Leeslint vader en zoon
Wat treft men aan in dit leeslint
In dit leeslint bespreek ik een vader en zoon en hun boeken die mijn interesse hebben gewekt. Het is geen uitgebreide boekbespreking. Ik stip de boeken slechts aan. Soms levert dat een verrassend maar ook teleurstellend contrast op. De zoon gaat niet altijd in het spoor van de vader...
Voor vader en zoon Kersten even scrollen naar onderen naar 3.1. en 3.2.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1.1. Frans Delitzsch
Frans Delitzsch leefde van 1813-1890 in Duitsland. Hij was een Luthers theoloog en een fenomenaal kenner van de Hebreeuwse taal. Hij verdedigde de Joodse gemeenschap in Duitsland tegen antisemitische aanvallen en was de eerste die het Nieuwe Testament in zijn eentje notabene vertaalde naar het voor die tijd modern Hebreeuws. Thans is dit Hebreeuws voor de moderne staat Israël verouderd en daarom wordt zijn werk in het huidige Hebreeuws van de staat Israël omgezet. De Isaac da Costa stichting, de GBS en het deputaatschap voor Israël van de Ger. Gem. zijn hier de drijvende krachten achter. Delitzsch had veel liefde voor het Jodendom. Dit had een reden. Een Joodse weldoener zorgde er voor dat hij kon studeren. Zijn ouders waren te arm om dit te kunnen betalen. Frans Delitzsch schreef samen met Keil een omvangrijk commentaar op heel het Oude Testament. Delitzsch was een orthodox man. Hij hield vast aan de betrouwbaarheid van de Bijbel in een tijd dat die betrouwbaarheid in diskrediet aan het geraken was.
1.2. Friedrich Delitzsch
Heel anders was zijn zoon Friedrich. Hij leefde van 1850-1922. Hij was een kenner van de oud-oosterse talen maar hij ging niet in het orthodoxe spoor van zijn vader. Hij schreef namelijk het geruchtmakende boek 'Babel und Bibel' waarin hij stelde dat een groot deel van de Bijbel zoals de schepping en de zondvloed geschreven werden toen Israël in ballingschap in Babel was. In de tijd van Friedrich (aan het einde van de 19de eeuw, had men namelijk de bibliotheek van de Assyrische koning Assurbanipal (669-627 voor Chr.) ontdekt. In deze bibliotheek bevonden zich 20.000 oude kleitabletten. Op een aantal kleitabletten bevonden zich het Babylonische zondvloedverhalen (Gilgamesh Epos) en het scheppingsverhaal (Enuma Elisj). Deze verhalen hadden enkele overeenkomsten (maar ook belangrijke verschillen) met het scheppingsverhaal en zondvloedverhaal in de Bijbel. Delitzsch meende dat het Bijbelse zondvloedverhaal en scheppingsverhaal van deze verhalen zouden zijn afgeleid (andersom is aannemelijker gezien vanuit een orthodoxe visie)
Friedrich Delitzsch was evenals zijn vader Frans een geniaal taalkundige. Zo schreef hij een grammatica en een woordenboek met betrekking tot het Assyrisch maar hij verliet wel het orthodoxe spoor. Hij verkoos Babel boven Jeruzalem. Daarnaast had hij niet dezelfde liefde tot het Jodendom als zijn vader. Hij ontkende zelfs dat Jezus een Jood was van oorsprong. Zijn vader daarentegen vertaalde uit liefde voor het behoud van het Jodendom het Nieuwe Testament in het destijds modern Hebreeuws. Zoon Friedrich echter ging de kant van de vrijzinnigheid op. De enorme bibliotheek van Assurbanipal had hem op het verkeerde been gezet. Hij geraakte meer thuis in de 20.000 kleitabletten dan in het levende woord van de levende God. De ware bibliotheek bij uitstek.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.1. Karl Ludwig Nietzsche
Karl Ludwig Nietzsche werd in 1813 geboren en stierf in 1849. Zijn zoon Friedrich Nietzsche werd geboren in 1844 en was bij het sterven van zijn vader slechts 5 jaren oud. Zijn vader was een Luthers predikant en lag in de lijn van het pietisme. Friedrich werd omringd door zijn oma, moeder en zus. Karl Ludwig heeft zijn zoon Friedrich niet veel mee kunnen geven van zijn geloof.
