleggen van de verbondsleer verstarrend gewerkt in de Ger. Gem. Daarnaast is er de niet vastgelegde systematische standenleer die de eenheid in de weg staat. Deze leer heeft verwantschap met de zogenaamde wedergeboortetheologie die gemeengoed is in de Ger. Gem. Men bekijkt Dordt vanuit DL3/4 artikel 12 het werk van God zonder ons in ons. Men is bang om op te roepen om te geloven en op te roepen dat men de wapens van verzet dient in te leveren.
Boston echter, Kersten gaf zijn verbondsleer uit noemt geloof de grootste genade en ongeloof de ergste zonde. Men koppelt wedergeboorte en geloof los van elkaar. Dat deed Comrie ook in zijn uitleg van zondag 7 maar minder desastreus dan men thans doet. In zondag 7 wordt de zondaar wedergeboren en in zondag 23 is deze pas bewust gerechtvaardigd (de vergeving van de zonde) maar gelukkig is al Gods volk al van eeuwigheid gerechtvaardigd dus de beleving ervan is minder noodzakelijk voor de zaligheid. We zijn hier heel erg ver verwijderd van de leer van Dordt en het juiste verstaan van de Heidelbergse Catechismus.
Goed is het om pastoraal te spreken van de vergeving van de zonde. Het geloof in de vergeving kan heel zwak en aangevochten zijn maar men moet dit leerstuk waar volgens Luther de kerk mee staat of valt niet verdoezelen maar steeds aan de orde stellen door zondaren op te roepen zich met God te laten te verzoenen. Alleen zo werkt God de genade uit in het hart van een zondaar of zondares.
Van belang is het om in te zien hoe rijk de Dordtse vaderen spreken van de genade en hoe pastoraal zij zijn. Een terugkeer naar Dordt is op zijn plaats en dat dit mag leiden tot een verrijzenis van de Vaderlandse Kerk. Zij het dan wellicht veel geringer dan destijds. Mooi dat de kerkenraad van de HHG van Kruiningen de Dordtse leerregels op de kaart heeft gezet door middel van deze cursus. De HHK heeft kerkelijk gezien een belangrijke positie.
Als de Vaderlandse Kerk nog uit het puin zal verrijzen zoals Ledeboer profeteerde dan is de HHK een kerk die de samenbindende rol kan innemen. In de CGK rommelt het. De Ger. Bond in de PKN is te breed om het voortouw te nemen en heeft ook intern problemen. De Ger. Gem (in Ned) hebben zich vast gedogmatiseerd. De Oud Ger. Gem eveneens en heeft geen theologen in huis (behalve ds A Kort die een boek schreef over Wedergeboorte of misgeboorte en Het rechtvaardigende geloof ) maar ds A. Kort is vaak ongenuanceerd en voorwaardelijk in het aanbod.
Lastig is het als men de Bijbel anders gaat lezen en paal en perk stelt aan Gods genade. Dan zegt men bij teksten zoals 'zoek de HEERE' dat God je eerste zoekende moet maken of het is voor Gods volk. Bij de ernstige roeping, als die al klinkt zegt men dat men slechts uitwendig geroepen wordt. De theologie van de dominees van eigen kerk weegt bij zulke uitleggingen zwaarder dan Dordt en mannen als Boston en de Erskines. De dominees merken op dat het nu een oppervlakkige tijd is en men zich het heil zo makkelijk toeeigend. Echter dat rechtvaardigt absoluut geen inperking van het aanbod want dat is levensgevaarlijk en maakt juist oppervlakkige zorgeloze leden die maar afwachten en ondertussen hun eigen weg gaan.
Ook is het waar dat geloven niet in onze genen zit maar juist daarom is het aanbod van belang en dat de prediking al onze uitvluchten om ons niet te bekeren afsnijdt zodat we onrustig worden over onze toestand. Dat is de ware afsnijdende prediking. Daar dient dus zondag aan zondag de oproep te zijn om te komen want alle dingen zijn gereed.
Aan de voeten van Jezus leren we wat genade is. Hij eist dat we tot Hem komen en Hij kan ons van alle kwalen genezen: van onze koudheid, ons ongeloof en alle onze zonden. Hij wil er wel om gevraagd zijn. Zo alleen krijgt Hij de eer en wij het heil. Dat ideaal mogen we niet uit het oog verliezen want daar gaat het om. Wie zielen vangt, is wijs. Dat ideaal hebben de mannen van Dordt in de Dordtse leerregels verwoord en ook ons doopformulier spreekt rijk over Gods genade voor gevallen Adams kinderen.
