De auteurs van Jesaja
Bernard Duhm De Lutherse theoloog Bernard Duhm (1847-1928) is bekend geworden vanwege zijn commentaar op het boek Jesaja. Duhm stelde in zijn commentaar 'Das Buch Jesaja' (1892) dat het boek Jesaja in drie delen uiteen valt namelijk in deel 1: 1-39, deel 2: 40-55 en deel 3: 56-66. Deel 1 heeft betrekking op de periode voor ballingschap, deel 2 de periode van ballingschap en deel 3 de periode na ballingschap. Deel 1 zou geschreven zijn door Jesaja maar deel 2 en 3 door leerlingen van Jesaja.
De driedeling
Deze driedeling van Bernard Duhm van het boek Jesaja valt heel goed te verdedigen. Jesaja 1-39 gaat namelijk over de periode van voor ballingschap. Met die visie is niets mis. Jesaja 40-55 is het zogenaamde troostboek. Het volk is inmiddels in ballingschap en het is moedeloos. Jesaja 40:1 begint met troostwoorden en Jesaja 55 stelt dat de ballingen met blijdschap zullen uittrekken uit Babel. Jesaja 56-66 heeft betrekking op de periode na ballingschap. Het volk vraagt zich af waarom de grote profetieën over Jeruzalem niet zijn gerealiseerd. In dit derde deel van Jesaja wordt daar antwoord op gegeven. God is wel instaat om Jeruzalem weer geheel en al te herstellen maar het zijn de zonde van het volk die HEERE ervan weerhouden (Jesaja 59:1-2) maar in de toekomst zal de Verlosser komen die de zonde van het volk zal wegnemen (Jesaja 59:20). Direct volgen de grote profetieën over Jeruzalem: ' Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op (Jesaja 60:1).
Meerdere auteurs
Men moet toegeven dat Jesaja 40-55 (ballingschap) en Jesaja 56-66 (na ballingschap) over een heel andere periode gaat dan Jesaja 1-39 (lange tijd voor ballingschap), de tijd waarin de profeet zelf leefde. Toen Jesaja 40-55 in ballingschap voor het volk waarde kreeg was Jesaja allang overleden (volgens de ongewijde geschiedenis heeft Manasse Jesaja door midden laten zagen). Moderne theologen zoals Bernard Duhm hebben dus een aandachtspunt. Maar om nu gelijk te spreken van meerdere auteurs, waarbij er sprake is van latere leerlingen van Jesaja gaat veel te ver. Dat mannen als Duhm dat doen komt omdat zij de profetisch voorzeggende gave van de profeten ontkennen. Zij zien profeten meer als verslaggevers en opinieschrijvers van hun tijd met gevoel voor mogelijke toekomstige scenario's die niet al te ver buiten hun tijd liggen. Met de inspiratie van de Geest hebben zij niets. Hun beperkte zienswijze bepaalt de richting van hun oplossing.
Geen geschikte commentatoren
Moderne theologen als Bernard Duhm zijn mijns inziens veel minder geschikte commentatoren dan de heilige schrijvers van Nieuwe Testament. Als de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament teksten uit Jesaja 1-39 citeren stellen zij: 'de profeet Jesaja heeft geschreven...' (of woorden van gelijke strekking). Ditzelfde geldt voor Jesaja 40-55 en 56-66. Kortom of zij nu uit het eerste deel, het tweede deel of laatste deel van Jesaja citeren, zij duiden de schrijver aan met Jesaja. Zij (er)kennen slechts Jesaja als de auteur.
De God van Jesaja verkondigt van te voren...
In het hart van Jesaja 40-55 staat een heel belangrijke tekst: 'Hij Die van de beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn' (Jesaja 46:10.) Dat is precies wat Jesaja 40-55 doet. Zou Jesaja 40-55 door leerlingen van Jesaja zijn geschreven dan komt Jesaja 46:10 op losse schroeven te staan.
Jesaja 53
Bovendien zou Jesaja 53 pas in het Nieuwe Testament geschreven dienen te zijn als men de zienswijze van Duhm consequent doorvoert. Jesaja 53 zou dan niet door leerlingen van Jesaja geschreven zijn maar door leerlingen van Jezus want de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament betrekken Jesaja 53 op Jezus. Maar wat de moderne theologie ook beweert, Jesaja 53 was al veel eerder geschreven dan de tijd van Jezus. Daar is men het over eens. Kortom als Jesaja 53 geen verslaggeving is maar van te voren is geschreven (mijns inziens geprofeteerd) waarom kan Jesaja 40-55 dan niet gewoon geschreven (mijns inziens geprofeteerd) zijn door Jesaja die leefde voor ballingschap?!
Niets te wonderlijk
Voor de God van Jesaja is niets te wonderlijk. Hij verkondigt van de beginne aan het einde (Jesaja 46:10). Voor de moderne theologen is al gauw iets te wonderlijk en dan komen ze met een menselijke verklaring die het gezag van de Schrift ondermijnt en slechts hun hardnekkige ongeloof bevestigt.
