Marx' materialisme
Zijn leermeester Hegel
Marx studeerde filosofie bij Hegel. Hegel richtte zich op de geesteswereld. Marx richtte zich echter op de stoffelijke wereld. Hegel leerde dat de geschiedenis sprongsgewijs de cultuur steeds hoger brengt. Vaak gaat het wel door crises, revoluties, heen. Dit standpunt nam Marx over. Marx stelde dat er een revolutie zou komen waarin de uitgebuite arbeiders het voortouw zouden nemen... Marx meende dat dit vooral in Rusland en China zou plaatsvinden. Dat is wat betreft Rusland in 1917 en wat betreft China in 1949 uitgekomen. De communisten kwamen aan het bewind.
Bij brood alleen
Marx' visie was dat de mens gelukkig wordt bij brood alleen. Elk arbeider heeft recht op een goed belegde boterham, meende Marx terecht. In de wereld van Marx was dat niet mogelijk. Arbeiders werden uitgebuit door de fabrieksbazen. Ze moesten hard werken voor een te karig loon. Volgens Marx hielden vele arbeiders zichzelf zoet met de gedachte dat zij straks naar de hemel zouden gaan. Ze zongen als het ware: 'Stil maar wacht maar alles wordt nieuw...'. Dat lied weerhield hen om handelend op te treden en om die reden noemde hij religie 'een opium van het volk'. Religie hield de arbeider kalm en op zijn plaats. Ondertussen konden de fabrieksbazen hun gang gaan.
De mens is slechts stof
Marx schreef zijn doctoraalscriptie aan het einde van zijn studie filosofie over Democritus en Epicurus. Marx vergeleek Epicurus met Democritus. Hij richtte zijn onderzoek op de vraag in hoeverre Epicurus de atoomtheorie van Democritus overnam en waar hij van deze theorie afweek. Democritus stelde dat alles opgebouwd is uit atomen (materie) Epicurus nam deze visie grotendeels over. Epicurus stelde om die reden dat dood, dood is. De mens is slechts materie en valt door de dood uiteen. Wel streeft de mens naar een gelukkig leven. Het aardse genot (hedonisme) is het hoogste wat een mens kan nastreven. Marx noemde Epicurus de grootste filosoof uit de Griekse verlichting. Hij had veel op met diens materiele visie op de werkelijkheid .
Marx' familie
Marx zijn beide grootvaders waren rabbijnen en bijna alle rabbijnen van Trier sinds de 16e eeuw waren zijn voorouders. Maar zijn vader, Heinrich Marx, bekeerde zich tegen 1817, het jaar vóór de geboorte van zijn zoon Karl, tot het lutheranisme om in de Pruisische staat zijn beroep van advocaat te kunnen blijven uitoefenen. Heinrich Marx zou een toegewijde deïst worden. Heinrich Marx omarmde de Verlichting, kon Voltaire en Rousseau uit het hoofd declameren en spoorde zijn zoon aan te bidden tot de almachtige God en het geloof van de filosofen zoals Locke en Leibniz te volgen. Kortom Marx kreeg van zijn vader een verlichte vorm van het christendom mee. Zijn vader was niet echt van harte christen. De manier waarop men hem gedwongen had om christen te worden verdient geen schoonheidsprijs. Deze achtergrond moet Marx gevormd hebben. Hij kreeg oog voor onderdrukte groeperingen (arbeiders) en kreeg een hekel aan religie. Men had hem nooit de goede smaak voor het christendom meegegeven.
Niet bij brood alleen
Zondermeer mogen arbeiders niet uitgebuit worden maar de visie van Marx was wel erg kort door de bocht. Een mens leeft niet bij brood alleen. Hij dient te leren leven van het Brood dat uit de hemel is gekomen, Jezus. Luther heeft heel zijn leven op dit eeuwige blijvende Brood gewezen. Marx had maar een smalle kijk op wat goed is voor de mens. Marx zag graag dat de arbeiders een goed inkomen hadden maar hij was niet bewogen met hun eeuwige toekomst. Luther juist wel!
Geestelijk genieten
Augustinus die doorkneed was in de filosofie van zijn tijd stelde dat het hoogste doel van de mens genieten is van God. Hij sprak van het zogenaamde gebruiken of genieten principe (in Latijn uti /frui principe). De mens dient de wereld te gebruiken (uti) en van God door genade te genieten (frui in Latijn; hedonisme in het Grieks). Helaas, zegt Augustinus, doet de mens het andersom. Hij geniet (plat hedonisme van de gevallen mens) graag van deze wereld en gebruikt God om hem uit zijn aardse misère te halen. Marx zette in op het genieten van deze wereld net als Nietzsche die zei: 'Blijf deze aarde trouw en geloof hen niet die van bovenaardse hoop spreken. Gifmengers zij het of ze het weten of niet'. Dat maakt zijn visie erg oppervlakkig en zelfs antichristelijk.
