Samenvatting
In zijn prikkelende essay De gezagscrisis pleit filosoof Ad Verbrugge voor de herwaardering van de mens als een gemeenschapswezen. We leven in woelige tijden. Crises tuimelen over elkaar heen, eenvoudige oplossingen zijn er niet en het vertrouwen in de gevestigde orde is tanende. De vervreemding tussen burgers en overheid neemt toe, het politieke landschap raakt meer en meer versnipperd en het functioneren van de democratische rechtsstaat staat ter discussie. De kritiek op ‘de elite’ zwelt aan, traditionele media worden in toenemende mate gewantrouwd, complottheorieën tieren welig en voorheen gezaghebbende instituties liggen onder vuur. In zijn prikkelende essay De gezagscrisis schetst filosoof Ad Verbrugge de achtergrond waartegen de huidige maatschappelijke onrust en het eroderende vertrouwen in de overheid begrepen kunnen worden. Er gaat een leegte schuil in de mondiale netwerksamenleving, die ook de legitimiteit van het traditionele gezag ondermijnt. Samen met de onmacht van de politiek en het vastlopen van het overheidsbeleid vraagt de gezagscrisis om een fundamentele bezinning op onze neoliberale en postmoderne cultuur, die begint met de herwaardering van de mens als een gemeenschapswezen.
De schrijver
Ad Verbrugge (1967) doceert sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is lid van Centrum Ethos, coördinator van de masteropleiding Filosofie van cultuur en bestuur en oprichter van het YouTube-kanaal De Nieuwe Wereld. Tevens is hij voorzitter van Beter Onderwijs Nederland en de Filosofische School Nederland. In 2019 won hij samen met collega’s Govert Buijs en Jelle van Baardewijk de Socratesbeker voor Het goede leven & de vrije markt.
Opzet van het boek
Het boek bestaat uit 5 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over de legitimiteit van het gezag. Het tweede hoofdstuk over hoe zijn we hier terechtgekomen (namelijk in de gezagscrisis). Het derde hoofdstuk werpt de vraag op: wat is er eigenlijk met ons aan de hand? Het vierde hoofdstuk gaat over het tanende gezag van de overheid en het vijfde hoofdstuk is een terugblik en bevat enkele suggesties voor de overheid om het gezag weer te herstellen.
Van elk hoofdstuk schetsen we in het kort de kern. Vervolgens sluiten we af met een beoordeling
1 De legitimiteit van het gezag
Gezag komt van gezeggen. Wie gezag heeft, heeft wat te zeggen en op wel op zo'n wijze dat anderen er naar luisteren. Je kunt gezag bekijken vanuit de bestuurskunde. Dat doet Ad niet. Ad gaat vooral opzoek hoe gezag ontstaat en dan komt hij terecht bij Aristoteles. De mens is namelijk volgens Aristoteles een politiek dier. Bij politiek moet je denken aan het Griekse woord polis wat stad of staat betekent. De mens leeft dus graag in een gemeenschap en die gemeenschap heeft goede leiders nodig die de gemeenschap begrijpen en verder kunnen brengen. Opnieuw haalt Aristoteles erbij. Nu gaat het om zijn deugdethiek. Deze deugdethiek van Aristoteles is in de jaren 80 van de vorige eeuw onderkend door MacIntyre. Van belang is het dat een leider areté bezit, wat in het Grieks 'voortreffelijk' of 'aanzienlijk' betekent (denk aan aristocratie). De hoofddeugd die een goed bestuurder moet bezitten is rechtvaardigheid. Wat hij doet moet rechtvaardig zijn. Uit deze rechtvaardigheid komen alle andere deugden op als het goed is. De deugd die rechtvaardigheid waarborgt is moed. Moed om verkeerde zaken aan de kaak te stellen en op te lossen. Wie aanzienlijk is dient ook prudens, praktische wijsheid te bezitten en men dient te weten wat er bij de burgers leeft. Die feeling kan verloren gaan doordat een overheid een bureaucratie wordt. Een man als Johan Remkes was instaat om het vertrouwen van de boeren weer te herwinnen doordat hij boeren serieus nam en een luisterend oor had. Daarnaast hunkeren de burgers naar een overheid die ingrijpt als het misgaat. Een overheid moet dus voor orde zorgen volgens Thomas Hobbes maar tegelijkertijd is de moderne maatschappij ook op de leest geschoeid van John Locke die weer pleitte voor maximale burgerlijke vrijheid. Een goed bestuurder moet dus balanceren tussen dwang waar het nodig is en burgerlijke vrijheid waar het mogelijk is.
