Samenvatting les 1 en verduidelijking
Hoe zat het met de mannen van Dordt? Zijn zij geïnspireerd of verlicht door de Geest?
De Geformeerde leer stelt dat Mozes, de profeten en de apostelen door God zijn geïnspireerd. Om die reden kunnen zij niet dwalen. De apostelen zijn de laatste in de rij. De Geest blies hen allen de woorden in (2 Timotheus 3 vers 16: 16 Al de Schrift is van God ingegeven (ingeblazen), en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is)
De gemeente dient gebouwd te worden op de leer van de apostelen en profeten (Efeze 2:20 Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen). Luther zag Jezus als de Hoeksteen van de Schriftuitleg (solus Christus, alleen Christus). Hij is de Sleutel waardoor teksten opengaan. Luther was vooral kind aan huis bij de apostel Paulus en met name diens brieven aan de Romeinen en Galaten. Daar gaat het om de rechtvaardiging van de goddeloze (Romeinen 3 en Galaten 3). God vergeeft alle onze zonde vanwege de kruisverdienste van Jezus en zo is de zondaar rechtvaardig voor God. Luther was wars van vergeestelijken van de Schrift. Gods Woord is zelf als het verstaan mag worden geestelijk en leven. Vergeestelijken doet Rome want die verdraait teksten...
Volgens de gereformeerden ontvangen de gelovigen verlichte ogen van het verstand om de Schrift te verstaan (Efeze 1 vers 18). In de Vulgata, de Latijnse vertaling van de Schrift spreekt van illuminatie (lumen is licht). Vandaar dat men spreekt van de illuminatie van de gelovige of van de voorganger.
De mannen van Dordt zijn verlicht door de Geest zodat zij de Schrift verstonden. Zij kwamen niet met een nieuwe leer maar ontdekten de leer uit de Schrift ten aanzien van de verkiezing, verwerping, het aanbod etc... Dat kan men alleen bereiken door grondige studie. In de Dordtse kerkorde ziet men ook iets van het ideaal van hoe voorgangers zouden moeten zijn en welke angst men heeft voor gebrek aan studie. In Artikel 8 van de DKO (Dordtse kerkorde) staat dat men met hoge uitzondering iemand predikant kan laten worden zonder universitaire opleiding. Ten tijde van de afscheiding is dit artikel in sommige kerken regel geworden maar dat is niet in de lijn van Dordt. Om die reden is er vanuit het gezelschapsleven toen veel bevinding de preekstoel op gekomen en minder Schriftstudie. Die bevinding die de zaak kan blokkeren krijgt men niet zo maar de deur uit...
Verschil tussen Gereformeerd kerkrecht ( DKO 1618) en hervormd kerkrecht (Algemeen reglement, 1816)?
In 1816 werd koning Willem 1 de leider van de kerk. Zo ontstond het hervormde kerkrecht met het algemeen reglement waar staat in artikel 12: 'Geen Kerkelijke vergadering vermag te corresponderen met buitenlandse kerken, zonder voorafgaande toestemming van Zijne Majesteit de Koning'.
Het gereformeerde kerkrecht echter kent een bestuur van onderaf aan. De plaatselijke gemeente is autonoom als het er op aankomt. Men kan zich losmaken van het kerkverband en de gebouwen behouden als men in de meerderheid is. De inbreng is er van onderaf aan... In praktijk zijn echter veel vergaderingen al een beetje voorgebakken. Je zou kunnen spreken van achterkamertjespolitiek. Dat gevaar kan nooit worden uitgesloten dat men elkaar van te voren al spreekt en een koers uit zet. Dan gaat de kerkelijke trein rijden... en is deze niet meer tegen te houden...
De kerk van de Dordtse vaderen heette de Gereformeerde kerk en men was lid van de plaatselijke gereformeerde gemeente van X.. Zo schreef Lambrecht Myseras, lid van de Geformeerde Gemeente (Hervormde kerk) in 1720 een boekje genaamd: 'De vrome ondervinding op weg naar de hemel'.
De naam van de huidige Gereformeerde gemeenten is die van de Vereniging van 1907. Die Verenging is minder charmant verlopen als dat men ons wil laten geloven ( http://www.500jaarluther.nl/laurus-boone.html en http://www.500jaarluther.nl/eerherstel-voor-boone.html )
Wat is de erfenis van de Gereformeerde Kerk van net na Dordt?
