Jacobus Koelman (1632-1695) en de verdere reformatie
Zijn levensloop
Koelman studeerde theologie aan de Universiteit van Utrecht onder Gisbertus Voetius. Hij promoveerde 1655 in de wijsbegeerte en werd in 1662 te Sluis thans liggend in Zeeuws Vlaanderen predikant. In 1674 werd hij door de Staten-Generaal uit zijn ambt ontzet en door de Staten van Zeeland uit hun gebied verbannen omdat hij zich oneerbiedig had uitgelaten over de overheid. Er volgde een leven van omzwervingen. Overal waar hij zich vestigde en samenkomsten hield ondervond hij tegenstand van officiële kerkelijke zijde. Hij werd onder andere uit Rotterdam verbannen... In 1691 vestigde Koelman zich te Utrecht. Hier werden zijn huisoefeningen gedoogd en overleed hij in 1695. Onder theologen vond Koelman medestanders in Jodocus van Lodenstein en Wilhelmus à Brakel (bron: C.J. Meeuse, Koelman, 2008).
Zijn strijd in Sluis
Koelman wilde Sluis, liggende in Zeeuws Vlaanderen, reformeren en de volkszonde aanpakken zoals dronkenschap. Hij en zijn kerkenraad spaarden ook de overheidspersonen niet. Zo werd burgemeester Sluimer van Sluis het avondmaal geweigerd vanwege zijn openbare dronkenschap (C.J Meeuse, Koelman, p. 24). Dit kwam Koelman duur te staan. Uiteindelijk werd Koelman door de overheid verbannen uit Sluis en uit Zeeland. Men vond een stok om de hond te slaan omdat Koelman weigerde op tweede feestdagen die niet op de sabbat vielen voor te gaan. In navolging van de kerk van Schotland wenste Koelman met deze Roomse gewoonte te breken. Koelman nam het ook nauw met het sabbatskarakter van de zondag. De overheid vond hem te streng. Toch streefde hij niet naar een kerk met alleen maar heiligen en wedergeboren leden zoals Labadie wel deed. Koelman kon zich in die extreme visie ook niet vinden(C. J Meeuse, Koelman, p,148- 161) .
Koelman als vertaler van Engelse geschriften.
Meeuse (Koelman p. 182-182) geeft een indrukwekkende lijst van door Koelman vertaalde werken door uit het Engels in Nederlands. Meeuse ordent deze lijst op volgorde van het jaar van uitgave van de vertaling. Koelman vertaalde werken van Hugo Binning, Thomas Goodwin, Thomas Hooker, Chr. Love, Samuel Rutherford etc.. Bekend is ook het werk van Willem Guthry 'Des Christens Groot-Interest' geworden dankzij de vertaling van Koelman. In dit werk vermeldt Guthry de verschillende manieren van wedergeboorte. Opvallend is dat men deze manieren van wedergeboorte ook weer tegenkomt in 'De redelijke godsdienst' van Wilhelmus a Brakel. Heeft A Brakel dit overgenomen van Guthry? Deze vraag kan de aanleiding zijn tot een mooi onderzoek in de lijn van Prof. dr. W.J. op 't Hof (zie als voorbeeld zijn dissertatie 'Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands 1598-1622').
Zijn strijd tegen de Labadie en Yvon
Koelman zette zich in voor een zuivere kerk. In die zin was hij een nadere (verdere) reformator. Echter hij was het niet eens met Jean de Labadie en Pierre Yvon. Deze beiden stichtten een zuivere kerk met in hun ogen bekeerde mensen die leefden zonder smet en rimpel. Koelman stelde dat Paulus ook de gemeente van Korinthe niet afschreef vanwege de vele zonden. Paulus beval de gemeente wel aan de tucht ter hand nemen. Op aarde zal de gemeente nooit zijn zonder vlek of rimpel, concludeerde Koelman. Er zal altijd kaf zijn onder het koren en in de ark van Noach (een beeld van de kerk) waren ook reine- en onreine dieren (zie de dissertatie van dr. A. F. Krull 'Jacobus Koelman' p. 121-132), Koelman stelde tegenover Pierre Yvon, die de volwassendoop hanteerde, dat men de jonge kinderen moet dopen. In het oude verbond hoorden de kinderen erbij zo ook in het nieuwe verbond. Reeds in de oude kerk was de kinderdoop in zwang volgens Koelman. Koelman noemt dan een aantal kerkvaders zoals Justinus de Martelaar, Irenaeus, Tertullianus, Origenes en Lactantius (zie de dissertatie van dr. A. F. Krull 'Jacobus Koelman' p. 118-121) .
