De mogelijke reden van uitgave van Thomas Bostons boek over het
genadeverbond door Gerrit Hendrik Kersten
1. De uitgave in 1931
In 1931 gaf ds. G.H. Kersten het boek van Thomas Boston 'Een beschouwing van het genadeverbond' opnieuw uit (o.a. in de 18de eeuw was dit werk reeds uitgegeven met een voorwoord van dr. A. Comrie). Op deze pagina wil ik onderzoeken wat de reden was van deze heruitgave van Thomas Bostons werk over het genadeverbond. Ik behandel eerst twee visies van Ger. Gem. dominees. Daarna presenteer ik een eigen onderzoek en vervolgens trek ik een conclusie.
2 Twee visie op de heruitgave door huidige Ger. Gem. predikanten
2.1. De visie van ds. M. Golverdingen op deze heruitgave
De visie van ds. M. Golverdingen op deze heruitgave luidt als volgt: 'In het soms nogal polemisch getoonzette Woord vooraf geeft ds. Kersten aan dat hij 'na den elders gevoerde strijd' graag een korte beschouwing zou hebben gepubliceerd over de leer van de verbonden. De gelegenheid om daartoe te komen, heeft hem echter voortdurend ontbroken. In de plaats van die publicatie biedt hij nu deze heruitgave aan. Ds Kersten maakt duidelijk (in het Woord vooraf. H.R.), zonder dat met zoveel woorden te zeggen, dat er tussen de visie van Boston en de verbondsleer, zoals deze door de Gereformeerde Gemeenten is aanvaard, een volledige overeenstemming bestaat. De hoofdgedachte van de leeruitspraak (Golverdingen doelt op 1931 H.R.) blijkt te corresponderen met de kern van de beschouwing van Boston: de uitverkorenen zijn in Christus, hun Hoofd, van eeuwigheid in het verbond der genade' (M. Golverdingen, 'Om het behoud van een kerk', 51).
Kortom volgens Golverdingen is het werk van Boston een soort leesregel voor de uitspraken van 1931. Alleen de uitverkorenen zijn volgens de leeruitspraken van 1931 in het genadeverbond, dit leerde Boston ook in 'Een beschouwing van het genadeverbond'. Eveneens moet aan alle hoorders het evangelie verkondigd worden met bevel van bekering en geloof. Ook op dit punt stemmen de leeruitspraken overeen met Boston en om die reden zou Kersten volgens Golverdingen diens werk hebben uitgegeven (M Golverdingen, Om het behoud van een kerk, blz 52).
2.2. De visie van ds A.T. Huijser op heruitgave
In de Saambinder heeft ds. A. T. Huijser in 2014, 10 epistels geschreven over 'De leeruitspraken van 1931'. In zijn 10de bijdrage merkt hij op:
'Persoonlijk vind ik het jammer dat het ds. Kersten de gelegenheid heeft ontbroken om een korte beschouwing te publiceren over de leer van de verbonden. En dan vooral met betrekking tot de bediening van het Genadeverbond.
Hij heeft dit willen vergoeden met de uitgave van “Een beschouwing van het Verbond der genade”, van Thomas Boston. En inderdaad, het eerste deel van dit boek is in het licht van de leeruitspraken uitstekend bruikbaar. Het tweede deel, over de bediening van het Genadeverbond, ligt in dat opzicht minder duidelijk.
Nu wordt er wel gesteld dat ds. Kersten hiermee een signaal heeft willen afgeven over de wijze waarop de bediening van het Genadeverbond een plaats moet hebben in de prediking. Dat zou kunnen. Maar eerlijk gezegd kan ik dit niet terugvinden in Kerstens eigen preken. Lees zijn Catechismuspreken, de verschillende prekenbundels en niet te vergeten zijn meditaties over Hebreeën 11 ‘Meer dan overwinnaars’: de lijn van Boston uit het tweede deel van zijn boek vindt u daarin toch niet op gelijke wijze terug. Daarmee kan beslist niet gezegd worden dat er bij ds. Kersten geen welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade in zijn prediking is geweest aan alle hoorders, integendeel! Genoemde citaten in een eerder artikel spreken daarin voor zich; maar het is toch niet zoals Boston daarover spreekt'.
