Jacobus Borstius (1612-1680) en het paapse deuntje
Paaps deuntje
Soms treft men bij protestanten een rooms gedichtje aan op de wand met als tekst: ‘Drie dingen bezwaren mijn gemoed: Het eerste dat ik sterven moet. Het tweede dat ik niet weet wanneer. Het derde bovenal, dat ik niet weet waarheen ik reizen zal’. Het is heel goed om hierover na te denken maar als dit het antwoord is en het hier bij blijft dan valt te vrezen dat de afloop ook slecht zal zijn. De oudvader Jacobus Borstius (1612-1680) merkt over dit gedichtje op in ‘De vermakelijke wandeling naar de hemel’ dat een goed christen niet bang hoeft te zijn voor de dood zoals men helaas wel leest in dit gedichtjes. Borstius noemt het gedichtje spottend een paaps deuntje. Hij zegt: 'De apostel geeft deze troost in 2 Korinthe 5:5 dat wij het onderpand van de Geest hebben, waarop wij vast en zeker mogen gaan. Wij weten dat het hemelse erfgoed ons niet kan ontgaan en dat wij hier op doorreis zijn" (Jacobus Borstius 'Op weg naar de hemel' p. 52. Betreft een herziene uitgave door Joh. A Bunt te Rhenen) .
Goede vragen maar het antwoord ontbreekt
Een paaps deuntje aan de wand van een protestant notabene! Bredero zou zeggen: het kan verkeren. Dit paapse treurdeuntje stelt echter wel heel goede vragen maar geeft niet de juiste antwoorden. Iedereen moet zich inderdaad afvragen: waar reis ik heen? Maar dit treurgedicht geeft verkeerde antwoorden doordat het geen antwoord geeft maar alleen het gemoed bezwaard. Het genaderijke antwoord is te vinden bij God zelf die nooit iemand heeft laten staan die zulke vragen stelt aan Hem vanwege Zijn Zoon: 'Tot wie zullen we anders heengaan?' Om die reden kon Luther zingen: ‘Wij gaan ten hemel in’. Dat is bepaald geen treurgedicht. Integendeel, het is een loflied. Net als bij Paulus en Silas. Die zongen lofliederen in de gevangenis midden in de donkere nacht.
Een protestant heeft twee tegeltjes aan de wand
Een protestant zou daarom op zijn minst twee tegeltjes moeten hebben aan de wand. Een met dat treurdeuntje van de paap, waarbij de mens zichzelf vragen stelt waarheen hij reizen zal. Pal daarnaast een met het overwinningslied van Luther waar men door uitgelokt wordt om te leren hopen op Gods genade in Jezus. De paap werpt namelijk de mens terug op zichzelf maar Luther en de Reformatie werpen de mens op Jezus en Zijn verdiende genade bij God. Daarom kon Luther dichtte: 'Wij gaan ten hemel in'.
Tot slot nog een aanvulling op het gedicht.
Mij is niet bekend of het gedicht ‘drie dingen bezwaren mijn gemoed’ eenzijdig is geciteerd
want er is nog een aanvulling van dit gedicht die heel reformatorisch klinkt. Deze aanvulling kan ook van latere tijd zijn en zou dan niet van de onbekende rooms katholieke dichter zijn geweest. Men kan deze aanvulling onder andere bij Borstius lezen. Deze luidt:
Drie dingen troosten mijn gemoed.
Ten eerste de gaven van Jezus bloed.
Het tweede vertroost mij nog veel meer,
dat Hij ook is mijn God en Heer.
Maar het derde vertroost mij bovenal,
dat ik eenmaal bij hem wonen zal.
Paaps deuntje
Soms treft men bij protestanten een rooms gedichtje aan op de wand met als tekst: ‘Drie dingen bezwaren mijn gemoed: Het eerste dat ik sterven moet. Het tweede dat ik niet weet wanneer. Het derde bovenal, dat ik niet weet waarheen ik reizen zal’. Het is heel goed om hierover na te denken maar als dit het antwoord is en het hier bij blijft dan valt te vrezen dat de afloop ook slecht zal zijn. De oudvader Jacobus Borstius (1612-1680) merkt over dit gedichtje op in ‘De vermakelijke wandeling naar de hemel’ dat een goed christen niet bang hoeft te zijn voor de dood zoals men helaas wel leest in dit gedichtjes. Borstius noemt het gedichtje spottend een paaps deuntje. Hij zegt: 'De apostel geeft deze troost in 2 Korinthe 5:5 dat wij het onderpand van de Geest hebben, waarop wij vast en zeker mogen gaan. Wij weten dat het hemelse erfgoed ons niet kan ontgaan en dat wij hier op doorreis zijn" (Jacobus Borstius 'Op weg naar de hemel' p. 52. Betreft een herziene uitgave door Joh. A Bunt te Rhenen) .
Goede vragen maar het antwoord ontbreekt
Een paaps deuntje aan de wand van een protestant notabene! Bredero zou zeggen: het kan verkeren. Dit paapse treurdeuntje stelt echter wel heel goede vragen maar geeft niet de juiste antwoorden. Iedereen moet zich inderdaad afvragen: waar reis ik heen? Maar dit treurgedicht geeft verkeerde antwoorden doordat het geen antwoord geeft maar alleen het gemoed bezwaard. Het genaderijke antwoord is te vinden bij God zelf die nooit iemand heeft laten staan die zulke vragen stelt aan Hem vanwege Zijn Zoon: 'Tot wie zullen we anders heengaan?' Om die reden kon Luther zingen: ‘Wij gaan ten hemel in’. Dat is bepaald geen treurgedicht. Integendeel, het is een loflied. Net als bij Paulus en Silas. Die zongen lofliederen in de gevangenis midden in de donkere nacht.
Een protestant heeft twee tegeltjes aan de wand
Een protestant zou daarom op zijn minst twee tegeltjes moeten hebben aan de wand. Een met dat treurdeuntje van de paap, waarbij de mens zichzelf vragen stelt waarheen hij reizen zal. Pal daarnaast een met het overwinningslied van Luther waar men door uitgelokt wordt om te leren hopen op Gods genade in Jezus. De paap werpt namelijk de mens terug op zichzelf maar Luther en de Reformatie werpen de mens op Jezus en Zijn verdiende genade bij God. Daarom kon Luther dichtte: 'Wij gaan ten hemel in'.
Tot slot nog een aanvulling op het gedicht.
Mij is niet bekend of het gedicht ‘drie dingen bezwaren mijn gemoed’ eenzijdig is geciteerd
want er is nog een aanvulling van dit gedicht die heel reformatorisch klinkt. Deze aanvulling kan ook van latere tijd zijn en zou dan niet van de onbekende rooms katholieke dichter zijn geweest. Men kan deze aanvulling onder andere bij Borstius lezen. Deze luidt:
Drie dingen troosten mijn gemoed.
Ten eerste de gaven van Jezus bloed.
Het tweede vertroost mij nog veel meer,
dat Hij ook is mijn God en Heer.
Maar het derde vertroost mij bovenal,
dat ik eenmaal bij hem wonen zal.