Josia, de voorstelling van zijn koningschap in 2 Koningen 22 en 23
Het onderzoek
J. van Dorp schreef dit proefschrift over de voorstelling van het koningschap van Josia in 2 Koningen 22 en 23. Van Dorp promoveerde op dit proefschrift in 1991 aan de universiteit van Utrecht.
J. van Dorp kijkt in dit proefschrift naar de compositie (samenstelling) van 2 Koningen 22 en 23. Van Dorp behandelt dus niet de historische kritiek op 2 Koningen 22 en 23 die er is sinds Wellhausen. Die kritiek stelt dat Josia het wetboek heeft laten schrijven en neergelegd heeft in de tempel zodat priester Hilkia het wel moest vinden. Deze visie gaat er vanuit dat de Thora niet hoofdzakelijk door Mozes is samengesteld als eindredacteur maar grotendeels veel later dan Mozes leefde. Van Dorp kijkt alleen naar de eindtekst in 2 Koningen 22 en 23. Om die reden is het een leerzaam proefschrift. Men raakt niet verstrikt in de slangenkuil van de historische kritiek.
Het addertje
Tegelijkertijd zit er een addertje onder het gras. De schrijver ziet 2 Koningen 22 en 23 niet als echte geschiedenis maar als een voorstelling van de schrijver. Zijn historische kritiek blijft bijna onopgemerkt doordat hij vooral de bedoeling van de schrijver benadrukt. Dit heeft een reden. Op het punt van de historische kritiek is alles wel gezegd wat er gezegd moest worden over dit gedeelte. Om die reden verplaatst hij zijn onderzoeksterrein naar de tekst zelf. Het historisch kritische gedachtegoed speelt echter wel op de achtergrond mee. Dit is merkbaar als hij het contrast tekent tussen Manasse en Josia en hij opmerkt: 'Door de negatieve beoordeling van Manasse te verwerken in het verhaal van 2 Koningen 22-23 wordt de positieve voorstelling van Josia beklemtoond'. Hier klinkt mijns inziens de volgende historische kritiek in door: De schrijver schrijft geen echte geschiedenis maar een verhaal. De schrijver van 2 Koningen 22 en 23 zet daarbij de geschiedenis volgens Van Dorp naar de hand door de negatieve beoordeling van Manasse erbij te betrekken en zo het leven van Josia in een goed daglicht te stellen. 2 Koningen 22 en 23 is dus geen echte geschiedschrijving volgens Van Dorp. Dit is de schaduwzijde van dit overigens fraaie proefschrift.
De opzet Van Dorp vertaalt eerst 2 Koningen 22 en 23 en bespreekt de taalkundige en tekstkritische problemen. Daarna kijkt hij naar de compositie, samenstelling van 2 Koningen 22 en 23. Hij komt dan uit op zeven episodes en hij bespreekt de samenhang van de episodes. Daarna bespreekt hij 2 Koningen 22 en 23 en rond hij af met een conclusie waarin hij laat zien dat 2 Koningen 22 en 23 als doel heeft te laten zien dat er niemand was als koning Josia op het gebied van de reformatie.
De vondst van het wetboek De vondst van het wetboek is van groot belang voor de reformatie van Josia. Hier ging wat aan vooraf. Toen Josia al 18 jaren regeerde begon hij namelijk met de restauratie van de vervallen tempel. Overigens kwam Josia op jonge leeftijd, hij was 8 jaren aan de macht. Hij was dus 26 jaar toen hij deze opdracht gaf om de tempel te restaureren. De tempel was vervallen want Josia zijn opa, Manasse (hoewel hij later tot bekering kwam) en zijn vader Amon hadden meer op met de afgoden dan met de tempel van God.
Juist als deze restauratie plaatsvindt, vindt Hilkia het wetboek. Koning Josia krijgt het te horen wat er in dit wetboek staat en schrikt. Hij stuurt vervolgens de secretaris Safan naar de profetes Hulda en die zegt dat al de verschrikkingen die staan in de wetboek over Juda en Jeruzalem zullen komen omdat men gewandeld heeft in de dienst van de afgoden. Josia zal al dit kwaad niet meemaken omdat hij zich vernederd heeft voor God vanwege deze zonden.
De reformatie Josia roept al het volk bijeen en treedt samen met heel Juda opnieuw met God in het verbond. Vervolgens laat hij de reformatie uitvoeren. Alle afgoden worden verwijderd uit de tempel en verbrand. Josia was dus een reformatorische koning. Men zou hem met Luther kunnen vergelijken en andersom.
