Geuzen in de lage landen
in opstand (1565-1578)
Pieter Serrien
Willem van Oranje was geen geus. Hij was wel hun leider , maar hij was aanvankelijk helemaal er niet zo happig op om met de edele rebellen, radicale calvinisten en hun ongehoorzame volgelingen samen te werken. Meer nog, toen in Oosterweel bij Antwerpen in 1567 de geuzen door regeringstroepen werden afgemaakt hield Oranje de hulptroepen uit de stad tegen. De prins zou zich later wel aan het hoofd zetten van de geuzenlegers, maar zijn verhouding met de opstandelingen bleef moeilijk. Dat had vooral te maken met zijn pleidooi voor religievrede. Niet alle geuzen volgden zijn orders en velen waren niet van plan om zich tolerant op te stellen tegenover de katholieken die hen jarenlang hadden onderdrukt.
De herkomst van de naam geuzen en hun geuzennaam
De edelen van Nederland kwamen in 1566 naar Brussel voor een smeekschrift aangeboden aan de toenmalige landvoogdes Margaretha van Parma, ook wel bekend als de halfzus van de Spaanse koning Filips II. Karel van Berlaymont, de adviseur van Margaretha, zou naar verluidt hebben gereageerd met de denigrerende opmerking: “N’ayez pas peur, Madame. Ce ne sont que des gueux: Wees niet bang madame. Het zijn maar bedelaars (gueux). In dit smeekschrift vroege protestantse en katholieken edelen om een einde te maken aan de vervolging van protestanten en om het opheffen van de inquisitie. Het was het begin van de opstand. Overal ontwaakten calvinisten die zich geuzen noemden en die de Spanjaarden trachten te verdrijven uit de lage landen. Deze mannen en vrouwen offerden zich als geuzen op in de strijd om de vrijheid en om het recht om hun eigen geloof. Daarom klonk het vaak: vive le Geus. De naam gegeven door hun tegenstanders werd hun erenaam.
Citaten uit het boek:
De bosgeuzen
Serrien beschrijft het optreden van de bosgeuzen. Zij waren vaak calvinisten maar dan in de meest radicale variant. Ze deden aan beeldenstorm en schuwden optreden met geweld allerminst. Serrien beschrijft hoe zij een oude priester het oor afsnijden en zijn geld inpikken. Deze priester zou volgens de leider van de Geuzen, Jan Camerlynck, een biechtganger hebben uitgehoord over de protestanten waardoor deze konden worden aangegeven als afvalligen om zo ter dood te worden veroordeeld. Jan Camerlynck en deze bosgeuzen waren door hun optreden paria's geworden. Toch was er ook steun en sympathie voor de bosgeuzen. Velen beschouwden hen als de laatsten die weerstand durfden te bieden tegen de Spaanse bezetting, terwijl de andere geuzen waren gevlucht.
De komst van Alva en de uitwerking op Willem van Oranje
Omdat Margaretha van Parma volgens Filips ll niet streng genoeg optrad tegen de beeldenstormers zond hij Don Alva naar de lage landen. Deze stelde de Raad van Beroerte in. Beeldenstormers maar ook onschuldige protestanten werden door deze Raad opgepakt en ter dood veroordeeld. De Raad van Beroerte werd om die reden de Bloedraad genoemd door de protestanten. Willem van Oranje die zeer gematigd was, hij keurde zowel de beeldenstormen als de Raad van Beroerte af, zag hoe het volk vermalen werd door zowel de radicale geuzen als de Spanjaarden. Toen de geuzen Willem van Oranje en diens broer Lodewijk van Nassau in 1568 om hulp vroegen vanwege de Spaanse wreedheden en vanwege het feit dat zij het onderspit dreigden te delven, besloten Willem en Lodewijk hen te hulp te schieten met hun legers.