2 Hoe zijn we hier terecht gekomen?
Dat is een goede vraag die Ad op een goede manier behandelt. Ad wijst een aantal perioden aan die daar debet aan zijn. Zoals de jaren 60. In die jaren sloeg de individualisering toe. Gezagsinstanties zoals de kerk en overheid werden door de hippies aangetast. Alles moest losser en vrijer worden. Michel Houellebecq (schuilnaam voor Michel Thomas) trekt in zijn boek 'De wereld als markt en strijd' (1994) van leer tegen de neoliberale consumptiecultuur en in zijn boek 'Elementaire deeltjes' (1998) neemt hij de hippies onder vuur uit de jaren 60 van de vorige eeuw. Zij hebben de oude waardestelsels met de grond gelijkgemaakt maar zij hebben er niets voor in de plaats gesteld dan slechts een platte consumptiecultuur. In de jaren 80 van de vorige eeuw was de CDA aan de macht met Ruud Lubbers. Helaas was deze meer bezig met de economie saneren dan met moraal en zingeving. CDA had dat wel in huis maar deed op het punt van de ethiek steeds water bij de wijn. In de jaren 90 van de vorige eeuw toen der Sovjet-Unie viel, sprak Francis Fukuyama van 'The end of history'. Het vrij westen had de overwinning behaald dankzij de beste bestuursvorm: de democratie. De markteconomie werd nu gezien als de enige manier om de economie te leiden. Daarmee kwamen diverse zaken op de tocht te staan met name het onderwijs en de gezondheidszorg. De overheid trok zich steeds meer terug en kwam steeds meer op afstand te staan (bureaucratie) en de burgers voelden zich steeds meer in de kou gezet. Dat proces is in de 21ste eeuw alleen maar verder gegaan... en dan zijn we waar we nu zijn!
3 Wat is er eigenlijk met ons aan de hand?
Na de jaren 60 van de vorige eeuw is Nederland sterk geïndividualiseerd. Ook deed de moderne media zijn intrede. Politici moeten nu bij de kiezers tot hun verbeelding spreken. Steeds meer komt de verpakking en het image op de voorgrond te staan en steeds minder de inhoud. Ad spreekt treffend van het poreuze zelf. Politici noch burgers hebben een stevig moreelkader waaruit zij werken kunnen. De kerkelijke en politieke zuilen waarin men vroeger leefde en waarin men morele kaders verkreeg zijn ter ziele. Ze zijn daardoor poreus en vatbaar geworden voor allerlei ideeën.
Niet verwonderlijk dat nu vanwege het poreuze zelf identificatiefiguren wegvallen. Veel mensen en met name jongeren zich afvragen: wie ben ik? Ook partijen raken op drift en verliezen hun bevlogen identiteit. Identiteit is niet langer verbonden aan de plaats die je krijgt in de groep of het gezin. Die identiteit is te dwangmatig. Identiteit moet je zelf ontwikkelen en mag niet van buitenaf komen. Zelfs niet als het de natuur zelf is die zich aandient en zo zijn we beland bij het transgenderisme.
De opkomst van het internet heeft burgers instaat gesteld om een wereldburger te worden. Het zijn met name de hoger opgeleiden die internationaal denken en Nederland te kleinschalig vinden. Daar tegenover staat de onderlaag die steeds armer wordt en juist erg bezig is met overleven en vanuit die positie niet grootschalig denkt maar eerder geneigd is om eigen land te verheffen. Vanwege die verschillen treedt er polarisatie op bij milieu en migratie. De middenklasse zou wel een brug kunnen slaan tussen deze twee groepen, meent Ad.
4 Het tanende gezag van de overheid
De overheid is steeds meer op afstand komen te staan van de burgers. Het rapport over de toeslagenaffaire "Ongekend onrecht" laat zien dat de overheid en het overheidsapparaat bureaucratisch van aard is en dat de overheid een controle-staat is geworden. Het ene heeft natuurlijk met het andere te maken. Vanachter het bureau oefent de overheid controle uit maar daarmee verliest de overheid wel de burgers uit het oog.