Niemand zoals hij De heilige schrijver van 2 Koningen 23 merkt op dat er niemand was zoals Josia in het vieren van het Pascha en ook niet in het terugkeren tot de HEERE. Josia keerde terug tot de HEERE met geheel zijn hart, met geheel zijn ziel en met geheel zijn vermogen, merkt de heilige schrijver op. Hier gebruikt hij de taal uit Deuteronomium 6:5. Van Dorp contrasteert in zijn proefschrift het leven van Josia fraai als hij dit vergelijkt met zijn opa Manasse. In 2 koningen 21: 11-12 en 1 2 Koningen 23:26 krijgt Manasse geen goede pers. Dat is anders in 2 Kronieken 33 waar de bekering van Manasse wel vermeld wordt (Kronieken heeft als uitgangspunt in de geschiedschrijving deze kerntekst 'ook waren in Juda nog goede dingen, 2 Kronieken 12:2).
Terugkeer Terecht merkt Van Dorp op dat men niets hoort over de eerste 18 jaren van het leven van Josia. Pas in het 18de jaar van zijn regering begon zijn reformatie maar toen was Josia net 26 jaren oud. Hoogst vermoedelijk leefde Josia daarvoor nog in de afgodendienst van zijn vader Amon of hij combineerde deze afgodendienst uit onwetendheid met de dienst aan de HEERE. Hij begeerde slechts (door onwetendheid) een restauratie van de tempel wat (vermoedelijk reeds) getuigt van (een ontwaakte) liefde tot de HEERE. De HEERE echter zorgde door de vondst van het wetboek om zo de reformatie te bewerkstelligen. De vondst van dit wetboek betekende namelijk de bekering van Josia, het woord sloeg in, tot de HEERE met geheel zijn hart, ziel en vermogen (kracht). Vooral dit laatste woord is van groot belang. Als koning had Josia het vermogen (de kracht) om zijn volk ook te betrekken (weliswaar uitwendig) in de bekering tot God. Dit deed hij door samen met het volk een verbond met de HEERE te maken. Hij betrok dus heel het volk bij de reformatie. Dit was ook overeenkomstig het gevonden wetboek van Mozes (waarbij vooral te denken valt aan Deuteronomium).
God keerde niet terug Helaas was de terugkeer van Josia niet voldoende. De heilige schrijver stelt dat God niet terugkeerde van zijn voornemen om Juda en Jeruzalem te straffen. Ook heeft Josia zijn gezin niet kunnen redden. Zijn zoon Jojakim ging heel anders om met de woorden van de HEERE toen Jeremia die aan hem gaf. Van Dorp laat ook dit contrast zien. Jojakim , de zoon van de Godzalige Josia, versnipperde de woorden van de HEERE en wierp ze in de open haard in zijn winterhuis (Jeremia 36:23-24) Ook verschrikte Jojakim niet van deze woorden zoals zijn vader Josia wel deed. Soms kan een reformatie slechts van korte duur zijn. De koning Jojakim koos voor zichzelf als koning en sloeg daarmee voor heel Juda een verkeerde weg in. Hoe anders was zijn vader Josia.
Josia en wij
Hoe zit het met ons? We kunnen overigens ook op subtiele en nette wijze Gods Woord terzijde schuiven door teksten te verzwijgen die ons niet uitkomen of door die in een eigen context te plaatsen. Dan gebruikt men dezelfde woorden als ten tijde van de reformatie maar die vult men dan anders in. Of we nemen de hele leer van de reformatie over maar doen dat niet met ons hart maar slechts uitwendig. Of we keren wel met ons hart terug maar deinzen dan terug om dit te uiten naar buiten toe. Dan missen we de drieslag van Josia. Josia keerde terug met zijn hart, met zijn ziel, dat is zijn hele persoon en met alles wat in zijn vermogen lag. Het begon dus van binnen maar de cirkel werd wijder, steeds wijder want hij betrok als koning naar zijn vermogen heel het volk erbij.
Josia en Luther
Tot slot maken wij een vergelijk tussen Josia en Luther. Josia vond het wetboek en reformeerde land en volk. Luther ontdekte het evangelie en wees land en volk de uitweg naar het heil. Beiden waren reformatoren in hun tijd en omstandigheden. Josia was koning en had de macht en het vermogen om het volk een verbond te laten maken met de HEERE. Die macht en dat vermogen had Luther niet maar Luther gaf geschriften uit en daarom spreekt hij nog steeds door zijn geschriften die de moeite waard zijn om te lezen...