Hieronder vermeld ik een aantal namen en hun bijdrage aan de 80 jarige oorlog volgens Serrien
Lumey
Hij heette eigenlijk Willem van der Marck en werd geboren in 1542 in de omgeving van Luik. Omdat hij een vossenstaart droeg werd hij ook 'Vossenstaart' genoemd. Lumey trad hard op in Gorcum (Gorinchem). Daar liet diverse Roomse geestelijken oppakken en hij liet er negentien omhangen die hun geloof niet wensten af te zweren. Dit deed hij tegen de wil van prins Willem van Oranje. Die wilde hen weer de vrijheid geven. Het gaat hier om een fysieke wreedheid van de geuzen die Willem van Oranje niet aansprak. Hier zien we het spanningsveld tussen de geuzen en prins Willem van Oranje. De andere geuzenleiders waren geschokt en namen dit beleid van Lumey niet over. Zij gaven de opdracht dat de kloosters, kerken en geestelijken gespaard dienden te blijven.
Johannes Calvijn
Hij vestigde zich in Geneve. Deze stad werd dankzij hem een protestantse stadsrepubliek. In 1559 stichtte hij er de academie, waar verschillende geuzen hun calvinistische opleiding kregen. Calvijn zag de overheid als gezaghebbend waar men niet tegen in opstand mag komen als burger. Maar de overheid kan natuurlijk ook vervallen in allerlei kwaad en dictatuur en dan is er het recht van opstand maar Calvijn stelde wel dat de burgers geen revolutie mogen bewerkstellingen. Alleen de lagere overheden mogen rebelleren tegen de vorsten. Calvijn benadrukte dus dat onderdrukking aangepakt mag worden maar dan wel binnen geordende kaders namelijk door de wettige lagere overheid en niet door willekeurige burgers. Toch gaf Calvijn wel een soort startschot voor de 80 jarig oorlog als hij opmerkt: "toch was deze missie om zich te verzetten tegen de onderdrukking niet mis te verstaan" (118).
Guido de Brès
Hij riep in 1567 de edelen op om het onrecht dat de Roomsen de protestanten in Henegouwen aandeden de kop in te drukken en dan met name in de stad Valencijn (Vallenciennes). Samen met Pérégrin de la Grange leidde De Brès de opstand in Valencijn. Zo lieten zij de poorten van de stad sluiten en iepen zij de geuzen om hulp. De reden was dat volgens De Brès kooplieden en burgers werden bedreigd door soldaten die hen hun geld af persten en hun huizen en winkels plunderden. Maar de opstand mislukte.
Petrus Dathenus
Pieter Datheen was zijn oorspronkelijke naam. Was een van oorsprong Vlaamse priester die protestant werd. Petrus Datheen, die de nationale synode van Dordrecht (1578) had voorgezeten doorbrak de pacificatie van Gent. Hij was een echte ijzervreter. Datheen was een theocraat die heilig geloofde dat er buiten de ware, calvinistische kerk geen heil was. Tolerantie kende hij niet. Alles moest wijken voor de zuivere prediking van Gods Woord. Daarvoor zette hij alles op het spel. Hij keerde zich zelfs tegen Willem van Oranje. De Zwijger was diverse keren naar Gent geweest om voor verzoening te pleiten.
De calvinisten in Gent werden steeds radicaler. Ze handelden tegen de bepalingen van de Pacificatie van Gent, die de monopolypositie van de Rooms-Katholieke Kerk erkende. De calvinisten eisten eerst een aantal kerken op en vervolgens het alleenrecht van de calvinistische godsdienst. Oranje pleitte voor verdraagzaamheid en wilde ruimte voor de rooms-katholieke eredienst. Datheen heeft toen vanaf de preekstoel in de Sint-Baafskathedraal gezegd dat Willem van Oranje net zo gemakkelijk van godsdienst verandert als iemand anders van bovenkleding. Oranje vond het laster en heeft het hem nooit vergeven. Hij kon niet hebben dat een voormalige roomse priester hem verweet dat hij niet oprecht was. Het is nooit meer goed gekomen tussen die twee! Petrus Datheen schreef nog een Psalmberijming en vertaalde toen hij in Heidelberg was de catechismus in het Nederland.