Er is ook geen gemeenschappelijk verhaal meer en basis waaruit de liberale overheid werkt. Daarnaast heeft de overheid veel aan de markt over gelaten waardoor bijsturen lastig is en de overheid is teveel gecentraliseerd waardoor het contact met de burgers verloren is gegaan. Centralisatie leidt onvermijdelijk tot bureaucratie.
Ad stelt dat de overheid op maar liefst vijf gebieden poreus is. De overheid heeft geen macht meer doordat het leger en de politie een kwijnend bestaan lijden. De zware criminaliteit spint er garen bij. Conflicten met andere landen meent men te kunnen afdoen met financiële sancties. Deze soft power blijkt niet genoeg te zijn voor een reële vijand als Rusland. Dan is er nog de cognitieve leegte. De overheid leunt en steunt op de wetenschap. Dat is op zich niet verkeerd maar vervolgens verliest de overheid de burgers uit het oog. Verduurzaming wordt opgelost via financiële prikkels. Zo rolt het geld in de zak van de rijkere inwoners in ons land. Mensen met minder geld kunnen niet meedoen met verduurzaming. Zij komen bijkans letterlijk in de kou te staan. Dan zijn er nog de morele leegte, maatschappelijke leegte en de gemeenschapsleegte. Ad bespreekt deze leegten uitvoerig.
5 Terugblik en suggesties voor herstel
In dit hoofdstuk komt Ad nog even terug op het poreuze zelf. Dat zelf laat zich leiden door de beeldvorming. Zowel de kiezers als politici zijn hier aan onderhevig. Ook het marktdenken heeft de greep van de overheid verkleint op de samenleving. Bovendien wordt alles t(e) centraal geregeld namelijk vanuit Brussel of Den Haag. Wat is de remedie hier tegen? De overheid moet weer zorgen voor een gemeenschappelijk goed en gemeenschapszin, vindt Ad. De meso-structuren zoals verenigingen, clubs kunnen daarin weer een rol spelen. Ook zal er weer een herwaardering moeten komen voor de lokale en provinciale overheid omdat die dichter bij de burger staat en diens belang beter kent. Ad is zowel bang voor een radicaal nationalisme als voor globalisering. Hij acht de grootste nood van onze tijd de geestelijke nood. De samenleving is te vlak geworden. Er zijn geen voorbeeldfiguren meer die boven het maaiveld uitsteken. Het gelijkheidsdenken laat kopstukken van hun voetstuk vallen...
Beoordeling
Ad haalt terecht de deugdethiek van Aristoteles erbij. Maar in onze tijd zijn de vragen nog complexer dan ten tijde van Aristoteles. Dat vraagt nog meer van de leiders. Maar Aristoteles kan ons er wel bij helpen. Ad ziet terecht de gevaren in van het poreuze zelf. Dat maakt de burgers en overheid zwakker en vatbaarder voor de waan van de dag. Gemeenschapszin is weer nodig volgens Ad. Dat is een goed punt want in gemeenschappen worden de burgers gevormd en leiders geboren met een duidelijke identiteit maar hoe krijg je zo'n gemeenschapszin van de grond zonder een gemeenschappelijke narratief?. Ad haalt slechts terloops de geestelijke crisis erbij. Als christen vul je dit al gauw in en denk je: deze crisis lossen we op als er in ons land weer een heldere christelijke identiteit is bij veel burgers. Dit is precies ook wat je als orthodoxe christen mist in dit boek. De crisis wordt goed geanalyseerd maar de oplossingen die worden aangedragen zijn mijns inziens wat algemeen en niet erg concreet. Ze worden bovendien niet gedekt door een alles omvattende ideologie. Neemt niet weg dat dit essay een heel goede analyse geeft van de gezagscrisis. Wie daar meer over wilt weten kan niet om dit boek heen en Ad is een zeer belezen man die weet waar hij het over heeft. Hij legt op voortreffelijke wijze zijn filosofische vinger op de zere plek.
