Tekst en uitleg
1 Marcus 10:45
Een sleuteltekst
Markus 10:45 wordt gezien als een sleuteltekst in het evangelie van Marcus. Marcus 10:45 verwoordt precies het thema waarover Markus schrijft. Jezus is gekomen om te dienen en Hij is niet allereerst gekomen om gediend te worden. Kortom in Marcus 10:45 laat Jezus zien wat de bedoeling is van Zijn komst naar deze aarde. Hij is geen streng meedogenloos Heerser. Integendeel. We moeten deze uitspraak van Jezus zien in de context. Jezus had even er voor aan zijn discipelen verteld over zijn aanstaande lijden (Markus 10:33). Meteen erna volgt de vraag van Jacobus en Johannes of zij mogen zitten met Hem op de troon. Ze zeggen: 'Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter-, en de ander aan Uw linker hand in Uw heerlijkheid' (Markus 10:37).
De Troon of de troon
Niet duidelijk is het waar Jacobus en Johannes op doelen. Wat wordt bedoeld met 'Uw heerlijkheid'? Wie deze tekst leest vanuit Psalm 73:24 'Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna opnemen in Uw heerlijkheid' zal denken aan het zitten van Jezus op Zijn hemelse Troon in Gods heerlijkheid. Het begrip 'heerlijkheid' kent ook een aardse betekenis. In Jesaja 13:19 wordt het machtige Babel ook een heerlijkheid genoemd. Kortom hadden Jacobus en Johannes een aards gerichte visie op Jezus' macht of een hemels gerichte visie op Zijn macht? Jezus laat echter zien dat Zijn macht allereerst dienend van aard is.
Een correctie
Jezus stelt dat Hij is gekomen om te dienen en niet om gediend te worden: 'Want OOK de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen' (Markus 10:45 a). Opvallend is het woordje 'ook'. In Grieks staat 'kai' wat men ook mag vertalen met 'zelfs'. Dus: 'Want zelfs de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen'. In Daniel 7:14 wordt gezegd dat de Zoon van de mens alle heerschappij zal krijgen. Er staat daar: 'En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden (In tegenstelling tot het rijk van Babel, van de Perzen etc..). Jezus lijkt dit beeld bij te stellen. Zijn eerste komst is niet zoals Daniel 7:14 stelt. Daar gaat nog wat aan vooraf: 'Want zelfs de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen '. Als zelfs de Zoon van de mens niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen dan geldt dat zeker voor zijn volgelingen. Zij zijn niet meer dan hun Meester!
In de plaats van velen
Wat houdt dit dienen in? Meteen zegt Jezus er achter wat dit dienen inhoudt: 'Want ook de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen' (Markus 10:45). In het Grieks staat 'voor velen': anti polloon (velen). Het woordje 'anti' kennen wij wel. In ons taalgebruik heeft het de betekenis gekregen van 'tegen'. Denk aan anti-worteldoek, anti-kraak of aan het begrip antichrist. In het TWNT (Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament' band 1, pagina 373) staat dat de grondbetekenis van anti, in de plaats van is. Het gaat dus in onze tekst om de plaatsvervanging (stellvertretung). Jezus gaf Zijn leven als een rantsoen, dat is losprijs in de plaats van velen die anders de eeuwige dood hadden moeten sterven. Hij stierf plaatsvervangend in hun plaats. Markus 10:45 verwijst dus naar de Dienstknecht uit Jesaja 53. Hij ging de dood in plaatsvervangend voor doodschuldigen. Deze dienstknecht nodigt ook u en jou om te delen in Zijn dienende werk. Hij werft nog steeds onderdanen voor Zijn heerlijke Koninkrijk wat eens aanbreken zal... Dan gaat Daniel 7:14 in vervulling. Dan zal de Zoon van de Mens gediend worden in volmaaktheid voor eeuwig...