De overleden prof. Kremer van de CGK sprak van onze Adams positie die wij van huis uit hebben vanwege het verbroken werkverbond (onze zonde) maar ook van onze Abrahams positie (Gods beloften) die wij hebben door de doop als kind van het genadeverbond en dat moet ons heen drijven naar onze positie in Christus Via hem gaan wij het verbond van de verlossing binnen dat niets anders is dan onze eeuwige verkiezing (Jesaja 55 vers 3). Dat laatste verbond gaat nooit meer teniet. Omdat we dan in Hem begrepen zijn die onze Verlosser is. In de hemel wordt dat laatste verbond bejubeld als men zegt: Gij o Lam hebt ons gekocht. Die koop was een besluit tussen de Vader en de Zoon (Jesaja 53 vers 12).
Op het punt van het verbond gaan de wegen uiteen in de rechterflank. De Ger. Gem stelde in 1931 dat er twee verbonden zijn. Met name Kersten verdedigde de twee verbondenleer te vuur en te zwaard en stelde dat de twee verbondenleer de zuivere leer is. Hij noemde tot ongenoegen van Prof J. van der Schuit en Jongeleen van de CGK de drieverbondenleer een verbondsontzenuwende leer. Jammer dat men zo vasthoudt aan de tweeverbondenleer als de enige juiste.
Komt bij dan Kersten minder ruim was dan Bostonen en het doopformulier inperkte zie voor een motivatie:
http://www.500jaarluther.nl/kersten-en-het-genadeverbond html
http://www.500jaarluther.nl/kerstens-visie-op-boston.html
Om die reden is het lastig om het aanbod uit de verf te laten komen. Harinck deed dat door terug te grijpen op Boston en de Erskines omdat die ook de twee verbonden leerden maar ruim waren in het aanbod. Steenblok stelde destijds dat deze theologen remonstrants waren en perkte het aanbod drastisch in. R Kok ging meer in de lijn van de Erskine 's en dat kwam hem duur te staan. In 1950 werd hij geschorst.
Golverdingen meent dat Kersten wel de juiste middenweg bewandelde (net als de Ger. Gem). Daar heb ik mijn grote vraagtekens bij. Zie mijn bespreking van zijn doctoraalscriptie http://www.500jaarluther.nl/om-het-behoud.html
Ds R. van Kooten geeft mij op dat punt gelijk. Niet bij Steenblok is het begonnen maar reeds bij Kersten. Om die reden kan de Ger. Gem in Ned zich ook op hem beroepen. Er zijn ook aanzetten in die richting maar men kan ook de kant van Boston en Erkines op zoals Harinck gepoogd heeft maar die vindt bij de meeste dominees geen gehoor. Er is ook een Steenblok kant in de Ger. Gem en die is aan de winnende hand.
Wat ik nu noemde is pijnlijk zoals een groot deel van de avond een beetje pijnlijk was maar om de zaak helder te krijgen is het van groot belang. 1931 maakt de samensprekingen tussen (broeders die Dordtse leerregels onderschrijven) de Ger. Gem en de Bewaar het Pand en aanverwant in de CGK en de HHK en deel van de Bond in de PKN lastig. Mijns inziens dienen de drie formulieren van enigheid gespreksbasis te zijn (Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels) en niet een kerkelijke uitspraak in 1931 van een kerkverband. Zo iets doe je alleen als je meent dat je in je gelijkstaat en dat staat men nog steeds zoals blijkt uit de artikelen in de Saambinder en de taal op de kansel.
1931 heeft dan ook als een splijtzwam gewerkt. Een kleine 20 jaar na dato (na 1931) was er de twist over de bediening van het verbond, het aanbod, tussen ds. R. Kok en dr. Steenblok. Kersten koos voor de middenweg (en in 1948 overleed hij aan alle spanningen, hartaanval, op de boerderij van zijn schoonvader op de Puthoekseweg in Waarde). De Ger. Gem volgde in dat vlees noch vis spoor van Kersten. Om die reden heeft de Ger. Gem twee flanken en nu het kader meer naar Steenblok trekt, verlaten er velen de Ger Gem. Ook dit is een pijnlijk proces waarbij er ook blijven in de Ger. Gem die zich ook verbonden weten met kerken buiten de Ger. Gem. Voor hen is het vaak extra lastig. Toch kan men een taak hebben in deze kerk. Al wordt het steeds moeilijker.
Even terugkomend op de leeruitspraken van 1931, blijkbaar heeft het vastleggen van de verbondsleer verstarrend gewerkt in de Ger. Gem. Daarnaast is er de niet vastgelegde systematische standenleer die de eenheid in de weg staat. Deze leer heeft verwantschap met de zogenaamde wedergeboortetheologie die gemeengoed is in de Ger. Gem. Men bekijkt Dordt vanuit DL3/4 artikel 12 het werk van God zonder ons in ons. Men is bang om op te roepen om te geloven en op te roepen dat men de wapens van verzet dient in te leveren.