Samenvatting van de visie van Huijser en onderzoeksvoorstel
Ds Huijzer merkt dus een verschil op tussen Kersten en Boston. Met name als het om de bediening van het genadeverbond gaat, is Kersten volgens Huijser anders dan Boston. Dit is een punt wat Golverdingen niet aanroert. Mijns inziens was de heruitgave van het genadeverbond van Boston door Kersten vooral bestemd om te laten zien dat alleen de leer van de twee verbonden Schriftuurlijk is. Kersten had minder belang bij/ interesse in de bediening van het genadeverbond zoals Boston die voorstond. Ik wil in het vervolg deze visie onderbouwen en laten zien waarom ik dit standpunt huldig.
3. Eigen onderzoek
3.1. Het voorwoord van Kersten in de heruitgave
Golverdingen stelt terecht dan het voorwoord van ds. Kersten in de heruitgave van 'Een beschouwing van het genadeverbond' van Thomas Boston polemisch is (zie 2.1). Kersten merkt op: Waartoe de leer van de drie verbonden leidt is te zien in de 'Gereformeerde Geloofsleer' door W Heyns, hoogleraar aan het Calvin College te Grand Rapids. De hoofdstukken, in dit werk gewijd aan het Genadeverbond vormen een doorlopende bestrijding van wat de kerke Gods niet alleen in deze gewesten, maar ook daar buiten van oude tijden af op grond van de Heilige Schrift aangaande het Verbond heeft voorgestaan. Ook is het diep te betreuren, dat heden ten dage sommige leraren, van wie beter zou mogen verwacht worden, zich hebben opgemaakt tot de strijd tegen de oude leer der oude Gereformeerde kerk. Zij kwamen er zelfs toe de misleidende stelling te leren en halsstarrig te verdedigen dat niet alleen de uitverkorenen, maar met Abrahams natuurlijk zaad het Genadeverbond wordt opgericht en zelf de niet uitverkorenen deel hebben aan de goederen van het Genadeverbond (...) In het Verbond der Genade zijn aan Gods uitverkorenen en aan hen alleen vermaakt alle weldaden voor tijd en eeuwigheid'
Commentaar op het Voorwoord van Kersten in Bostons Genadeverbond
Duidelijk is het welke kant Kersten op wilt. Alles lijkt erop dat de uitgave van 'Een beschouwing van het Verbond der Genade' als doel heeft de aanhangers van de leer van de drie verbonden de mond te snoeren. Kersten moet om de leer van de twee verbonden te verdedigen notabene helemaal uitwijken naar Schotland en stelt dat dit de visie is van heel de Gereformeerde kerk. Het doopformulier spreekt echter over 'Abraham en diens natuurlijke zaad' en de catechismus stelt in zondag 27 dat de jonge kinderen gedoopt moeten worden omdat ze evenals de volwassenen in het verbond begrepen zijn en ook aan hen de belofte van de vergeving van de zonde is toegezegd. Het is juist Heyns, de hoogleraar uit Grand Rapids die wijst op de verbondopvatting in het doopformulier en de catechismus die de Gereformeerde kerk in Nederland eeuwenlang heeft gehanteerd (W. Heyns, Gereformeerde Geloofsleer, 139) . Kersten stelt dat men de aloude verbondsleer van de Gereformeerde kerk bestrijdt met de leer van de drie verbonden. Zelf kiest hij echter voor 'Een beschouwing van het verbond der genade' van de Schotse predikant Boston om zijn visie op het genadeverbond te illustreren zonder te rade te gaan bij ons doopformulier en onze catechismus.
3.2. Verschillen tussen Boston en Kersten op een rijtje gezet
In zijn dogmatiek bestrijdt Kersten de aanhangers van de leer van de drie verbonden fel en vooral ook heel stellig. Zo zegt hij: 'Heyns, Woelderink, Schilder en vele Christelijk Gereformeerden borduren op ditzelfde stramien (dat elk natuurlijk kind van gelovig ouders reeds in het verbond is opgenomen 'van zijn geboorte af') en wijken in het geheel af van alle theologen' (De Gereformeerde Dogmatiek deel 1, 313).
