Samenvatting
Hoe kan het dat een handvol mensen meer bezit dan de helft van de wereldbevolking en waarom wordt die obscene concentratie van rijkdom niet weggehoond? Vragen die ertoe doen. Zeker in tijden van grote en kleine cultuuroorlogjes rond de roerselen van de nationale identiteit is kritisch onderzoek naar de pijlers van de ongelijkheid een must. Extreme ongelijkheid gaat immers over meer dan waanzinnige bankrekeningen. Het is een machine die haar territorium voortdurend uitbreidt, samenlevingen omwoelt, de verzorgingsstaat ontrafelt en uiteindelijk ook de democratie uitholt. In 'De ongelijkheidsmachine' onderzoekt Paul Goossens de permanente botsing en de onmogelijke pacificatie tussen voorstanders van een meer egalitaire samenleving en elites die hun privileges willen behouden. Europa stond daarbij steevast aan de zijde van de 1%, zo ook zijn religieuze leiders en vele van zijn gelauwerde denkers. Vandaag komt het erop aan de code van de financiële industrie te kraken, dan pas kan de ongelijkheidsmachine gestopt worden. ‘Het is kiezen’, aldus Goossens, ‘tussen de koopkracht van de bevolking of de privileges van de nieuwe feodale heersers, de geldaristocratie.’
Een lange geschiedenis
Er zijn zaken met een veel kortere geschiedenis dan die van de ongelijkheid. In dit boek beschrijft Paul Goossens (1943) de lange geschiedenis van de ongelijkheid die er is tussen rijken en armen. 1% van de bevolking heeft het geld en de macht. Goossens gaat op zoek naar de oorzaak. Het kapitaal en de vrije markt is heilig verklaard in Amerika onze big brother en evenzo in Europa. Goossen brengt niet de milieuproblematiek aan de orde vanwege het feit dat hij daar niet genoeg kaas van gegeten heeft maar de ongelijkheid draagt daar wel aan bij volgens hem. Wie meer geld heeft, heeft ook een grotere voetafdruk en bedrijven die personeel uitbuiten, buiten natuurlijk ook het milieu uit. Dat is één pot nat.
De indeling van het boek
Het boek valt in drie delen uiteen. Deel één luidt: Gelijkheid met vallen en opstaan. Deel twee luidt: Amerika en de sloop van de ongelijkheid. Deel drie luidt: De gemiste focus van Europa. In deel één bespreekt Goossens de inzet voor gelijkheid die vaak in de kiem werd en wordt gesmoord. In deel twee komt Amerika, de bakermat van de ongelijkheid aan bod en in deel drie komt aan bod hoe ook in Europa de ongelijkheidsmachine zijn werking doet in navolging van onze big brother Amerika.
Het streven naar gelijkheid
Het streven naar gelijkheid is noodzakelijk. Zeker in onze tijd zijn data volop aanwezig. Vroeger kon je vermoeden dat veel mensen weinig verdienden en weinig mensen veel verdienden. Maar thans is dat veel exacter weer te geven doordat banken data bijhouden en ons precies kunnen vertellen hoe het zit op dit punt. Volgens het Global Wealth rapport van de Zwitserse bank uit 2021 bezat in 2020 1,1 procent van de 5,1 miljard bewoners van de wereld, 46 % van alle rijkdom op aarde. Bovendien signaleerde de Zwitserse bank dat het hen de laatste 20 jaren steeds weer en meer is gelukt om grotere delen van de rijkdom te bemachtigen. De ongelijkheid blijft dus groeien...
