Het Hooglied van Salomo
Bernard van Clairvaux
Ds J. van der Haar
Ds J. van der Haar heeft destijds een 17-tal preken van Bernard van Clairvaux uit het Latijn vertaald in onze taal. In dit boekje dat uitgeven is in 1986 door Kool uit Veenendaal staat tevens een inleiding over Bernard van Clairvaux (1091-1153) en de invloed van Clairvaux op de Nadere Reformatie (beide stukjes zijn geschreven door Van der Haar).
Van der Haar (1917-2001) was een echte studeerkamergeleerde die een mooi boek schreef over Calvijn en diens geestelijke leven. Volgens ds J. van der Haar uitte Calvijn zijn geestelijke leven in de Psalmen. Zo voelde Calvijn zich een vluchteling net als David in een aantal Psalmen. Calvijn was namelijk verdreven uit Frankrijk, zijn geboorteland net als David die voor zijn zoon moest vluchten naar het gebergte van Hermon. Dat gaf voor Calvijn herkenning. Aanvankelijk werd de these van Van der Haar niet serieus genomen onder de geleerden maar prof. dr J. Selderhuis stemde ermee in. Dit was 40 jaren later.
Bernard was een katholiek theoloog
Ds. J. van der Haar (1917-2001) was een groot kenner van de Nadere Reformatie Ook in dit boek kan men daar iets van proeven..In 'Bernardus en zijn invloed op de Nadere Reformatie' haalt Van der Haar tal van citaten van zes voorname mannen van de Nadere Reformatie aan (Simon Simonides, Guilielmus Saldenus, Franciscus Ridderus, Simon Oomius, Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeeck). Het zijn citaten waarin zij Clairvaux instemmend citeren. De Nadere Reformatoren waardeerden Clairvaux dus enorm. Clairvaux was dus een katholiek theoloog in de goede zin van het woord. Zijn visie op de genade stemt overeen met de bevindelijke kerk van alle tijden en plaatsen. Zo noemde Luther Bernard de grootste kerkleider.
Deze abt van het klooster is velen tot zegen geweest. De kloosterkerken en kloosters die destijds onder Bernard werden gesticht, bezaten geen rijkdom want hij gaf het geld liever aan de armen. Men leefde sober en zuinig en men leefde van Gods genade. Bernard zelf was een lichtend voorbeeld voor velen destijds en in latere tijd want wie schrijft, die blijft.
Zijn genadeleer
Bernard besefte dat een gelovige van Gods genade moet leven. In zijn preken over het Hooglied komt men dit gegeven telkens tegen. De monniken die onder zijn gehoor zaten hingen aan zijn lippen als Bernard preekte want dan drupte er uit zijn mond de genade van God. Zo zegt Bernard dat de gelovige niets te vrezen heeft want Gods genadige gerechtigheid is in eeuwigheid (Psalm 119 vers 142). Nee niet mijn gerechtigheid HEERE! 'Ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen (Psalm 71 vers 16). Het gaat hier om Gods schenkende gerechtigheid aan schuldige zondaren.
Zijn grote betrokkenheid op Christus
Volgens Bernard bevindt de duif (Hooglied 2 vers 13) zich in de kloof van de Steenrots met een hoofdletter, Christus. De duif schuilt in Hem. Bernard duidt de steenrots op deze manier of dit exegetisch klopt, is een ander verhaal maar het geeft aan hoe betrokken Bernard op Christus was. Hij was een op en top prediker van Christus en Gods ontfermende genade. Bij deze uitleg haalt hij Filippenzen 2 vers 7 aan waar staat dat Christus, die God is, de gestalte heeft aangenomen van een dienstknecht (slaaf) en zich zo heeft ontledigd. Hij noemt dit Gods 'Zelfontlediging'. De schepping van de mens kostte God niets. Hij hoefde slechts te spreken maar de herschepping kost Hem alles. De Heere wordt een knecht, de Rijkaard wordt straatarm. De Zoon van God wordt Zoon van de mens. Dit alles deed Hij om zondaren te redden. De schepping vergt weinig dank van de kant van de ondankbare mens wat het kostte Gods niets, Hij sprak slechts. Echter de herschepping kostte Hem alles en daar is de eeuwigheid voor nodig om dat te bewonderen. Wie die kostbare genade afwijst, slaat God in Zijn gezicht.