Wijken zij die de drie verbonden leer voorstaan af van alle Gereformeerde theologen? Laten we eens kijken wat Boston ervan zegt: 'Het verbond der verlossing en der genade zijn niet twee onderscheiden verbonden maar een en hetzelfde verbond. Ik weet dat vele Godgeleerden zich in deze zaak anders uitdrukken en dat met verschillende bedoelingen, waarbij enkele beslist niet nadelig zijn ten aanzien van de leer van de genade' (Een beschouwing van het verbond der Genade blz 66). Boston sprak heel bescheiden over 'Een beschouwing van het Verbond der genade' (a view of the covenant of grace)
Een tweede verschil tussen Kersten en Boston betreft de bediening van het verbond van de genade. Kersten leest Johannes 3:16 inperkend. Het gaat om de uitverkoren wereld en die het anders leren zijn arminiaans (G.H Kersten Korte lessen over Kort Begrip, 52-53). Boston leest in Johannes 3:16 de hele wereld omdat niemand wordt uitgesloten in het evangelie (Een beschouwing van het Verbond der genade, 228). Het genadeverbond heeft paal en perk volgens Boston. In het genadeverbond bevinden zich alleen de uitverkorenen maar het evangelie geldt een ieder, een iegelijk onbepaald en onbeperkt (to sinners of mankind indefinitely Dr. C. Graafland ‘Van Calvijn tot Comrie’, Zoetermeer, 1994, 306.) en dat laat Boston volop merken in zijn preken Kersten handhaafde wel het aanbod van genade voor allen als dogma maar praktiseerde dit veel en veel minder dan Boston. Bij hem is een iegelijk/ een ieder ook weleens de uitverkorenen (zie Johannes 3:16 als voorbeeld)
Een derde verschil naar ik meen tussen Kersten en Boston betreft de inwilliging van het verbond. Bij Kersten en vooral diens volgelingen staat wedergeboorte centraal Als iemand de kernmerken heeft van een wedergeboren dan is hij of zij in het verbond. Niet elke bondeling kent echter Christus en heeft zicht op de vergeving van de zonde (ds. A. Kort, Wedergeboorte of schijngeboorte,107-113). Boston stelt dat elk die mag geloven dat Jezus Zijn of haar Zaligmaker is van de zonde, in het genadeverbond is. Het werk van de wet is voorbereidend van aard. Wie gelooft, willigt het verbond in. Natuurlijk is men dan wedergeboren maar Boston maakte geloof en wedergeboorte niet los van elkaar ('Een beschouwing van het Verbond der Genade', 297-316).
3.3. Slotconclusie
De vraag die we aan het begin stelde was om welke reden Kersten in 1931 'Een beschouwing van het verbond der genade' van Boston uitgaf. Golverdingen meende (2.1) dat Kersten dit deed om de leeruitspraken van 1931 te illustreren. Weliswaar zijn alle uitverkoren in het Verbond maar het evangelie komt tot allen. Dat punt wilde Kersten maken. Huijser echter ziet het als een verlegenheidsoplossing (2.2). Kersten had geen tijd om zelf een boek te schrijven over het genadeverbond. Huijser meent dat Kersten anders dacht dan Boston over de bediening van het genadeverbond. Kersten spreekt volgens Huijser in zijn geschriften anders over het aanbod van genade dan Boston doet. Mijns inziens heeft Huijser een punt (maar ook een eigen agenda die verder voert dan Kersten voor lief zou houden. Golverdingen laat Kersten graag in de pas lopen met Boston. Golverdingen heeft ook zijn agenda namelijk het aanbod van genade binnenboord houden van de Ger. Gem.)
Zelf komen we tot de conclusie (3.1) vanuit het Voorwoord dat Kersten schreef in 1931 in 'Een beschouwing van het verbond der genade' dat Kersten vooral met dit boek de leer van de drie verbonden wilde weerleggen en de juistheid van de verbondsvisie van 1931 wilde onderstrepen. Met Boston achter de hand had hij een theoloog van formaat bij de hand die in de rechterflank geliefd is. Mijns inziens heeft Huijser een punt dat Kersten op het punt van de bediening van het verbond, het aanbod van genade, minder ruim is dan Boston (3.2). Tevens als het om de inwilliging van het verbond gaat is er ook een verschil tussen Kersten en Boston (3.2). Bij Boston willigt men het verbond der genade in door het zaligmakende geloof. Bij Kersten en zijn volgelingen is dat de wedergeboorte waarbij het geloof in Christus meer en meer op de achtergrond raakt. Zeker als men let op zijn huidige volgelingen (ds. A. Kort, Wedergeboorte of schijngeboorte,117-119).