Zijn strijd tegen Descartes en in het bijzonder tegen Balthasar Bekker
Volgens Descartes zou de rede de kenbron van alles zijn. Wel stelde hij dat men halt moet houden voor Gods Woord. De leermeester van Koelman, Voetius was het niet eens met Descartes. Wie zo denkt, stelt vroeg of laat toch de Schrift terzijde en daar had Voetius gelijk in. Dominee Balthasar Bekker was zo'n iemand die geen halt hield voor Gods Woord. Bekker ging namelijk in het spoor van Descartes. Descartes leerde dat de wereld en de natuur louter mechanisch is. Er zijn dus geen onzichtbare wezens die alles regelen (heksen, duivelen etc.) concludeerde Bekker hieruit. Hij bestreed in zijn boek 'De betoverde wereld' de betoverde Middeleeuwse wereld maar hij hield helaas geen halt voor de Schrift. Hij las de Schrift op bepaalde plaatsen niet langer meer letterlijk. Zijn bedoeling was goed namelijk om het gewone volk te bevrijden van bijgeloof en angsten. Ook had hij gelijk dat kometen geen aankondiging van het onheil zijn zoals Voetius en Koelman dachten maar dat zij gewoon hun loop in de ruimte volgens vaste wetten volgen. Ook had Bekker gelijk dat heksen en spoken niet bestaan. Antonie van Leeuwenhoek had met zijn microscoop ontdekt dat de lucht uit kleine deeltjes bestaat. Alles bestaat uit materie. De lucht is niet bezield. Koelman bestreed Bekker echter terecht vanwege zijn visie op de Schrift. Bekker las delen van de Schrift niet meer letterlijk. De rede hield geen halt voor het Woord van God (bronnen: de dissertatie van dr. A.F. Krull 'Koelman', p. 157-184, Jabik Veenbaas 'De verlichting als kraamkamer, p. 52-61).
Descartes en Aristoteles
Maar hoe keek Koelman, die zelf filosofie had gestudeerd aan tegen de filosofie? Koelman stelde dat de filosofie van Aristoteles te verkiezen valt boven die van Descartes omdat de laatste de Schrift dreigt aan te tasten. Koelman zag wel de gevaren in van beide filosofen. Rome en de scholastici hadden Aristoteles verkeerd gebruikt en daarmee de Schrift aangetast maar de reformatie had dit verkeerde gebruik aan de kaak gesteld. Om die reden kon men weer gebruik maken van Aristoteles aan de academies, meende Koelman. Kortom volgens Koelman hebben de reformatoren Aristoteles pasklaar gemaakt voor de gereformeerde academies. Koelman wilde Aristoteles niet zo maar over nemen. Hij wilde Aristoteles slechts in gekuiste versie aanvaarden (zie de dissertatie van dr. A.F. Krull 'Koelman p. 164).
Zijn verschil met Luther.
Koelman was een verdere reformator. Meeuse tekent hem als de puritein van de Nadere Reformatoren (C. J Meeuse Koelman p. 64-144). Hij legde de nadruk op de levensheiliging. De leer van de rechtvaardiging van de goddeloze was door de reformatie (Luther en Calvijn) zuiver verkondigd maar helaas bleek de beleving ervan bij velen in de kerk naderhand afwezig te zijn; ze komt immer openbaar in de vruchten. Heiliging van alle levensterreinen moest worden nagestreefd volgens Koelman. Ware Godsvrucht moest volgens Koelman als zuurdesem heel het leven door trekken (C. J Meeuse Koelman p 64-65). Meeuse noemt een aantal terreinen van het leven op die vragen om heiliging zoals het opvoeden van de kinderen, het houden van de sabbat, het afschaffen van de Roomse kerkelijke feestdagen. Koelman volgt op deze punten de puriteinen.
Kloppen op de hemeldeur met Gods beloften.
Koelman was evenals Luther een strijdvaardig man die ging voor de dienst aan God. De fronten mogen anders gelegen hebben toch lag Koelman in de lijn van Luther. Om een voorbeeld te geven: Luther stelde dat bidden kloppen op de hemeldeur is met Gods beloften. In het gebed vraagt men God om de vervulling van Zijn rijke beloften die Hij aanreikt aan gevallen zondaren.