2.2. Friedrich Wilhelm Nietzsche
Friedrich die van 1844 tot 1900 leefde ging niet in het spoor van zijn vader. Nietzsche werd filosoof en keerde zich af van het geloof van zijn vader. Nietzsche vond dat christenen er een slavenmoraal op na hielden. Men boog voor een hogere Macht. Christenen zijn daarom onder mensen (untermensche) Zij hebben Iemand boven zich omdat ze zwakke slaven zijn hebben ze dat nodig. De ware mens heeft echter volgens Nietzsche niemand boven zich en is boven mens (übermensch). Hier horen we het moraal van de Franse revolutie doorklinken: geen God en geen meester (ni Dieu ni Maitre) In zijn geschrift 'Aldus sprak Zarathustra' komt Zarathustra van een berg naar beneden en begint dan op de markt te preken tegen de mensen: 'Ik bezweer jullie mijn broeders. Blijf de aarde trouw en geloof hen niet die spreken van bovenaardse hoop. Gifmengers zijn het of ze het weten of niet. Het zijn verachters van het leven' Trouw aan de aarde is volgens Nietzsche alleen de untermensch. Die heeft niemand (God) en niets boven (Hemel) zich en richt zich op deze wereld.
Nietzsche zette zich af tegen het strenge pietisme. Hij ging niet in het spoor van zijn vader. Hij werd atheïst. Zijn vader stierf toen Nietzsche 5 jaren oud was en heeft hem daarom niet veel van het geloof kunnen meegeven. Nietzsche werd in 1890 krankzinnig en stierf 10 jaar later in 1900. Nietzsche moest, behalve van het christendom, ook niets hebben van het Platonisme vanwege Plato' s visie op de aarde en het bovenaardse. Van die tweedeling wilde Nietzsche af. Nietzsche had wel een beetje gelijk dat men zich niet op twee plaatsen tegelijk helemaal thuis kan voelen. Hij koos echter voor de aarde. Zijn lijfspreuk was: blijf de aarde trouw. Overigens hebben de Nazi's het werk van Nietzsche gebruikt om onder anderen hun ideeën over de übermensch gestalte te geven. In dat opzicht hebben de Nazi's Nietzsche net als Luther voor hun kar gespannen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3.1. Gerrit Hendrik Kersten
Gerrit Hendrik Kersten (1882-1948) is de vader van twee kerkverbanden. De Ger. Gem. en de Ger. Gem. in Ned. Hij speelde samen met Hendrik Beversluis een grote maar ook omstreden rol in de Vereniging van 1907 toen de kruisgemeenten en een deel van de Ledeboerianen samen gingen. Hij was ook de man die de strijd aan ging tegen de leer van de drie verbonden. Hij was namelijk een fervent aanhanger van de leer van de twee verbonden en hij beriep zich daarbij vooral op Thomas Boston (en de Erskine's). Boston was echter veel ruimer in het aanbod dan Kersten. Kersten ging namelijk ook in het spoor van Comrie en stelde dat de levendmaking aan alles vooraf gaat. Door deze zienswijze kwam het aanbod als middel tot levendmaking niet geheel uit de verf. Kersten schreef 'De gereformeerde dogmatiek'. Het lidwoord 'de' geeft aan dat Kersten meende in het gehele spoor te gaan van de gereformeerde theologen. In werkelijkheid was het een smalspoor en een aanscherping van de visie van Comrie (levendmaking) en Boston (alleen uitverkorenen zijn in het genadeverbond). Op het punt van de doop was Kersten ook niet helemaal gereformeerd. Het teken en zegel is er voor de uitverkorenen (hier wreekt zich zijn visie op de verbondsleer) en niet voor elk kind zoals het doopformulier uitdrukkelijk leert
3.2. Jan Wisse Kersten