Boston echter, Kersten gaf zijn verbondsleer uit noemt geloof de grootste genade en ongeloof de ergste zonde. Men koppelt wedergeboorte en geloof los van elkaar. Dat deed Comrie ook in zijn uitleg van zondag 7 maar minder desastreus dan men thans doet. In zondag 7 wordt de zondaar wedergeboren en in zondag 23 is deze pas bewust gerechtvaardigd (de vergeving van de zonde) maar gelukkig is al Gods volk al van eeuwigheid gerechtvaardigd dus de beleving ervan is minder noodzakelijk voor de zaligheid. We zijn hier heel erg ver verwijderd van de leer van Dordt en het juiste verstaan van de Heidelbergse Catechismus.
Goed is het om pastoraal te spreken van de vergeving van de zonde. Het geloof in de vergeving kan heel zwak en aangevochten zijn maar men moet dit leerstuk waar volgens Luther de kerk mee staat of valt niet verdoezelen maar steeds aan de orde stellen door zondaren op te roepen zich met God te laten te verzoenen. Alleen zo werkt God de genade uit in het hart van een zondaar of zondares.
Van belang is het om in te zien hoe rijk de Dordtse vaderen spreken van de genade en hoe pastoraal zij zijn. Een terugkeer naar Dordt is op zijn plaats en dat dit mag leiden tot een verrijzenis van de Vaderlandse Kerk. Zij het dan wellicht veel geringer dan destijds. Mooi dat de kerkenraad van de HHG van Kruiningen de Dordtse leerregels op de kaart heeft gezet door middel van deze cursus. De HHK heeft kerkelijk gezien een belangrijke positie.
Als de Vaderlandse Kerk nog uit het puin zal verrijzen zoals Ledeboer profeteerde dan is de HHK een kerk die de samenbindende rol kan innemen. In de CGK rommelt het. De Ger. Bond in de PKN is te breed om het voortouw te nemen en heeft ook intern problemen. De Ger. Gem (in Ned) hebben zich vast gedogmatiseerd. De Oud Ger. Gem eveneens en heeft geen theologen in huis (behalve ds A Kort die een boek schreef over Wedergeboorte of misgeboorte en Het rechtvaardigende geloof ) maar ds A. Kort is vaak ongenuanceerd en voorwaardelijk in het aanbod.
Lastig is het als men de Bijbel anders gaat lezen en paal en perk stelt aan Gods genade. Dan zegt men bij teksten zoals 'zoek de HEERE' dat God je eerste zoekende moet maken of het is voor Gods volk. Bij de ernstige roeping, als die al klinkt zegt men dat men slechts uitwendig geroepen wordt. De theologie van de dominees van eigen kerk weegt bij zulke uitleggingen zwaarder dan Dordt en mannen als Boston en de Erskines. De dominees merken op dat het nu een oppervlakkige tijd is en men zich het heil zo makkelijk toeeigend. Echter dat rechtvaardigt absoluut geen inperking van het aanbod want dat is levensgevaarlijk en maakt juist oppervlakkige zorgeloze leden die maar afwachten en ondertussen hun eigen weg gaan.
Ook is het waar dat geloven niet in onze genen zit maar juist daarom is het aanbod van belang en dat de prediking al onze uitvluchten om ons niet te bekeren afsnijdt zodat we onrustig worden over onze toestand. Dat is de ware afsnijdende prediking. Daar dient dus zondag aan zondag de oproep te zijn om te komen want alle dingen zijn gereed.
Aan de voeten van Jezus leren we wat genade is. Hij eist dat we tot Hem komen en Hij kan ons van alle kwalen genezen: van onze koudheid, ons ongeloof en alle onze zonden. Hij wil er wel om gevraagd zijn. Zo alleen krijgt Hij de eer en wij het heil. Dat ideaal mogen we niet uit het oog verliezen want daar gaat het om. Wie zielen vangt, is wijs. Dat ideaal hebben de mannen van Dordt in de Dordtse leerregels verwoord en ook ons doopformulier spreekt rijk over Gods genade voor gevallen Adams kinderen.
De overleden prof. Kremer van de CGK sprak van onze Adams positie die wij van huis uit hebben vanwege het verbroken werkverbond (onze zonde) maar ook van onze Abrahams positie (Gods beloften) die wij hebben door de doop als kind van het genadeverbond en dat moet ons heen drijven naar onze positie in Christus Via hem gaan wij het verbond van de verlossing binnen dat niets anders is dan onze eeuwige verkiezing (Jesaja 55 vers 3). Dat laatste verbond gaat nooit meer teniet. Omdat we dan in Hem begrepen zijn die onze Verlosser is. In de hemel wordt dat laatste verbond bejubeld als men zegt: Gij o Lam hebt ons gekocht. Die koop was een besluit tussen de Vader en de Zoon (Jesaja 53 vers 12).