2 Genesis 1 vers 26
In Gods beeld
De mens is volgens Genesis 1:26 geschapen in Gods beeld. In Genesis 1:26 staat: 'Laat ons mensen maken in ons beeld en naar onze gelijkenis'. De Statenvertalers en vele andere vertalingen lezen: 'Laat ons mensen maken naar ons beeld en naar onze gelijkenis'. De Statenvertalers en vele andere vertalingen harmoniseren de voorzetsels. De vraag is of dit correct is. Er staat echter in (be) Gods beeld en niet naar (ke) Gods beeld. Er staat wel naar (ke) onze gelijkenis. Men heeft vervolgens naar ons beeld gelijk getrokken met naar onze gelijkenis. Het is met name Kohlbrugge geweest die daar de vinger bij gelegd heeft.
Naar zijn gelijkenis
De mens is volgens Genesis 1:26 geschapen in Gods beeld en naar Zijn gelijkenis. Naar Zijn gelijkenis wil zeggen dat de mens op God lijkt. De mens vertoonde het beeld van God en wel zodanig dat hij leek op God. Hij leek sprekend op God. Zo heeft God de mens geschapen. Het lijken op God kon de mens niet los van God verwerkelijken. De mens was geschapen in Gods beeld. Alleen in God en verbonden met God kon de mens Gods beeld verwerkelijken. De val van de mens is dat satan de mens los van God Zijn beeld wilde laten vertonen. ´Als je eet zult je zijn als God´ stelde de satan. Dit is een gelijkenis zonder te blijven in Gods beeld. De mens deed het en door deze ongehoorzaamheid verloor de mens Gods beeld omdat hij niet langer verbonden was met God. Hij leek niet langer meer op God. Hij werd goddeloos.
De Drie-eenheid zegt: Laat ons mensen maken
Er staat: 'Laat ons mensen maken...`. Opvallend is dit meervoud. Daar is al veel over geschreven. De gereformeerde uitleggers zagen hier doorgaans de Drie-eenheid in. Guido de Bres zegt in artikel 9 van de Nederlandse geloofsbelijdenis: `Dit alles weten wij, zo uit de getuigenissen van de Heilige Schrift, (...) De getuigenissen van de Heilige Schriften, die ons leren deze Heilige Drievuldigheid te geloven, (...) In Genesis 1:26,27, zegt God: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis, enz. En God schiep de mens naar Zijn beeld; man en vrouw schiep Hij hen. Insgelijks Gen. 3:22: Zie, de mens is geworden als Onzer een. Daaruit blijkt dat er meer dan één Persoon in de Godheid is, als Hij zegt: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld ; en Hij wijst daarna de enigheid aan, als Hij zegt: God schiep. Het is wel waar dat Hij niet zegt hoeveel Personen er zijn; maar hetgeen voor ons wat duister is in het Oude Testament, dat is zeer klaar in het Nieuwe´.
De goden zeggen: Laat ons mensen maken
Het zijn de moderne theologen in navolging van Julius Wellhausen die stellen dat dit nog een oude restant is van het oorspronkelijk veelgodendom. De godsdienst van Israël zou net als de omliggende volken eerst een veelgodendom hebben bezeten en door de profeten zijn teruggebracht naar een God alleen geloof. Deze tekst zou een oude restant zijn die men over het hoofd gezien heeft. Wat overigens wel erg slordig zou zijn want in Genesis 1 vers 27 lezen ´en God schiep (werkwoord staat in enkelvoud) de mens.
De Schriftvisie van de moderne theologen
Duidelijk is dat de moderne theologen de Bijbel zien als een boek geschreven door mensen en niet een boek van God geschreven door heilige schrijvers die door de Geest werden geïnspireerd. Om die reden komen zij met dit denksysteem. Israël moet volgens dit denksysteem net als de omliggende volken geloofd hebben in veel goden. In dit denksysteem zit ook denkgeest van de evolutie van Darwin. Er is sprake van een langzame ontwikkeling van een primitief amoreel veelgodendom naar een moreel hogerstaand geloof in een God alleen. Het is de beweging van aap (zonder morele verantwoording) naar een mens (met morele verantwoording). Het past in de denkgeest van de 19de eeuw. De eeuw waarin men geloofde in de menselijk vooruitgang. De Bijbel is op zijn best een boek van de menselijke vooruitgang in diens geloof maar niet een boek van God waarin God Zich bekendmaakt.