Jan Wisse Kersten (1915-1960) verkreeg het tweede gedeelte van zijn voornaam (Wisse) van zijn vader uit diens achting voor zijn grootvader Samuel Wisse. Kersten was namelijk met de dochter van de herenboer Samuel Wisse getrouwd. Samuel Wisse had een grote boerderij in Waarde aan de Puthoekseweg. Toen ds. Jan Wisse Kersten op 44-jarige leeftijd overleed, schreef de hervormde predikant ds. J. T. Doornenbal in een 'In Memoriam' in de kerkbode van de Veluwe dat hij zich zijn indrukwekkende orgelspel nog herinnerde toen hij destijds aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een bezoek bracht in de pastorie van Kesteren. Doornenbal schreef: 'Jan Kersten had het moeilijker dan ooit. Jurist wilde hij niet worden en predikant kon hij niet worden. Hij zag geen uitkomst en geen toekomst. (...) Lang hebben we die avond gesproken, terwijl de duisternis viel. Tot hij opstond en de kerk inliep en op het orgel alles ging vertolken wat leefde in zijn ziel. Nooit zal ik die avond vergeten'. Jan Wisse Kersten gaf nadat hij dominee was geworden les aan de theologische school na het ontslag van Steenblok in 1953. Ds. C. Harinck heeft goede herinneringen aan zijn lessen. C. Harinck zei van hem: 'De jonge ds. J. W. Kersten was daar destijds docent, samen met ds. L. Rijksen. Ds. J.W. Kersten gaf alle ruimte tot discussie over thema's als de beloften, het aanbod van genade en de rechtvaardigmaking. Soms raakte ik hierdoor wat in de war. Ik durfde over deze zaken niet te veel na te denken, bang als ik was dat er mogelijk in de Gereformeerde Gemeenten iets werd geleerd dat bijstelling behoefde. De oude ds. P. Honkoop zei destijds tegen me: "Maak je er maar niet al te druk om. Onthoud dit: Wie Christus heeft, heeft alles. Wie Hem niet heeft, heeft niets." Dat was een wijze raad. Toch hield ds. Harinck zich later intensief bezig met de vragen die ds. Kersten had opgeworpen. Hij publiceerde over tal van onderwerpen, waaronder het doop- en avondmaalsformulier, bekering, roeping en wedergeboorte, en de charismatische beweging. '
(bron: www.digibron.nl/search/detail/012dcab4b492cd41cd918f57/vervlakking-en-verstarring-voeden-elkaar/0)
Tot slot, Steenblok ging in het dogmatische spoor van vader G. H. Kersten maar dan een graadje erger. Vermoedelijk heeft Steenblok een verstarrende werking gehad op vader G.H. Kersten. J. W. Kersten ging gedeeltelijk in het spoor van zijn vader maar was ruimer in het aanbod en praktischer in de bevinding. Kortom hij was een verfrissing na het vertrek van Steenblok aan de theologische school maar hij stierf helaas op een te jonge leeftijd...
Wat treft men aan in dit leeslint
In dit leeslint bespreek ik een vader en zoon en hun boeken die mijn interesse hebben gewekt. Het is geen uitgebreide boekbespreking. Ik stip de boeken slechts aan. Soms levert dat een verrassend maar ook teleurstellend contrast op. De zoon gaat niet altijd in het spoor van de vader...
Voor vader en zoon Kersten even scrollen naar onderen naar 3.1. en 3.2.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1.1. Frans Delitzsch
Frans Delitzsch leefde van 1813-1890 in Duitsland. Hij was een Luthers theoloog en een fenomenaal kenner van de Hebreeuwse taal. Hij verdedigde de Joodse gemeenschap in Duitsland tegen antisemitische aanvallen en was de eerste die het Nieuwe Testament in zijn eentje notabene vertaalde naar het voor die tijd modern Hebreeuws. Thans is dit Hebreeuws voor de moderne staat Israël verouderd en daarom wordt zijn werk in het huidige Hebreeuws van de staat Israël omgezet. De Isaac da Costa stichting, de GBS en het deputaatschap voor Israël van de Ger. Gem. zijn hier de drijvende krachten achter. Delitzsch had veel liefde voor het Jodendom. Dit had een reden. Een Joodse weldoener zorgde er voor dat hij kon studeren. Zijn ouders waren te arm om dit te kunnen betalen. Frans Delitzsch schreef samen met Keil een omvangrijk commentaar op heel het Oude Testament. Delitzsch was een orthodox man. Hij hield vast aan de betrouwbaarheid van de Bijbel in een tijd dat die betrouwbaarheid in diskrediet aan het geraken was.