De ontdekking van de één procent
De eerste keer, dat was in 2011, dat Goossens van de één procent van de wereldbevolking hoorde die het wereldkapitaal in handen heeft, meende hij dat het een activistische overdrijving was. Maar toen hij vertrouwd raakte met de grondige research van de Franse econoom Thomas Piketty (1971) begon het bij Goossens te dagen dat de één procent het resultaat van jarenlang wetenschappelijk monnikenwerk was. Nog wat later kwam hij er achter dat het veel eerder een understatement was dan een overdrijving. Dit boek gaat in het voerspoor van het werk van Thomas Piketty "The Economics of Inequality". Om die reden wordt Paul Goossens op de achterflap door Ewald van Engelen 'de Thomas Piketty van de lage landen' genoemd. (Dat is terecht. Op de volgende pagina's haalt Goossens Piketty aan: 29-33, 39-41, 89, 98, 112, 124, 136, 168, 176, 241, 459-460, 508, 550, 564).
Verstikte revoluties
Revoluties zijn er keek op keer geweest. Zowel in Europa als in Amerika. De Franse Revolutie rekende wel af met het feodalisme maar gelijkheid kwam niet van de grond en de Amerikaanse Revolutie slaagde er niet in de hoogste vorm van ongelijkheid, de slavernij, af te schaffen. Nieuwe mechanismen van ongelijkheid kwamen er in de plaats oude mechanismen. Zo was er in 1776 wel de Onafhankelijkheidsverklaring van Amerika waarmee Amerika onafhankelijk werd van de Britten. Gelijkheid stond toen hoog in het vaandel maar het liep uit op slavernij. Thomas Jefferson, één van de opstellers van de Onafhankelijkheidsverklaring, was een gefortuneerde slavenhandelaar en hij had daar nauwelijks morele problemen mee, de slavenhandel uit Afrika daarentegen keurde hij af.
De Industriële Revolutie verdiept de ongelijkheid
Na de Franse Revolutie in 1779 kwam de Industriële Revolutie. Deze begon in Engeland toen James Watt de stoommachine uitvond. Vanaf 1815 zag je ook in Frankrijk steeds meer rokende fabrieksschoorstenen aan de horizon verschijnen en omstreeks 1830 werden de eerste rapporten over de uitzichtloze ellende van de fabrieksarbeiders gepubliceerd. In veel geschriften kregen ze de naam proletariers mee en werd hun situatie vergeleken met die van de slavernij. Slavernij werd door de Roomse kerk goedgekeurd. De kerk volgde de gezaghebbende filosoof Aristoteles. Deze stelde dat de vrije man aan de top van de pyramide staat en onderaan bevinden zich de slaven. De slaven zijn er tot nut van de vrije man.
Steeds meer markt
De architectuur van de vrije markt ligt deels in Engeland. Adam Smith was de peetvader van dit economische liberalisme. Hij zei dat de arbeid van vrije mensen uiteindelijk goedkoper uitkomt dan die van slaven. Slaven moet je volledig onderhouden maar arbeiders niet. Smith wilde nog wel een overheid maar de 20ste -eeuwse Amerikaan, Milton Freedman hield vast aan een mini-overheid. Freedman stelde 14 activiteiten op waar de overheid zijn handen van af moest houden: minimumlonen bepalen, prijssubsidies geven aan boeren, invoerrechten heffen... enzovoorts. Zij geloof in de markt was net zo absoluut als zijn wantrouwen van de overheid. In de jaren 70 maakte zijn ideeën een opmars in Amerika. Uiteindelijk zorgde deze visie op de economie voor enorme ongelijkheid in Amerika. Deze visie waaide ook over naar Europa men alle gevolgen van dien...
Europa
Aanvankelijk waren veel Europese landen na de tweede wereldoorlog sociaal ingesteld. De inkomensverschillen waren gering en er was een degelijk sociaal vangnet Vanaf de jaren 80 werd dat anders. In zijn boek "Changing Welfare States" merkt Anton Hemerijck op dat de welvaartstaat waarin een ieder deelt in de welvaart vervangen wordt door de concurrentiestaat. De welvaarstaat zou mensen lui hebben gemaakt door gebrek aan concurrentie met als gevolg: een verminderde arbeidsinzet en een verminderde focus op innovatie in de technologie. Milton Friedman zijn visie landde dus ook in Europa. Om die reden groeiden de verschillen in inkomens enorm...