Een heilig zelfoverleg: Laat ons mensen maken
Volgens andere schriftverklaarders zou het in Genesis 1 vers 26 gaan om een heilig zelfoverleg. God maakte de mens niet in een opwelling. Na een soort Goddelijk overleg werd besloten om de mens te maken. God spoort Zichzelf aan om Zijn plan te verwerkelijken. In dit heilige zelfoverleg wist God ook wat er van de mens terecht zou komen. Deze visie komt overeen met de visie dat het hier gaat om de Drie-eenheid. Men leest Genesis 1 vers 26 vanuit het geheel van de Schrift en men komt niet zoals de moderne theologen doen met een visie van buitenaf. Men breekt de Schrift niet open maar laat de Schrift in het geheel spreken en men ziet de Schrift als Gods Woord weliswaar vertolkt door mensen maar toch niet geheel menselijk. Het heilige zelfoverleg kan men combineren met de Drie-eenheid. Het zou dan gaan om een overleg tussen de Drie Personen in het Goddelijke wezen om de mens te maken. ´Laat ons mensen maken´ is dan het besluit dat volgt na rijp beraad. Het plan om de mens te maken is dus niet in een opwelling geschied. Er ging een Goddelijk overleg aan vooraf.
De sobere vermelding van de raad Gods van eeuwigheid
De Schrift vertelt niet veel over de raad van God van eeuwigheid. Sommige theologen menen er veel van te weten. Ze hebben het dan telkens over God verkiezing. Daar ging de raad van God over. God besloot toch mensen te maken ondanks de val maar Hij heeft eerst besloten wie Hij verkoren heeft tot het eeuwige leven. Dit soort scholastiek kent de Schrift niet. De Schrift roept de mens op om in God te geloven en zich te bekeren van de zonde. Het is waar dat de gelovige ook mag blikken in Gods verkiezing van eeuwigheid. Men mag dan vertroost worden met deze tekst uit het troostboek van Jeremia (31 vers 3) : ´De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde´. Hoewel Gods plan van eeuwigheid niet een opwelling is, is het ook weer niet een koel zakelijk plan. Achter dit plan zit een liefhebbend God die niet wil dat iemand verloren gaat en Hij voert Zijn plan uit langs de welmenende roeping die tot allen zonder onderscheid komt (Spreuken 1 vers 20 tot 24).
De zonen van God zijn de gevallen engelen
In Genesis 6 vers 3 lezen we dat de zonen van God de dochters van de mens aanzagen. Sommige verklaarders, met name in de Vroege kerk maar ook moderne verklaarders, menen dat de zonen van God de gevallen engelen zijn. Zij betrekken Job 1 vers 6 erbij waar staat ´Er was nu een dag, als de kinderen Gods (zonen van God) kwamen, om zich voor de HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam´. Hier zouden de zonen van God de engelen zijn wat niet onaannemelijk is maar dan wel de goede engelen. Wat anders is het om Job 1 vers 6 te gebruiken als commentaar op Genesis 6 vers 3. De schrijver van het boek Job kan met de zonen van God heel iets anders bedoeld hebben dat de schrijver van Genesis. Dat dient men in de gaten te houden. Men moet de leesroute van Genesis zelf volgen.