De theocratie in Gent is mislukt door het militaire genie van Alexander Farnese, de hertog van Parma, die de ene na de andere Vlaamse stad veroverde en ten slotte ook Gent. De Gentse leidslieden waren radicaal en extremistisch. Zij zorgden ervoor dat de katholieke edelen, die aanvankelijk het verzet steunden, in het andere kamp terechtkwamen. Het was de schuld van de Gentenaars dat Willem van Oranje, die rooms en onrooms wilde verzamelen in de strijd tegen Spanje, ten slotte alleen met de calvinisten verderging. De geuzen vluchtten in 1585 naar het Noorden nadat de Spanjaarden het zuiden weer onder controle kregen. In het Noorden, in Zeeland en Holland waren ze wel succesvol en verenigden zij zich met Willem van Oranje.
Tot slot, wie meer wil weten over de geuzen moet dit boek beslist lezen. Je kunt het bestellen op de site: https://www.horizon.be/boek/2406/pieter-serrien-in-opstand.html
in opstand (1565-1578)
Pieter Serrien
Willem van Oranje was geen geus. Hij was wel hun leider , maar hij was aanvankelijk helemaal er niet zo happig op om met de edele rebellen, radicale calvinisten en hun ongehoorzame volgelingen samen te werken. Meer nog, toen in Oosterweel bij Antwerpen in 1567 de geuzen door regeringstroepen werden afgemaakt hield Oranje de hulptroepen uit de stad tegen. De prins zou zich later wel aan het hoofd zetten van de geuzenlegers, maar zijn verhouding met de opstandelingen bleef moeilijk. Dat had vooral te maken met zijn pleidooi voor religievrede. Niet alle geuzen volgden zijn orders en velen waren niet van plan om zich tolerant op te stellen tegenover de katholieken die hen jarenlang hadden onderdrukt.
De herkomst van de naam geuzen en hun geuzennaam
De edelen van Nederland kwamen in 1566 naar Brussel voor een smeekschrift aangeboden aan de toenmalige landvoogdes Margaretha van Parma, ook wel bekend als de halfzus van de Spaanse koning Filips II. Karel van Berlaymont, de adviseur van Margaretha, zou naar verluidt hebben gereageerd met de denigrerende opmerking: “N’ayez pas peur, Madame. Ce ne sont que des gueux: Wees niet bang madame. Het zijn maar bedelaars (gueux). In dit smeekschrift vroege protestantse en katholieken edelen om een einde te maken aan de vervolging van protestanten en om het opheffen van de inquisitie. Het was het begin van de opstand. Overal ontwaakten calvinisten die zich geuzen noemden en die de Spanjaarden trachten te verdrijven uit de lage landen. Deze mannen en vrouwen offerden zich als geuzen op in de strijd om de vrijheid en om het recht om hun eigen geloof. Daarom klonk het vaak: vive le Geus. De naam gegeven door hun tegenstanders werd hun erenaam.
Citaten uit het boek:
- Het Smeekschrift der Edelen werd voorgelezen met het gebruikelijke gevlei en werd gevolgd door het opmerkelijke ‘biddende dat Uwe Hoogheid ons dit niet kwalijk neemt’. De verbonden heren wisten maar al te goed dat hun eisen niet op applaus onthaald zouden worden. Elke alinea begon met ‘Madame’ of in het Nederlands ‘Me-vrouwe’, waarna wollige zinnen weerklonken door de paleiszaal (...)
- Margaretha van Parma: ‘Madame de hertogin was op het eerste gezicht behoorlijk in verlegenheid gebracht toen ze zo abrupt deze vastberaden groep edelen zag binnenkomen, nog meer toen zij hen het rekest hoorde voorlezen, dat aanvankelijk spreekt over gehoorzaamheid, trouw en nederige dienstbaarheid, maar het middenstuk en de conclusie waren gevuld met pikante en uitdagende uitspraken die weinig deden denken aan verzoeken en smeekbeden (...)