Allereerst natuurlijk namen zij de erfenis over van de Vroege Kerk. Dan gaat het om de drie belijdenisgeschriften die handelen over de Drie-eenheid (Apostolische geloofsbelijdenis, Nicea en Athanasius) en nog die van de Reformatie namelijk de Nederlandse geloofsbelijdenis van Guido de Bres en de Catechimus uit Heidelberg (Paltz) maar als topper de Dordtse leerregels, de DKO (kerkorde) en de Statenvertaling (die inmiddels na zoveel eeuwen verouderd is qua woordgebruik en gereviseerd dient te worden zoals de HSV gepoogd heeft).
Maar ook de twee mooie formulieren over de sacramenten namelijk doop en avondmaal. Het doopformulier bezit een startkapitaal dat de Drie-enig God aan elke dopeling toezegt. Dat kapitaal moet men door het gebed ophalen: 'Wij bidden U bij Uw grondeloze barmhartigheid'. Het gedoopte kind is in het verbond maar dient er door genade wel uit te leven anders gaat men verloren. De Geest WIL toe-eigenen hetgeen wij in Christus als dopeling hebben... zo lezen we in de doopbelofte. Prof. dr. Heyns uit Grand Rapids stelde in zijn 'Gereformeerde geloofsleer' (1920) dat de Geest WIL toe-eigenen en het niet gaat om een ZAL toe-eigenen. De realisering van het heil hangt af van wat de dopeling doet men de doop. De ouders moeten hun kinderen van de rijkdom van de doop breder onderwijzen maar ook van het recht dat God heeft op elk gedoopte kind. Net als Hanna moet men het kind in gebed aan de Heere teruggeven...
Kersten bestreed deze visie van Heyns in zijn geschriften en stelde dat het gaat om de uitverkoren kinderen (zie meer over Kersten (http://www.500jaarluther.nl/kersten-en-het-genadeverbond.html en http://www.500jaarluther.nl/kersten-in-kleur.html ).
Biedt het doopformulier een prachtig startkapitaal, het avondmaalformulier is op en top pastoraal jegens hen die kampen met een zwak geloof. Aan de tafel belijdt men niet een volkomen geloof maar juist een geloof dat wankel is en steun zoekt in de onwankelbare beloften van God in Christus. Zal Hij het zeggen en niet doen?
Behoort zekerheid tot het wezen van het geloof?
Al in de 17de eeuw vond Johannes Verschuir in zijn boek 'Waarheid in het binnenste, innerlijke godgeleerdheid' dat in de catechismus doorgaans een sterk gelovige aan het woord is. In de 18de eeuw ontbrandde de strijd om het wezen van het geloof. Er waren er die zeiden dat zekerheid verbonden is met het welwezen van het geloof. Het geloof in topvorm. Terecht nam Van der Groe daar afstand van. Toch was Theodorus van der Groe op en top pastoraal want hij zei: Geloof is zekerheid maar het kan zo klein zijn en onder de rook liggen van het ongeloof dat geloof nauwelijks ervaren wordt zoals de vader van de maanzieke knaap: Ik geloof maar kom mijn ongelovigheid te hulp.
Comrie stelde dat het geloof bestaat uit daden en hij boekte die vanuit de Schrift Alfabetisch, het zogenaamde ABC van het geloof. Een van de mooiste daden is een vast Vertrouwen volgens Comrie maar soms is het meer een Hongeren en Dorsten, Zoeken. Overigens kan een groot geloof ook juist erg dorsten naar meer (zie http://www.500jaarluther.nl/comrie-en-het-abc-van-het-geloof.html ). Volgens de Dordtse vaderen komen deze daden van het geloof van de Geest en niet van de mens zelf zoals de remonstranten beweerden.
Zo lezen we in de weerlegging van de dwaling:
Eerst de dwaling: De mens die niet opnieuw geboren is, is eigenlijk niet helemaal dood in de zonde (volgens de Remonstranten). Hij mist de krachten om het goede te doen ook niet helemaal. Maar hij kan nog hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven. Ook kan hij nog brengen het offer van een verslagen en gebroken geest, dat God aangenaam is.