Het onderzoek
J. van Dorp schreef dit proefschrift over de voorstelling van het koningschap van Josia in 2 Koningen 22 en 23. Van Dorp promoveerde op dit proefschrift in 1991 aan de universiteit van Utrecht.
J. van Dorp kijkt in dit proefschrift naar de compositie (samenstelling) van 2 Koningen 22 en 23. Van Dorp behandelt dus niet de historische kritiek op 2 Koningen 22 en 23 die er is sinds Wellhausen. Die kritiek stelt dat Josia het wetboek heeft laten schrijven en neergelegd heeft in de tempel zodat priester Hilkia het wel moest vinden. Deze visie gaat er vanuit dat de Thora niet hoofdzakelijk door Mozes is samengesteld als eindredacteur maar grotendeels veel later dan Mozes leefde. Van Dorp kijkt alleen naar de eindtekst in 2 Koningen 22 en 23. Om die reden is het een leerzaam proefschrift. Men raakt niet verstrikt in de slangenkuil van de historische kritiek.
Het addertje
Tegelijkertijd zit er een addertje onder het gras. De schrijver ziet 2 Koningen 22 en 23 niet als echte geschiedenis maar als een voorstelling van de schrijver. Zijn historische kritiek blijft bijna onopgemerkt doordat hij vooral de bedoeling van de schrijver benadrukt. Dit heeft een reden. Op het punt van de historische kritiek is alles wel gezegd wat er gezegd moest worden over dit gedeelte. Om die reden verplaatst hij zijn onderzoeksterrein naar de tekst zelf. Het historisch kritische gedachtegoed speelt echter wel op de achtergrond mee. Dit is merkbaar als hij het contrast tekent tussen Manasse en Josia en hij opmerkt: 'Door de negatieve beoordeling van Manasse te verwerken in het verhaal van 2 Koningen 22-23 wordt de positieve voorstelling van Josia beklemtoond'. Hier klinkt mijns inziens de volgende historische kritiek in door: De schrijver schrijft geen echte geschiedenis maar een verhaal. De schrijver van 2 Koningen 22 en 23 zet daarbij de geschiedenis volgens Van Dorp naar de hand door de negatieve beoordeling van Manasse erbij te betrekken en zo het leven van Josia in een goed daglicht te stellen. 2 Koningen 22 en 23 is dus geen echte geschiedschrijving volgens Van Dorp. Dit is de schaduwzijde van dit overigens fraaie proefschrift.
De opzet Van Dorp vertaalt eerst 2 Koningen 22 en 23 en bespreekt de taalkundige en tekstkritische problemen. Daarna kijkt hij naar de compositie, samenstelling van 2 Koningen 22 en 23. Hij komt dan uit op zeven episodes en hij bespreekt de samenhang van de episodes. Daarna bespreekt hij 2 Koningen 22 en 23 en rond hij af met een conclusie waarin hij laat zien dat 2 Koningen 22 en 23 als doel heeft te laten zien dat er niemand was als koning Josia op het gebied van de reformatie.
De vondst van het wetboek De vondst van het wetboek is van groot belang voor de reformatie van Josia. Hier ging wat aan vooraf. Toen Josia al 18 jaren regeerde begon hij namelijk met de restauratie van de vervallen tempel. Overigens kwam Josia op jonge leeftijd, hij was 8 jaren aan de macht. Hij was dus 26 jaar toen hij deze opdracht gaf om de tempel te restaureren. De tempel was vervallen want Josia zijn opa, Manasse (hoewel hij later tot bekering kwam) en zijn vader Amon hadden meer op met de afgoden dan met de tempel van God.
Juist als deze restauratie plaatsvindt, vindt Hilkia het wetboek. Koning Josia krijgt het te horen wat er in dit wetboek staat en schrikt. Hij stuurt vervolgens de secretaris Safan naar de profetes Hulda en die zegt dat al de verschrikkingen die staan in de wetboek over Juda en Jeruzalem zullen komen omdat men gewandeld heeft in de dienst van de afgoden. Josia zal al dit kwaad niet meemaken omdat hij zich vernederd heeft voor God vanwege deze zonden.
De reformatie Josia roept al het volk bijeen en treedt samen met heel Juda opnieuw met God in het verbond. Vervolgens laat hij de reformatie uitvoeren. Alle afgoden worden verwijderd uit de tempel en verbrand. Josia was dus een reformatorische koning. Men zou hem met Luther kunnen vergelijken en andersom.