1.2. Friedrich Delitzsch
Heel anders was zijn zoon Friedrich. Hij leefde van 1850-1922. Hij was een kenner van de oud-oosterse talen maar hij ging niet in het orthodoxe spoor van zijn vader. Hij schreef namelijk het geruchtmakende boek 'Babel und Bibel' waarin hij stelde dat een groot deel van de Bijbel zoals de schepping en de zondvloed geschreven werden toen Israël in ballingschap in Babel was. In de tijd van Friedrich (aan het einde van de 19de eeuw, had men namelijk de bibliotheek van de Assyrische koning Assurbanipal (669-627 voor Chr.) ontdekt. In deze bibliotheek bevonden zich 20.000 oude kleitabletten. Op een aantal kleitabletten bevonden zich het Babylonische zondvloedverhalen (Gilgamesh Epos) en het scheppingsverhaal (Enuma Elisj). Deze verhalen hadden enkele overeenkomsten (maar ook belangrijke verschillen) met het scheppingsverhaal en zondvloedverhaal in de Bijbel. Delitzsch meende dat het Bijbelse zondvloedverhaal en scheppingsverhaal van deze verhalen zouden zijn afgeleid (andersom is aannemelijker gezien vanuit een orthodoxe visie)
Friedrich Delitzsch was evenals zijn vader Frans een geniaal taalkundige. Zo schreef hij een grammatica en een woordenboek met betrekking tot het Assyrisch maar hij verliet wel het orthodoxe spoor. Hij verkoos Babel boven Jeruzalem. Daarnaast had hij niet dezelfde liefde tot het Jodendom als zijn vader. Hij ontkende zelfs dat Jezus een Jood was van oorsprong. Zijn vader daarentegen vertaalde uit liefde voor het behoud van het Jodendom het Nieuwe Testament in het destijds modern Hebreeuws. Zoon Friedrich echter ging de kant van de vrijzinnigheid op. De enorme bibliotheek van Assurbanipal had hem op het verkeerde been gezet. Hij geraakte meer thuis in de 20.000 kleitabletten dan in het levende woord van de levende God. De ware bibliotheek bij uitstek.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.1. Karl Ludwig Nietzsche
Karl Ludwig Nietzsche werd in 1813 geboren en stierf in 1849. Zijn zoon Friedrich Nietzsche werd geboren in 1844 en was bij het sterven van zijn vader slechts 5 jaren oud. Zijn vader was een Luthers predikant en lag in de lijn van het pietisme. Friedrich werd omringd door zijn oma, moeder en zus. Karl Ludwig heeft zijn zoon Friedrich niet veel mee kunnen geven van zijn geloof.
2.2. Friedrich Wilhelm Nietzsche
Friedrich die van 1844 tot 1900 leefde ging niet in het spoor van zijn vader. Nietzsche werd filosoof en keerde zich af van het geloof van zijn vader. Nietzsche vond dat christenen er een slavenmoraal op na hielden. Men boog voor een hogere Macht. Christenen zijn daarom onder mensen (untermensche) Zij hebben Iemand boven zich omdat ze zwakke slaven zijn hebben ze dat nodig. De ware mens heeft echter volgens Nietzsche niemand boven zich en is boven mens (übermensch). Hier horen we het moraal van de Franse revolutie doorklinken: geen God en geen meester (ni Dieu ni Maitre) In zijn geschrift 'Aldus sprak Zarathustra' komt Zarathustra van een berg naar beneden en begint dan op de markt te preken tegen de mensen: 'Ik bezweer jullie mijn broeders. Blijf de aarde trouw en geloof hen niet die spreken van bovenaardse hoop. Gifmengers zijn het of ze het weten of niet. Het zijn verachters van het leven' Trouw aan de aarde is volgens Nietzsche alleen de untermensch. Die heeft niemand (God) en niets boven (Hemel) zich en richt zich op deze wereld.