In zijn opvoedkundig geschrift 'Plichten der ouders' wijst Koelman de ouders erop om veel met hun kinderen te spreken over de dienst van God en om hun kinderen te wijzen op de verkeerde afloop van een leven in de zonde zonder God. Kinderen moeten weten dat er een hel is maar ook een hemel. Om daar te komen moeten ouders hun kinderen de vele beloften die er staan in de Schrift laten leren. Koelman zegt: 'Omdat de beloften van God bijzondere pleitredenen zijn in het gebed moet u enige bijzondere beloften die God in Zijn woord over verschillende zaken gegeven heeft, laten lezen en die naar vermogen laten leren' (Plichten der ouders, 1982, p. 102). Koelman noemt een hele reeks beloften op die staan in de Bijbel zoals de beloften van de verging van de zonde en de bevrijding uit de macht van de hel maar ook praktische beloften die men mag bidden als men ziek is of als men armoede lijdt. Ouders moeten zelf voorgaan in een eigen gebed en de kinderen leren waarvoor zij moeten bidden (Plichten der ouders p. 106).
Een les voor de gereformeerde gezindte
Bidden is kloppen op de hemeldeur met Gods beloften, zei Luther. Koelman stemt in zijn geschrift 'Plichten der ouders' in met Luthers visie op het gebruikmaken van de beloften in het gebed. Helaas heeft een deel van de rechterflank van de gereformeerde gezindte, die beweert dat ze gaan en staan in de lijn van de oudvaders, het aanleren van de beloften aan kinderen stilzwijgend afgewezen. Men is bang dat de beloften te grabbel gegooid worden immers alleen Gods ware volk heeft bij aanvang leren pleiten op de beloften. Zij zijn het die men name bidden geleerd hebben en zij zijn het die mogen pleiten op Gods beloften.
En verhinder ze niet
Jezus zei: laat de kinderen tot Mij komen en verhinder ze niet. Jezus doelt hier op kinderen met stenen harten. Koelman, die geheel in de lijn van Jezus' genadevolle nodiging van de kinderen wilde staan, leerde dat bidden te leren valt door kinderen. De Bijbel reikt ons namelijk beloften aan voor gevallen zondaren. Dat is de gebedsstof voor de kleintjes. Ook al hebben ook zij een koud hart, toch heef God ook voor koude en stenen harten rijke beloften waar zij vanwege Zijn trouwverbond vrijmoedig op mogen pleiten. Men hoeft geen warm hart te hebben om te mogen bidden. God begint daar waar de mens zich bevindt, hoe diep gevallen die ook mag zijn en reikt die mens dan Zijn reddende hand vol met beloften aan als pleitgrond. De vraag is niet of er beloften staan voor gevallen zondaren in de Bijbel. De vraag is wat wij ermee doen!
Zijn levensloop
Koelman studeerde theologie aan de Universiteit van Utrecht onder Gisbertus Voetius. Hij promoveerde 1655 in de wijsbegeerte en werd in 1662 te Sluis thans liggend in Zeeuws Vlaanderen predikant. In 1674 werd hij door de Staten-Generaal uit zijn ambt ontzet en door de Staten van Zeeland uit hun gebied verbannen omdat hij zich oneerbiedig had uitgelaten over de overheid. Er volgde een leven van omzwervingen. Overal waar hij zich vestigde en samenkomsten hield ondervond hij tegenstand van officiële kerkelijke zijde. Hij werd onder andere uit Rotterdam verbannen... In 1691 vestigde Koelman zich te Utrecht. Hier werden zijn huisoefeningen gedoogd en overleed hij in 1695. Onder theologen vond Koelman medestanders in Jodocus van Lodenstein en Wilhelmus à Brakel (bron: C.J. Meeuse, Koelman, 2008).
Zijn strijd in Sluis
Koelman wilde Sluis, liggende in Zeeuws Vlaanderen, reformeren en de volkszonde aanpakken zoals dronkenschap. Hij en zijn kerkenraad spaarden ook de overheidspersonen niet. Zo werd burgemeester Sluimer van Sluis het avondmaal geweigerd vanwege zijn openbare dronkenschap (C.J Meeuse, Koelman, p. 24). Dit kwam Koelman duur te staan. Uiteindelijk werd Koelman door de overheid verbannen uit Sluis en uit Zeeland. Men vond een stok om de hond te slaan omdat Koelman weigerde op tweede feestdagen die niet op de sabbat vielen voor te gaan. In navolging van de kerk van Schotland wenste Koelman met deze Roomse gewoonte te breken. Koelman nam het ook nauw met het sabbatskarakter van de zondag. De overheid vond hem te streng. Toch streefde hij niet naar een kerk met alleen maar heiligen en wedergeboren leden zoals Labadie wel deed. Koelman kon zich in die extreme visie ook niet vinden(C. J Meeuse, Koelman, p,148- 161) .
Koelman als vertaler van Engelse geschriften.
