
Werelddenkers zijn filosofen die de wereld zo goed mogelijk willen begrijpen, maar zich ook waardig willen verhouden tot die wereld. Hun filosofie is nauw verbonden met hun gemeenschappen, leerlingen, andere filosofen, en niet in de laatste plaats, met zichzelf. De doorwerking van hun ideeën is nog altijd aanwezig in hedendaagse opvattingen over ethiek, politiek en religie. De geleidelijke ontwikkeling daarvan is in de filosofie vaak niet inzichtelijk, net zomin als de onderlinge verwevenheid van deze belangrijke maatschappelijke thema’. Werelddenkers vertelt daarom een doorlopend verhaal van de Europese filosofie, voor een breed en geïnteresseerd publiek. Gerard Drosterij en Bob van Geffen nemen de lezer mee van het begin van de filosofie tot de tijd waarin de republiek Nederland tot stand komt. Veel belangrijke filosofen passeren hierbij de revue. Ze demonstreren hoe noodzakelijk de filosofie is voor iedereen die serieus wil nadenken over de menselijke beschaving en de huidige maatschappelijke uitdagingen.
De schrijvers en hun insteek
Gerard Drosterij en Bob van Geffen zijn beiden filosoof en geven les aan HBO studenten op Fontys Hogescholen. In de wandelgangen spraken ze veel met elkaar en zo kwamen ze samen op het idee om dit boek te schrijven. Gerard is gespecialiseerd in politieke filosofie en Bob in religieuze kant van de filosofie.
Gerard en Bob spreken van een nieuwe geschiedenis van filosofie omdat ze in dit boek willen laten zien dat filosofie er toe doet. Goede filosofie raakt onze werkelijkheid en leert ons beter nadenken over hoe onze maatschappij ingericht moet /kan worden (ethiek en politiek) en hoe het leven mogelijkerwijs is ontstaan en wat de zin van het leven is of kan zijn (religie). Het boek draait om die reden om deze twee thema's: politiek/ethiek en religie.
De bakermat van filosofie en de uitdijing
Het boek dat maar liefst 861 bladzijden omvat is ingeklemd tussen twee mooie landkaarten. Het begint met de landkaart van Europa waarin Griekenland wordt getekend als de bakermat van de filosofie. Dankzij Alexander de Grote en zijn veroveringsdrift bereikte de filosofie het Oosten tot aan India toe. Dat is te zien op deze kaart. Op de laatste bladzijden van het boek staat nog een kaart van Europa. Die kaart laat zien dat dankzij het Romeinse rijk de filosofie die in Griekenland begon ook het Westen bereikte. Het boek begint dus met de Griekse filosofie en eindigt met Descartes. Veel christelijke denkers komen aan bod. Zowel die uit de Bijbel zoals Jezus als Paulus als uit de kerkgeschiedenis: Aquino, Anselmus en Augustinus en zelfs de roemruchte mannen van Dordtse synode.
Van mythe naar logos en de blijvende waarde van de mythen
De filosofie begon met de mythen volgens de schrijvers van dit boek. Mythen zijn verhalen over goden en mensen die het ontstaan van de aarde en allerlei fenomenen verklaarden. Latere denkers zagen de goden als natuurkrachten. Neem de god van de zee, bij de Grieken Poseidon en bij de Romeinen Neptunus, deze god werd door logische denkers steeds meer gezien als een natuurkracht. Zo ontstond de natuurfilosofie. Thales van Milete bijvoorbeeld zag water zelfs als oorsprong van alles. Zo ging met op zoek naar het ontstaan van de wereld (kosmos). De goden werden sneaky buitenspel gezet. Ze werden doodgezwegen zonder te zeggen dat ze niet bestonden. Dat was not done.
Maar aan het verklaren van het ontstaan van de wereld (kosmos) kwam ook een einde. Omdat alle ideeën op waren en er toch geen consensus ontstond. Socrates zette deze wending in en zette de mens (antropos) en diens goede leven centraal. Plato zocht het weer hoger op en stelde dat elke deugd en elk ding een schaduw is van de eeuwige perfecte dingen en deugden. Om dat te verklaren wendde hij zich tot de grotmythe. Zo keerde de mythe uit de oudtijdse religie weer terug in de filosofie. Met de rede (logos) kunnen we veel verklaren maar om dieper te blikken hebben we toch weer de mythe nodig om zo het onzichtbare zichtbaar te maken volgens Plato. Volgens hem kunnen goede mythen zorgen voor een diepere kennisdimensie dan die het denken (logos) ons kan aanleveren.