Niemand zoals hij De heilige schrijver van 2 Koningen 23 merkt op dat er niemand was zoals Josia in het vieren van het Pascha en ook niet in het terugkeren tot de HEERE. Josia keerde terug tot de HEERE met geheel zijn hart, met geheel zijn ziel en met geheel zijn vermogen, merkt de heilige schrijver op. Hier gebruikt hij de taal uit Deuteronomium 6:5. Van Dorp contrasteert in zijn proefschrift het leven van Josia fraai als hij dit vergelijkt met zijn opa Manasse. In 2 koningen 21: 11-12 en 1 2 Koningen 23:26 krijgt Manasse geen goede pers. Dat is anders in 2 Kronieken 33 waar de bekering van Manasse wel vermeld wordt (Kronieken heeft als uitgangspunt in de geschiedschrijving deze kerntekst 'ook waren in Juda nog goede dingen, 2 Kronieken 12:2).
Terugkeer Terecht merkt Van Dorp op dat men niets hoort over de eerste 18 jaren van het leven van Josia. Pas in het 18de jaar van zijn regering begon zijn reformatie maar toen was Josia net 26 jaren oud. Hoogst vermoedelijk leefde Josia daarvoor nog in de afgodendienst van zijn vader Amon of hij combineerde deze afgodendienst uit onwetendheid met de dienst aan de HEERE. Hij begeerde slechts (door onwetendheid) een restauratie van de tempel wat (vermoedelijk reeds) getuigt van (een ontwaakte) liefde tot de HEERE. De HEERE echter zorgde door de vondst van het wetboek om zo de reformatie te bewerkstelligen. De vondst van dit wetboek betekende namelijk de bekering van Josia, het woord sloeg in, tot de HEERE met geheel zijn hart, ziel en vermogen (kracht). Vooral dit laatste woord is van groot belang. Als koning had Josia het vermogen (de kracht) om zijn volk ook te betrekken (weliswaar uitwendig) in de bekering tot God. Dit deed hij door samen met het volk een verbond met de HEERE te maken. Hij betrok dus heel het volk bij de reformatie. Dit was ook overeenkomstig het gevonden wetboek van Mozes (waarbij vooral te denken valt aan Deuteronomium).
God keerde niet terug Helaas was de terugkeer van Josia niet voldoende. De heilige schrijver stelt dat God niet terugkeerde van zijn voornemen om Juda en Jeruzalem te straffen. Ook heeft Josia zijn gezin niet kunnen redden. Zijn zoon Jojakim ging heel anders om met de woorden van de HEERE toen Jeremia die aan hem gaf. Van Dorp laat ook dit contrast zien. Jojakim , de zoon van de Godzalige Josia, versnipperde de woorden van de HEERE en wierp ze in de open haard in zijn winterhuis (Jeremia 36:23-24) Ook verschrikte Jojakim niet van deze woorden zoals zijn vader Josia wel deed. Soms kan een reformatie slechts van korte duur zijn. De koning Jojakim koos voor zichzelf als koning en sloeg daarmee voor heel Juda een verkeerde weg in. Hoe anders was zijn vader Josia.
Josia en wij
Hoe zit het met ons? We kunnen overigens ook op subtiele en nette wijze Gods Woord terzijde schuiven door teksten te verzwijgen die ons niet uitkomen of door die in een eigen context te plaatsen. Dan gebruikt men dezelfde woorden als ten tijde van de reformatie maar die vult men dan anders in. Of we nemen de hele leer van de reformatie over maar doen dat niet met ons hart maar slechts uitwendig. Of we keren wel met ons hart terug maar deinzen dan terug om dit te uiten naar buiten toe. Dan missen we de drieslag van Josia. Josia keerde terug met zijn hart, met zijn ziel, dat is zijn hele persoon en met alles wat in zijn vermogen lag. Het begon dus van binnen maar de cirkel werd wijder, steeds wijder want hij betrok als koning naar zijn vermogen heel het volk erbij.
Josia en Luther
Tot slot maken wij een vergelijk tussen Josia en Luther. Josia vond het wetboek en reformeerde land en volk. Luther ontdekte het evangelie en wees land en volk de uitweg naar het heil. Beiden waren reformatoren in hun tijd en omstandigheden. Josia was koning en had de macht en het vermogen om het volk een verbond te laten maken met de HEERE. Die macht en dat vermogen had Luther niet maar Luther gaf geschriften uit en daarom spreekt hij nog steeds door zijn geschriften die de moeite waard zijn om te lezen...