Het boek is bestelbaar bij: https://www.boomfilosofie.nl/product/100-14068_De-gezagscrisis
In zijn prikkelende essay De gezagscrisis pleit filosoof Ad Verbrugge voor de herwaardering van de mens als een gemeenschapswezen. We leven in woelige tijden. Crises tuimelen over elkaar heen, eenvoudige oplossingen zijn er niet en het vertrouwen in de gevestigde orde is tanende. De vervreemding tussen burgers en overheid neemt toe, het politieke landschap raakt meer en meer versnipperd en het functioneren van de democratische rechtsstaat staat ter discussie. De kritiek op ‘de elite’ zwelt aan, traditionele media worden in toenemende mate gewantrouwd, complottheorieën tieren welig en voorheen gezaghebbende instituties liggen onder vuur. In zijn prikkelende essay De gezagscrisis schetst filosoof Ad Verbrugge de achtergrond waartegen de huidige maatschappelijke onrust en het eroderende vertrouwen in de overheid begrepen kunnen worden. Er gaat een leegte schuil in de mondiale netwerksamenleving, die ook de legitimiteit van het traditionele gezag ondermijnt. Samen met de onmacht van de politiek en het vastlopen van het overheidsbeleid vraagt de gezagscrisis om een fundamentele bezinning op onze neoliberale en postmoderne cultuur, die begint met de herwaardering van de mens als een gemeenschapswezen.
De schrijver
Ad Verbrugge (1967) doceert sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij is lid van Centrum Ethos, coördinator van de masteropleiding Filosofie van cultuur en bestuur en oprichter van het YouTube-kanaal De Nieuwe Wereld. Tevens is hij voorzitter van Beter Onderwijs Nederland en de Filosofische School Nederland. In 2019 won hij samen met collega’s Govert Buijs en Jelle van Baardewijk de Socratesbeker voor Het goede leven & de vrije markt.
Opzet van het boek
Het boek bestaat uit 5 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over de legitimiteit van het gezag. Het tweede hoofdstuk over hoe zijn we hier terechtgekomen (namelijk in de gezagscrisis). Het derde hoofdstuk werpt de vraag op: wat is er eigenlijk met ons aan de hand? Het vierde hoofdstuk gaat over het tanende gezag van de overheid en het vijfde hoofdstuk is een terugblik en bevat enkele suggesties voor de overheid om het gezag weer te herstellen.
Van elk hoofdstuk schetsen we in het kort de kern. Vervolgens sluiten we af met een beoordeling
1 De legitimiteit van het gezag
Gezag komt van gezeggen. Wie gezag heeft, heeft wat te zeggen en op wel op zo'n wijze dat anderen er naar luisteren. Je kunt gezag bekijken vanuit de bestuurskunde. Dat doet Ad niet. Ad gaat vooral opzoek hoe gezag ontstaat en dan komt hij terecht bij Aristoteles. De mens is namelijk volgens Aristoteles een politiek dier. Bij politiek moet je denken aan het Griekse woord polis wat stad of staat betekent. De mens leeft dus graag in een gemeenschap en die gemeenschap heeft goede leiders nodig die de gemeenschap begrijpen en verder kunnen brengen. Opnieuw haalt Aristoteles erbij. Nu gaat het om zijn deugdethiek. Deze deugdethiek van Aristoteles is in de jaren 80 van de vorige eeuw onderkend door MacIntyre. Van belang is het dat een leider areté bezit, wat in het Grieks 'voortreffelijk' of 'aanzienlijk' betekent (denk aan aristocratie). De hoofddeugd die een goed bestuurder moet bezitten is rechtvaardigheid. Wat hij doet moet rechtvaardig zijn. Uit deze rechtvaardigheid komen alle andere deugden op als het goed is. De deugd die rechtvaardigheid waarborgt is moed. Moed om verkeerde zaken aan de kaak te stellen en op te lossen. Wie aanzienlijk is dient ook prudens, praktische wijsheid te bezitten en men dient te weten wat er bij de burgers leeft. Die feeling kan verloren gaan doordat een overheid een bureaucratie wordt. Een man als Johan Remkes was instaat om het vertrouwen van de boeren weer te herwinnen doordat hij boeren serieus nam en een luisterend oor had. Daarnaast hunkeren de burgers naar een overheid die ingrijpt als het misgaat. Een overheid moet dus voor orde zorgen volgens Thomas Hobbes maar tegelijkertijd is de moderne maatschappij ook op de leest geschoeid van John Locke die weer pleitte voor maximale burgerlijke vrijheid. Een goed bestuurder moet dus balanceren tussen dwang waar het nodig is en burgerlijke vrijheid waar het mogelijk is.