De zonen van God zijn de beelddragers van God
Ik wil daarom een ander voorstel doen. In Egypte noemden de farao´s zich ook zonen van de goden. De naam Ramses betekent ´zoon van Ra´. Ra was de zonnegod. Volgens Genesis 1 vers 26 is de mens geschapen in Gods beeld en naar Zijn gelijkenis en is hij dus een zoon van God. Hij lijkt sprekend op God als het goed is. Om die reden zien veel gereformeerde uitleggers de zonen van God als het geslacht van Set (Zet). God had Set in de plaats geset van de vermoorde Abel (de naam set betekent in Hebreeuws zetten om woordspeling te laten klinken zou men ook van Zet kunnen spreken). Op het Goddelijk schaakbord zette God Zet in nadat Kain de Godzalige Abel gedood had.. Aanvankelijk was dit een goede zet. Vele van het nageslacht van Zet vertoonde Gods beeld maar het ging weer mis toen het geslacht van Zet de dochters van de mensen aanzagen. Dat zijn de dochters van de doodslager Kain... en toen ging het weer mis op de aarde. Gods beeld werd nog nauwelijks vertoond... De zondvloed volgde. God maakt met Noach schoonschip.
De Zoon van God als de ware beelddrager
Maar helaas de zonen van God vermengden zich steeds met de omliggende volken. Ook het volk Israël als zoon van God liet het liggen. God zegt door monde van Hosea (11 vers 1): 'Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen'. Deze zoon bleek het beeld van God niet te kunnen vertonen. Hij was niet in God en in Gods beeld maar vertoonde het beeld van de volken rondom. Hij was net als hen uit God gevallen door de val van Adam, de eerste mens. Om die reden moest de echte Zoon van God komen die niet geschapen is in Gods beeld maar die werkelijk God is. Wie in Hem is door het geloof mag het beeld van God weer gaan dragen. Naar Zijn Goddelijke natuur is Hij volkomen God en naar Zijn menselijke natuur is Hij de ware beelddrager van God omdat Hij in God is. Wie wil weten wie God is moet naar Jezus kijken. Jezus weende voor Jeruzalem dat Hem zou verwerpen. Hij heeft geen lust in de dood van de goddeloze. Integendeel Hij nodigt zondaren zoals wij van huis uit zijn.
1 Marcus 10:45
Een sleuteltekst
Markus 10:45 wordt gezien als een sleuteltekst in het evangelie van Marcus. Marcus 10:45 verwoordt precies het thema waarover Markus schrijft. Jezus is gekomen om te dienen en Hij is niet allereerst gekomen om gediend te worden. Kortom in Marcus 10:45 laat Jezus zien wat de bedoeling is van Zijn komst naar deze aarde. Hij is geen streng meedogenloos Heerser. Integendeel. We moeten deze uitspraak van Jezus zien in de context. Jezus had even er voor aan zijn discipelen verteld over zijn aanstaande lijden (Markus 10:33). Meteen erna volgt de vraag van Jacobus en Johannes of zij mogen zitten met Hem op de troon. Ze zeggen: 'Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter-, en de ander aan Uw linker hand in Uw heerlijkheid' (Markus 10:37).
De Troon of de troon
Niet duidelijk is het waar Jacobus en Johannes op doelen. Wat wordt bedoeld met 'Uw heerlijkheid'? Wie deze tekst leest vanuit Psalm 73:24 'Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna opnemen in Uw heerlijkheid' zal denken aan het zitten van Jezus op Zijn hemelse Troon in Gods heerlijkheid. Het begrip 'heerlijkheid' kent ook een aardse betekenis. In Jesaja 13:19 wordt het machtige Babel ook een heerlijkheid genoemd. Kortom hadden Jacobus en Johannes een aards gerichte visie op Jezus' macht of een hemels gerichte visie op Zijn macht? Jezus laat echter zien dat Zijn macht allereerst dienend van aard is.