Een drietal broden
Salomo biedt de gelovige, zo stelt Bernardus in zijn eerste preek over het opschrift van het Hooglied, een drietal kostelijke broden aan. De eerste twee broden zijn Prediker en Spreuken. Deze twee boeken wijzen de gelovige er vooral op dat liefde voor deze vergankelijke wereld, liefde tot de zonde en zichzelf niet gepast zijn. Het derde brood, het lied van de liederen (Hooglied) laat zien welke liefde een gelovige wel past namelijk de liefde tot de hemelse Bruidegom Jezus, die Zijn Bruid gekocht heeft met de prijs van Zijn bloed. Het boek Prediker leert de mens sterven aan liefde voor deze wereld en het boek Hooglied spoort aan tot de ware liefde, die nooit meer zal ophouden.
Salomo de vredeskoning
Het hooglied valt met de deur in huis: 'Ik verlang er naar dat Hij mij een kus geeft met de kus van Zijn mond'. Het Hooglied is van Salomo wiens naam vrede betekent. Het gaat dan ook om een vredeskus, volgens Bernard. De Bruidegom wil dat Zijn bruid (Sulamith, vrouwelijke vorm van Salomo ter vergelijking: Frederik en Frederika) de vrede leert proeven en smaken...
Een drietal kussen: de kus van de voet, de hand en de mond
Bernard vindt dat een zondaar niet meteen de kus van de mond kan verwachten maar er wel naar mag verlangen. Eerst moet de zondaar de voeten van deze Bruidegom leren waarderen en ontvangt hij/zij kussen. Met deze voeten is de Bruidegom aan het kruis genageld om de zonde van schuldige zondaren te betalen. De gelovige moet dus laag beginnen en dan opklimmen. Daarna ontvangt de gelovige kussen van de milde handen van deze Bruidegom. Het Zijn handen vol van genade en erbarmen. Het Zijn de handen waarmee Hij verloren zonen en dochters omhelst als zij terugkeren tot Hem en het zijn de handen die aan het kruis doorboord zijn geweest voor schuldige zondaren.
Toenemen in de genade: van de voet via de hand naar de mond
De eerste genade die een zondaar leert, is berouw over de zonde. Dit leert men aan de voeten van Hem en de tweede genade is dat de zondaar de zonde wegdoet en het goede gaat doen. Daar heeft de zondaar Zijn krachtige hand voor nodig. De hand van de Bruidegom die de zondaar kust zodat deze de goede handelingen gaat doen...
Bernard wil niet te snel opklimmen tot de mond van de Bruidegom. 'Hoog en steil is de sprong van de voet naar de mond en bovendien is de toegang onbetamelijk.Nog met stof bedekt wil gij de heilige mond aanraken. Gisteren pas uit het slijk getrokken verschijnt ge thans voor Zijn heerlijk aangezicht. De hand moet voor u de overgang vormen'.
De kus van de mond
'Eerst lag ik in het stof en kuste Uw vererenswaardige voeten omdat Gij mijn zondige leven vergeven hebt. Toen bij het vorderen van de dag richtte U mij met de kus van Uw hand op om voor u te leven'. De kus van Zijn mond is, volgens Bernard de hoogste zegen die naar meer smaakt. De gevorderden verlangen er steeds weer naar zoals David zei in Psalm 51 vers 14: Geef mij opnieuw de vreugde van uw heil'. De kussen van Zijn mond vormen de voorsmaak van de eeuwige heerlijkheid. Dan zal men Hem zien van aangezicht tot aangezicht en dan is de zondaar uit het slijk van de zonde voor eens en voor altijd verheven...