2 Hoe zijn we hier terecht gekomen?
Dat is een goede vraag die Ad op een goede manier behandelt. Ad wijst een aantal perioden aan die daar debet aan zijn. Zoals de jaren 60. In die jaren sloeg de individualisering toe. Gezagsinstanties zoals de kerk en overheid werden door de hippies aangetast. Alles moest losser en vrijer worden. Michel Houellebecq (schuilnaam voor Michel Thomas) trekt in zijn boek 'De wereld als markt en strijd' (1994) van leer tegen de neoliberale consumptiecultuur en in zijn boek 'Elementaire deeltjes' (1998) neemt hij de hippies onder vuur uit de jaren 60 van de vorige eeuw. Zij hebben de oude waardestelsels met de grond gelijkgemaakt maar zij hebben er niets voor in de plaats gesteld dan slechts een platte consumptiecultuur. In de jaren 80 van de vorige eeuw was de CDA aan de macht met Ruud Lubbers. Helaas was deze meer bezig met de economie saneren dan met moraal en zingeving. CDA had dat wel in huis maar deed op het punt van de ethiek steeds water bij de wijn. In de jaren 90 van de vorige eeuw toen der Sovjet-Unie viel, sprak Francis Fukuyama van 'The end of history'. Het vrij westen had de overwinning behaald dankzij de beste bestuursvorm: de democratie. De markteconomie werd nu gezien als de enige manier om de economie te leiden. Daarmee kwamen diverse zaken op de tocht te staan met name het onderwijs en de gezondheidszorg. De overheid trok zich steeds meer terug en kwam steeds meer op afstand te staan (bureaucratie) en de burgers voelden zich steeds meer in de kou gezet. Dat proces is in de 21ste eeuw alleen maar verder gegaan... en dan zijn we waar we nu zijn!
3 Wat is er eigenlijk met ons aan de hand?
Na de jaren 60 van de vorige eeuw is Nederland sterk geïndividualiseerd. Ook deed de moderne media zijn intrede. Politici moeten nu bij de kiezers tot hun verbeelding spreken. Steeds meer komt de verpakking en het image op de voorgrond te staan en steeds minder de inhoud. Ad spreekt treffend van het poreuze zelf. Politici noch burgers hebben een stevig moreelkader waaruit zij werken kunnen. De kerkelijke en politieke zuilen waarin men vroeger leefde en waarin men morele kaders verkreeg zijn ter ziele. Ze zijn daardoor poreus en vatbaar geworden voor allerlei ideeën.
Niet verwonderlijk dat nu vanwege het poreuze zelf identificatiefiguren wegvallen. Veel mensen en met name jongeren zich afvragen: wie ben ik? Ook partijen raken op drift en verliezen hun bevlogen identiteit. Identiteit is niet langer verbonden aan de plaats die je krijgt in de groep of het gezin. Die identiteit is te dwangmatig. Identiteit moet je zelf ontwikkelen en mag niet van buitenaf komen. Zelfs niet als het de natuur zelf is die zich aandient en zo zijn we beland bij het transgenderisme.
De opkomst van het internet heeft burgers instaat gesteld om een wereldburger te worden. Het zijn met name de hoger opgeleiden die internationaal denken en Nederland te kleinschalig vinden. Daar tegenover staat de onderlaag die steeds armer wordt en juist erg bezig is met overleven en vanuit die positie niet grootschalig denkt maar eerder geneigd is om eigen land te verheffen. Vanwege die verschillen treedt er polarisatie op bij milieu en migratie. De middenklasse zou wel een brug kunnen slaan tussen deze twee groepen, meent Ad.
4 Het tanende gezag van de overheid
De overheid is steeds meer op afstand komen te staan van de burgers. Het rapport over de toeslagenaffaire "Ongekend onrecht" laat zien dat de overheid en het overheidsapparaat bureaucratisch van aard is en dat de overheid een controle-staat is geworden. Het ene heeft natuurlijk met het andere te maken. Vanachter het bureau oefent de overheid controle uit maar daarmee verliest de overheid wel de burgers uit het oog.