Van polis naar de individuele mens
Ten tijde van het Hellenisme was er weinig ruimte voor mensen op politiek vlak. Aan het bewind waren matige vorsten en dus was de democratie in het geding. Hadden Plato en Aristoteles nog geschreven over de ideale staat en stelde Aristoteles dat de mens een politiek dier is die het beste in een samenleving gedijt. De tijden waren nu anders en om die reden ontstonden de stoïcijnen en epicuristen die filosofische strategieën bedachten om in zo'n gesloten wereld, waar de vorst het voor het zeggen had, te overleven.
Jezelf terugtrekken uit de politiek (polis) is dan het beste, zo vonden zij. Rust bewaren en genieten van alledaagse dingen is dan wat overblijft. Het eigen belang komt nu voorop te staan. De schrijvers tekenen Epicurus als een materialist die teruggrijpt op de natuurfilosofie van Democritus. Democritus stelde dat alles opgebouwd is een kleine ondeelbare stofjes (atomen). Epicurus kon op deze manier de godenwereld buitenspel zetten want de mens valt na diens dood uiteen en bestaat dus niet meer en dus is er geen laatste oordeel.
Er is dus volgens Epicurus geen onsterfelijk ziel zoals Plato en het christendom leerden. Leven is maar even en dus is het genieten de hoogste deugd. Alles komt te staan op de kaart van het leven. Als iets geen plezier brengt is het dus geen deugd. Volgens de schrijvers zou dit Socrates doen gruwen. En wat draagt een leven waar uiteindelijk om plezier draait bij aan een goede deugdzame maatschappij?
Augustinus en het hedonisme
Bij de bespreking van Augustinus komen twee van zijn klassieke werken aan de orde: zijn Confessiones (belijdenissen) en Civitate Dei (de staat van God). Dat is geheel terecht en een begrijpelijke keuze. In Confessiones zien we de zoektocht van Augustinus naar de ware filosofie die hij eerst dacht te vinden bij werelddenkers maar die hij uiteindelijk vond bij onze liefhebbende God.
In de Civitate Dei laat Augustinus zien om welke stad het gaat. Namelijk om de stad die fundamenten heeft en die getekend wordt in Psalm 87: de stad van God (Civitas Dei). Die stad is wel geestelijk gezien in deze wereld maar niet van deze wereld. Deze tweerijken leer valt te verkiezen boven een staatsgodsdienst, waarbij mensen gedwongen worden om christen te worden of v vervolgd worden als zij anders denken. Wat helaas het geval was ten tijde van de Reformatie.
Toch valt er meer te zeggen over Augustinus. De werelddenker Augustinus kende behalve Plato ook vele andere werelddenkers. Zo was Augustinus op de hoogte van de genotsleer (hedonisme van het Griekse woord hedone: genot) van Epicurus. Hij zag de gevaren van een al te aards genot. Volgens Augustinus, dit had hij zelf ook gedaan, geniet de gevallen mens van de wereld en het werelds leven en gebruikt de gevallen mens God op zijn best. Volgens Augustinus (Paul van Geest noem hem the soul searcher) moet dit anders worden in het leven van een mens. De mens moet van God leren genieten en het leven slechts gebruiken.
Natuurlijk zit hier ook een vleugje Plato bij. Maar Augustinus kwam deze gedachte op het spoor door zijn Bijbel te lezen. Volgens de Civitate Dei zijn er twee rijken: een wereldrijk en een geestelijke rijk. Burger van dat geestelijke rijk word je als je de wereld slechts gebruikt en van God geniet en als je Hem op het oog heb. Uiteraard heeft dit religieuze standpunt gevolgen voor je politieke inzichten. Alles komt nu niet meer op de kaart van de wereld te staan zoals bij Epicurus. Er komt vanuit deze visie een verlangen naar een beter Vaderland. Daar waar men voor eeuwig genieten zal van een Drie-enige God.