Meeuse (Koelman p. 182-182) geeft een indrukwekkende lijst van door Koelman vertaalde werken door uit het Engels in Nederlands. Meeuse ordent deze lijst op volgorde van het jaar van uitgave van de vertaling. Koelman vertaalde werken van Hugo Binning, Thomas Goodwin, Thomas Hooker, Chr. Love, Samuel Rutherford etc.. Bekend is ook het werk van Willem Guthry 'Des Christens Groot-Interest' geworden dankzij de vertaling van Koelman. In dit werk vermeldt Guthry de verschillende manieren van wedergeboorte. Opvallend is dat men deze manieren van wedergeboorte ook weer tegenkomt in 'De redelijke godsdienst' van Wilhelmus a Brakel. Heeft A Brakel dit overgenomen van Guthry? Deze vraag kan de aanleiding zijn tot een mooi onderzoek in de lijn van Prof. dr. W.J. op 't Hof (zie als voorbeeld zijn dissertatie 'Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands 1598-1622').
Zijn strijd tegen de Labadie en Yvon
Koelman zette zich in voor een zuivere kerk. In die zin was hij een nadere (verdere) reformator. Echter hij was het niet eens met Jean de Labadie en Pierre Yvon. Deze beiden stichtten een zuivere kerk met in hun ogen bekeerde mensen die leefden zonder smet en rimpel. Koelman stelde dat Paulus ook de gemeente van Korinthe niet afschreef vanwege de vele zonden. Paulus beval de gemeente wel aan de tucht ter hand nemen. Op aarde zal de gemeente nooit zijn zonder vlek of rimpel, concludeerde Koelman. Er zal altijd kaf zijn onder het koren en in de ark van Noach (een beeld van de kerk) waren ook reine- en onreine dieren (zie de dissertatie van dr. A. F. Krull 'Jacobus Koelman' p. 121-132), Koelman stelde tegenover Pierre Yvon, die de volwassendoop hanteerde, dat men de jonge kinderen moet dopen. In het oude verbond hoorden de kinderen erbij zo ook in het nieuwe verbond. Reeds in de oude kerk was de kinderdoop in zwang volgens Koelman. Koelman noemt dan een aantal kerkvaders zoals Justinus de Martelaar, Irenaeus, Tertullianus, Origenes en Lactantius (zie de dissertatie van dr. A. F. Krull 'Jacobus Koelman' p. 118-121) .
Zijn strijd tegen Descartes en in het bijzonder tegen Balthasar Bekker
Volgens Descartes zou de rede de kenbron van alles zijn. Wel stelde hij dat men halt moet houden voor Gods Woord. De leermeester van Koelman, Voetius was het niet eens met Descartes. Wie zo denkt, stelt vroeg of laat toch de Schrift terzijde en daar had Voetius gelijk in. Dominee Balthasar Bekker was zo'n iemand die geen halt hield voor Gods Woord. Bekker ging namelijk in het spoor van Descartes. Descartes leerde dat de wereld en de natuur louter mechanisch is. Er zijn dus geen onzichtbare wezens die alles regelen (heksen, duivelen etc.) concludeerde Bekker hieruit. Hij bestreed in zijn boek 'De betoverde wereld' de betoverde Middeleeuwse wereld maar hij hield helaas geen halt voor de Schrift. Hij las de Schrift op bepaalde plaatsen niet langer meer letterlijk. Zijn bedoeling was goed namelijk om het gewone volk te bevrijden van bijgeloof en angsten. Ook had hij gelijk dat kometen geen aankondiging van het onheil zijn zoals Voetius en Koelman dachten maar dat zij gewoon hun loop in de ruimte volgens vaste wetten volgen. Ook had Bekker gelijk dat heksen en spoken niet bestaan. Antonie van Leeuwenhoek had met zijn microscoop ontdekt dat de lucht uit kleine deeltjes bestaat. Alles bestaat uit materie. De lucht is niet bezield. Koelman bestreed Bekker echter terecht vanwege zijn visie op de Schrift. Bekker las delen van de Schrift niet meer letterlijk. De rede hield geen halt voor het Woord van God (bronnen: de dissertatie van dr. A.F. Krull 'Koelman', p. 157-184, Jabik Veenbaas 'De verlichting als kraamkamer, p. 52-61).
Descartes en Aristoteles
Maar hoe keek Koelman, die zelf filosofie had gestudeerd aan tegen de filosofie? Koelman stelde dat de filosofie van Aristoteles te verkiezen valt boven die van Descartes omdat de laatste de Schrift dreigt aan te tasten. Koelman zag wel de gevaren in van beide filosofen. Rome en de scholastici hadden Aristoteles verkeerd gebruikt en daarmee de Schrift aangetast maar de reformatie had dit verkeerde gebruik aan de kaak gesteld. Om die reden kon men weer gebruik maken van Aristoteles aan de academies, meende Koelman. Kortom volgens Koelman hebben de reformatoren Aristoteles pasklaar gemaakt voor de gereformeerde academies. Koelman wilde Aristoteles niet zo maar over nemen. Hij wilde Aristoteles slechts in gekuiste versie aanvaarden (zie de dissertatie van dr. A.F. Krull 'Koelman p. 164).