De weerlegging van de dwaling: Deze beweringen zijn in strijd met de duidelijke uitspraken van de Schrift: Gij waart dood door uw overtredingen en zonden (Ef. 2:1-5). Evenzo: Al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten, was te allen tijde slechts boos (Gen. 6:5; Gen. 8:21). Bovendien, alleen van de wedergeborenen en van hen die zalig gesproken worden, geldt dat zij hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende en naar het leven, en dat zij God een offerande van een verbroken geest brengen (Mat. 5:6 en Ps. 51:19).
Dwalingen na Dordt.
Met name na de afscheiding van 1834 was er ruzie over de doop. Wat belooft God in de doop en aan wie? Er was een richting die stelde dat de gedoopten verondersteld wedergeboren zijn (Gereformeerde Kerken van A. Kuyper). Anderen stelden in de lijn van de Gereformeerde Kerk van Dordt (1618-1619) dat de doop heel rijk is (CGK en Hervormden en GKv) en God de zaligheid aan elke dopeling belooft maar dat het wel door een waar geloof moet worden toe-geëigend.
Uit angst voor een overschatting van de doop stelden er ook (o.a Kersten en volgelingen) dat het gaat om de uitverkoren kinderen. Die zullen zeker zalig worden. Dit is een verschraling van de doop.
Ook ging men steeds meer wijzen op DL 3:12. Wedergeboorte is een werk van God zonder ons en in ons, zo stelde men. Echter men las dit los van de manier hoe God dit werk namelijk door Zijn woord.
Twee teksten die laten zien dat Gods Woord het middel is van wedergeboorte zijn deze: 1 Petrus 23: 'Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God'.
En Jakobus 1 vers 18: 'Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen'.
We zullen nog DL 1;16 en 3:17 bestuderen. Twee prachtige nuchtere artikelen waar de Dordtse vaderen wijzen op het grote belang van het gebruik van de middelen (usus mediorum) de heilzame weg waar langs God de genade schenkt. Te denken valt aan het Schriftlezen en het smeekgebed maar ook pleiten op de realisering van de doopbelofte.
Hoe zat het met de mannen van Dordt? Zijn zij geïnspireerd of verlicht door de Geest?
De Geformeerde leer stelt dat Mozes, de profeten en de apostelen door God zijn geïnspireerd. Om die reden kunnen zij niet dwalen. De apostelen zijn de laatste in de rij. De Geest blies hen allen de woorden in (2 Timotheus 3 vers 16: 16 Al de Schrift is van God ingegeven (ingeblazen), en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is)
De gemeente dient gebouwd te worden op de leer van de apostelen en profeten (Efeze 2:20 Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen). Luther zag Jezus als de Hoeksteen van de Schriftuitleg (solus Christus, alleen Christus). Hij is de Sleutel waardoor teksten opengaan. Luther was vooral kind aan huis bij de apostel Paulus en met name diens brieven aan de Romeinen en Galaten. Daar gaat het om de rechtvaardiging van de goddeloze (Romeinen 3 en Galaten 3). God vergeeft alle onze zonde vanwege de kruisverdienste van Jezus en zo is de zondaar rechtvaardig voor God. Luther was wars van vergeestelijken van de Schrift. Gods Woord is zelf als het verstaan mag worden geestelijk en leven. Vergeestelijken doet Rome want die verdraait teksten...
Volgens de gereformeerden ontvangen de gelovigen verlichte ogen van het verstand om de Schrift te verstaan (Efeze 1 vers 18). In de Vulgata, de Latijnse vertaling van de Schrift spreekt van illuminatie (lumen is licht). Vandaar dat men spreekt van de illuminatie van de gelovige of van de voorganger.
De mannen van Dordt zijn verlicht door de Geest zodat zij de Schrift verstonden. Zij kwamen niet met een nieuwe leer maar ontdekten de leer uit de Schrift ten aanzien van de verkiezing, verwerping, het aanbod etc... Dat kan men alleen bereiken door grondige studie. In de Dordtse kerkorde ziet men ook iets van het ideaal van hoe voorgangers zouden moeten zijn en welke angst men heeft voor gebrek aan studie. In Artikel 8 van de DKO (Dordtse kerkorde) staat dat men met hoge uitzondering iemand predikant kan laten worden zonder universitaire opleiding. Ten tijde van de afscheiding is dit artikel in sommige kerken regel geworden maar dat is niet in de lijn van Dordt. Om die reden is er vanuit het gezelschapsleven toen veel bevinding de preekstoel op gekomen en minder Schriftstudie. Die bevinding die de zaak kan blokkeren krijgt men niet zo maar de deur uit...