Een correctie
Jezus stelt dat Hij is gekomen om te dienen en niet om gediend te worden: 'Want OOK de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen' (Markus 10:45 a). Opvallend is het woordje 'ook'. In Grieks staat 'kai' wat men ook mag vertalen met 'zelfs'. Dus: 'Want zelfs de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen'. In Daniel 7:14 wordt gezegd dat de Zoon van de mens alle heerschappij zal krijgen. Er staat daar: 'En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden (In tegenstelling tot het rijk van Babel, van de Perzen etc..). Jezus lijkt dit beeld bij te stellen. Zijn eerste komst is niet zoals Daniel 7:14 stelt. Daar gaat nog wat aan vooraf: 'Want zelfs de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen '. Als zelfs de Zoon van de mens niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen dan geldt dat zeker voor zijn volgelingen. Zij zijn niet meer dan hun Meester!
In de plaats van velen
Wat houdt dit dienen in? Meteen zegt Jezus er achter wat dit dienen inhoudt: 'Want ook de Zoon van de mens is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen' (Markus 10:45). In het Grieks staat 'voor velen': anti polloon (velen). Het woordje 'anti' kennen wij wel. In ons taalgebruik heeft het de betekenis gekregen van 'tegen'. Denk aan anti-worteldoek, anti-kraak of aan het begrip antichrist. In het TWNT (Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament' band 1, pagina 373) staat dat de grondbetekenis van anti, in de plaats van is. Het gaat dus in onze tekst om de plaatsvervanging (stellvertretung). Jezus gaf Zijn leven als een rantsoen, dat is losprijs in de plaats van velen die anders de eeuwige dood hadden moeten sterven. Hij stierf plaatsvervangend in hun plaats. Markus 10:45 verwijst dus naar de Dienstknecht uit Jesaja 53. Hij ging de dood in plaatsvervangend voor doodschuldigen. Deze dienstknecht nodigt ook u en jou om te delen in Zijn dienende werk. Hij werft nog steeds onderdanen voor Zijn heerlijke Koninkrijk wat eens aanbreken zal... Dan gaat Daniel 7:14 in vervulling. Dan zal de Zoon van de Mens gediend worden in volmaaktheid voor eeuwig...
2 Genesis 1 vers 26
In Gods beeld
De mens is volgens Genesis 1:26 geschapen in Gods beeld. In Genesis 1:26 staat: 'Laat ons mensen maken in ons beeld en naar onze gelijkenis'. De Statenvertalers en vele andere vertalingen lezen: 'Laat ons mensen maken naar ons beeld en naar onze gelijkenis'. De Statenvertalers en vele andere vertalingen harmoniseren de voorzetsels. De vraag is of dit correct is. Er staat echter in (be) Gods beeld en niet naar (ke) Gods beeld. Er staat wel naar (ke) onze gelijkenis. Men heeft vervolgens naar ons beeld gelijk getrokken met naar onze gelijkenis. Het is met name Kohlbrugge geweest die daar de vinger bij gelegd heeft.
Naar zijn gelijkenis
De mens is volgens Genesis 1:26 geschapen in Gods beeld en naar Zijn gelijkenis. Naar Zijn gelijkenis wil zeggen dat de mens op God lijkt. De mens vertoonde het beeld van God en wel zodanig dat hij leek op God. Hij leek sprekend op God. Zo heeft God de mens geschapen. Het lijken op God kon de mens niet los van God verwerkelijken. De mens was geschapen in Gods beeld. Alleen in God en verbonden met God kon de mens Gods beeld verwerkelijken. De val van de mens is dat satan de mens los van God Zijn beeld wilde laten vertonen. ´Als je eet zult je zijn als God´ stelde de satan. Dit is een gelijkenis zonder te blijven in Gods beeld. De mens deed het en door deze ongehoorzaamheid verloor de mens Gods beeld omdat hij niet langer verbonden was met God. Hij leek niet langer meer op God. Hij werd goddeloos.