Samenvatting en beoordeling
In dit lijvige boek klaagt Paul Goossens Europa aan. Veel landen zijn concurrentiestaten geworden. Een klein aantal mensen heeft een groot kapitaal in handen dat steeds meer toeneemt... Daarentegen leven steeds meer mensen in de armoede. Goossens beschrijft zijn sociaaleconomische visie deels vanuit Belgisch perspectief maar zal het in Nederland zoveel beter zijn? En moeten we dit willen want grote inkomensongelijkheid zorgt voor instabiliteit. Het kan zelfs aan de basis staan van een revolutie. Dus geen politicus kan daar aan voorbijgaan.
Het boek is vooral een aanklacht en deze aanklacht spitst zich toe op Europa. Goossens heeft om die reden deel 3 van dit boek "De gemiste focus van de Europese Unie" als titel meegegeven. Europa is grotendeels de kant van Amerika opgegaan, volgens Goossens.
De aanklacht ligt er dus maar Goossens heeft in dit boek geen pasklare oplossing en hij reikt die zelfs niet expliciet aan. Ondertussen worden de lezers van dit boek wel wakker geschud uit hun neoliberale droom. Om het eenvoudig te zeggen: Meer marktwerking (wat zorgt voor een onrechtvaardige verdeling) en minder overheid (wat zorgt voor een verminderde nivellering van deze onrechtvaardige verdeling) zorgen te samen voor meer ongelijkheid. Die kant moet het niet op en daar heeft Goossens gelijk in. De oplossing is dus impliciet aanwezig: minder marktwerking en meer overheid. En... dan wel een overheid die de te grote inkomensverschillen uitwist.
Het boek is bestelbaar bij:https://www.epo.be/nl/boeken/9789462674271/de-ongelijkheidsmachine
Hoe kan het dat een handvol mensen meer bezit dan de helft van de wereldbevolking en waarom wordt die obscene concentratie van rijkdom niet weggehoond? Vragen die ertoe doen. Zeker in tijden van grote en kleine cultuuroorlogjes rond de roerselen van de nationale identiteit is kritisch onderzoek naar de pijlers van de ongelijkheid een must. Extreme ongelijkheid gaat immers over meer dan waanzinnige bankrekeningen. Het is een machine die haar territorium voortdurend uitbreidt, samenlevingen omwoelt, de verzorgingsstaat ontrafelt en uiteindelijk ook de democratie uitholt. In 'De ongelijkheidsmachine' onderzoekt Paul Goossens de permanente botsing en de onmogelijke pacificatie tussen voorstanders van een meer egalitaire samenleving en elites die hun privileges willen behouden. Europa stond daarbij steevast aan de zijde van de 1%, zo ook zijn religieuze leiders en vele van zijn gelauwerde denkers. Vandaag komt het erop aan de code van de financiële industrie te kraken, dan pas kan de ongelijkheidsmachine gestopt worden. ‘Het is kiezen’, aldus Goossens, ‘tussen de koopkracht van de bevolking of de privileges van de nieuwe feodale heersers, de geldaristocratie.’
Een lange geschiedenis
Er zijn zaken met een veel kortere geschiedenis dan die van de ongelijkheid. In dit boek beschrijft Paul Goossens (1943) de lange geschiedenis van de ongelijkheid die er is tussen rijken en armen. 1% van de bevolking heeft het geld en de macht. Goossens gaat op zoek naar de oorzaak. Het kapitaal en de vrije markt is heilig verklaard in Amerika onze big brother en evenzo in Europa. Goossen brengt niet de milieuproblematiek aan de orde vanwege het feit dat hij daar niet genoeg kaas van gegeten heeft maar de ongelijkheid draagt daar wel aan bij volgens hem. Wie meer geld heeft, heeft ook een grotere voetafdruk en bedrijven die personeel uitbuiten, buiten natuurlijk ook het milieu uit. Dat is één pot nat.