Verschil tussen Gereformeerd kerkrecht ( DKO 1618) en hervormd kerkrecht (Algemeen reglement, 1816)?
In 1816 werd koning Willem 1 de leider van de kerk. Zo ontstond het hervormde kerkrecht met het algemeen reglement waar staat in artikel 12: 'Geen Kerkelijke vergadering vermag te corresponderen met buitenlandse kerken, zonder voorafgaande toestemming van Zijne Majesteit de Koning'.
Het gereformeerde kerkrecht echter kent een bestuur van onderaf aan. De plaatselijke gemeente is autonoom als het er op aankomt. Men kan zich losmaken van het kerkverband en de gebouwen behouden als men in de meerderheid is. De inbreng is er van onderaf aan... In praktijk zijn echter veel vergaderingen al een beetje voorgebakken. Je zou kunnen spreken van achterkamertjespolitiek. Dat gevaar kan nooit worden uitgesloten dat men elkaar van te voren al spreekt en een koers uit zet. Dan gaat de kerkelijke trein rijden... en is deze niet meer tegen te houden...
De kerk van de Dordtse vaderen heette de Gereformeerde kerk en men was lid van de plaatselijke gereformeerde gemeente van X.. Zo schreef Lambrecht Myseras, lid van de Geformeerde Gemeente (Hervormde kerk) in 1720 een boekje genaamd: 'De vrome ondervinding op weg naar de hemel'.
De naam van de huidige Gereformeerde gemeenten is die van de Vereniging van 1907. Die Verenging is minder charmant verlopen als dat men ons wil laten geloven ( http://www.500jaarluther.nl/laurus-boone.html en http://www.500jaarluther.nl/eerherstel-voor-boone.html )
Wat is de erfenis van de Gereformeerde Kerk van net na Dordt?
Allereerst natuurlijk namen zij de erfenis over van de Vroege Kerk. Dan gaat het om de drie belijdenisgeschriften die handelen over de Drie-eenheid (Apostolische geloofsbelijdenis, Nicea en Athanasius) en nog die van de Reformatie namelijk de Nederlandse geloofsbelijdenis van Guido de Bres en de Catechimus uit Heidelberg (Paltz) maar als topper de Dordtse leerregels, de DKO (kerkorde) en de Statenvertaling (die inmiddels na zoveel eeuwen verouderd is qua woordgebruik en gereviseerd dient te worden zoals de HSV gepoogd heeft).
Maar ook de twee mooie formulieren over de sacramenten namelijk doop en avondmaal. Het doopformulier bezit een startkapitaal dat de Drie-enig God aan elke dopeling toezegt. Dat kapitaal moet men door het gebed ophalen: 'Wij bidden U bij Uw grondeloze barmhartigheid'. Het gedoopte kind is in het verbond maar dient er door genade wel uit te leven anders gaat men verloren. De Geest WIL toe-eigenen hetgeen wij in Christus als dopeling hebben... zo lezen we in de doopbelofte. Prof. dr. Heyns uit Grand Rapids stelde in zijn 'Gereformeerde geloofsleer' (1920) dat de Geest WIL toe-eigenen en het niet gaat om een ZAL toe-eigenen. De realisering van het heil hangt af van wat de dopeling doet men de doop. De ouders moeten hun kinderen van de rijkdom van de doop breder onderwijzen maar ook van het recht dat God heeft op elk gedoopte kind. Net als Hanna moet men het kind in gebed aan de Heere teruggeven...
Kersten bestreed deze visie van Heyns in zijn geschriften en stelde dat het gaat om de uitverkoren kinderen (zie meer over Kersten (http://www.500jaarluther.nl/kersten-en-het-genadeverbond.html en http://www.500jaarluther.nl/kersten-in-kleur.html ).