(zie voor het Hedonisme van Augustinus: https://wapenveldonline.nl/artikel/389/god-en-genot/)
Beoordeling
Het is onmogelijk om in deze boekbespreking heel dit lijvige boek te bespreken. De schrijvers hebben er heel erg veel werk van gemaakt en je kunt merken dat het docenten zijn. Hun kennis is enorm groot en hun uitleg is helder. Begrippen worden keurig netjes uitgelegd en achterin het boek staat ook nog eens verklarende woordenlijst van deze begrippen. Het boek kan ook heel gemakkelijk als naslagwerk fungeren. Achterin staan de namen van filosofen en de pagina's waarin zijn besproken worden. Wie bijvoorbeeld wat wil weten over Dun Scotus kan volgens de namenlijst achterin het boek op bladzijden 684-685 terecht. Het boek zelf is dus een goudmijn en wie bijvoorbeeld meer wil weten over de filosofie van Socrates en die van Plato en Aristoteles kan in dit boek uitstekend terecht.
Nog enkele kleine puntjes van kritiek. De Bijbel en christelijke kerkvaders worden weliswaar genoemd en besproken maar hun leer wordt niet gezien als de enige waarheid. Dat is even wennen voor een orthodoxe christen maar het boek zet je beslist aan het denken en de geseculariseerde lezer zal dit juist weer heel opmerkelijk vinden. De opmerking over Augustinus en diens stelen van peren in zijn jeugd van de schrijvers is mooi en zal de geseculariseerde lezer uitdagen ten aanziens van diens positieve mensbeeld. Augustinus vergoelijkte dit kwaad niet. Integendeel. Zo ging hij dieper dan Socrates en diens volgers. Die zouden gezegd hebben dat de jongens de peren stalen omdat ze niet wisten dat het niet mocht en Aristoteles zou opmerken dat het nog jongens waren. Dat komt vast goed en niemand is perfect. Augustinus zag hier de erfzondeleer in waarmee elk mens behept is. Volgens de schrijvers echter zag Augustinus de mens niet geheel beroofd van de vrije wil. Hij verzette zich vooral tegen Pelagius die een al te groot drijver was van de vrije wil. Mijns inziens komt hier het roomse standpunt van de schrijvers op Augustinus om de hoek kijken. Zij nemen de roomse positie in op hun kijk op de erfzondeleer en zij bezien Augustinus door de bril.
Naast deze kleine puntjes van kritiek is al het met al een zeer rijk overladen filosofische maaltijd en je hoeft niet per se meteen alles op te eten en waar je het niet mee eens bent, is het net als met een maaltijd: laat het rustig op het bord liggen en slik dus niet alles voor zoete koek.
Je mag er trouwens gerust even over doen en over denken. Bijvoorbeeld over de strijd tussen Abaelardus en Bernard van Clairvaux. Bernard, die een bevindelijke inslag had en een boeiende preken over het Hooglied hield, zag Abaelardus steeds rationalistischer worden. Bernard werd daardoor steeds banger dat het Bijbelse eenvoudige geloof waarbij het hart betrokken is, zou verdwijnen uit de kerk. Hij gaf Abaelardus om die reden aan bij de paus. Tot een debat is het overigens tussen die twee nooit gekomen en terecht merken de schrijvers op dat dit begrijpelijk was omdat Bernard het geloof niet onder de paraplu van de rede wilde laten vallen en in een gesprek met Abaelardus zou het vast gaan over de redelijkheid van het geloof waarbij de rede de grondtoon zou gaan voeren en daar was Bernard juist bang voor. Bernard stemde in met de uitspraak van Blaise Pascal die eeuwen later geboren werd. Pascal zei: "Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent". En Paulus zei (1 Korinthe 2:14): "Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden".
De schrijvers hebben een punt als ze opmerken dat als je het geloof teveel onder rationaliseert het gevaar dreigt dat je het ook in beton giet en alle leven er uit is. Dat gebeurde ten tijde van de latere scholastiek. Een man als Luther heeft deze in het beton gegoten kerkelijk dogma's weer opengebroken vanuit zijn empirische onderzoek vanuit de Bijbel zelf. De Bijbel blijft dus de Bron van inspiratie!
Uit dit bovenstaande blijkt dat het boek genoeg stof tot nadenken bevat.
Het boek is bestelbaar bij:
https://www.walburgpers.nl/nl/book/9789048558544/werelddenkers