Zijn leermeester Hegel
Marx studeerde filosofie bij Hegel. Hegel richtte zich op de geesteswereld. Marx richtte zich echter op de stoffelijke wereld. Hegel leerde dat de geschiedenis sprongsgewijs de cultuur steeds hoger brengt. Vaak gaat het wel door crises, revoluties, heen. Dit standpunt nam Marx over. Marx stelde dat er een revolutie zou komen waarin de uitgebuite arbeiders het voortouw zouden nemen... Marx meende dat dit vooral in Rusland en China zou plaatsvinden. Dat is wat betreft Rusland in 1917 en wat betreft China in 1949 uitgekomen. De communisten kwamen aan het bewind.
Bij brood alleen
Marx' visie was dat de mens gelukkig wordt bij brood alleen. Elk arbeider heeft recht op een goed belegde boterham, meende Marx terecht. In de wereld van Marx was dat niet mogelijk. Arbeiders werden uitgebuit door de fabrieksbazen. Ze moesten hard werken voor een te karig loon. Volgens Marx hielden vele arbeiders zichzelf zoet met de gedachte dat zij straks naar de hemel zouden gaan. Ze zongen als het ware: 'Stil maar wacht maar alles wordt nieuw...'. Dat lied weerhield hen om handelend op te treden en om die reden noemde hij religie 'een opium van het volk'. Religie hield de arbeider kalm en op zijn plaats. Ondertussen konden de fabrieksbazen hun gang gaan.
De mens is slechts stof
Marx schreef zijn doctoraalscriptie aan het einde van zijn studie filosofie over Democritus en Epicurus. Marx vergeleek Epicurus met Democritus. Hij richtte zijn onderzoek op de vraag in hoeverre Epicurus de atoomtheorie van Democritus overnam en waar hij van deze theorie afweek. Democritus stelde dat alles opgebouwd is uit atomen (materie) Epicurus nam deze visie grotendeels over. Epicurus stelde om die reden dat dood, dood is. De mens is slechts materie en valt door de dood uiteen. Wel streeft de mens naar een gelukkig leven. Het aardse genot (hedonisme) is het hoogste wat een mens kan nastreven. Marx noemde Epicurus de grootste filosoof uit de Griekse verlichting. Hij had veel op met diens materiele visie op de werkelijkheid .
Marx' familie
Marx zijn beide grootvaders waren rabbijnen en bijna alle rabbijnen van Trier sinds de 16e eeuw waren zijn voorouders. Maar zijn vader, Heinrich Marx, bekeerde zich tegen 1817, het jaar vóór de geboorte van zijn zoon Karl, tot het lutheranisme om in de Pruisische staat zijn beroep van advocaat te kunnen blijven uitoefenen. Heinrich Marx zou een toegewijde deïst worden. Heinrich Marx omarmde de Verlichting, kon Voltaire en Rousseau uit het hoofd declameren en spoorde zijn zoon aan te bidden tot de almachtige God en het geloof van de filosofen zoals Locke en Leibniz te volgen. Kortom Marx kreeg van zijn vader een verlichte vorm van het christendom mee. Zijn vader was niet echt van harte christen. De manier waarop men hem gedwongen had om christen te worden verdient geen schoonheidsprijs. Deze achtergrond moet Marx gevormd hebben. Hij kreeg oog voor onderdrukte groeperingen (arbeiders) en kreeg een hekel aan religie. Men had hem nooit de goede smaak voor het christendom meegegeven.
Niet bij brood alleen
Zondermeer mogen arbeiders niet uitgebuit worden maar de visie van Marx was wel erg kort door de bocht. Een mens leeft niet bij brood alleen. Hij dient te leren leven van het Brood dat uit de hemel is gekomen, Jezus. Luther heeft heel zijn leven op dit eeuwige blijvende Brood gewezen. Marx had maar een smalle kijk op wat goed is voor de mens. Marx zag graag dat de arbeiders een goed inkomen hadden maar hij was niet bewogen met hun eeuwige toekomst. Luther juist wel!
Geestelijk genieten
Augustinus die doorkneed was in de filosofie van zijn tijd stelde dat het hoogste doel van de mens genieten is van God. Hij sprak van het zogenaamde gebruiken of genieten principe (in Latijn uti /frui principe). De mens dient de wereld te gebruiken (uti) en van God door genade te genieten (frui in Latijn; hedonisme in het Grieks). Helaas, zegt Augustinus, doet de mens het andersom. Hij geniet (plat hedonisme van de gevallen mens) graag van deze wereld en gebruikt God om hem uit zijn aardse misère te halen. Marx zette in op het genieten van deze wereld net als Nietzsche die zei: 'Blijf deze aarde trouw en geloof hen niet die van bovenaardse hoop spreken. Gifmengers zij het of ze het weten of niet'. Dat maakt zijn visie erg oppervlakkig en zelfs antichristelijk.