- Toen zag Lumey zijn neef en vriend Hendrik van Brederode opstaan en iedereen tot stilte manen. Luid herinnerde deze zijn drinkebroers aan de woorden die hun hoge standgenoot, de heer van Berlaymont, had uitgesproken toen ze hun smeekschrift kwamen aanbieden: dat ze maar bedelaars waren, des gueux (...)
- Goed,’ riep Brederode, ‘als wij dan geuzen zijn, laten we dan maar bedelzakken dragen en uit bedelnappen drinken!’ De toehoorders begrepen er niets van, maar toen een page hem een typische bedelzak bracht, werden ze uitzinnig.
De bosgeuzen
Serrien beschrijft het optreden van de bosgeuzen. Zij waren vaak calvinisten maar dan in de meest radicale variant. Ze deden aan beeldenstorm en schuwden optreden met geweld allerminst. Serrien beschrijft hoe zij een oude priester het oor afsnijden en zijn geld inpikken. Deze priester zou volgens de leider van de Geuzen, Jan Camerlynck, een biechtganger hebben uitgehoord over de protestanten waardoor deze konden worden aangegeven als afvalligen om zo ter dood te worden veroordeeld. Jan Camerlynck en deze bosgeuzen waren door hun optreden paria's geworden. Toch was er ook steun en sympathie voor de bosgeuzen. Velen beschouwden hen als de laatsten die weerstand durfden te bieden tegen de Spaanse bezetting, terwijl de andere geuzen waren gevlucht.
De komst van Alva en de uitwerking op Willem van Oranje
Omdat Margaretha van Parma volgens Filips ll niet streng genoeg optrad tegen de beeldenstormers zond hij Don Alva naar de lage landen. Deze stelde de Raad van Beroerte in. Beeldenstormers maar ook onschuldige protestanten werden door deze Raad opgepakt en ter dood veroordeeld. De Raad van Beroerte werd om die reden de Bloedraad genoemd door de protestanten. Willem van Oranje die zeer gematigd was, hij keurde zowel de beeldenstormen als de Raad van Beroerte af, zag hoe het volk vermalen werd door zowel de radicale geuzen als de Spanjaarden. Toen de geuzen Willem van Oranje en diens broer Lodewijk van Nassau in 1568 om hulp vroegen vanwege de Spaanse wreedheden en vanwege het feit dat zij het onderspit dreigden te delven, besloten Willem en Lodewijk hen te hulp te schieten met hun legers.
Hieronder vermeld ik een aantal namen en hun bijdrage aan de 80 jarige oorlog volgens Serrien
Lumey
Hij heette eigenlijk Willem van der Marck en werd geboren in 1542 in de omgeving van Luik. Omdat hij een vossenstaart droeg werd hij ook 'Vossenstaart' genoemd. Lumey trad hard op in Gorcum (Gorinchem). Daar liet diverse Roomse geestelijken oppakken en hij liet er negentien omhangen die hun geloof niet wensten af te zweren. Dit deed hij tegen de wil van prins Willem van Oranje. Die wilde hen weer de vrijheid geven. Het gaat hier om een fysieke wreedheid van de geuzen die Willem van Oranje niet aansprak. Hier zien we het spanningsveld tussen de geuzen en prins Willem van Oranje. De andere geuzenleiders waren geschokt en namen dit beleid van Lumey niet over. Zij gaven de opdracht dat de kloosters, kerken en geestelijken gespaard dienden te blijven.
Johannes Calvijn
Hij vestigde zich in Geneve. Deze stad werd dankzij hem een protestantse stadsrepubliek. In 1559 stichtte hij er de academie, waar verschillende geuzen hun calvinistische opleiding kregen. Calvijn zag de overheid als gezaghebbend waar men niet tegen in opstand mag komen als burger. Maar de overheid kan natuurlijk ook vervallen in allerlei kwaad en dictatuur en dan is er het recht van opstand maar Calvijn stelde wel dat de burgers geen revolutie mogen bewerkstellingen. Alleen de lagere overheden mogen rebelleren tegen de vorsten. Calvijn benadrukte dus dat onderdrukking aangepakt mag worden maar dan wel binnen geordende kaders namelijk door de wettige lagere overheid en niet door willekeurige burgers. Toch gaf Calvijn wel een soort startschot voor de 80 jarig oorlog als hij opmerkt: "toch was deze missie om zich te verzetten tegen de onderdrukking niet mis te verstaan" (118).