genadeverbond door Gerrit Hendrik Kersten
1. De uitgave in 1931
In 1931 gaf ds. G.H. Kersten het boek van Thomas Boston 'Een beschouwing van het genadeverbond' opnieuw uit (o.a. in de 18de eeuw was dit werk reeds uitgegeven met een voorwoord van dr. A. Comrie). Op deze pagina wil ik onderzoeken wat de reden was van deze heruitgave van Thomas Bostons werk over het genadeverbond. Ik behandel eerst twee visies van Ger. Gem. dominees. Daarna presenteer ik een eigen onderzoek en vervolgens trek ik een conclusie.
2 Twee visie op de heruitgave door huidige Ger. Gem. predikanten
2.1. De visie van ds. M. Golverdingen op deze heruitgave
De visie van ds. M. Golverdingen op deze heruitgave luidt als volgt: 'In het soms nogal polemisch getoonzette Woord vooraf geeft ds. Kersten aan dat hij 'na den elders gevoerde strijd' graag een korte beschouwing zou hebben gepubliceerd over de leer van de verbonden. De gelegenheid om daartoe te komen, heeft hem echter voortdurend ontbroken. In de plaats van die publicatie biedt hij nu deze heruitgave aan. Ds Kersten maakt duidelijk (in het Woord vooraf. H.R.), zonder dat met zoveel woorden te zeggen, dat er tussen de visie van Boston en de verbondsleer, zoals deze door de Gereformeerde Gemeenten is aanvaard, een volledige overeenstemming bestaat. De hoofdgedachte van de leeruitspraak (Golverdingen doelt op 1931 H.R.) blijkt te corresponderen met de kern van de beschouwing van Boston: de uitverkorenen zijn in Christus, hun Hoofd, van eeuwigheid in het verbond der genade' (M. Golverdingen, 'Om het behoud van een kerk', 51).
Kortom volgens Golverdingen is het werk van Boston een soort leesregel voor de uitspraken van 1931. Alleen de uitverkorenen zijn volgens de leeruitspraken van 1931 in het genadeverbond, dit leerde Boston ook in 'Een beschouwing van het genadeverbond'. Eveneens moet aan alle hoorders het evangelie verkondigd worden met bevel van bekering en geloof. Ook op dit punt stemmen de leeruitspraken overeen met Boston en om die reden zou Kersten volgens Golverdingen diens werk hebben uitgegeven (M Golverdingen, Om het behoud van een kerk, blz 52).
2.2. De visie van ds A.T. Huijser op heruitgave
In de Saambinder heeft ds. A. T. Huijser in 2014, 10 epistels geschreven over 'De leeruitspraken van 1931'. In zijn 10de bijdrage merkt hij op:
'Persoonlijk vind ik het jammer dat het ds. Kersten de gelegenheid heeft ontbroken om een korte beschouwing te publiceren over de leer van de verbonden. En dan vooral met betrekking tot de bediening van het Genadeverbond.
Hij heeft dit willen vergoeden met de uitgave van “Een beschouwing van het Verbond der genade”, van Thomas Boston. En inderdaad, het eerste deel van dit boek is in het licht van de leeruitspraken uitstekend bruikbaar. Het tweede deel, over de bediening van het Genadeverbond, ligt in dat opzicht minder duidelijk.
Nu wordt er wel gesteld dat ds. Kersten hiermee een signaal heeft willen afgeven over de wijze waarop de bediening van het Genadeverbond een plaats moet hebben in de prediking. Dat zou kunnen. Maar eerlijk gezegd kan ik dit niet terugvinden in Kerstens eigen preken. Lees zijn Catechismuspreken, de verschillende prekenbundels en niet te vergeten zijn meditaties over Hebreeën 11 ‘Meer dan overwinnaars’: de lijn van Boston uit het tweede deel van zijn boek vindt u daarin toch niet op gelijke wijze terug. Daarmee kan beslist niet gezegd worden dat er bij ds. Kersten geen welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade in zijn prediking is geweest aan alle hoorders, integendeel! Genoemde citaten in een eerder artikel spreken daarin voor zich; maar het is toch niet zoals Boston daarover spreekt'.