Bernard van Clairvaux
Ds J. van der Haar
Ds J. van der Haar heeft destijds een 17-tal preken van Bernard van Clairvaux uit het Latijn vertaald in onze taal. In dit boekje dat uitgeven is in 1986 door Kool uit Veenendaal staat tevens een inleiding over Bernard van Clairvaux (1091-1153) en de invloed van Clairvaux op de Nadere Reformatie (beide stukjes zijn geschreven door Van der Haar).
Van der Haar (1917-2001) was een echte studeerkamergeleerde die een mooi boek schreef over Calvijn en diens geestelijke leven. Volgens ds J. van der Haar uitte Calvijn zijn geestelijke leven in de Psalmen. Zo voelde Calvijn zich een vluchteling net als David in een aantal Psalmen. Calvijn was namelijk verdreven uit Frankrijk, zijn geboorteland net als David die voor zijn zoon moest vluchten naar het gebergte van Hermon. Dat gaf voor Calvijn herkenning. Aanvankelijk werd de these van Van der Haar niet serieus genomen onder de geleerden maar prof. dr J. Selderhuis stemde ermee in. Dit was 40 jaren later.
Bernard was een katholiek theoloog
Ds. J. van der Haar (1917-2001) was een groot kenner van de Nadere Reformatie Ook in dit boek kan men daar iets van proeven..In 'Bernardus en zijn invloed op de Nadere Reformatie' haalt Van der Haar tal van citaten van zes voorname mannen van de Nadere Reformatie aan (Simon Simonides, Guilielmus Saldenus, Franciscus Ridderus, Simon Oomius, Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeeck). Het zijn citaten waarin zij Clairvaux instemmend citeren. De Nadere Reformatoren waardeerden Clairvaux dus enorm. Clairvaux was dus een katholiek theoloog in de goede zin van het woord. Zijn visie op de genade stemt overeen met de bevindelijke kerk van alle tijden en plaatsen. Zo noemde Luther Bernard de grootste kerkleider.
Deze abt van het klooster is velen tot zegen geweest. De kloosterkerken en kloosters die destijds onder Bernard werden gesticht, bezaten geen rijkdom want hij gaf het geld liever aan de armen. Men leefde sober en zuinig en men leefde van Gods genade. Bernard zelf was een lichtend voorbeeld voor velen destijds en in latere tijd want wie schrijft, die blijft.
Zijn genadeleer
Bernard besefte dat een gelovige van Gods genade moet leven. In zijn preken over het Hooglied komt men dit gegeven telkens tegen. De monniken die onder zijn gehoor zaten hingen aan zijn lippen als Bernard preekte want dan drupte er uit zijn mond de genade van God. Zo zegt Bernard dat de gelovige niets te vrezen heeft want Gods genadige gerechtigheid is in eeuwigheid (Psalm 119 vers 142). Nee niet mijn gerechtigheid HEERE! 'Ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen (Psalm 71 vers 16). Het gaat hier om Gods schenkende gerechtigheid aan schuldige zondaren.
Zijn grote betrokkenheid op Christus
Volgens Bernard bevindt de duif (Hooglied 2 vers 13) zich in de kloof van de Steenrots met een hoofdletter, Christus. De duif schuilt in Hem. Bernard duidt de steenrots op deze manier of dit exegetisch klopt, is een ander verhaal maar het geeft aan hoe betrokken Bernard op Christus was. Hij was een op en top prediker van Christus en Gods ontfermende genade. Bij deze uitleg haalt hij Filippenzen 2 vers 7 aan waar staat dat Christus, die God is, de gestalte heeft aangenomen van een dienstknecht (slaaf) en zich zo heeft ontledigd. Hij noemt dit Gods 'Zelfontlediging'. De schepping van de mens kostte God niets. Hij hoefde slechts te spreken maar de herschepping kost Hem alles. De Heere wordt een knecht, de Rijkaard wordt straatarm. De Zoon van God wordt Zoon van de mens. Dit alles deed Hij om zondaren te redden. De schepping vergt weinig dank van de kant van de ondankbare mens wat het kostte Gods niets, Hij sprak slechts. Echter de herschepping kostte Hem alles en daar is de eeuwigheid voor nodig om dat te bewonderen. Wie die kostbare genade afwijst, slaat God in Zijn gezicht.