De indeling van het boek
Het boek valt in drie delen uiteen. Deel één luidt: Gelijkheid met vallen en opstaan. Deel twee luidt: Amerika en de sloop van de ongelijkheid. Deel drie luidt: De gemiste focus van Europa. In deel één bespreekt Goossens de inzet voor gelijkheid die vaak in de kiem werd en wordt gesmoord. In deel twee komt Amerika, de bakermat van de ongelijkheid aan bod en in deel drie komt aan bod hoe ook in Europa de ongelijkheidsmachine zijn werking doet in navolging van onze big brother Amerika.
Het streven naar gelijkheid
Het streven naar gelijkheid is noodzakelijk. Zeker in onze tijd zijn data volop aanwezig. Vroeger kon je vermoeden dat veel mensen weinig verdienden en weinig mensen veel verdienden. Maar thans is dat veel exacter weer te geven doordat banken data bijhouden en ons precies kunnen vertellen hoe het zit op dit punt. Volgens het Global Wealth rapport van de Zwitserse bank uit 2021 bezat in 2020 1,1 procent van de 5,1 miljard bewoners van de wereld, 46 % van alle rijkdom op aarde. Bovendien signaleerde de Zwitserse bank dat het hen de laatste 20 jaren steeds weer en meer is gelukt om grotere delen van de rijkdom te bemachtigen. De ongelijkheid blijft dus groeien...
De ontdekking van de één procent
De eerste keer, dat was in 2011, dat Goossens van de één procent van de wereldbevolking hoorde die het wereldkapitaal in handen heeft, meende hij dat het een activistische overdrijving was. Maar toen hij vertrouwd raakte met de grondige research van de Franse econoom Thomas Piketty (1971) begon het bij Goossens te dagen dat de één procent het resultaat van jarenlang wetenschappelijk monnikenwerk was. Nog wat later kwam hij er achter dat het veel eerder een understatement was dan een overdrijving. Dit boek gaat in het voerspoor van het werk van Thomas Piketty "The Economics of Inequality". Om die reden wordt Paul Goossens op de achterflap door Ewald van Engelen 'de Thomas Piketty van de lage landen' genoemd. (Dat is terecht. Op de volgende pagina's haalt Goossens Piketty aan: 29-33, 39-41, 89, 98, 112, 124, 136, 168, 176, 241, 459-460, 508, 550, 564).
Verstikte revoluties
Revoluties zijn er keek op keer geweest. Zowel in Europa als in Amerika. De Franse Revolutie rekende wel af met het feodalisme maar gelijkheid kwam niet van de grond en de Amerikaanse Revolutie slaagde er niet in de hoogste vorm van ongelijkheid, de slavernij, af te schaffen. Nieuwe mechanismen van ongelijkheid kwamen er in de plaats oude mechanismen. Zo was er in 1776 wel de Onafhankelijkheidsverklaring van Amerika waarmee Amerika onafhankelijk werd van de Britten. Gelijkheid stond toen hoog in het vaandel maar het liep uit op slavernij. Thomas Jefferson, één van de opstellers van de Onafhankelijkheidsverklaring, was een gefortuneerde slavenhandelaar en hij had daar nauwelijks morele problemen mee, de slavenhandel uit Afrika daarentegen keurde hij af.
- De Onafhankelijkheidsverklaring begint met de inmiddels wereldberoemde woorden: ‘Alle mensen zijn gelijk geschapen (all men are created equal), en door hun Schepper begiftigd met zekere onvervreemdbare rechten, waaronder: leven, vrijheid en het nastreven van geluk’.
- De politieke werkelijkheid in de VS heeft altijd het moeilijk gemaakt de idealen uit de Onafhankelijkheidsverklaring waar te maken. Toen Thomas Jefferson de mooie woorden over vrijheid voor iedereen schreef, had hij zelf slaven.