De Drie-eenheid zegt: Laat ons mensen maken
Er staat: 'Laat ons mensen maken...`. Opvallend is dit meervoud. Daar is al veel over geschreven. De gereformeerde uitleggers zagen hier doorgaans de Drie-eenheid in. Guido de Bres zegt in artikel 9 van de Nederlandse geloofsbelijdenis: `Dit alles weten wij, zo uit de getuigenissen van de Heilige Schrift, (...) De getuigenissen van de Heilige Schriften, die ons leren deze Heilige Drievuldigheid te geloven, (...) In Genesis 1:26,27, zegt God: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis, enz. En God schiep de mens naar Zijn beeld; man en vrouw schiep Hij hen. Insgelijks Gen. 3:22: Zie, de mens is geworden als Onzer een. Daaruit blijkt dat er meer dan één Persoon in de Godheid is, als Hij zegt: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld ; en Hij wijst daarna de enigheid aan, als Hij zegt: God schiep. Het is wel waar dat Hij niet zegt hoeveel Personen er zijn; maar hetgeen voor ons wat duister is in het Oude Testament, dat is zeer klaar in het Nieuwe´.
De goden zeggen: Laat ons mensen maken
Het zijn de moderne theologen in navolging van Julius Wellhausen die stellen dat dit nog een oude restant is van het oorspronkelijk veelgodendom. De godsdienst van Israël zou net als de omliggende volken eerst een veelgodendom hebben bezeten en door de profeten zijn teruggebracht naar een God alleen geloof. Deze tekst zou een oude restant zijn die men over het hoofd gezien heeft. Wat overigens wel erg slordig zou zijn want in Genesis 1 vers 27 lezen ´en God schiep (werkwoord staat in enkelvoud) de mens.
De Schriftvisie van de moderne theologen
Duidelijk is dat de moderne theologen de Bijbel zien als een boek geschreven door mensen en niet een boek van God geschreven door heilige schrijvers die door de Geest werden geïnspireerd. Om die reden komen zij met dit denksysteem. Israël moet volgens dit denksysteem net als de omliggende volken geloofd hebben in veel goden. In dit denksysteem zit ook denkgeest van de evolutie van Darwin. Er is sprake van een langzame ontwikkeling van een primitief amoreel veelgodendom naar een moreel hogerstaand geloof in een God alleen. Het is de beweging van aap (zonder morele verantwoording) naar een mens (met morele verantwoording). Het past in de denkgeest van de 19de eeuw. De eeuw waarin men geloofde in de menselijk vooruitgang. De Bijbel is op zijn best een boek van de menselijke vooruitgang in diens geloof maar niet een boek van God waarin God Zich bekendmaakt.
Een heilig zelfoverleg: Laat ons mensen maken
Volgens andere schriftverklaarders zou het in Genesis 1 vers 26 gaan om een heilig zelfoverleg. God maakte de mens niet in een opwelling. Na een soort Goddelijk overleg werd besloten om de mens te maken. God spoort Zichzelf aan om Zijn plan te verwerkelijken. In dit heilige zelfoverleg wist God ook wat er van de mens terecht zou komen. Deze visie komt overeen met de visie dat het hier gaat om de Drie-eenheid. Men leest Genesis 1 vers 26 vanuit het geheel van de Schrift en men komt niet zoals de moderne theologen doen met een visie van buitenaf. Men breekt de Schrift niet open maar laat de Schrift in het geheel spreken en men ziet de Schrift als Gods Woord weliswaar vertolkt door mensen maar toch niet geheel menselijk. Het heilige zelfoverleg kan men combineren met de Drie-eenheid. Het zou dan gaan om een overleg tussen de Drie Personen in het Goddelijke wezen om de mens te maken. ´Laat ons mensen maken´ is dan het besluit dat volgt na rijp beraad. Het plan om de mens te maken is dus niet in een opwelling geschied. Er ging een Goddelijk overleg aan vooraf.