Een drietal broden
Salomo biedt de gelovige, zo stelt Bernardus in zijn eerste preek over het opschrift van het Hooglied, een drietal kostelijke broden aan. De eerste twee broden zijn Prediker en Spreuken. Deze twee boeken wijzen de gelovige er vooral op dat liefde voor deze vergankelijke wereld, liefde tot de zonde en zichzelf niet gepast zijn. Het derde brood, het lied van de liederen (Hooglied) laat zien welke liefde een gelovige wel past namelijk de liefde tot de hemelse Bruidegom Jezus, die Zijn Bruid gekocht heeft met de prijs van Zijn bloed. Het boek Prediker leert de mens sterven aan liefde voor deze wereld en het boek Hooglied spoort aan tot de ware liefde, die nooit meer zal ophouden.
Salomo de vredeskoning
Het hooglied valt met de deur in huis: 'Ik verlang er naar dat Hij mij een kus geeft met de kus van Zijn mond'. Het Hooglied is van Salomo wiens naam vrede betekent. Het gaat dan ook om een vredeskus, volgens Bernard. De Bruidegom wil dat Zijn bruid (Sulamith, vrouwelijke vorm van Salomo ter vergelijking: Frederik en Frederika) de vrede leert proeven en smaken...
Een drietal kussen: de kus van de voet, de hand en de mond
Bernard vindt dat een zondaar niet meteen de kus van de mond kan verwachten maar er wel naar mag verlangen. Eerst moet de zondaar de voeten van deze Bruidegom leren waarderen en ontvangt hij/zij kussen. Met deze voeten is de Bruidegom aan het kruis genageld om de zonde van schuldige zondaren te betalen. De gelovige moet dus laag beginnen en dan opklimmen. Daarna ontvangt de gelovige kussen van de milde handen van deze Bruidegom. Het Zijn handen vol van genade en erbarmen. Het Zijn de handen waarmee Hij verloren zonen en dochters omhelst als zij terugkeren tot Hem en het zijn de handen die aan het kruis doorboord zijn geweest voor schuldige zondaren.
Toenemen in de genade: van de voet via de hand naar de mond
De eerste genade die een zondaar leert, is berouw over de zonde. Dit leert men aan de voeten van Hem en de tweede genade is dat de zondaar de zonde wegdoet en het goede gaat doen. Daar heeft de zondaar Zijn krachtige hand voor nodig. De hand van de Bruidegom die de zondaar kust zodat deze de goede handelingen gaat doen...
Bernard wil niet te snel opklimmen tot de mond van de Bruidegom. 'Hoog en steil is de sprong van de voet naar de mond en bovendien is de toegang onbetamelijk.Nog met stof bedekt wil gij de heilige mond aanraken. Gisteren pas uit het slijk getrokken verschijnt ge thans voor Zijn heerlijk aangezicht. De hand moet voor u de overgang vormen'.
De kus van de mond
'Eerst lag ik in het stof en kuste Uw vererenswaardige voeten omdat Gij mijn zondige leven vergeven hebt. Toen bij het vorderen van de dag richtte U mij met de kus van Uw hand op om voor u te leven'. De kus van Zijn mond is, volgens Bernard de hoogste zegen die naar meer smaakt. De gevorderden verlangen er steeds weer naar zoals David zei in Psalm 51 vers 14: Geef mij opnieuw de vreugde van uw heil'. De kussen van Zijn mond vormen de voorsmaak van de eeuwige heerlijkheid. Dan zal men Hem zien van aangezicht tot aangezicht en dan is de zondaar uit het slijk van de zonde voor eens en voor altijd verheven...