Biedt het doopformulier een prachtig startkapitaal, het avondmaalformulier is op en top pastoraal jegens hen die kampen met een zwak geloof. Aan de tafel belijdt men niet een volkomen geloof maar juist een geloof dat wankel is en steun zoekt in de onwankelbare beloften van God in Christus. Zal Hij het zeggen en niet doen?
Behoort zekerheid tot het wezen van het geloof?
Al in de 17de eeuw vond Johannes Verschuir in zijn boek 'Waarheid in het binnenste, innerlijke godgeleerdheid' dat in de catechismus doorgaans een sterk gelovige aan het woord is. In de 18de eeuw ontbrandde de strijd om het wezen van het geloof. Er waren er die zeiden dat zekerheid verbonden is met het welwezen van het geloof. Het geloof in topvorm. Terecht nam Van der Groe daar afstand van. Toch was Theodorus van der Groe op en top pastoraal want hij zei: Geloof is zekerheid maar het kan zo klein zijn en onder de rook liggen van het ongeloof dat geloof nauwelijks ervaren wordt zoals de vader van de maanzieke knaap: Ik geloof maar kom mijn ongelovigheid te hulp.
Comrie stelde dat het geloof bestaat uit daden en hij boekte die vanuit de Schrift Alfabetisch, het zogenaamde ABC van het geloof. Een van de mooiste daden is een vast Vertrouwen volgens Comrie maar soms is het meer een Hongeren en Dorsten, Zoeken. Overigens kan een groot geloof ook juist erg dorsten naar meer (zie http://www.500jaarluther.nl/comrie-en-het-abc-van-het-geloof.html ). Volgens de Dordtse vaderen komen deze daden van het geloof van de Geest en niet van de mens zelf zoals de remonstranten beweerden.
Zo lezen we in de weerlegging van de dwaling:
Eerst de dwaling: De mens die niet opnieuw geboren is, is eigenlijk niet helemaal dood in de zonde (volgens de Remonstranten). Hij mist de krachten om het goede te doen ook niet helemaal. Maar hij kan nog hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven. Ook kan hij nog brengen het offer van een verslagen en gebroken geest, dat God aangenaam is.
De weerlegging van de dwaling: Deze beweringen zijn in strijd met de duidelijke uitspraken van de Schrift: Gij waart dood door uw overtredingen en zonden (Ef. 2:1-5). Evenzo: Al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten, was te allen tijde slechts boos (Gen. 6:5; Gen. 8:21). Bovendien, alleen van de wedergeborenen en van hen die zalig gesproken worden, geldt dat zij hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende en naar het leven, en dat zij God een offerande van een verbroken geest brengen (Mat. 5:6 en Ps. 51:19).
Dwalingen na Dordt.
Met name na de afscheiding van 1834 was er ruzie over de doop. Wat belooft God in de doop en aan wie? Er was een richting die stelde dat de gedoopten verondersteld wedergeboren zijn (Gereformeerde Kerken van A. Kuyper). Anderen stelden in de lijn van de Gereformeerde Kerk van Dordt (1618-1619) dat de doop heel rijk is (CGK en Hervormden en GKv) en God de zaligheid aan elke dopeling belooft maar dat het wel door een waar geloof moet worden toe-geëigend.
Uit angst voor een overschatting van de doop stelden er ook (o.a Kersten en volgelingen) dat het gaat om de uitverkoren kinderen. Die zullen zeker zalig worden. Dit is een verschraling van de doop.
Ook ging men steeds meer wijzen op DL 3:12. Wedergeboorte is een werk van God zonder ons en in ons, zo stelde men. Echter men las dit los van de manier hoe God dit werk namelijk door Zijn woord.
Twee teksten die laten zien dat Gods Woord het middel is van wedergeboorte zijn deze: 1 Petrus 23: 'Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God'.
En Jakobus 1 vers 18: 'Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen'.
We zullen nog DL 1;16 en 3:17 bestuderen. Twee prachtige nuchtere artikelen waar de Dordtse vaderen wijzen op het grote belang van het gebruik van de middelen (usus mediorum) de heilzame weg waar langs God de genade schenkt. Te denken valt aan het Schriftlezen en het smeekgebed maar ook pleiten op de realisering van de doopbelofte.