Samenvatting van de visie van Huijser en onderzoeksvoorstel
Ds Huijzer merkt dus een verschil op tussen Kersten en Boston. Met name als het om de bediening van het genadeverbond gaat, is Kersten volgens Huijser anders dan Boston. Dit is een punt wat Golverdingen niet aanroert. Mijns inziens was de heruitgave van het genadeverbond van Boston door Kersten vooral bestemd om te laten zien dat alleen de leer van de twee verbonden Schriftuurlijk is. Kersten had minder belang bij/ interesse in de bediening van het genadeverbond zoals Boston die voorstond. Ik wil in het vervolg deze visie onderbouwen en laten zien waarom ik dit standpunt huldig.
3. Eigen onderzoek
3.1. Het voorwoord van Kersten in de heruitgave
Golverdingen stelt terecht dan het voorwoord van ds. Kersten in de heruitgave van 'Een beschouwing van het genadeverbond' van Thomas Boston polemisch is (zie 2.1). Kersten merkt op: Waartoe de leer van de drie verbonden leidt is te zien in de 'Gereformeerde Geloofsleer' door W Heyns, hoogleraar aan het Calvin College te Grand Rapids. De hoofdstukken, in dit werk gewijd aan het Genadeverbond vormen een doorlopende bestrijding van wat de kerke Gods niet alleen in deze gewesten, maar ook daar buiten van oude tijden af op grond van de Heilige Schrift aangaande het Verbond heeft voorgestaan. Ook is het diep te betreuren, dat heden ten dage sommige leraren, van wie beter zou mogen verwacht worden, zich hebben opgemaakt tot de strijd tegen de oude leer der oude Gereformeerde kerk. Zij kwamen er zelfs toe de misleidende stelling te leren en halsstarrig te verdedigen dat niet alleen de uitverkorenen, maar met Abrahams natuurlijk zaad het Genadeverbond wordt opgericht en zelf de niet uitverkorenen deel hebben aan de goederen van het Genadeverbond (...) In het Verbond der Genade zijn aan Gods uitverkorenen en aan hen alleen vermaakt alle weldaden voor tijd en eeuwigheid'
Commentaar op het Voorwoord van Kersten in Bostons Genadeverbond
Duidelijk is het welke kant Kersten op wilt. Alles lijkt erop dat de uitgave van 'Een beschouwing van het Verbond der Genade' als doel heeft de aanhangers van de leer van de drie verbonden de mond te snoeren. Kersten moet om de leer van de twee verbonden te verdedigen notabene helemaal uitwijken naar Schotland en stelt dat dit de visie is van heel de Gereformeerde kerk. Het doopformulier spreekt echter over 'Abraham en diens natuurlijke zaad' en de catechismus stelt in zondag 27 dat de jonge kinderen gedoopt moeten worden omdat ze evenals de volwassenen in het verbond begrepen zijn en ook aan hen de belofte van de vergeving van de zonde is toegezegd. Het is juist Heyns, de hoogleraar uit Grand Rapids die wijst op de verbondopvatting in het doopformulier en de catechismus die de Gereformeerde kerk in Nederland eeuwenlang heeft gehanteerd (W. Heyns, Gereformeerde Geloofsleer, 139) . Kersten stelt dat men de aloude verbondsleer van de Gereformeerde kerk bestrijdt met de leer van de drie verbonden. Zelf kiest hij echter voor 'Een beschouwing van het verbond der genade' van de Schotse predikant Boston om zijn visie op het genadeverbond te illustreren zonder te rade te gaan bij ons doopformulier en onze catechismus.
3.2. Verschillen tussen Boston en Kersten op een rijtje gezet
In zijn dogmatiek bestrijdt Kersten de aanhangers van de leer van de drie verbonden fel en vooral ook heel stellig. Zo zegt hij: 'Heyns, Woelderink, Schilder en vele Christelijk Gereformeerden borduren op ditzelfde stramien (dat elk natuurlijk kind van gelovig ouders reeds in het verbond is opgenomen 'van zijn geboorte af') en wijken in het geheel af van alle theologen' (De Gereformeerde Dogmatiek deel 1, 313).