Guido de Brès
Hij riep in 1567 de edelen op om het onrecht dat de Roomsen de protestanten in Henegouwen aandeden de kop in te drukken en dan met name in de stad Valencijn (Vallenciennes). Samen met Pérégrin de la Grange leidde De Brès de opstand in Valencijn. Zo lieten zij de poorten van de stad sluiten en iepen zij de geuzen om hulp. De reden was dat volgens De Brès kooplieden en burgers werden bedreigd door soldaten die hen hun geld af persten en hun huizen en winkels plunderden. Maar de opstand mislukte.
- Aanvankelijk wisten De La Grange en De Bres te ontsnappen, maar ze werden gevangen en op 31 maart naar Doornik gebracht. De steden Doornik en Valencijn hadden nog een tijdje ruzie over wie hen mocht berechten; Valencijn won en Doornik leverde het tweetal uit. Op 31 mei 1567 stierven De La Grange en De Brès op de markt van Valencijn aan de galg. Na de capitulatie van Valencijn gaven andere calvinistische bolwerken zich ook al gauw over (bron: Wikipedia)
Petrus Dathenus
Pieter Datheen was zijn oorspronkelijke naam. Was een van oorsprong Vlaamse priester die protestant werd. Petrus Datheen, die de nationale synode van Dordrecht (1578) had voorgezeten doorbrak de pacificatie van Gent. Hij was een echte ijzervreter. Datheen was een theocraat die heilig geloofde dat er buiten de ware, calvinistische kerk geen heil was. Tolerantie kende hij niet. Alles moest wijken voor de zuivere prediking van Gods Woord. Daarvoor zette hij alles op het spel. Hij keerde zich zelfs tegen Willem van Oranje. De Zwijger was diverse keren naar Gent geweest om voor verzoening te pleiten.
De calvinisten in Gent werden steeds radicaler. Ze handelden tegen de bepalingen van de Pacificatie van Gent, die de monopolypositie van de Rooms-Katholieke Kerk erkende. De calvinisten eisten eerst een aantal kerken op en vervolgens het alleenrecht van de calvinistische godsdienst. Oranje pleitte voor verdraagzaamheid en wilde ruimte voor de rooms-katholieke eredienst. Datheen heeft toen vanaf de preekstoel in de Sint-Baafskathedraal gezegd dat Willem van Oranje net zo gemakkelijk van godsdienst verandert als iemand anders van bovenkleding. Oranje vond het laster en heeft het hem nooit vergeven. Hij kon niet hebben dat een voormalige roomse priester hem verweet dat hij niet oprecht was. Het is nooit meer goed gekomen tussen die twee! Petrus Datheen schreef nog een Psalmberijming en vertaalde toen hij in Heidelberg was de catechismus in het Nederland.
De theocratie in Gent is mislukt door het militaire genie van Alexander Farnese, de hertog van Parma, die de ene na de andere Vlaamse stad veroverde en ten slotte ook Gent. De Gentse leidslieden waren radicaal en extremistisch. Zij zorgden ervoor dat de katholieke edelen, die aanvankelijk het verzet steunden, in het andere kamp terechtkwamen. Het was de schuld van de Gentenaars dat Willem van Oranje, die rooms en onrooms wilde verzamelen in de strijd tegen Spanje, ten slotte alleen met de calvinisten verderging. De geuzen vluchtten in 1585 naar het Noorden nadat de Spanjaarden het zuiden weer onder controle kregen. In het Noorden, in Zeeland en Holland waren ze wel succesvol en verenigden zij zich met Willem van Oranje.
Tot slot, wie meer wil weten over de geuzen moet dit boek beslist lezen. Je kunt het bestellen op de site: https://www.horizon.be/boek/2406/pieter-serrien-in-opstand.html