Er is ook geen gemeenschappelijk verhaal meer en basis waaruit de liberale overheid werkt. Daarnaast heeft de overheid veel aan de markt over gelaten waardoor bijsturen lastig is en de overheid is teveel gecentraliseerd waardoor het contact met de burgers verloren is gegaan. Centralisatie leidt onvermijdelijk tot bureaucratie.
Ad stelt dat de overheid op maar liefst vijf gebieden poreus is. De overheid heeft geen macht meer doordat het leger en de politie een kwijnend bestaan lijden. De zware criminaliteit spint er garen bij. Conflicten met andere landen meent men te kunnen afdoen met financiële sancties. Deze soft power blijkt niet genoeg te zijn voor een reële vijand als Rusland. Dan is er nog de cognitieve leegte. De overheid leunt en steunt op de wetenschap. Dat is op zich niet verkeerd maar vervolgens verliest de overheid de burgers uit het oog. Verduurzaming wordt opgelost via financiële prikkels. Zo rolt het geld in de zak van de rijkere inwoners in ons land. Mensen met minder geld kunnen niet meedoen met verduurzaming. Zij komen bijkans letterlijk in de kou te staan. Dan zijn er nog de morele leegte, maatschappelijke leegte en de gemeenschapsleegte. Ad bespreekt deze leegten uitvoerig.
5 Terugblik en suggesties voor herstel
In dit hoofdstuk komt Ad nog even terug op het poreuze zelf. Dat zelf laat zich leiden door de beeldvorming. Zowel de kiezers als politici zijn hier aan onderhevig. Ook het marktdenken heeft de greep van de overheid verkleint op de samenleving. Bovendien wordt alles t(e) centraal geregeld namelijk vanuit Brussel of Den Haag. Wat is de remedie hier tegen? De overheid moet weer zorgen voor een gemeenschappelijk goed en gemeenschapszin, vindt Ad. De meso-structuren zoals verenigingen, clubs kunnen daarin weer een rol spelen. Ook zal er weer een herwaardering moeten komen voor de lokale en provinciale overheid omdat die dichter bij de burger staat en diens belang beter kent. Ad is zowel bang voor een radicaal nationalisme als voor globalisering. Hij acht de grootste nood van onze tijd de geestelijke nood. De samenleving is te vlak geworden. Er zijn geen voorbeeldfiguren meer die boven het maaiveld uitsteken. Het gelijkheidsdenken laat kopstukken van hun voetstuk vallen...
Beoordeling
Ad haalt terecht de deugdethiek van Aristoteles erbij. Maar in onze tijd zijn de vragen nog complexer dan ten tijde van Aristoteles. Dat vraagt nog meer van de leiders. Maar Aristoteles kan ons er wel bij helpen. Ad ziet terecht de gevaren in van het poreuze zelf. Dat maakt de burgers en overheid zwakker en vatbaarder voor de waan van de dag. Gemeenschapszin is weer nodig volgens Ad. Dat is een goed punt want in gemeenschappen worden de burgers gevormd en leiders geboren met een duidelijke identiteit maar hoe krijg je zo'n gemeenschapszin van de grond zonder een gemeenschappelijke narratief?. Ad haalt slechts terloops de geestelijke crisis erbij. Als christen vul je dit al gauw in en denk je: deze crisis lossen we op als er in ons land weer een heldere christelijke identiteit is bij veel burgers. Dit is precies ook wat je als orthodoxe christen mist in dit boek. De crisis wordt goed geanalyseerd maar de oplossingen die worden aangedragen zijn mijns inziens wat algemeen en niet erg concreet. Ze worden bovendien niet gedekt door een alles omvattende ideologie. Neemt niet weg dat dit essay een heel goede analyse geeft van de gezagscrisis. Wie daar meer over wilt weten kan niet om dit boek heen en Ad is een zeer belezen man die weet waar hij het over heeft. Hij legt op voortreffelijke wijze zijn filosofische vinger op de zere plek.
Het boek is bestelbaar bij: https://www.boomfilosofie.nl/product/100-14068_De-gezagscrisis