Wijken zij die de drie verbonden leer voorstaan af van alle Gereformeerde theologen? Laten we eens kijken wat Boston ervan zegt: 'Het verbond der verlossing en der genade zijn niet twee onderscheiden verbonden maar een en hetzelfde verbond. Ik weet dat vele Godgeleerden zich in deze zaak anders uitdrukken en dat met verschillende bedoelingen, waarbij enkele beslist niet nadelig zijn ten aanzien van de leer van de genade' (Een beschouwing van het verbond der Genade blz 66). Boston sprak heel bescheiden over 'Een beschouwing van het Verbond der genade' (a view of the covenant of grace)
Een tweede verschil tussen Kersten en Boston betreft de bediening van het verbond van de genade. Kersten leest Johannes 3:16 inperkend. Het gaat om de uitverkoren wereld en die het anders leren zijn arminiaans (G.H Kersten Korte lessen over Kort Begrip, 52-53). Boston leest in Johannes 3:16 de hele wereld omdat niemand wordt uitgesloten in het evangelie (Een beschouwing van het Verbond der genade, 228). Het genadeverbond heeft paal en perk volgens Boston. In het genadeverbond bevinden zich alleen de uitverkorenen maar het evangelie geldt een ieder, een iegelijk onbepaald en onbeperkt (to sinners of mankind indefinitely Dr. C. Graafland ‘Van Calvijn tot Comrie’, Zoetermeer, 1994, 306.) en dat laat Boston volop merken in zijn preken Kersten handhaafde wel het aanbod van genade voor allen als dogma maar praktiseerde dit veel en veel minder dan Boston. Bij hem is een iegelijk/ een ieder ook weleens de uitverkorenen (zie Johannes 3:16 als voorbeeld)
Een derde verschil naar ik meen tussen Kersten en Boston betreft de inwilliging van het verbond. Bij Kersten en vooral diens volgelingen staat wedergeboorte centraal Als iemand de kernmerken heeft van een wedergeboren dan is hij of zij in het verbond. Niet elke bondeling kent echter Christus en heeft zicht op de vergeving van de zonde (ds. A. Kort, Wedergeboorte of schijngeboorte,107-113). Boston stelt dat elk die mag geloven dat Jezus Zijn of haar Zaligmaker is van de zonde, in het genadeverbond is. Het werk van de wet is voorbereidend van aard. Wie gelooft, willigt het verbond in. Natuurlijk is men dan wedergeboren maar Boston maakte geloof en wedergeboorte niet los van elkaar ('Een beschouwing van het Verbond der Genade', 297-316).
3.3. Slotconclusie
De vraag die we aan het begin stelde was om welke reden Kersten in 1931 'Een beschouwing van het verbond der genade' van Boston uitgaf. Golverdingen meende (2.1) dat Kersten dit deed om de leeruitspraken van 1931 te illustreren. Weliswaar zijn alle uitverkoren in het Verbond maar het evangelie komt tot allen. Dat punt wilde Kersten maken. Huijser echter ziet het als een verlegenheidsoplossing (2.2). Kersten had geen tijd om zelf een boek te schrijven over het genadeverbond. Huijser meent dat Kersten anders dacht dan Boston over de bediening van het genadeverbond. Kersten spreekt volgens Huijser in zijn geschriften anders over het aanbod van genade dan Boston doet. Mijns inziens heeft Huijser een punt (maar ook een eigen agenda die verder voert dan Kersten voor lief zou houden. Golverdingen laat Kersten graag in de pas lopen met Boston. Golverdingen heeft ook zijn agenda namelijk het aanbod van genade binnenboord houden van de Ger. Gem.)
Zelf komen we tot de conclusie (3.1) vanuit het Voorwoord dat Kersten schreef in 1931 in 'Een beschouwing van het verbond der genade' dat Kersten vooral met dit boek de leer van de drie verbonden wilde weerleggen en de juistheid van de verbondsvisie van 1931 wilde onderstrepen. Met Boston achter de hand had hij een theoloog van formaat bij de hand die in de rechterflank geliefd is. Mijns inziens heeft Huijser een punt dat Kersten op het punt van de bediening van het verbond, het aanbod van genade, minder ruim is dan Boston (3.2). Tevens als het om de inwilliging van het verbond gaat is er ook een verschil tussen Kersten en Boston (3.2). Bij Boston willigt men het verbond der genade in door het zaligmakende geloof. Bij Kersten en zijn volgelingen is dat de wedergeboorte waarbij het geloof in Christus meer en meer op de achtergrond raakt. Zeker als men let op zijn huidige volgelingen (ds. A. Kort, Wedergeboorte of schijngeboorte,117-119).