Bernard Duhm De Lutherse theoloog Bernard Duhm (1847-1928) is bekend geworden vanwege zijn commentaar op het boek Jesaja. Duhm stelde in zijn commentaar 'Das Buch Jesaja' (1892) dat het boek Jesaja in drie delen uiteen valt namelijk in deel 1: 1-39, deel 2: 40-55 en deel 3: 56-66. Deel 1 heeft betrekking op de periode voor ballingschap, deel 2 de periode van ballingschap en deel 3 de periode na ballingschap. Deel 1 zou geschreven zijn door Jesaja maar deel 2 en 3 door leerlingen van Jesaja.
De driedeling
Deze driedeling van Bernard Duhm van het boek Jesaja valt heel goed te verdedigen. Jesaja 1-39 gaat namelijk over de periode van voor ballingschap. Met die visie is niets mis. Jesaja 40-55 is het zogenaamde troostboek. Het volk is inmiddels in ballingschap en het is moedeloos. Jesaja 40:1 begint met troostwoorden en Jesaja 55 stelt dat de ballingen met blijdschap zullen uittrekken uit Babel. Jesaja 56-66 heeft betrekking op de periode na ballingschap. Het volk vraagt zich af waarom de grote profetieën over Jeruzalem niet zijn gerealiseerd. In dit derde deel van Jesaja wordt daar antwoord op gegeven. God is wel instaat om Jeruzalem weer geheel en al te herstellen maar het zijn de zonde van het volk die HEERE ervan weerhouden (Jesaja 59:1-2) maar in de toekomst zal de Verlosser komen die de zonde van het volk zal wegnemen (Jesaja 59:20). Direct volgen de grote profetieën over Jeruzalem: ' Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op (Jesaja 60:1).
Meerdere auteurs
Men moet toegeven dat Jesaja 40-55 (ballingschap) en Jesaja 56-66 (na ballingschap) over een heel andere periode gaat dan Jesaja 1-39 (lange tijd voor ballingschap), de tijd waarin de profeet zelf leefde. Toen Jesaja 40-55 in ballingschap voor het volk waarde kreeg was Jesaja allang overleden (volgens de ongewijde geschiedenis heeft Manasse Jesaja door midden laten zagen). Moderne theologen zoals Bernard Duhm hebben dus een aandachtspunt. Maar om nu gelijk te spreken van meerdere auteurs, waarbij er sprake is van latere leerlingen van Jesaja gaat veel te ver. Dat mannen als Duhm dat doen komt omdat zij de profetisch voorzeggende gave van de profeten ontkennen. Zij zien profeten meer als verslaggevers en opinieschrijvers van hun tijd met gevoel voor mogelijke toekomstige scenario's die niet al te ver buiten hun tijd liggen. Met de inspiratie van de Geest hebben zij niets. Hun beperkte zienswijze bepaalt de richting van hun oplossing.
Geen geschikte commentatoren
Moderne theologen als Bernard Duhm zijn mijns inziens veel minder geschikte commentatoren dan de heilige schrijvers van Nieuwe Testament. Als de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament teksten uit Jesaja 1-39 citeren stellen zij: 'de profeet Jesaja heeft geschreven...' (of woorden van gelijke strekking). Ditzelfde geldt voor Jesaja 40-55 en 56-66. Kortom of zij nu uit het eerste deel, het tweede deel of laatste deel van Jesaja citeren, zij duiden de schrijver aan met Jesaja. Zij (er)kennen slechts Jesaja als de auteur.
De God van Jesaja verkondigt van te voren...
In het hart van Jesaja 40-55 staat een heel belangrijke tekst: 'Hij Die van de beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn' (Jesaja 46:10.) Dat is precies wat Jesaja 40-55 doet. Zou Jesaja 40-55 door leerlingen van Jesaja zijn geschreven dan komt Jesaja 46:10 op losse schroeven te staan.
Jesaja 53
Bovendien zou Jesaja 53 pas in het Nieuwe Testament geschreven dienen te zijn als men de zienswijze van Duhm consequent doorvoert. Jesaja 53 zou dan niet door leerlingen van Jesaja geschreven zijn maar door leerlingen van Jezus want de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament betrekken Jesaja 53 op Jezus. Maar wat de moderne theologie ook beweert, Jesaja 53 was al veel eerder geschreven dan de tijd van Jezus. Daar is men het over eens. Kortom als Jesaja 53 geen verslaggeving is maar van te voren is geschreven (mijns inziens geprofeteerd) waarom kan Jesaja 40-55 dan niet gewoon geschreven (mijns inziens geprofeteerd) zijn door Jesaja die leefde voor ballingschap?!
Niets te wonderlijk
Voor de God van Jesaja is niets te wonderlijk. Hij verkondigt van de beginne aan het einde (Jesaja 46:10). Voor de moderne theologen is al gauw iets te wonderlijk en dan komen ze met een menselijke verklaring die het gezag van de Schrift ondermijnt en slechts hun hardnekkige ongeloof bevestigt.