De Industriële Revolutie verdiept de ongelijkheid
Na de Franse Revolutie in 1779 kwam de Industriële Revolutie. Deze begon in Engeland toen James Watt de stoommachine uitvond. Vanaf 1815 zag je ook in Frankrijk steeds meer rokende fabrieksschoorstenen aan de horizon verschijnen en omstreeks 1830 werden de eerste rapporten over de uitzichtloze ellende van de fabrieksarbeiders gepubliceerd. In veel geschriften kregen ze de naam proletariers mee en werd hun situatie vergeleken met die van de slavernij. Slavernij werd door de Roomse kerk goedgekeurd. De kerk volgde de gezaghebbende filosoof Aristoteles. Deze stelde dat de vrije man aan de top van de pyramide staat en onderaan bevinden zich de slaven. De slaven zijn er tot nut van de vrije man.
Steeds meer markt
De architectuur van de vrije markt ligt deels in Engeland. Adam Smith was de peetvader van dit economische liberalisme. Hij zei dat de arbeid van vrije mensen uiteindelijk goedkoper uitkomt dan die van slaven. Slaven moet je volledig onderhouden maar arbeiders niet. Smith wilde nog wel een overheid maar de 20ste -eeuwse Amerikaan, Milton Freedman hield vast aan een mini-overheid. Freedman stelde 14 activiteiten op waar de overheid zijn handen van af moest houden: minimumlonen bepalen, prijssubsidies geven aan boeren, invoerrechten heffen... enzovoorts. Zij geloof in de markt was net zo absoluut als zijn wantrouwen van de overheid. In de jaren 70 maakte zijn ideeën een opmars in Amerika. Uiteindelijk zorgde deze visie op de economie voor enorme ongelijkheid in Amerika. Deze visie waaide ook over naar Europa men alle gevolgen van dien...
Europa
Aanvankelijk waren veel Europese landen na de tweede wereldoorlog sociaal ingesteld. De inkomensverschillen waren gering en er was een degelijk sociaal vangnet Vanaf de jaren 80 werd dat anders. In zijn boek "Changing Welfare States" merkt Anton Hemerijck op dat de welvaartstaat waarin een ieder deelt in de welvaart vervangen wordt door de concurrentiestaat. De welvaarstaat zou mensen lui hebben gemaakt door gebrek aan concurrentie met als gevolg: een verminderde arbeidsinzet en een verminderde focus op innovatie in de technologie. Milton Friedman zijn visie landde dus ook in Europa. Om die reden groeiden de verschillen in inkomens enorm...
Samenvatting en beoordeling
In dit lijvige boek klaagt Paul Goossens Europa aan. Veel landen zijn concurrentiestaten geworden. Een klein aantal mensen heeft een groot kapitaal in handen dat steeds meer toeneemt... Daarentegen leven steeds meer mensen in de armoede. Goossens beschrijft zijn sociaaleconomische visie deels vanuit Belgisch perspectief maar zal het in Nederland zoveel beter zijn? En moeten we dit willen want grote inkomensongelijkheid zorgt voor instabiliteit. Het kan zelfs aan de basis staan van een revolutie. Dus geen politicus kan daar aan voorbijgaan.
Het boek is vooral een aanklacht en deze aanklacht spitst zich toe op Europa. Goossens heeft om die reden deel 3 van dit boek "De gemiste focus van de Europese Unie" als titel meegegeven. Europa is grotendeels de kant van Amerika opgegaan, volgens Goossens.
De aanklacht ligt er dus maar Goossens heeft in dit boek geen pasklare oplossing en hij reikt die zelfs niet expliciet aan. Ondertussen worden de lezers van dit boek wel wakker geschud uit hun neoliberale droom. Om het eenvoudig te zeggen: Meer marktwerking (wat zorgt voor een onrechtvaardige verdeling) en minder overheid (wat zorgt voor een verminderde nivellering van deze onrechtvaardige verdeling) zorgen te samen voor meer ongelijkheid. Die kant moet het niet op en daar heeft Goossens gelijk in. De oplossing is dus impliciet aanwezig: minder marktwerking en meer overheid. En... dan wel een overheid die de te grote inkomensverschillen uitwist.
Het boek is bestelbaar bij:https://www.epo.be/nl/boeken/9789462674271/de-ongelijkheidsmachine