De sobere vermelding van de raad Gods van eeuwigheid
De Schrift vertelt niet veel over de raad van God van eeuwigheid. Sommige theologen menen er veel van te weten. Ze hebben het dan telkens over God verkiezing. Daar ging de raad van God over. God besloot toch mensen te maken ondanks de val maar Hij heeft eerst besloten wie Hij verkoren heeft tot het eeuwige leven. Dit soort scholastiek kent de Schrift niet. De Schrift roept de mens op om in God te geloven en zich te bekeren van de zonde. Het is waar dat de gelovige ook mag blikken in Gods verkiezing van eeuwigheid. Men mag dan vertroost worden met deze tekst uit het troostboek van Jeremia (31 vers 3) : ´De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde´. Hoewel Gods plan van eeuwigheid niet een opwelling is, is het ook weer niet een koel zakelijk plan. Achter dit plan zit een liefhebbend God die niet wil dat iemand verloren gaat en Hij voert Zijn plan uit langs de welmenende roeping die tot allen zonder onderscheid komt (Spreuken 1 vers 20 tot 24).
De zonen van God zijn de gevallen engelen
In Genesis 6 vers 3 lezen we dat de zonen van God de dochters van de mens aanzagen. Sommige verklaarders, met name in de Vroege kerk maar ook moderne verklaarders, menen dat de zonen van God de gevallen engelen zijn. Zij betrekken Job 1 vers 6 erbij waar staat ´Er was nu een dag, als de kinderen Gods (zonen van God) kwamen, om zich voor de HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam´. Hier zouden de zonen van God de engelen zijn wat niet onaannemelijk is maar dan wel de goede engelen. Wat anders is het om Job 1 vers 6 te gebruiken als commentaar op Genesis 6 vers 3. De schrijver van het boek Job kan met de zonen van God heel iets anders bedoeld hebben dat de schrijver van Genesis. Dat dient men in de gaten te houden. Men moet de leesroute van Genesis zelf volgen.
De zonen van God zijn de beelddragers van God
Ik wil daarom een ander voorstel doen. In Egypte noemden de farao´s zich ook zonen van de goden. De naam Ramses betekent ´zoon van Ra´. Ra was de zonnegod. Volgens Genesis 1 vers 26 is de mens geschapen in Gods beeld en naar Zijn gelijkenis en is hij dus een zoon van God. Hij lijkt sprekend op God als het goed is. Om die reden zien veel gereformeerde uitleggers de zonen van God als het geslacht van Set (Zet). God had Set in de plaats geset van de vermoorde Abel (de naam set betekent in Hebreeuws zetten om woordspeling te laten klinken zou men ook van Zet kunnen spreken). Op het Goddelijk schaakbord zette God Zet in nadat Kain de Godzalige Abel gedood had.. Aanvankelijk was dit een goede zet. Vele van het nageslacht van Zet vertoonde Gods beeld maar het ging weer mis toen het geslacht van Zet de dochters van de mensen aanzagen. Dat zijn de dochters van de doodslager Kain... en toen ging het weer mis op de aarde. Gods beeld werd nog nauwelijks vertoond... De zondvloed volgde. God maakt met Noach schoonschip.
De Zoon van God als de ware beelddrager
Maar helaas de zonen van God vermengden zich steeds met de omliggende volken. Ook het volk Israël als zoon van God liet het liggen. God zegt door monde van Hosea (11 vers 1): 'Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen'. Deze zoon bleek het beeld van God niet te kunnen vertonen. Hij was niet in God en in Gods beeld maar vertoonde het beeld van de volken rondom. Hij was net als hen uit God gevallen door de val van Adam, de eerste mens. Om die reden moest de echte Zoon van God komen die niet geschapen is in Gods beeld maar die werkelijk God is. Wie in Hem is door het geloof mag het beeld van God weer gaan dragen. Naar Zijn Goddelijke natuur is Hij volkomen God en naar Zijn menselijke natuur is Hij de ware beelddrager van God omdat Hij in God is. Wie wil weten wie God is moet naar Jezus kijken. Jezus weende voor Jeruzalem dat Hem zou verwerpen. Hij heeft geen lust in de dood van de goddeloze. Integendeel Hij nodigt zondaren zoals wij van huis uit zijn.