Nietzsche zette zich af tegen het strenge pietisme. Hij ging niet in het spoor van zijn vader. Hij werd atheïst. Zijn vader stierf toen Nietzsche 5 jaren oud was en heeft hem daarom niet veel van het geloof kunnen meegeven. Nietzsche werd in 1890 krankzinnig en stierf 10 jaar later in 1900. Nietzsche moest, behalve van het christendom, ook niets hebben van het Platonisme vanwege Plato' s visie op de aarde en het bovenaardse. Van die tweedeling wilde Nietzsche af. Nietzsche had wel een beetje gelijk dat men zich niet op twee plaatsen tegelijk helemaal thuis kan voelen. Hij koos echter voor de aarde. Zijn lijfspreuk was: blijf de aarde trouw. Overigens hebben de Nazi's het werk van Nietzsche gebruikt om onder anderen hun ideeën over de übermensch gestalte te geven. In dat opzicht hebben de Nazi's Nietzsche net als Luther voor hun kar gespannen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3.1. Gerrit Hendrik Kersten
Gerrit Hendrik Kersten (1882-1948) is de vader van twee kerkverbanden. De Ger. Gem. en de Ger. Gem. in Ned. Hij speelde samen met Hendrik Beversluis een grote maar ook omstreden rol in de Vereniging van 1907 toen de kruisgemeenten en een deel van de Ledeboerianen samen gingen. Hij was ook de man die de strijd aan ging tegen de leer van de drie verbonden. Hij was namelijk een fervent aanhanger van de leer van de twee verbonden en hij beriep zich daarbij vooral op Thomas Boston (en de Erskine's). Boston was echter veel ruimer in het aanbod dan Kersten. Kersten ging namelijk ook in het spoor van Comrie en stelde dat de levendmaking aan alles vooraf gaat. Door deze zienswijze kwam het aanbod als middel tot levendmaking niet geheel uit de verf. Kersten schreef 'De gereformeerde dogmatiek'. Het lidwoord 'de' geeft aan dat Kersten meende in het gehele spoor te gaan van de gereformeerde theologen. In werkelijkheid was het een smalspoor en een aanscherping van de visie van Comrie (levendmaking) en Boston (alleen uitverkorenen zijn in het genadeverbond). Op het punt van de doop was Kersten ook niet helemaal gereformeerd. Het teken en zegel is er voor de uitverkorenen (hier wreekt zich zijn visie op de verbondsleer) en niet voor elk kind zoals het doopformulier uitdrukkelijk leert
3.2. Jan Wisse Kersten
Jan Wisse Kersten (1915-1960) verkreeg het tweede gedeelte van zijn voornaam (Wisse) van zijn vader uit diens achting voor zijn grootvader Samuel Wisse. Kersten was namelijk met de dochter van de herenboer Samuel Wisse getrouwd. Samuel Wisse had een grote boerderij in Waarde aan de Puthoekseweg. Toen ds. Jan Wisse Kersten op 44-jarige leeftijd overleed, schreef de hervormde predikant ds. J. T. Doornenbal in een 'In Memoriam' in de kerkbode van de Veluwe dat hij zich zijn indrukwekkende orgelspel nog herinnerde toen hij destijds aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een bezoek bracht in de pastorie van Kesteren. Doornenbal schreef: 'Jan Kersten had het moeilijker dan ooit. Jurist wilde hij niet worden en predikant kon hij niet worden. Hij zag geen uitkomst en geen toekomst. (...) Lang hebben we die avond gesproken, terwijl de duisternis viel. Tot hij opstond en de kerk inliep en op het orgel alles ging vertolken wat leefde in zijn ziel. Nooit zal ik die avond vergeten'. Jan Wisse Kersten gaf nadat hij dominee was geworden les aan de theologische school na het ontslag van Steenblok in 1953. Ds. C. Harinck heeft goede herinneringen aan zijn lessen. C. Harinck zei van hem: 'De jonge ds. J. W. Kersten was daar destijds docent, samen met ds. L. Rijksen. Ds. J.W. Kersten gaf alle ruimte tot discussie over thema's als de beloften, het aanbod van genade en de rechtvaardigmaking. Soms raakte ik hierdoor wat in de war. Ik durfde over deze zaken niet te veel na te denken, bang als ik was dat er mogelijk in de Gereformeerde Gemeenten iets werd geleerd dat bijstelling behoefde. De oude ds. P. Honkoop zei destijds tegen me: "Maak je er maar niet al te druk om. Onthoud dit: Wie Christus heeft, heeft alles. Wie Hem niet heeft, heeft niets." Dat was een wijze raad. Toch hield ds. Harinck zich later intensief bezig met de vragen die ds. Kersten had opgeworpen. Hij publiceerde over tal van onderwerpen, waaronder het doop- en avondmaalsformulier, bekering, roeping en wedergeboorte, en de charismatische beweging. '
(bron: www.digibron.nl/search/detail/012dcab4b492cd41cd918f57/vervlakking-en-verstarring-voeden-elkaar/0)
Tot slot, Steenblok ging in het dogmatische spoor van vader G. H. Kersten maar dan een graadje erger. Vermoedelijk heeft Steenblok een verstarrende werking gehad op vader G.H. Kersten. J. W. Kersten ging gedeeltelijk in het spoor van zijn vader maar was ruimer in het aanbod en praktischer in de bevinding. Kortom hij was een verfrissing na het vertrek van Steenblok aan de theologische school maar hij stierf helaas op een te jonge leeftijd...