Zijn verschil met Luther.
Koelman was een verdere reformator. Meeuse tekent hem als de puritein van de Nadere Reformatoren (C. J Meeuse Koelman p. 64-144). Hij legde de nadruk op de levensheiliging. De leer van de rechtvaardiging van de goddeloze was door de reformatie (Luther en Calvijn) zuiver verkondigd maar helaas bleek de beleving ervan bij velen in de kerk naderhand afwezig te zijn; ze komt immer openbaar in de vruchten. Heiliging van alle levensterreinen moest worden nagestreefd volgens Koelman. Ware Godsvrucht moest volgens Koelman als zuurdesem heel het leven door trekken (C. J Meeuse Koelman p 64-65). Meeuse noemt een aantal terreinen van het leven op die vragen om heiliging zoals het opvoeden van de kinderen, het houden van de sabbat, het afschaffen van de Roomse kerkelijke feestdagen. Koelman volgt op deze punten de puriteinen.
Kloppen op de hemeldeur met Gods beloften.
Koelman was evenals Luther een strijdvaardig man die ging voor de dienst aan God. De fronten mogen anders gelegen hebben toch lag Koelman in de lijn van Luther. Om een voorbeeld te geven: Luther stelde dat bidden kloppen op de hemeldeur is met Gods beloften. In het gebed vraagt men God om de vervulling van Zijn rijke beloften die Hij aanreikt aan gevallen zondaren.
In zijn opvoedkundig geschrift 'Plichten der ouders' wijst Koelman de ouders erop om veel met hun kinderen te spreken over de dienst van God en om hun kinderen te wijzen op de verkeerde afloop van een leven in de zonde zonder God. Kinderen moeten weten dat er een hel is maar ook een hemel. Om daar te komen moeten ouders hun kinderen de vele beloften die er staan in de Schrift laten leren. Koelman zegt: 'Omdat de beloften van God bijzondere pleitredenen zijn in het gebed moet u enige bijzondere beloften die God in Zijn woord over verschillende zaken gegeven heeft, laten lezen en die naar vermogen laten leren' (Plichten der ouders, 1982, p. 102). Koelman noemt een hele reeks beloften op die staan in de Bijbel zoals de beloften van de verging van de zonde en de bevrijding uit de macht van de hel maar ook praktische beloften die men mag bidden als men ziek is of als men armoede lijdt. Ouders moeten zelf voorgaan in een eigen gebed en de kinderen leren waarvoor zij moeten bidden (Plichten der ouders p. 106).
Een les voor de gereformeerde gezindte
Bidden is kloppen op de hemeldeur met Gods beloften, zei Luther. Koelman stemt in zijn geschrift 'Plichten der ouders' in met Luthers visie op het gebruikmaken van de beloften in het gebed. Helaas heeft een deel van de rechterflank van de gereformeerde gezindte, die beweert dat ze gaan en staan in de lijn van de oudvaders, het aanleren van de beloften aan kinderen stilzwijgend afgewezen. Men is bang dat de beloften te grabbel gegooid worden immers alleen Gods ware volk heeft bij aanvang leren pleiten op de beloften. Zij zijn het die men name bidden geleerd hebben en zij zijn het die mogen pleiten op Gods beloften.
En verhinder ze niet
Jezus zei: laat de kinderen tot Mij komen en verhinder ze niet. Jezus doelt hier op kinderen met stenen harten. Koelman, die geheel in de lijn van Jezus' genadevolle nodiging van de kinderen wilde staan, leerde dat bidden te leren valt door kinderen. De Bijbel reikt ons namelijk beloften aan voor gevallen zondaren. Dat is de gebedsstof voor de kleintjes. Ook al hebben ook zij een koud hart, toch heef God ook voor koude en stenen harten rijke beloften waar zij vanwege Zijn trouwverbond vrijmoedig op mogen pleiten. Men hoeft geen warm hart te hebben om te mogen bidden. God begint daar waar de mens zich bevindt, hoe diep gevallen die ook mag zijn en reikt die mens dan Zijn reddende hand vol met beloften aan als pleitgrond. De vraag is niet of er beloften staan voor gevallen zondaren in de Bijbel. De vraag is wat wij ermee doen!